N I E U W E No 1319. Zondag 18 November 1888, 13de Jaargang. De middeleeuwen. i. HAAMMSCflf C00111T. A30NNEMENTSFBIJ8 Per 3 maanden voor Haarlemf 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland tr. p. p. 1,10 Voor het Buitenland 1,80 Afzinderljke Nummers0,03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. BUBEiïï: St. Janstraat Haarlem. MIINTU-MU: ïr AGITE MA NON AGITATE. PBIJS DEB ADVEBTENTIÊW Van 1 6 regels .30 Cents. Elke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Adverteutiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag en V r ij d a g- a vo n d voor 6 uur ingewacht. Uitgevers: RÜPPIE8 I. AU REI. Dezer dagen werd door Dr. Ruijper bij de overdracht vau het rectoraat der vrije universiteit, eeue rede gehoudeu over »het Calvinisme en de kunst.c Tegen de voorstellingen vau den leider der anti-revolutionnairen werd reeds elders vau katholieke zijde opgekomen. Bij dat protest heeft zich nu ook een Protestant, van erkende bekwaamheid, gevoegd. Wij hebben hier het oog op de belangrijke be schouwing, welke door den Heer J. Mar- gadantin de Haagsche Hemmen van 1 Nov. jl., over Dr. Kuijper's rede wordt geleverd. Voor heden zullen wij ons beperken tot bet vermelden van enkele citaten uit het betoog van den Heer Margadant, waarbij wij ons meer in 't bizouder zullen bepalen tot hetgeen hij opmerkt nopens de middel eeuwen, om dan onzerzijds enkele op merkingen aan het medegedeelde toe te voegen. Over Dr. Kuijper's rede in 't algemeen merkt de Heer Margadant (en wij lassclieu dat oordeel hier gaarne in) onder anderen op: Reeds liaar onderwerp: het Calvinisme en de Kunst, kon niet nalaten, zekers ver bazing, zekere sensatie te wekken. Immers van Dr. Kuyper, voor wien het >issu de Calvinindien niet als hoogste, dan toch zeker als zeer hooge eeretitel geldt, van dezen van ijver blakeuden Calvinist was het niet te verwachten, dat hij eeue nieuwe bjjdrage zou leveren ter bevestiging van de vrij algemeen geldeude meening, dat het Calvinisme en de kunst twee elkauder uit- sluiteude begrippen zijn, voor het miust dat zj al zeer weinig met elkauder hebben uit te staau. Eu dat heeft hij dan ook niet gedaan; juist om de bestrijding van deze meening, van dit vooroordeel, om de weg ruiming vau dit misverstaud, is het hem te doen. Hij wil een pleidooi voeren voor zju geliefd Calvinisme ook op aesthetisch gebied; hij wil het bewijs leveren, dat de kunst, wel verre vau zich over het Cal vinisme te beklagen te hebben, veeleer daar aan groote verplichting heeft. »Is hij in die poging geslaagd? Heeft hij zijn bijna vermetel pleidooi gewonnen Waar een man als Dr. Kuyper als pleit bezorger optreedt, daar kan men er zeker Van zjn dat geen enkel geoorloofd wapen ongebruikt zal blijven liggen, en dat bij Ret liauteeren dier wapenen geen enkel hulpmiddel eener niet volstrekt ongeoor loofde taktiek zal worden verzuimd. Daarbij, hij vat zijn onderwerp breed op; hij voert u en ge moogt er hem in waarheid dankbaar voor zijn, vooral in dezen tijd, waarin het uit de hoogte Absprechen, het met enkele frazen doorhakken der inge wikkeldste en diepste problemen, steeds meer in zwang raakt; hij voert a tot de oorsprongenbij peilt de vragen tot op den grond; hij outhoudt u de principiëele uiteenzetting niet; daarmede het bewijs F E V ILL ET O N. Dat maakt niet uit. Vervolg en elot.) Eenige gasten lachten, sommigen zagen ver stoord de waard wierp hun beiden een gif- tigen blik toe. Misschien kreeg hij reeds een flauw vermoeden, van wat daar gebeurde. lloe is het? wordt mijn gast eindeljjk geholpen? riep een oogenblik later de notaris luid en dreigend den kellner toe. Wat? Alles? Geen viscli meer over? Neen maar! 'n Mooie boel hier! J)e waard werd kersrood over dezen blaam; de oberkeliner lachte zeer gedwongen en ver legen, en fluisterde snel naderbij tredend den no aris iets in het oor. Dat, kau mij niet schelen!// antwoordde deze ruw hier kan ieder zooveel en zoo wei nig nemen als hij wildat heb je me pas eergisteren zelf gezegd; ik verlang viscli 1 leverende zijner achting voor hen, tot wie bij liet ifloord richt, het bewijs ook van den ernst, waarmede hij zijne taak aan vaardt. Dit een en ander ie aaumerking nemende, zal het niemand verwonderen als ik zeg, dat over de rectorale rede vau Dr. Kuyper gemakkelijk een boek ware te schrijven, en dat het eindvonnis in hot door hem aangehouden rechtsgeding niet dan door volkomen bevoegde rechters eu na welwikkend oordeel mag worden ge- veld«. Komende tot de eigenlijke quaestie, ont wikkelt de Heer Margadant de volgende gedachten Het komt aan op de beantwoording der vraag: wat het Calvinisme feitelijk voor de kuust heeft gedaan, in hoeverre het op de ontwikkeling van het kunstleven recht streeks van invloed is geweest. Ter be antwoording van die vraag wordt nu ge wezen op zeven onderscheiden karakter trekken van het Calvinisme, waardoor het in meerdere of mindere mate op de kunst heeft ingewerkt. De eerste en zeker verre weg de belangrijkste van deze karakter trekkeu is, wat Dr. Kuyper noemt: de Calvinistische vrijmaking van staat en maatschappj uit de boeien der Kerk, waar van dan de vrijmaking der kuust het onmiddellijk gevolg was. Mag ik mij de opmerking veroorloven dat het betoog van Dr. Kuyper voor zoo gewichtig eene stelling wel wat mager is uitgevallen; dat hij over deze allerbelang rijkste vraag wel wat vluchtig heenloopt. Nadere toelichting van dit punt, waarop, ook in verband met andere uitlatiugen in deze rede, zoo veel bijna had ik gezegd alles aankomt, ware niet overbodig ge weest. Vele vragen rijzeu hier op. Wat hebben wij te verstaan onder die vrijma king van staat en maatschappij, van we tenschap eu kunst uit de boeien der kerk? Ik weet wel, dat deze uitdrukking voor sommige sprekers en sckrjjvers en in som mige kriugen een van die gangbare Schlag- loörter is, waarbij meu niet altijd naar de juiste beteekeui8 moet vragenmaar wan neer een man als Dr. Kuyper haar bezigt dan gaat het niet aan, aan eene bloote fraze te deuken, clan mogen wij verwach ten, dat hij ons duidelijk zal zeggen wat hij meent. Hjj doet dat dan ook in zoo verre hij verklaart, dat het Calvinisme de Kerk biuneu haar eigen perkeu heeft terug gewezen, en naast eu buiten die Kerk aan magistraat eu volk den eisch gesteld om op eigen verantwoordelijkheid, buiteu ker kelijk bemoeien om, een vrij eu eigen leven tot Gods eere te leiden. Kerk en maat schappij gingen uiteen, zij leidden voortaan eeu eigen leven, haddeu zich te ontwikke len naar eigen aard. Ook do kunst werd dientengevolge bij het ontplooien barer wieken van het kerkelijk koord verlost. Voor zoo verre hiermede te kennen wordt gegeven, dat de Nederlandsche schil derkunst der zeventiende eeuw want De waard had wel uil zijn vel kunnen sprin gen van woede, maar wat zou liij er aan doen? Hij moest zich inhouden, niettegenstaande som mige episoden uit de geschiedenis, die de no taris juist aan zijne buren links en rechts te vertellen zat, duidelijk verstaanbaar tot hem door drongen. Een schaterend gelach barstte aan het slot daarvan los; van alle kanten wierp men vroo- ljjke blikken van instemming op den wreken- den engel: den mageren klerk, die steeds door kauwde. Er werd een volgend gerecht opgedragen, ditmaal roastbeef met aardappelen. Selders tastte dapper toe; hij hield zelfs den kellner bij den arm vast, toen deze te vroeg wilde terug trekken, en nam minstens een heel pond vlsesch. Ook de notaris deed zijn best en lachend volgden de anderen zijn voorbeeld. Het eten was weer niet toereikend Verslagenheid onder de kellners, lachen en aanmerkingen van de gasten. De oberkeliner ijlde nu hier dan daarheen, om door beloften de verbroken rust te herstellen. De plechtige kalmte, die aan eene table-d'köte behoort te zijn, was geheel ver vuil deze is zeer bepaaldelijk, haast uit sluitend sprake vrij was van kerkelijke invloeden en geen kerkelijk karakter ver toonde, haar eigen leven leidde buiten de Kerk om, is tegen deze stelling zeker uiets in te brengen. Maar eene andere vraag is het, of van de middeleeuwsche kunst kau gezegd worden, dat zij gevangen was in de boeien der Kerkeu ook eene andere vraag, of de eere der vrijmaking uit die boeien zoo maar voetstoots aan bet Calvi nisme mag worden toegekend. Ook bier kan liet nuttig zijn, een mogelijk misver stand uit den weg te helpen ruimen. De middeleeuwsche kunst droeg voorzeker eeu wel niet uitsluitend, maar clan toch overheersclieud kerkelijk, of laat ons liever zeggen religieus karakter. Zij deed dit echter niet omdat zj door de maclrt der Kerk uitwendig in boeien geslagen, in bare uiting eu ontwikkeling door kerkelijk gebod ge bonden was, maar omdat zj, evenals de antieke kuust in haar besteu tjd, de uit drukking was in zichtbare vormen van bet religieuze ideaal, dat in het harte des volks leelde, de uitdrukking in beeld en teeken van geheel de middeleeuwsche wereld beschouwing. Deze nu was in merg eu been religieus: de vervvezeuljking vau het Gods- rjk op aarde, dat was het hooge ideaal dat den middeleeuwen in het christeijk Europa voor den geest stond eu waarnaar zj dan ook op elk gebied, in elke levens sfeer streefden. Vandaar de majestueuze, de indrukwekkende eenheid des levens, welke deze middeleeuwsche wereld wederom even als de antieke, zj het ook in anderen zin kenmerkt eu haar zoo eigenaardige bekoring schenkt. Die eenheid, die diep gevoelde behoefte aan harmonie, ze vond kon het anders hare hoogste uit drukking in de Kerk, die nu, gedragen door datzelfde ideaal, de roeping had om vau het religieuze middelpunt des levens uit, eiken kring en elke sfeer van menschel jke werkzaamheid te doordringen, op te heffen, te heiligen. Naar de middeleeuwsche, de christeljke beschouwing, behoorde geheel het leven cp deze aarde om de eenheid der meuscheljke persoouljkheid, als naar Gods beeld geschapenéeue groote of ferande te zju alle krachten, alle gaven, alle vermogens, door God den mensch ge schonken, moesten Hem gewjd, tot zjue verheerljking gebruikt worden. Gij hebt U geheel gegeven "Wee mij, zoo ik minder gaf! Deze woorden, door De Buil der heilige Cecilia in haar den Heiland gewijd lied in den mond gelegd, ze zju de samen vatting van geheel de middeleeuwsche levens beschouwing. Immers, waarin wortelde deze? Waarin anders dan in liet voor het geloof van geheel de Christenheid vaststaande feit van de iudaling Gods in de gevallen mensch- heid, om haar weder tot Zich, tot zjue heerl jkheid, dat is tot haar oorsproukelijken stand, op te heffeu. Dit oudoorgrondeljk stoord; bij elk gerecht werd het rumoer en de vroolijke opgewondenheid sterker. Het was dan ook in een woord ongelooflijk hoeveel mijnheer Selders verwerkte! De anderen zagen het met angst eu verbazing aan. Hij was een afgrond! Innerlijk opgetogen keek de notaris glim lachend voor zich en bracht de lippen aan zijn ledig wjjnglas, de waard daarentegen barstte bijna van woede. Maar neen Dat was al te erg! Langer kon hij zich niet bedwingen. Nadat namelijk die vreeselijke gast eerst een halven gebraden kalkoen en bijna een geheelen rumpudding ver slonden had, werd hem nu de kaas gepresen teerd en zag de waard, hoe die onzalige het stuk Roquefort in tweeën hakte en de helft op zijn eigen bord schoof. Het volgende oogenblik stond de waard vuur rood en met bliksemende oogen naast den on bescheiden gast. Mjjnheer! riep hij ten hoogste verbolgen, als u toch de halve kaas wilt eten, zou het wol zoo net zijn, ten minste het aangesneden ge deelte te nemen. mysterie der ziclizelve overgevende Liefde, deze verhaven gedachten des offers, in zjne dubbele beteekenis zoo onvergeteljk schoon uitgedrukt in Rafaëls Disputa ze was voor de middeleeuwsche ineusch- heid de ouuitputteljke bronwel, waaruit haar de hoogste bezieling, de vurigste geest drift tegenstroomde. Ze was dus ook bet middelpunt harer beerl jke kunst. Een byrnue ter eere dier Liefde zong de op hare slanke zuileurjen zwevende, ten hooge stjgende kathedraal, binnen wier wanden, in beeld en schilderwerk, in Ijueu eu kleuren en toneu, op allerlei wjze steeds weer die dubbele gedachte van offer eu verheerlj king der schare werd voorgesteld het gansche drama der verlossing aanschouwe- Ijk gemaakt. Hoe zou het hoogste door God den mensch gegeven vermogen, de scheppende kunstgave, vreemd hebben kuu- neu bij ven aan deze wjding, deze ophef fing van den geheelen mensch? Hoe kon, bj deze levensbeschouwing in hare eenheid eu harmonie, de gedachte opkomen aan eene scheiding tusscheu de kunst en de godsvereeriug? Daar was dan ook waarljk geen uiter- ljke dwang, geen kerkeljk gebod noodig, om de kunstenaars te noodzaken, de gods dienstige idealen, stemmingen en aspiratiën van hun tjd in beeld te brengen, hunne stoffe te putten uit de gew jde overlevering, lovende in de harten eu de consciëntie des volks: zj deden het van zeiven, uit eigen aandraug, omdat ook zj zelveu in dat volks leven wortelden, in diezelfde geestel jke at mosfeer ademden. >Wat beteekeut het om slechts enkele namen te noemen van een Nicolö Pisauo, een Bramante, oen Fra Augelico, eeu Holbein, eeu Dürer, een Vau Eyek, een Memliug, een Da Vinei, eeu Rafaël, een Michelangelo, te zeggeD, dat huuue kunst in kerkeljke boeien ge vangen was eu niet vrj de wiekeu kon uitslaan Waren deze meesters, wier geest op de hoogten wandelde, voor wier machtig genie geene taak te zwaar of te moeiljk was, eu wier feeënvingeren tooverdeu met ljueu eu kleuren, waren zj niet vrj, niet koniukljk vrj: wie waren het dan wel? Of moet het kenmerk der vrjheid hierin gezocht, dat de kunstenaar zich van de hoogere, ideale wereld afwendt eu z'ch opsluit binnen den kring van het alle- duagsche leven der lagere werkeljkheid? Nu, maar dan vergete men niet dat ook deze kunstrichting in de middeleeuwen verre van onbekend was, al bleef zj meer op den achtergrond. Wie zich hiervan over tuigen wil, bekjke de middeleeuwsche mi niaturen en ook tal van figuren eu beelden aan eu in de gothische kathedralen, waarin zich de echte eu vaak zeer ruwe volks humor, bet sterkste, ja soms liet platste realisme uitspreekt op eeue wjze, als men zich thaus uauweljks zou durven veroor loven-. Mijnheer Selders hield plotseling op met eten zag den waard een oogenblik goedig lachend en volstrekt niet geraakt in het toornig gelaat en antwoordde toen even beslist als onschuldig: O! dat maakt niet uit; daar komen we ook nog aan toe! Bijna buiten zich zelf van woede, trad de lomperd onder het schaterend gelach der aan wezigen terug. Ziezoo!dacht de notaris tevreden ge steld, zoo bevalt ge me, mijn waarde. Dat is nu mijne wraak voor jou: dat maakt niet uit. Kellner!'Wat ben ik schuldig? Twee couverts vijf gulden mjjnheer! De notaris legde twee rijksdaalders op tafel, nam nog een tandenstoker tusschen de lippen mee en toen de waard, die het toch niet ver kroppen kon, dat hij zoo was beet genomen; honend zei: 't Spijl me, dat er van middag niet ge noeg was, riep mijnheer Selders grinnekend: O, dat maakt niet uit! Hierna beter 1 I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1888 | | pagina 1