NIEUWE
No, 1302.
Zondag 7 October 1888.
13de Jaargang.
Onbillijke eisclien
B U 1T E M L A 1M t).
7)
Molna.
RAAMÏMSCH! C0ÜI4IT.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 aiaaudeu voor Haarlemt 0.86
Voor de overige plaatsen in Nederland Ir. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
Afzïnderljjke Nummers 0,06
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
jrmwmangar:
ACUTE MA NON AGITATE.
PRIJS OER ADVERTENTIÉN
Van 16 regels .30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie h Contant
Advertentiën worden uiterlyk Maandag-, Woensdag
en Vrijdag- avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KÏÏPPEB8 LAUEEY.
Wjj hebben meermalen doen uitkomen,
dat de eischen der Europeesche maatschappij
in Indië alle begrip van reebt eu billijk
heid te boven gaau.
Als wij daarop wezen, deden wij dat niet
uit antipathie jegens onze landgenooten,
die zich in de Oost vestigden. Integendeel,
wjj koesleren zelfs sympathie voor allen,
die van ondernemingsgeest doen blijken.
Maar tegeu elk streveu, hetwelk niet met
de eiscben des rechts overeenkomt, zullen
wij, zoodra het publiek belaug er bjj be
trokken is, ons steeds verzetteu.
De toon, welke iu Iudië maar al te dik
werf tegenever het moederland wordt aan
geslagen, gaat daarenboven alle perken te
buiten.
Toevallig troffen wjj dezer dagen in een
te Batavia verschijnend blad eene beschou
wing aan, welke ons niet weinig versterkte
in onze opvatting nopens de schier grenzen-
looze aaumatigiug van de planterspartij,
gelijk Mr. Des Amorie Van der Hoeven
zekere fractie onder de Europeanen in Indië
pleegde te noemen.
Bedoeld betoog is van den volgenden
inhoud:
Uitgifte in erfpacht van woeste gronden in
Nederlandsch-Indië. Onder dezen titel is aan
Z. E. den Minister vau Koloniën eene me
morie ingediend door de Nederlandscbe
Maatschappij van Nijverheid en Landbouw
te Batavia. Van dat stuk ontvingen wjj
een afdruk. De bedoeling is vau den Mi
nister te verkrijgen, dat hij traebteu zal
eene regeling in het leveu te roepen, strek
kende om van 1 Januari 1888, zoo niet
algeheele vrijstelling van deu erfpachts ca
non te verleeuen, dan toch niet meer te
doen heffen dan een uniformen canon van
een gulden per bouw van al de iu erfpacht
uitgegeven gronden, tot tjjd eu wjjl de om
standigheden zullen toelaten om zouder ge
vaar voor de toekomst der ondernemingen,
tot de oorspronkelijke heffing terug te keeren.
»Heb denkbeeld, dat de kern uitmaakt
van het verzoek: éen guldeu per bouw,
juichen wjj toe.
Daarmede is ruimschoots voldaan aan
den eisch of ten minste de bedoeling, dat
het recht van eigendom op de uitgegeven
gronden door eene heffing van de gebruikers
wordt geconstateerd.
»Het is even eenvoudig als rechtvaardig,
en de Minister van Koloniën Mr. L. W. C.
Keucheniusis er geheel de man naar een
willig oor te hebben voor wat eenvoudig
en rechtvaardig is.
FEUILLETON.
(Vervolg.)
„Ge zult het spoedig genoeg b,;grjjpen. Zij
die u moeten onderrichten, zullen u misschien
slaan en kwaad doen; maar als gjj zoudt willen
dan zouden wjj samen leeren, en dan zal het
veel beter gaan, en men zou u niets doen; maar
dan moet ge heel leerzaam en gewillig wezen,
ik zal bjj uwe lessen tegenwoordig zjjn, en ze
dan met u herhalen om hen te vreden te stellen.
Ook uw hondje Nada zal men gaan «dresseeren*
vrees ik,"
"O, ze mogen Nada niets doen; het is
ssoo'n goed beest; hij kan me zoo goed leiden,
daar ik dikwijls met hem alleen mocht gaan
spelen en wandelen.
Nu begreep Moïna de geheele toedracht der
zaak; men had op zulk een oogenblik zeker
beiden opgepakt.
«Als ik nii maar eenig# aanwijziging
had,« dacht zij, „dan kon ik mijne weldoenster
Waarschuwen. Die zou dan inlichtingen vragen
en bericht om inlichtiugen in de couranten laten
zetten. O, goede God, doe mij toch kennen wat
ik beginnen moet!// lien vurig gebed gaf haar
Weldra hare hoop en kalmte terug.
Gelijk Kira gezegd had, kwam den volgenden
morgen een der knapste en ruwste Zigeuners
om den kléinen Edmond te „drèsseeren." Moïna
was er bjj tegenwoordig, én zag met smart hoe
Adressant, dit bedenkend, had door ziju
>zoo niet algeheele vrijstelling* geeue plaat3
moeteu gunnen aan het denkbeeld: boleh
tawar. Dat doet men tegenover een Mi
nister als de Heer Sprenger Van Eijk.
Men ziet hieruit, dat niet alleen menig
Indisch hoofdambtenaar door de vulgaire
denkbeelden van dezen heer op een dwaal
spoor is geraakt, wat zijue begrippen aan
gaat over handel en nijverheid, maar
dat zelfs belaughebbeudeu zóólang de slechte
allures hebben zien en zelf moeten volgen,
dat zij deu goeden weg uiot zoo dadelijk
kunnen terugvinden.
»Vaudaar het: als 't later'n beetje goed
gaat, zullen we wel weêr wat meer op
dokken
»Wat is dat voor eene redeneering?
»0, ouder den Heer Sprenger Van Eijk
ging dat; die Miuister was een belasting
ambtenaar; een tollenaar, geen Staatsman.
Ouder het régime vau zulk eene per
soonlijkheid, ontaardt de grondslag voor
de heffing van belastingen eu recoguitiëu,
in het uitschrjjveu van rekeningen; in het
maken vau extracten uit de boekeuin
een geharrewar, dat buiten alle economisch
begrip om, den fiscus deu contribuabele
doet toeroepen: »Nu, laat me 'leis iu je
portemonnaie kjjkeneu als hij gekeken
heeft, en gezien heeft hoe weinig erin zit, hem
lachend doet uitroepen»Ik geloof het niet
bjj heeft nog wel iets in 'n kous bewaard, c
Al de tollenaars lachen dan cynisch mee,
het talent bewonderend van deu grooteu
man, die het zoo goed weet te halen uit die
kous*.
>Eu de patiënt, zuchtend omdat >in ziju
verzoek niet kau worden getreden* komt
na de pijnlijke operatie der betaling, 'n vol
gend jaar weer terug iu anderen vorm zijn
verzoek herhalendhij komt weer kloppen
aan de doovemansdeur.
vEu zoo'u Miuister, ongeduldig, de zaak
op de lange baan willende schuiven, roept
om cijfers en feiten*. Wjjder open de
portemonnaie! hier de leege kous! eruit
met uwe boeken, uwe oakosteu-noteeriug,
uwe winst- en verlies-rekening
»Zij kwamen, de vrye Nederlanders, de
burgers van den Staat
»Het weinige, dat het hielp, hadden zjj
nog te danken aan deu Gouverneur-Gene
raal Van Rees eu aan de Tweede Kamer.
»Dat is de zuivere waarheid.
>Maar zij doen thans verkeerd door zich
tegenover den Minister Keucheniusdie hen
op hun woord wel gelooven zal, aan te
stellen alsof zjj nog stondeu tegenover den
Miuister Sprenger Van Eijkdie hen toch
de ruwe kerel tegen het kind uitviel, en zich
zelfs niet ontzag den arme kleine te mishande
len. Na de les ging zjj naar hare moeder en
vroeg of het niet mogelijk was om het kind aan
hare zorg alleen toe te vertrouwen.
„Hij zal veel vlugger leeren,// voegde zjj
er bjj, «en zoo zal men hem niet mishandelen.//
„Wel, zie van Joï toestemming te krijgen.//
„Als Joï het mjj maar wilde laten beproe
ven."
Weet ge wat ge doet: vraag het hem
dezen avond als bjj de ontvangsten natelt; dan
is hjj gewoonljjk in een goeden luim.//
Waar zouden wjj naar toe gaan, moe
der?//
«Altijd in de richting naar Provence, en
van daar naar Lyon; mogelijk wel naar Parijs.«
„Naar Parijs, moeder?//
«Zeker en dan misschien naar Engeland.
Ja, ja, onze hoofdman is vol eerzucht. Hjj wil
zijne bende rijk maken, en dan keeren wij te
rug naar het land van onze vaderen, en dan
gaan wjj een dorp bewonen, dat geheel aan ons
toebehoort.//
Dezelfden avond begaf Moïna zich naar Joï.
Hij was bezig met geld te tellen en bizonder in
zjjn schik, want de ontvangsten waren goed
geweest; maar toen Moïna hem verzocht om Ed
mond geheel aan hare zorg toe le vertrouwen,
weigerde hjj kortaf en voegde er zelf op barscken
toon bjj dat, als zjj het waagde hem in zjjne
plannen met het kind tegen te werken, hjj haar het
kind zou ontnemen en aan de andere vrouwen
der bende zou geven om het te voeden.
Moïna zweeg, want wat zjj boven alles duchtte
niet geloofde, al kwamen zij met gauscke
cyfer-kolommeu.
ïlntusschen zal bij de beslissing door Z. E.
op dit adres te nemen geen invloed daar
door worden uitgeoefend.
»Dat vreezen wij niet.
»En wat wij hopen en vertrouwen is,
dat Z. E. aan het verzoek vau adressant
zal voldoen.*
Onze lezers zullen ons moeten toestem
men, dat het geciteerde artikel iu menig
opzicht hoogst belaugrjjk moet genoemd
worden en wel tot kenschetsing van den
aard der gevoelens, door welke de vry-
arbeiders worden bezield.
Niemand zal ons verdenken van bizondere
ingenomenheid met den afgetreden Minister
van Koloniën. Hjj maakte deel uit vau een
bewind, waartegeu wij, in verband tot menig
vraagstuk, principiëele bedenkingeu koes
terden.
Met den tegeuwoordigen Minister van
Koloniën ziju wij daarentegen meer inge
nomen, al moeten wjj ook tegenover hem
eenige reserves maken.
Toch komt ons het verwijt, in het bewuste
betoog, tegen den Heer Sprenger Van Eijk
gericht, ongegrond voor.
Men is nog geen tollenaarin den
kwaden zin, als men waakt voor de gelde-
Ijjke belangen van Iudië en daardoor vau
bet moederlaud. Iu die richting werkzaam
te zjjn was zelfs de plicht vau deu Heer
Sprengér Van Eijk. De Indische schatkist
moest immers worden gevuld, en hoe zal
dat kunnen geschieden als tegeu elke hef
fing bezwaren worden geopperd eu onwil
wordt geuit
{Slot volgt.)
Uit twee openbaar gemaakte, blijkbaar
van goed ingelichte zijde afkomstige mede-
deeliugeu is af te leideu, welken loop het
proces tegen Geffeken waarschijnlijk hebben
zal en welk doel daarmede wordt beoogd.
Gelijk bekend is, bestond hieromtrent vol
komen onzekerheid. Namelijk wordt ver
zekerd, dat Geffeken niét eene metallo-
graphische copie bezat, maar het origiueel
vau Keizer Friedrich's dagboek, waarvan
geene copieën bestaan, zoodat zelfs niet
de Keizerin-weduwe daarvan een afschrift
zou bezitten. Dit dagboek behoort tot het
huisarchief, en Keizer Friedrich zou zelf
iu mondelinge gesprekken te dien aauzieu
steeds groote geheimzinnigheid in acht ge
nomen hebben.
Verder wordt in verband met en onder
was, dat de kleine in de liefderijke omgeving
zou bedorven worden; zjj had nu toch ingezien
hoe slecht en zedeloos de troep heidens was.
Men luisterde wel naar kaar, als zjj wees hoe
iets gedaan moest worden, men bedankte wel als
zjj alle mogeljjken dienst bewees; doch zoodra zjj
van God begon te spreken of van de voorsclmf-
van onzen heiligen Godsdienst, werd zij van alle
kanten bespot en uitgelachen. Men schold haar
voor kwezel en kwelde kaar met de grofste
godslasteringen. Zjj antwoordde niet, maar bleef
getrouw kare plichten waarnemen. Na verloop
van eenige weken hielden de spotternjjen op;
de zachtaardigheid en inschikkelijkheid van
Moïna hadden die woeste bende ontwapend; hare
liefde en zorg voor hare moeder, hare vriende
lijkheid jegens hare zuster, die toch altijd even
barsch en terugstootend tegen haar was, haar
ijver om iedereen van dienst te wezen, deed haar
langzamerhand alle harten winnen. Allen, zelfs Joï,
achtten en beminden haar. Zjj behandelden haar
met onderscheiding, benoemden haar tot scheids
rechter in hunne geschillen, zelfs over de kleinste
nietigheden, en onderwierpen zich zonder morren
aan hare rechtspraak. Camarda was overgeluk
kig, mnar Kira werd bjjna ziek van jaloersck-
keid. Zij nam alle gelegenheden te baat om
hare zuster te beleedigen en te kwetsen, en toen
zij zag, dat zjj hiermede haar doel niet kon
bereiken, daar al de anderen partij trokken
voor Moïna, wreekte zij zich op den kleinen
Edmond, wiens onderricht zij op zich genomen
had, en sloeg hem en mishandelde hem op
wreede wijze, omdat het kind niets deed dan
weenen en onophoudelijk om Moïna riep.
uitdrukkelijke vermelding van de aange
kondigde brochure van Dr. Mackenzie
officieus verklaard, dat Duitschland, krach
tens de internationale letterkundige con-
veutie, tot bescherming van het auteurs
recht ook in het buitenland eene vervolging
kan instellen wegens onbevoegde openbaar
makingen uit de nagelaten handschriften
van den overleden Keizer, ook zelfs wegens
EngelscheofFransche vertalingen.Overigens
is men te Berlyn algemeen overtuigd, dat
de brochure van Dr. Mackenzie, onmid
dellijk na het verschijnen, in Duitschland
wel zal verboden worden.
De »Kölu. Zeitung* deelt het schrijven
mede, dat Mgr. Strossmayer, Bisschop van
Diakavar aan Z. H. den Paus heeft ge
zonden, om zich te verdedigen tegen de
beschuldigingen, die men tegen hem heeft
ingebracht naar aanleiding van zijn be
kend telegram aan de Slaven-vergadering
te Kiew. Zooals men weet, is deze zaak
vooral op den voorgrond getreden door de
openlijke berisping, door Keizer Frans Jozef
naar aanleiding hiervan aan den Prelaat
toegediend. Het schrjjveu van den Bisschop
getuigt luide van zjjne warme patriotische
gevoelens als Croaat. Hij herinnert er aan,
hoe de Croaten hebben gestreden, om Europa
te bevrijden van de overweldiging door den
Islam. Eveneens als de Magyaren, zegt hij',
hebben ook de Croaten hun bloed gestort,
evenals de Oostenrijkers heeft ook de Cro-
aut geworsteld voor God en Keizer op alle
slagvelden, waarop de godsvrucht en de
vaderlandsliefde hem dreef. Eu zou ik deze
natie, waartoe ik met trots erken te be-
hooren, niet aanhangen met al de innig
heid van een hart, dat het lijden van zjjn
volk even goed kent als zjjne hooge deug
den? Ik zal mij voor u rechtvaardigen, o
Heilige Vader, over myn oogonschynljjk
onchristelijke en ouvaderlandlievende han
delwijze, die mjj een der treurigste oogen-
blikkeu vau mjjn leven heeft bereid. Wel
heb ik mjj sinds jaren druk bezig gehouden
niet met de geloofbelijdenissen mjjuer mil-
lioenea niet-Katholieke slavische broeders,
maar met blijden trots wil ik het thans
bekennen, alleen met het doel hen in
deu schoot van onze heilige Katholieke
Kerk te brengen. Dat beschouwde ik als
het doel van myn streven, als mjjn eigen-
ljjke apostolische zending en wanneer ik
eenmaal met uw apostolischen zegen, Hei
lige Vader, en met Gods genade dat heer-
ljjke ideaal mag bereiken, zal de nederigste
zoon van uwe Heiligheid gaarne zjjn ver
moeid hoofd nederleggen. De katholiseeriug
der Russen is, dank zij de hooge intelligentie
Deze nam hare toevlucht tot Joï, die nu ge
heel veranderd was; en toen hjj de zaak had
onderzocht, gaf hij haar verlof om zich voortaan
geheel alleen met de zorg voor het kind te be
lasten, onder de uitdrukkelijke voorwaarden, dat
hjj binnen eene maand bekwaam zou wezen
ora zjjne rol te vervullen en zjjn brood te
verdienen.
Moïna beloofde alles, want zjj hoopte op deze
wjjze in staat te zijn, hem eenmaal aan zjjne
ouders terug te bezorgen. Zjj leerde hem eenige
Fransche eu Spaansche woorden: en ook eenige
liedjes, die hjj moest zingen om het medelijden
op te wekken. Den dag vóór hjj te Barcelona
iu het openbaar zou verschjjnen, vermaande zjj
hem gewillig en gehoorzaam te zjjn, en alles te
doen wat hem werd bevolen.
Men had hem een versleten en armoedig,
doch zindeljjk kleedje aangetrokken. Hjj was
netjes gewasschen en gekamd, en zag er uit als
een engeltje. In de eene hand moest hij eene
beurs houden en in de andere hand het touwtje
waarmede Nada hem geleidde, en zoo uitge
dost, begaf men zich de straat op, in de hoop
op eene goede ontvangst.
Moïna had eerst niet meê willen gaan, maar
Edmond begon te schreeuwen en verklaarde, dat
hjj niets zou doen, als zjj er niet bjj was. Moïna was
dus wel degelijk verplicht hem te vergezellen,
en deed dit dan ook, daar zjj, al hoewel zeer
tegen zulk eene vernedering opziende, bevreesd
was, dat de kleine Edmond niet zou gehoorzamen
en zij dus in hare plannen zoude gedwarsboomd
worden.
Wordt vervolgd).