NIEUWE
No, 1303.
Woensdag 10 October 1888.
13de Jaargang.
Onbillijke eiscben
BUITENLAND,
ii.
8)
Molna.
HA4RLMSCHI (III RUT
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem1 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
Afzsnderlgke Nummers0,06
Dit blad verschjjnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG,
BO EE ATT: St. Janstraat Haarlem.
JK MAlNXiENDP,
AGITE MA NON AGITATE.
PBIJS DEB ADVEETENTIÉN
Van 16 regels.30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie h Contant
Idvertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag
en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KUPPEBS LAUREY.
Voert men in Indië belastingen in, die
van de Europeanen worden geheven, dan
is men fiscaal. Vraagt men bijdragen van
den inlander, dan is men tiranuiek.
Ieder begrijpt, dat langs dien weg geen
beheer over Indië mogelijk is. Werd dat
stelsel van niet-heffing consequent doorge
zet, dan zouden spoedig van Nederland ont
zaglijk groote geldelijke offers ten behoeve
van Indië worden geëischt.
De tjjd der Indische baten is voorbij;
moeten wij nu soms ook door de Oost op
brandschatting worden gesteld?
Het verzoek der Nijverheid- en Land-
bouw-Maatschappjj komt ons volkomon ou-
gewettigd voor.
Tegen de uitgifte van woeste gronden
viel indertijd een krachtig verzet van de
zijde van hen, die ook de ontginningen in
Indië in de eerste plaats wilden doen ge
schieden door of van wege den Staat.
De meerderheid der volksvertegenwoor
diging gaf eindelijk toe aan de vrij-arbei-
derspartij. Doch nu is het ook niet meer
dan billpk, dat voor het voorrecht om
woeste gronden te ontginnen, ook een zeker
recht wqgdt betaald.
In Nederland krijgt men de heidevelden
ook niet om niet. Het kapitaal, dat men
in zulke outginuiugeu steekt, en de canon
moet, bij de becijfering van de hoegroot
heid van het kapitaal worden mede gere
kend en draagt later meestal goede
vruchten.
De Staat vordert dan ook een zeker recht
van de Indische outginners, niet alleen, ge-
ljjk de schrijver van het artikel zegt, om
daardoor het recht van eigendom te zien
erkend, maar ook als middel tot het ver
krijgen van inkomsten. Voor afstand doen
van recht wordt altjjd betaald.
Of men nu al iemand, die plichtmatig
zorgt voor de hem toevertrouwde belangen
een tollenaar., een belastingambtenaar
noemt, zulke argumenten beteekenen niets
en staan buiten verband tot de rechts- en
billjjkheidsquaestie.
De Indische ondernemers moeten iets
wagen, dat is natuurlijk. Maar moeten dat
dan de Nederlandsch9 landbouwers en uij-
veren ook niet? Onze arbeidzame landge-
nooten gaan bovendien nog gebukt onder
lasten, waarbij die, op de schouders der
Indische ondernemers gelegd, niet veel be
teekenen.
Reeds werden door de Nederlandsche Re
geering aan de Indische landbouwers en
industriëelen allerlei faciliteiten toegestaan.
Nu wil men voor eiken bouw woesten
grond maar een gulden betalen. Waar moet
dat heen?
Zal nu de Minister Keuchenius zich een
Staatsman naar het hart der Europeesehe
maatschappij in de Oost zich betoonen?
FEUILLETON.
(Vervolg.)
Edmond baarde in de stad groot opzien; van
alle kanten stroomden de aalmoezen toe, en niet
alleen geldstukken ontving hij, maar bloemen,
vruchten, speelgoed en allerlei lekkers. Iedereen
wilde hem omhelzen en liefkozen, iedereen wilde
hem ondervragen. De arme kleine sprak zeer
beschaafd; men zag dus dat hij goed opgevoed
was, en vele drukten het vermoeden uit, dat
het een gestolen kind was, doch de Zigeuners
waren op hun qui vive, zij ook hadden die op
merkingen gehoord, en nog denzelfden nacht
braken zij hun kamp op en verdwenen.
//Spanje is niet veilig meer voor ons,//
zeide Joï, //in de eerste de beste haven gaan
wij scheep en vertrokken naar Frankrijk; daar
heeft men den tijd niet, zich met dergelijke
beuzelingen op te houden.//
Zjj trokken dan haastig voort, en kwamen, na
een paar uren, in een klein visschersdorp, waar
zjj wisten dat eene schuit lag, die toebehoorde aan
Wij hopen het niet, want dau zal op
het Nederlansch belang maar al te weinig
worden gelet.
De vraag mag hiel worden gesteld: moet
Indië met geweld tot een lastpost voor
Nederland worden gemaakt?
Dien weg zouden wi) opgaan wanneer al
de wenschen der Europeanen in Indië zon
den vervuld worden. De meesten hunner
willen wel de lusten van Indië genieten,
maar geen lasten opbrengen. Dit noemen
wij de verkeerde wereld.
Daarom vertrouwen wij dat de Minister
Keuchenius niet al te gereedelijk het oor
zal leeneu aan de stemmen, die van uit de
Europeesehe maatschappij in Oost-Indië tot
hier komen. De wenschen vau dien kant
geopenbaard, moeten met groote omzichtig
heid worden opgenomen.
Steeds stouter (wie ziet het niet uit deu
vorm van het be sproken betoog?) treedt de
Europeaan in Indië op.
Volgens hem behoort de Oost feitelijk
tot de Europeesehe maatschappij in Iudië,
doch volgens ons, of liever volgens recht
en wet, aan de Nederlandsche natie.
De Congregatie van het H. Officie heeft
ten opzichte van de lijkverbranding een
tweetal vragen beantwoord, en wel ten
eerste: Is het geoorloofd, zich aaD te slui
ten bij vereeuigiugen, die tot doel hebben
het gebruikmaken van de lijkenverbrandiug
ingang te doen vinden. Ten tweede: Is het
geoorloofd, ziju eigen stoffelijk overschot of
dat van andereu te doen verbranden?
Op beide vragen luidde het antwoord
ontkennend, terwijl bovendien aan de be
antwoording der eerste vraag nog de be
merking wordt toegevoegd: »Voor zoover
de bedoelde vereeuigiugen behooren tot de
vrijmetselarij, onder geboudeuheid tot de
straffen, tegen dit genootschap uitge
sproken*.
Particuliere berichten uit Hamburg mel
den, dat de voorloopige instructie tegen
Prof. Geffeken is geëindigd, en dat deze
waarschijnlijk binnen kort uit het voor-arrest
zal ontslagen worden.
Hoe gebeten Von Bismarck op Geffeken
is kon blijken uit het feit, dat hij tot
tweemalen weigerde op Friedrichsruhe het
bezoek van Mevrouw Geffeken (eene doch
ter van den dichter Karl Immermann) te
ontvangen. De kwaadaardigheid der Bis-
marekgezinde pers wordt steeds heviger,
naarmate duideljjker blijkt, dat het dagboek
echt is.
Men heeft wel eens beweerd, dat Keizer
Prederik een ougeloovige was, die vooral
door zijne gemalin met Renan en Strauss,
de loochenaars van de Godheid vau Christus,
in nauwe betrekking stond.
Zjjn dagboek bewijst het tegendeel. Elke
regel ademt den geest van een oprecht
smokkelaars welke hen bekend waren. Zjj gingen
aanstonds scheep, hoewel de zee geweldig hol
stond en het weder zich dreigend liet aanzien,
maar niet zoodra waren zij in zee gestoken of
een vreeselijke storm overviel hen, en zij liepen
het grootste gevaar.
Moïna lag op het dek neergeknield met haren
beschermeling in hare armen, en bad vurig den
goeden God om hulp en uitkomst, opdat de arme
kleine zou mogen worden gered, en niet in de
baren zou omkomen. De mannen hadden hunne
handen vol met het vaartuig te besturen en een
lek te stoppen, doch hare moeder, hare zuster
en andere vroywen omringden haar. Die onge-
lukkigen schreeuwden en gilden en waren uitzin
nig van angst. Kira wrong zich wanhopig de
handen en vervloekte het kind, dat sedert zijne
komst hen aan alle gevaren blootstelde, en hun
niets dan ongeluk had aangebracht.
//Had ik het geweten, //krijschte zij, ik
had hem op zijne bank laten liggen. Sedert wij
hem gestolen hebben, treft ons ramp op ramp
en al kunnen wij nog zooveel geld met hem
verdienen, nooit zal het tegen de kosten kunnen
opwegen. Laat ons hem in het water smijten;
zoo zullen wij de geesten der zee bevredigen,
en de storm zal ophouden.//
vroom man, die wel ia waar,iu protestautsche
vooringenomenheid, met eene zekere min
achting op monniken, reliquieën, de uiter
lijke vormen van den godsdienst in het
algemeen neerziet, en die wegens de mis
bruiken en menschelijke gebreken, die zich
hier en daar voordoen, met zijn afkeurend
oordeel over een geloof, dat niet het zijoe
is, al te spoedig bij dé hand is, maar die
toch geheel en al op den bodem van het
positieve Christendom staat.
Ziehier eenige volzinnen uit het belang
wekkend verhaal zijner reis naar het H. Land:
Jeruzalem, 49 November 1869. Indien
ik van uit deze verhevensto plaats der ge-
heele wereld zou pogen uit te drukken hoe
zeer mijn hart bewogen was bij de gedachte,
in Jeruzalem te zijn, zou ik te veel onder
nemen. Wat mij voor al deu tijd van mijn
leven gelukkig maakt, is: dat ik de plaatsen
heb bezocht, waar Jezus Christus zich op
hield, dat ik Zijne voetstappen heb gedrukt,
dat ik de bergen en wateren heb gezien,
waarop Zijn oog dagelijks heeft gerust. Deze
eerste avond te Jeruzalem, waarop ik van
den Olijfberg af den zonsondergang be
schouwde, terwijl tegelijkertijd die grootsche
stilte in de natuur heerschte, welke reeds
op elke andere plaats iets zoo plechtigs
heeft, zal ik nooit in mijn leven vergeten.
Hier kon het gemoed zich van de aarde
afwenden en zich ongestoord in de gedachte
verdiepen, die het hart van iederen Christen
tot in den diepsten grond beweegt, wan
neer hij op het groote verlossingswerk terug
ziet. dat op deze plaats ziju verheven uit
gangspunt vond. Het lezen der schoonste
plaatsen uit de Evangeliën op zulk eene plek
is eene eigenaardige godsdienstoefening.*
Niet waar? dat is niet de taal van een
ongeloovige, van een man, die op den gods
dienst laag neerziet! Neen, het zijn de
oprechte uitingen van een warm gevoel, van
een hart, dat voor al wat schoon en goed
is, ontvankelijkheid bezit.
Aan de Standard wordt uit Constanti-
nopel bericht, dat de betrekkingen tusschen
Engeland en Turkije eenigszins gespannen
zijn, geljjk blijkt uit het plan der Porte om
eene algemeeno patentwet in te voeren, met
bijna prohibitieve voorwaarden, waarvan
Engeland te elfder uur zjjne toestemming
afhankelijk maakt. De Regeering van Turkjje
beweert, dat Eugelands handelwijze de ge-
heele quaestie heropent, nadat de houding
der groote Mogendheden recht gaf om op
eene gunstige oplossing te hopen.
De President der Fransche Republiek
is uit Parijs vertrokken om Lyon en eenige
andere plaatsen in het zuiden des lands te
bezoeken. Hij zou ook Savooie bezocht heb
ben, maar wegens de aldaar plaats hebbende
oversiroomingen zal de reis daarheen achter
wege blijven.
De Minister van Justitie heeft in den
Ministerraad verklaard dat hij, overeen
komstig h6t verlangen, hem door den Heer
//Ja, ja! werp hem in zee!// riepen al de
wijven door elkander.
„Moïna, geef dat kind hier.//
Moïna sprong op en klemde het kind aan
haar hart. //Hem afgeven? Nooit! o zusters be
denkt toch wat ge wilt gaan doen. Zoo gij dit
onschuldige kind vermoordt, roept gij de wraak
des Heereu over u af, en Zjjne bliksems zullen
u zonder mededoogen verpletteren, terwjjl wij
allen in de golven ons graf zullen vinden. Neen
nooit geef ik den kleine af! Nooit dan met mjjn
leven!//
Welnu, dan allebei in zee!// gilde Kira,
ten toppunt van woede.
En als eene razende wierp zjj zich op hare
zuster, en trachtte haar het jongske met geweld
te ontrukken. Het arme meisje voelde hare
krachten verminderen; Edmond hield zich aan
haar vast en kermde jammerljjk. Maar op dat
oogenblik sloeg een verblindende bliksemstraal op
eenige afstand van het vaartuig in het water,
een ratelende donderslag sloeg den stoutste schrik
in het hart en eene geweldige golf wierp de
boot bijna omver, zoodat allen huilend en gillend
over het dek rolden. Moïna alleen was staande ge
bleven; met den eenen arm omklemde zjj den
mast, en met den anderen ondersteunde zij den
Andrieux te kennen gegeven, besloten heeft
eene vervolging in te stellen tegen den Heer
Numa Gilly, Afgevaardigde en Maire te
Nimes, wegens de beschuldigingen, die hij
heeft ingebracht tegen een groot aantal
(niet door hem genoemde) leden der bo-
grooting3commi8sie.
De vervolging heeft plaats op grond der
wet van 29 Juli 1881, waarop Andrieux
zich heeft beroepen. De straf in het des
betreffende artikel bepaald, is eene gevangen
zetting van acht dagen tot een jaar en eene
boete van 1000 tot 3000 fr., of een dier
beide straffen.
De Orleanistische Soleil spreekt het be
richt omtrent de verloving vau Prins George
van Griekenland met Prinses Margaretha
van Orleans (tweede dochter van den Hertog
van Chartres) ten stelligste tegen.
Hoezeer Boulauger zich als een gewichtig
personage beschouwt, kau men afleiden uit
de mededeeling van La Cocarde, een Bo-
napartistisch blad, dat Boulanger, te be
ginnen met 9 dezer, de personen, niet
voorzien van een aanbevelingsbrief voor
audiëntie, Dinsdag, Donderdag en Zaterdag,
van negen tot twaalf uur, ten gehoore zal
ontvangen.
Op de andere dagen der week zal hij
des morgens vóór negen uur en des na
middags van vier tot zes uur de personen
ontvangen, die wel voorzien zjju van een
dergelijkeu brief.
Men verzekert dat Wilson er ernstig
over denkt, zich bij de algemeene ver
kiezingen in 1889 caudidaat te stellen voor
de Kamer.
De brutalen hebben de halve wereld.
Gasnier, die een moordaanslag heeft ge
daan op een beambte van het Duitsche
gezantschap te Parijs, is op de verklaring
van de geueesheereu Mottet, Brouardel en
Blanche, dat zjjne geestvermogens gekreukt
zijn, in het krankzinnigengesticht Sainte-
Anna geplaatst. De Fransche Gezant te
Berlijn heeft last ontvangen hiervan aan
de Duitsche Regeeriug kennis te geven.
Eene nieuwe quaestie is er gerezen tus
schen Frankrijk en Italië. De Regeering
van den Bey van Tunis heeft namelijk een
besluit uitgevaardigd, waarbij de scholen
in het Regentschap, bizondere zoowel als
openbare, onderworpen worden aan de in
spectie van de Fransche overheid. De Ita-
liaauscbe Regeering komt hiertegen op, voor
wat de Italiaausche scholen in Tunis aan
gaat, In eene officieuze nota wordt aan een
der Romeinsche bladen gezegd, dat Frank
rijk aan zijn protectoraat het recht niet
kan ontleeneu, (dat zelfs de souverein des
lands, de Bey, niet bezit.
Italiës vertegenwoordiger bij de Fransche
Regeeriug moet last hebben gekregen haar
dit onder het oog te brengen en er bjj te
voegen, dat zoo Frankrjjk inderdaad de in
spectie op zich neemt van de Italiaansche
scholen in Tunis, Italië er toe gebracht
kleinen Edmond, die zich vol angst tusschen hare
kleederen verborg.
„Heb dank, o Heer, voor den bjjstand,
dien gij mij verleend hebt," bad zjj, //en geef
mij nu de genade om de harten dier ongeluk-
kigen te treffen en ze tot U te brengen.//
En het heldhaftige meisje, in haar levendig
geloof alle vrees vergelende, begon met luide
stem hare gezellinnen te vermanen. Zjj wees
hen op de wonderdadige tusschenkomst van
Gods machtigen arm, en nam daaruit aan
leiding om zijne almacht en grootheid te ver
kondigen en hoe alle schepselen in zjjne hand
waren. Zjj sprak ook van Zjjne oneindige goed
heid en barmhartigheid, hoe hij als een Vader
voor zijne kinderen zorgt, en ons na dit ellen
dige leven een veel beter leven bereid heeft, dat
eeuwig zal duren. Zij sprak met zooveel overtui
ging, met zulk een vuur, dat het hart dier on-
gelukkigen getroffen werd, en zjj haar smeekten
te zeggen wat zjj moesten doen.
//Gelooft en gjj zult zalig worden,// riep
zjj uit; //bidt Hem om redding en Hij zal u
helpen in den nood. Draagt Hem uw leven,
uw alles op. Smeekt Hem om vergiffenis. Bidt,
bidt allen met mjj mede, en Hjj zal u ver-
hooren." Wordt vervolgd).