NIEUWE No. 1301. Vrijfag 5 October 1888. 13de Jaargang. Vaticaan en Quirinaal. BUITENLAND. Moïna. H44RLIH8CHE E0BR4IT. ABONNEMENTSFB IJS Per 3 maanden voor Haarlem Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. Voor het Buitenland Afzjnderljjke Nummers Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Janstraat Haarlem. 0,85 1,10 1,80 0,06 AGITE MA NON AGITATE. TRIJS OER ADVEBTENTIÊN Van 16 regels.30 Cents. Elke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers: K UPPERS LAUREY. Ten aanzien der Romeinsche quaestie be vat de Osservatore Romano een lezenswaar dig artikel, dat wij om zijne hooge be langrijkheid aan onze lezers wenschen mede te deeleD. Het is in de laatste dagen, zoo schrijft genoemd orgaan, zeer duidelijk geworden, dat het Italiaausche radicalisme zijne hou ding tegenover de Kerk geheel en al heelt veranderd. Sinds de bezetting van Rome tot nog korten tijd geleden behoorde het tot het regeeriugsprogram in Italië, aan het beschaafde Europa en aan de katho lieke wereld te verkondigen en trachten diets te maken, dat het gelijktijdig naast elkander bestaan der Pauselijke en Koniuk- lijke macht t6 Rome, niet alleen mogeljjk, maar ook in de praktijk zeer licht en ge makkelijk uitvoerbaar is. Sinds eenige maanden is men van opinie veranderd. In den tegenwoordigeu tijd is men er op uit om het gelijktijdig bestaan van den Pauselijken Stoel en van den Italiaanschen Troon te Rome voor eene onmogelijkheid te verklaren en ook ieiteljjk onmogelijk te maken. De vraag of deze verandering in het fiasco, dat de Regeering met hare tol dusver aan den dag gelegde houding heeft gemaakt, of in de ontzettende onverdraagzaamheid der tegenwoordige bewindslieden hare oor zaak heeft, is vooralsnog van weiuig be- teekenis onder alle omstandigheden echter ligt in het enkele feit der verandering van de houding der vijanden vau den Godsdienst eene schitterende zegepraal der Kerk, die door hare onwankelbare trouw en sterkte hare tegenstanders dwingt, voor de gausche wereld de plannen te openbaren, welke men in het belang der revolutie zoo gaarne had verborgen gehouden. Dat het Pausdom op den bodem vau den godsdienst eu der ge rechtigheid dit resultaat heeft bereikt, is voor ous een zeker bewijs, dat ook de toe komstige arbeid eu bemoeiingen onzer tegen standers geen succes zullen hebben. Dat de Italiaansche Regeering aanvankelijk het bewijs wilde geven, dat de Paus naast den Koning te Rome kon resideeren, wordt voldoende aangetoond uit al de verschillende Staatsacten, die iu een geest geschreven waren, om door alle mogelijke middelen de Regeeringen en de volken te misleiden. Wij herinneren aan de bekende procla maties van Victor Emanuel bij den intocht in Rome, aan de bekende waarborgwet, die FEUILLETON. 6) (Vervolg.) //Voor ons niet, want wij leven op eene heel andere manier.// //Joï,// zeide Moïna ernstig, //ik word hier overal met afkeer en wantrouwen ont vangen alsof ik eene vreemdelinge ware en toch behoor ik tot uwen stam. Dat bedroeft en grieft mij. Neem ten minste de proef met mjj, en laat mij toonen wat ik kan. Als ik u niet beval, zal ik zien mij te veranderen; als ik niet verander; kunt ge mij verbannen en wegjagen; maar dan zjjt ge toch niet onrechtvaardig geweest.» //Zoo, zoo, wilt ge u veranderen Daar zou ik dan maar aanstonds mee beginnen.// „Gij neemt mijne woorden verkeerd op, vrees ik. Er is iets, wat ik nooit veranderen zal, en dat is mijn Godsdienst. Ik zal getrouw blijven aan mjjn heilig geloof en aan mjjne christelijke plichten. Ik zal u in alles onderda nig zijn en u naar mijn best vermogen dienen; maar ik zal nimmer iets doen, wat strijdig is met mijne eer of mjjn geweten.// //Hoort ge dat?» vroeg Joï aan Camarda. „Zeker, zij heeft groot gelijk, en ik zal haar tegeu allen beschermen; zelfs tegen u.» //Wat durft ge daar te zeggen?// i/O Joï, ge weet niet wat een engel mijne dochter is, en hoe zeer ik haar bemin//. //Houdt zij ook zooveel van u?» Camarda aarzelde, doch Moïna wierp zich in hare armen eu zeide: „Zeker, moederlief, zeg maar gerust ja.» immers uitsluitend gemaakt werd met het doel om aau de goede oogmerken der Ita liaausche Regeering te doen gelooven. Wij herinneren er aan, hoe veel moeite men zich gaf elk decreet van den H. Stoel als een betoog aan te duiden van de onaf hankelijkheid des Pausen. Wij herinneren er aan, hoe men zelfs, ofschoon de feiten er geeu recht op gaven, ten aanzien van het laatste jubileum, de groote demonstratie der Christenheid voor den Pauselijken Ju bilaris, wenschte aangemerkt te zien als een bewijs hoe vrij en ouafkaukelijk de Paus in het nieuwe Rome is, en met hoeveel onderscheiding hij volgens zijne hooge waar digheid wordt behandeld. Het zou overtollig zijn bewijzen aan te voeren, dat dit systeem der leugen en der misleiding is verlaten geworden en dat men integendeel nu verkondigt, dat de gelijk tijdige aanwezigheid van den kerkelijken Opperherder en der Italiaansche Regeering in Rome als tegenstrijdig, als onbestaan baar moet geacht worden. De Italiaan sche Regeeriug tracht er naar, dit betoog te leveren, vermits zij met eigen haud het gansche werk verwoest, dat hare voor gangers met zooveel sluwheid trachtten tot stand te brengen. Iu tegenstelling met datgene, wat bij ontelbare gelegenheden hare voorgangers verzekerden, heeft de Re geering nu openljjk verkondigd, dat het in den tegenwoordigeu tijd den Paus niet meer veroorloofd is zijn verhevea ambt vrij en onafhankelijk uit te oefenen. Zjj heeft dit gedaan door eene in 't leven geroepen wet, die den Paus de uitoefening van zijn ker kelijk gezag als eene misdaad aanrekent eu verbiedt. Sinds vele jaren heeft men op alle mo gelijke wijze getracht te doen gelooven, dat, ondanks alle tegenspraak, den Hei ligen Stoel de volle waardigheid der souve- reii,iteit was toegestaan eu gewaarborgd. Thans wil men deze fictie niet meer laten voortleven. Men sanctionneert maatregelen, die elk recht der Pauselijke exterritoriali teit tot zelfs in zijne eigen woning onder drukt en daarmee toont men aan, dat men niet willens is, den Paus als souvereiu te erkennen, maar dat men hem als een ge woon onderdaan wil beschouwd hebben eu men geeft derhalve toe, dat, volgens de eigen opvatting der Regeering, de zooge naamde waarborgwet slechts eene list was en men het plan heeft er voortaan geene rekening meer mede te houden. Het is niet noodig, andere bewijzen voor deze verandering van tactiek der Italiaan- //Welnu ja dan; en dat God u voor dit woord zegene, mjjn kind!// En zjj nam het hoofd van hare dochter in hare handen en bedekte het met kussen, terwijl Moïna vol vreugde dacht: //O, ik zal mijne moeder bekeeren want zij heeft mij zoo innig lief. Heb dank, o goede God, en verleen mij de genade ook de harten der overigen te treilen.// Toen zij de tent van Joï verliet, begaf Moïna zich terstond naar de vrouwen, welke zij dien morgen had aangetroffen, en die bezig waren het linnengoed in eene kleine beek te wasschen. //Ik kom u helpen,// //zeide zij. „Eene schoone helpster, eene groote dame zooals gjj! Uwe zuster Kira helpt ons ook niet, zij staat goed aangeschreven en mag lanterfanten terwijl wij al het werk moeten doen.„ Moïna had zich reeds in de rjj gesteld, en een groot pak waschgoed genomen. Zij verrichtte haren arbeid met vlugheid en behendigheid als iemand, die onder de menschen had verkeerd en de voordeden der beschaving genoten had; het gevolg was, dal zjj veel vlugger in haar werk slaagde, hoewel zij er minder aan gewoon was en dat zij tienmaal meer deed dan de andere vrouwen. Die het dichtst bjj baarstond bemerkten dat en deden het ook aan de overige opmerken. Aller oogen vestigden zich op haar. Men fluis terde onder elkander, doch niemand durfde haar om eene les vragen. Moïna had dit alles zeer goed gezien, zonder dat zij er op scheen te letten, en meende nu, dat het oogenblik ge komen was, zich goede vrienden te maken. Kent gij deze manier niet?" vroeg zij; //zoo doet men het in Erankrjjk.» sche Regeeriug aan te voeren; ze ziju in massa voorhanden. Wie of wat de oorzaak is van dezen ommekeer van zienswijze der Italiaansche Regeeriug, dat staat vast, dat een nieuwe krijg, nieuwe onderdrukkingen en vervolgingen der Kerk staau te wachten. Aan deze overtuiging heeft dan ook een overigens zeer liberaal blad, >Le Norduit drukking gegeven. Genoemd orgaan schrijft: »Het Opperhoofd der Kerk moet onafhanke lijk zijn van elke Regeering. Het revolu- tionuaire Italië heeft derhalve, door aan den Paus deze onafhankelijkheid te ont nemen, een toestand geschapen, die tegen alle recht indruischt, die het belang der Katholieken van alle Staten benadeelt en derhalve niet op den duur kan blijven be staan. Terwijl iedereen vraagt, wat Dr. Geffc- keu toch wel zou hebben bewogen om het dagboek van Keizer Frederik uit te geven, wordt van officieuze zijde beweerd, dat hij het heeft gedaan uit persoonlijke vijand schap tegen Prins Von Bismarck, dien hjj wilde treffen, door uit het dagboek aan te toonen, dat de Kroonprius ten opzichte der vestiging van het nieuwe Duitsche Rijk zich vrij wat verdienstelijker heeft gemaakt dan Von Bismarck. Zoowel wat die bewering als wat al het overige betreft, blijft het evenwel vooralsnog eene duistere zaak, waar over misschien eerst het proces licht zal verspreiden. In alle geval, ook zonder nog bepaalde lijk te spreken van vijandschap, kan men zeggen, dat Geffckeu nooit een aanhanger van Von Bismarck is geweest, en dat hij het dagboek zeker niet uit vriendschap je gens hem heeft in het licht gegeven. Keizerin Augusta Victoria heeft vau Kei zer Wilhelm, haar gemaal, de orde van den Zwarten Adelaar ontvangen. In alle bladen wordt de aandacht er op gevestigd, dat de Keizer, die thans op reis is, te Constantz eene samenkomst met den Hei tog en den Erfprins vau Nassau heeft gehad. Het is bekend, dat de Hertog zich in 1866 aan de zijde van Oostenrijk had had geschaard en dientengevolge zijn troon heeft verloren. Het wordt echter in Duitsch- land erkend, zoo leest men in een der Berlijusehe bladen dat hij nooit eenig onzuiver middel heeft aangewend om de daaruit outstaue nieuwe orde van zaken te bestrjjden. Later, door het huwelijk zijner dochter met den Erfgroothertog van Baden, //O, wijs het ons eens, als het u belieft. Het gaat beter zoo dan als wij het doen.» Moïna liet de goede gelegenheid niet voorbij gaan. Zij beijverde zich hare gezellinnen te on derrichten, en onder voorwendsel van te too nen hoe het ging, deed zij wel het halve werk alleen. Toen na een paar uren de wasch afge- loopen was, had zij de genegenheid dier vrou wen gewonnen, en stelden allen het grootste vertrouwen in haar. Natuurlijk haastten zij zich om in het kamp alles te vertellen, wat er ge beurd was, en overal den lof van Moïna te verkondigen. De mannen trokken er zich weinig van aan, doch de vrouwen, die nog geen ken nis met haai gemaakt hadden, namen het be sluit dit zoodra mogelijk te doen en haar raad in te winnen. Dien avond voegden Camarda en Kira zich bij de overige Zigeuners, want er had eene groote vertoouing plaats, en bijna het gansche dorp was er vereenigd. Moïna behoefde zich niet te vertoonen, zij bleef in de groote huifkar om op Edmond te passen. Het arme kind had zich reeds aan haar gehecht; hare zachte stem, hare vriendeljjke manieren herinnerden hem aan zijne moeder, en vol kinderlijk vertrouwen nestelde hij zich in hare armen. Het jonge meisje nam hem op den schoot, liefkoosde hem en onder vroeg hem over zijne familie, maar de kleine wist niets anders dan, dat zijne ouders mijnheer de Graaf en mevrouw de Gravin genoemd wer den. Maar waar, en in welk land? En hoe kwam het, dat hjj zich in het kamp der Zigeuners be vond? Hierop wist het knaapje geeu uitleg te geven, en Moïna zag, dat zij met al haar vra gen nog niet veel gevorderd was, ofschoon zjj kleinzoon van Keizer Wilhelm I, werd hem de weg voor eene toenadering tot Pruisen geopend, en thans schijnt er te Constantz eene volledige verzoening te zijn tot stand gekomen. Dat hiertoe politieke redenen bestonden, is alleszins mogelijkde ver zoening kan bjjv. in verband staan met de rechten omtrent erfopvolging in Luxem burg maar in alle geval is het eene merk waardige gebeurtenis. De Times verneemt uit Soeakin, dat de Soedanners zich in hunne loopgraven handhaven. Zij wachten versterking af, om de stad te bestormen. Te Massowah liep een gerucht van den dood des Mahdi's. De President der Fransche republiek heeft eeu besluit onderteekeud betrekking hebbende op de toelating van vreemdelingen iu Frankrijk. In de toelichting wordt ge zegd, dat blijkens de statistiek het reeds aanzienlijke getal vreemdelingen, die zich in Frankrijk vestigen, voortdurend toene mende is. Die toestand vordert de aandacht der Regeering, en op het voorbeeld van andere landen, meent zij dat er aanleiding bestaat om de overheid de gelegenheid te verschaffen, de voorwaarden vast te stellen, op welke aan vreemdelingen toegelaten zal worden in Frankrjjk hun verblijf te kiezen. Het decreet is zoowel van toepassing op de reeds in Frankrijk woonachtige vreem delingen als op degenen,die er zich wenschen neder te zetten. Tegen de vorklaring, welke van de vreem delingen verlangt wordt, kan geen enkel gegrond bezwaar bestaan. De bepaling is echter alleen van toepassing op hen, die zich voorgoed verlangen te vestigen en niet op doortrekkende vreemdelingen. De tekst van het decreet luidt aldus: Ieder vreemdeling, die zich in Frankrjjk verlangt te vestigen, zal binnen veertien dagen na zjjne aankomst eene verklaring moeten inleveren, vermeldende zijne namen, landaard, dag van geboorte, beroep en middel van bestaan. Bij die verklariug moeten de noodige bewijsstukken overgelegd worden. In geval van verandering van woonplaats is eene nieuwe verklaring nood zakelijke. Den lln Oct. wordt te Orleans hetge- denkteeken voor Mgr. Dupanloup onthuld. De beweging, tegen Frankrijk bljjft iu Italië aanhouden. Men wil nu, dat de Regeeriug het personeel der consulaten zuivere*, te beginnen met het ontslag van alle consuls, die niet van Italiaansche na tionaliteit zijn. daarom den moed niet opgaf, want zij begon reeds eenigszins de waarheid te vermoeden. Zjj liet den kleine zjjn avondgebed doen en ver heugde zich over de innige godsvrucht van het blinde kind. Zjj omhelsde hem met teederheid, en hjj liefkoosde haar op echt kinderljjke ma nier. //Ik houd veel van u,» zeide hjj; //maar gij moet mjj bij mama terugbrengen.» //Helaas, arme Edmond, ik ken uwe mama niet, en ik weet ook niet waar zjj woont. Gij kunt mjj niet zeggen waar het is, en ook zjjn wjj niet in staat er naar toe te gaan. Laat ons geduldig zjjn, en den goeden God bidden ons te helpen en te sterken.» //Ja, ik zal goed bidden.» //Maar bidden is niet genoeg, lieve jon gen; gij moet nog iets anders doen, wat niet pleizierig voor u is, maar toch moet gjj het ook doen." „Wat moet ik dan doen?" »Vóor dat ik bjj u kwam, hadt gjj andere meesters niet waar? Ongelukkige meesters, die dengoeden God verlaten hebben, en die u hard en barsch toespraken. Welnu, die meesters willen dat gij vele dingen zult leeren om uw kost te verdienen.» „Ik hoef mjjn kost niet te verdienen, mama zal alles wel betalen.» //Neen, uwe mama zal niet betalen, onge lukkig kind, en gjj zult voor uw brood moeten werken.» „Ik bjgrjjp u niet, Moïna.» (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1888 | | pagina 1