Rechtszaken. ZAAK-HOOGERBEETS. die in tegenovergestelde richting ging, rag dat beklaagde een revolver te voorschiju haalde, op den hals mikte en eeu schot loste op Rika Meij land. Getuige riep toen „o God man, wat doe jGel.'s echtgenoote riep: „man ga toch mee, als we in huis zijn, zijn wij gered?" Hij is toeu omgekeerd en heeft nog verschillends schoteu gehoord. Gezien heeft hij dit niet, verklaart ge tuige uu, niettegenstaande hij in de instructie heeft opgegeven bedaagde nog twee schoten te hebben zien losseu. Getuige treeft op, dat het door hem in de instructie verklaarde juist is. marek hebben leeren opzitten en pootjes geven. VW.) De St.-Ct. no. 9 bevat de statuten van de Yereeniging: //Nederlandsche Roomsch-Katho- lieke Volksbond," te Amsterdam. De Bond beeft ten doel: door samenwerking zijner leden in den geest en volgens de beginselen der R.-Kath. Kerk, vooral de werkmansstand en de kleinere burgerij te beveiligen tegen de socialistische dwalingen van onzen tijd. Het verslag over het onderzoek in de afdee- lingen der Tweede Kamer van de vretsvoordracht. tegen knoeierijen in den boterhandel is opge maakt en zal weldra verschijnen. De bedoeling is, dit ontwerp na het reces tot afdoening te brengen. De Raadkamer van het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft goedgekeurd de beschikking van de rechtbank aldaar, waarbij de gep. Luit. Kol. Verstege, ter zake van hst geschrift tegen den Heer De Rochemont, naar de terechtzitting van laatstgemeld rechtscollege is verwezen. Uit 's Gravenhage wordt medegedeeld dat de Staatscommisie voor de herziening van het Indische Strafrecht het Wetboek van strafrecht voor Europeanen in eerste lezing heeft vastge steld. Tot lid der Provin ciale Staten van Noord- Holland, is te Enkhuizen gekozen de Heer R. •7. D. Hartkamp, Burgemeester van Enkhuizen. Eene droeve mare bracht Donderdag-namiddag diepe rouw over Haarlemsch Bisdom. De Hoogeer waarde Hooggeleerde Heer H. J. J. Prenger, President van het Seminarie te Warmond is na eene korte ongesteldheid overleden. Jl. Zondag had Zijn Hoogeerwaarde nog een nieuwjaarsbe zoek gebracht aan onzen Bisschop, Z. D. Hoogw. Mgr. C. M. Bottemanne. Woensdag in den voormiddag hield de diep betreurde Overledene de meditatie voor de heeren Studenten, toen hij door ongesteldheid gedwongen werd de kapel te verlaten. Wan kelend trad hij naar de deur waar men toesnelde om hulp te verleenen en hem naar zijn vertrek te begeleiden. Donderdag-ochtend oordeelde de geneesheer, dat het raadzaam was den hoogen Ijjder de laatste HH. Sacramenten te doen toedienen. Volkomen bewust van zijn toestand nam de zieke afscheid van de aanwezige professoren, vrienden en bloedverwanten om weinige oogen- blikken later zijn schoone ziel aan haar Schep per weer te geven. De Hoogeerwaarde Overledene in 1833 te Amsterdam geboren, bezocht op jeugdigen leeftijd het gymnasium te Nijmegen, studeerde met bi- zondere onderscheiding aan het Seminarie Ha- geveld en Warmond en werd in 1857 tot Priester gewijd. Te Overveen was de overledene een viertal jaren als Kapelaan werkzaam. In 1861 tot den leerstoel der moraal theologie aan het Semi narie te Warmond geroepen, bleef deze edele en geleerde Priester daar werkzaam tot het jaar 1881, werd daarna Regent aan het klein Seminarie Hageveld, om in 1884, na alvorens tot do liooge waardigheid van Kanunnik van het Haarlemsche kapittel te zijn benoemd, te worden geroepen tot het verheven ambt van President aan het Groot Seminarie, waar de diep betreurde Overledene zich met de Colleges in het kerke lijk recht belastte. De Overledene was lid van het bestuur der vereeniging tot bevordering van katholiek bizonder onderwijs in het Bisdom Haarlem. Do Hoogeerw. Heer Prenger paarde aan grondige en uitgebreide wetenschap, eene nederig heid en innige godsvrucht, die hem beminnelijk maakten bij allen. Het Bisdom van Haarlem verliest in dezen Overledene een zijner voortreffelijkste Priesters en geleerden. Hij ruste in vrede. De Haarlemsche rechtbank behandelde de zaak van Erederik Willem Hoogerbeets, oud 29 jaar, beschuldigd van poging tot moord, op 5 Sept. '88, tusscheu 7 eu 8 uur, op Hendrika Johanna Meijland en A. C. Balahrega, hebbende hij de eerste niet drie, den andere met éen kogel, uit eene door hem afgeschoten revolver, gevaar lijk gewond. In deze zaak waren 21 getuigen a charge en 2 a décharge opgeroepen. De recht bank werd gepresideerd door Mr. Vaa Walcheren, torwijl het openbaar Ministerie werd waargeno men door Jhr. Mr. Rethaan Macaré. Als stukken van overtuiging zija aanwezig twee revolvers, 6 ledige hulzen, een kogel, vier kleedingstukken en kleeding van Hoogerbeets en Rika Meijland, be nevens twee kogels bij de laatste gevonden en behoorlijk gewaarmerkt. De beschuldigde, klein van persoon en met een niet zeer gunstig uiterlijk, antwoordt op duidelijk verstaanbare wijze op de hem gedane vragen. De griffier doet voorlezing van een aantal brieven, geschreven door Hoogerbeets en door dezen als van hem afkomstig erkend, waarin hij Rika Meij land steeds dreigt, niet door te gsau met haar omgang met Balabrega, daar hij anders tot krasse maatregelen zijne toevlucht zal nemen. Ook Bala brega was door hem gewaarschuwd. De Voorzitter richt, na voorlezing der stukken, het woord tot den beklaagde, en tracht van hem te weten te komen waar hij in den middag van 5 September van 6 tot 8 uur is geweest, be klaagde antwoordt daarop steeds ontwijkend, niet tegenstaande hij in het eerste verhoor heefi ver klaard, Rika Meijland te hebben opgewacht. Verder volgt de Voorzitter den beklaagde op zijne schreden naar den Hout, waatuil blijkt, dat hij, die van plan was het meisje van voren dood te schieten, op zijne schreden is teruggekeerd en het eerste en de beide volgende schoten heeft gelost, terwijl hij achter de gewonden liep. Be klaagde geeft op, dat het wel mogelijk is, dat Balabrega door een der drie eerste schoten ge troffen is, doch erkent, dat hij zoowel op dezen a's op Rika schoteu heelt gelost, op Balabrtga echter niet, voordat vau diens zijde een schot was gevallen. Alsnu wordt overgegaan tot het getuigenver hoor. De wed. Meijland, die eerst opgeeft beklaagde niet te kennen, komt door ondervraging tot de erkem iisr, dat dit toch eigenlijk, wel het geval is, maar blijft ontkennen, dat hsar dochter Rika met Hoogerbeets heeft verkeerd, van den omgang met Balabr-ga wist zij wel af, maar noch haar dochter noch Balabrega hebben daartoe hare toestemming gevraagd. De verklaringen van deze getuige wekten voortdurend den lachlust der aanwezigen. Op de vraag of haar iets ongunstigs bekend is omtrent het gedrag harer dochter, autvroordt zij pertinent neen. De verdediger Mr. Paap, acht het van groot belang, dat door ge tuige in de iustructie is ontkend te hebben ge zegd, dat Rika, haar dochter, met een heertje zou geloopen hebben, terwijl zij nu onder eede heeft verklaard dat wel te hebben gedaan. Hoo gerbeets, tegen wien die uitdrukking moet zijn gebezigd, schijnt heter van geheugen te zijn dan getuige, want zij herinnert zich van het 6 jaar geleden gebeurde niet alles meer duidelijk. Dirk Toepoel, gehuwd met eene halve zuster van Rika Meijland, verklaart, dat deze laatste hem dikwijls haar nood had geklaagd omtreut Hoogerbeets, bijv. omtrent het schrijven van brieven, hetgeen hem aanleiding heeft gegeven naar beklaagde onderzoek te doen. Beklaagde is bij hem ge-veest om over die brieven te spreken, eu bezigde toen uitdrukkingen waaruit kon wor den opgemaakt, (lat hij niet veel goeds iu den ziu had. De tweede maal dat H. bjj hem was, had deze gezegd „een paar aDdere personen te zullen opruimen.// Getuige had beklaagde aange raden zich maar liever te verdrinken maar niet te huwen, omdat hij nog te lui was voor zichzelf het brood te verdienen, waarop H. ge zegd heefi: „dan gsan er eerst anderen", en verklaart verder nog dat H. hem gezegd alles te zullen doen om Rika M. ongelukkig te zulleu maken. Hij beweert verder, dat Rika, voor zoo ver hem bekend, eene deugdzame meid is, en hij gelooft, dat de verkeering van deze met Bala- brpga eene eerlijke is, daar zij beiden op klaar lichten dag bij hem bezoeken kwamen afleggen. De beklaagde voert aan dat deze getuigeuis een valsche is, hetgeen hem eene berisping van den voorzitter op den hals haalt. Vrouw Toepoel, halve zuster van Rika Meijland, en echlgenoote van den vorigen getuige, bevestigt de verkla ring van dezen, maar de beklaagde ontkent ook nu nog de waarhtid daarvan, hij heelt niet ge zegd, dat hij Rika ongelukkig zou maken, maar wel heeft hij gezegd dat hij steeds bij de waar heid zou blijven. Getuige Wijbenga doet opgave omtrent door hem gedane inbeslagneming van brieven en ter- reinonname en geeft inlichting omtreut het feit, dat Rika Meijland en Balabrega in het einde '87 ten bureele zijn gekomeu 's avonds te 11 uur en de beide eerste zich toen hebben beklaagd door den laatste te zijn gemolesteerd. Willem Stolp, bij wien Rika Meijland in dienst was, geeft de gunstigste getuigen omtrent het ge drag van deze, nooit heeft bij noch zijn vrouw bemerkt, dat zij verkeering had met heertjes. Toen zij er achter kwamen, dat zij verkeering had met Balabrega, hebben zij Imar daarvoor g-waaischuwd, er haar op wijzende, dat heeien uit dier. stand meestal geene goede bedoelingen hebben met dienstmeisjes, maar zij had beweert, dat de broeder van B. ook wal met een dienst meisje was gehuwd en haar minmar dit dus ook wel zou doen. Op de vragen gedaan door een der leden en den Officier, verklaarde de Heer S. dat ieder, die het wilde, kon nagaan op welk uur Rika uiiging en thuiskwam. Zij ging pre- cits op tij i uit, maar was ook altijd op tijd thuis; verd<r waren hem en zijne echtgenoote praatjes t r oore gekomen omtrent Rika, maar bij oi derzoek bleek, dat die laster waren. Mejuffrouw I alabrega, zuster van Balabrega, verklaar', dat Rika vroeger bij haar teu huize heeft gediend, en zij toen tusschen Rika en haar broeder eene zekere vertrouwelijkheid heeft waar genomen. Nadat Rika een anderen dienst had, meende zij dat dit uit was, maar zij kwam tot de ontdekking dat dit niet zoo was, door dreig brieven van Hoogerbeets, aan haar gericht. Zij heeft over die brieven met haar broeder ge sproken en hem naar zijne plannen met Rika gevraagd, doch hij liet zich daarover niet uit. Getuige geeft gunstige inlichtingen omtrent het gedrag van Rika Meijland. De beklaagde ont kent in zijne brieven te hebben gezegd//Mijn ge duld is ten einde, ik zal andere maatregelen gaan nemen". Deze brief was in Augustus ge schreven, eeue maand voor dat de aanslag plaats had. Mejuffrouw Balabrega antwoordde op fliuke wijze en mnak-e een hoogst guustigen indruk. Hendrika Johanna Meijland, oud 26 jaar, geeft op te zijn dienatbode van beroep. De voor zitter maakt de getuige opmerkzaam op het ge wicht van den eed. Getuige geeft op II. reeds 6 jaar te kennen, maar nooit verkeering met hem t; hebben gehad. Mondeling heeft H. haar dat ook nooit gevraagd, sleohls deed hij dat in brieven. Zij heeft hem door tusschenkomst van eene juffrouw een brief laten terugbezorgen. Zelf heeft zij hem niet geschreven. Een tweeden brief var. H., waarin veel Fransche uitdrukkingen voorkwamen, heeft zij niet teruggezonden,zouver zij we t. Zij had toen nog geene verkeering. Vier jaar geleden kwam zij in dienst bij den vader van Balabrega. De zoon was nooit bizonder lief of aangenaam tegen haar, en juffrouw Bilabrega heeft haar uooit gezegd, dat zij iets gemerkt had van eene verkeering tusschen haar en haren broeder. Niettegenstaande dat was Juffrouw B, van plan haar den dienst op te zeggen, maar Rika is zelf weggegaan. Toen verkeerde zij nog niet met Balabrega. In dienst gekomen bij den heer S'olp, heeft deze en zijne vrouw haar on derhouden over haren omgang met B., maar met nare moeder heeft zij het er nooit over gehad, hetgeen den president aanleiding geeft er op te wijzen hoe verkeerd het is van kinderen iets buiten hunne onders te doen. Bij den Heer Stolp in dienst rijuda ging zij eiken Woensdag avond eu Zondags om de 14 dagen met B. uit, en kwam dan ook met hem wel eens bij haren zwager Toepoel en bij' hare moeder. Zoowel bij Balabrega als bij Stolp kreeg zij' brieven ran bekl., wel niet altijd nan haar persoonlijk ge adresseerd, maar baar toch in handen gekomen. Iu die brieven dreigde hij haar; in het begin waarschuwde hij haar niet met heertj s te loo- pen, en in eeu, waarin hij haar portret terug zond, kwam de uitdrukking voor: „ik zal met u beiden afrekenen." Dezen brief ontving zij 14 dagen voor den aanslag. Als zy uiiging stond Balabrega haar steeds op eene bepaalde plaats t« wachten, en het gebeurde wel eens dat H. haar dan tegenkwam. Zij erkent met B. en H. in December 1887 op een Zondag-avond op het politiebureau te zijn geweest om zich over H. te beklagen. Na het ontvangen van den laatsteo brief droeg B. zijne revolver steeds bij zich, omdat H. gedreigd had, hem op een eenzamen weg ontmoetende, met hem te zulleu afrekenen. Zij heeft zelf de revolver gezien. Den 5den Sept., den avond van den aanslag, is zij om 7 uur de deur uitgegaan en is zij in de Gierstraat voor een winkel gaan staan. B. was niet in de Gier straat maar H. wel, waarom zij de Koningstraat is ingegaan, waar zij B. ontmoette; zij ia met dezen naar den Hout opgewandeld, gevolgd door H. Of hij steeds achter haar heeft geloopen weet zij niet, doch bij de Hazepaterslaan ontdekte zij hem weder voor haar uil; hij liep toen met de hand in den borstzak; daarna kwam hij weder achter hen aan. Nog niet den hoek vau de laan om zijnde, hoorde zij een schot eu voelde zich gewond in de linkerborst, daarna nog een schot, bij het tweede werd zij in den dij gewond. Zij kan niet zeker zeggen dat H. op haar heeft ge schoten, maar het kan geen auder geweest zijn. Zij had nog de kracht door te loopen, en werd eerst verpleegd bij mejnff. Kuyper en later iu het gesticht van freule Berkhout. De beide scho ten zijn van achteren binnengedrongen. Toen de schoten vielen riep zij „Hans, Hans help mij". Balabrega ging toen op zijde af. Of bij zijue handen heeft gebruikt weet zij niet, zij heeft slechts drie schoten gehoord. B$ het uazien harer kleederen, verklaart zij, dat de gaten daarin juist ziju ter hoogte van de lichaamsdeelen waarin zij getroffen is. Zij is 6 weken in het gesticht van freule Berkhout verpleegd. Daar zijn haar twee kogels uitgesneden, terwijl in het huis van me juffrouw Kuyper nog een derde kogel is gevon den, die zij niet weet waar hij vandaao is gekomen. Zij geeft op nu weder geheel hersteld te zijn. Op eene vraag van den Officier geeft zij ten antwoord niet gezien te hebben dat H. eene re volver uit den zak haalde. De beklaagde heeft op deze getuigenis aan te merken, dat Rika Meijland zijne bedreigingen erger maakt dan zij waren, en dat Diet zij van hem maar hij van haar last heeft gehad, tydens zij met zekeren Gode, nu 4 jaar verkeerde. A. C. Balabrega, de persoon ook door H. ge wond, komt nu op om getuigenis af te leggen. Hem wordt door den president dezelfde opmer king gemaakt omtrent den eed. Hij verklaart voor ongeveer 2 jaar kennis te hebben gekregen aan Rika Meijland. Dat zijne zuster hem gesproken heeft over zijne verhouding tegenover deze, weet hij niet meer, wel weet hij, dat zij den dienst van ziju vader heeft verlaten omdat er reeds toen praatjes liepen omtrent hem en haar. Hij heeft steeds eerlijke bedoelingen met Rika gehad en was van plan haar te trouwen. Vau zijne voornemens heeft hij nooit aan zijn vader kennis gegeven. Ook hij kreeg brieven van H. Van het gaan naar het politiebureau in Dec. '87 legt ook deze getuige verklaring af. Dit ge- schitdde, volgens hem, naar aanleiding der brie ven, die hij zoowel als Rika kregen. Op straat liep H. hem altijd na. De revolver heefi hij zich niet aangeschaft uit vrees voor H., maar teen hij haar eenmaal had nam hij haar, na de ontvangst der brieven, steeds mee. Deze verklaring klopt Diet met eeue vroeger afgelegde. Toen gaf B. op, de revolver wel degelijk te hebben gekocht naar aanleiding van de dreigementen van H.; getuige geeft op steeds met zijne revolver geladen, te hebben geloopen, om die, in geval het noodig was, te kunnen gebruiken. Ook op 5 September had hij haar bij zich. Hij en Rika gingen steeds samen uit. Soms ontmoette hij H. Getuige bracht Rika thuis. Den 5en Sept. is hij met lianr te 7 uur 's avonds opgewandeld naRr den Hout. Op den Raamsingel bemerkte hij dat H. hem volgde. Noch op het Plein noch op den Dreef heeft hij aan H. iets bespeurd, voordat hij het Florapark was genaderd. Toen kwam H. hen tegen. Hij had de hand in den zak. Op de hoogte van het huis van den Heer Koopmans hoorde hij een schot achter zich lossen, welk schot spoedig dooreen tweede en derde werd gevolgd. Uit het gillende wegloopen van Rika bemerkte hij, dat deze gewond was. Zij zijn bei don de Hazepaterslaan ingeloopeu. Toen hij het vierde schot hoorde, na door het derde reeds gewond te zyu geraakt, heeft hij zijne revolver getrokken. Hij weet zeker door het derde schot te zijn getroffen, dit geschiedde nog op dan Dreef. De revolver die nog in het foudraal zat, was ge laden. Hij heeft noch met het eerste schot en ook niet met het tweede op H. gemikt, met het derde wel, omdat deze maRr steeds doorging met schieten. Uit het gebrul van H. maakte hij op dat dit derde schot raak was. Het geheele geval moet iu drie minuten zijn afgeloopen. Na even bij Juffrouw Kuyper te ziju geweest, is hij dokter Fijan gaan halen. Zijne revolver heeft hij in het foudraal gedaan en daarna over eene schut ting geworpen; waarom hij dit deed, weet hij niet op te geven. Eerst is hij in het gasthuis en daarna te huis verpleegd. Van zijne wonde heeft hij geen last meer. In de kleederen, op den bewusten avond door hem gedragen, toont hij de gaten aan, die de kogel heeft gemaakt. Nadat de getuige heeft opgegeven 8 dageu niet in staat te zijn geweest te welken, verzoekt de Off. v. justitie dit in de dagvaarding te mogen opnemen. Ds. Mees weet van de verhouding tusschen Rika Meijland en beklaagde niets af, en kan alleen iulichÜDgea geven omtrent het gebeurde op 5 Sept. Achter Balabrega en Rika Meijland liep op geen twee meter afstand beklaagde. Getuige, Mevrouw Mees vult in zoovsrre de verklariug van hareu echtgenoot aan, dat zij alleen opgeeft niet te kunnen zeggen dat hot H. was die schoot, maar zij wel degelijk het schieten tot driemaal toe zag. Naderhand heeft zij nog hooren schieten. Deze beide getuigenissen ziju zeer bezwarend voor den heklaagde, daar zoowel Mevr. Mees als de Heer Mees zelf pertinent verklaren beklaag de op het meisje te hebben zien aaulnggen. De Officier van justitie gaf te. kennen, dat de mogelijkheid niet is uitgesloten voor H. wegens zijn schot op Balabrega alleen voor mishandeling en dus niet wegens poging tot moord op dien persoon te worden vervolgd. Jansje v. d. Laan, oud 15 jaar, dienetbode, wordt buiten aede ge hoord. Op 5 Sept. was getuige in de Hazepaters laan. Zij zag daar Balabrega en Rika aankomer, gevolgd door beklaagde. Zij hoorde, toen de beide eersten op den hoek vau de laan waren, een schot. Rika heeft zich een oogenblik vastgehouden aau eeu hek en is toen doorgeloopeu. Getuige hoorde toen bet tweede schot, dat door beklaagde werd afgegeveu. Zij is eerst weg-, maar daarna teruggeloopen en heeft toen gezien, dat Balabrega eu H. op elkaar schoten. Na het tweede schot heeft zij, getuige, alles gezien. De beide eerste schoten heeft zij slechts ge hoord, het derde gezien, maar zij kan niet zeggen dat het H. was die het deed, omdat zij toen nog uiet wist dat het H. was, maar bet vierde werd door denzelfdeu persoon gelost, en die persoon was beklaagde. Zij heeft gezien, dat Bilabrega een pistool te voorschijn hsalde. Zij heeft in het geheel 7 schoten gezien en er bovendien nog 2 andere gehoord. Dit zijn de schoten, die op den Dreef door beklaagde zijn gelost. P. Rijbroek was op 5 Sept. omotreeks half 8 's avonde op den Dieef, ter hoogte van het Flo rapark, en liep op het groote rijpad. Hij hoorde daar eeu schot vallen en liep dadelijk wat vlug ger door. Hij hoorde toeu een tweede schot. Hij stak daarna den Dreef over iu de richting vau de Hazepaterslaan en zag toen dat H. zijn derde schot loste. Hij is toen niet dichter genaderd. Het vierde schot kwam uit eene andere richting uit de Hazepaterslaan. Daarna zijn nog een aantal schoten gevallen. Hij heeft H. nog zien loopen in de richting van de stad. H. liep toen op het ruiterpad eu brulde. Getuige heeft geadiisteerd bij de arrestatie en heeft gezien, dat een agent beklaagde eene revolver ontnam. Hij heeft noch Balabrega noch Rika gezien. Wie het vierde schot heeft gelost, weet hij uiet. Hij verklaart nu echter pertinent, dat het vuur kwam uit de Hazepaterslaan. D,ze getuige verklaart dikwijls geheel en al iu strijd met wat hij in de instructie heeft opgegeven. Hij spreekt nu van 4, vroeger vau 5 schoteu door hem ge zien en het aantal door hem gehoorde schoten wordt nu ook minder opgegeven. De Heer 't Hooft brengt den getuige Onder het oog dat hij in de processen-verbaal geheel anders heeft verklaard, maar da verdediger komt er tegen op dat daardoor wordt geiufluenceerd op de pertinente verklaring van deze getuige, dat het 4o schot uit de Haz^piterslaait kwam. Op de processen-verhaal van den inspecteur kan men niet altijd aau. Getuig» kan niet welen welk juridisch belang verdediger daaraan hecht. H. De Blazer, wilde op 5 Sept., 'a avonds tusschen 7half 8 naar de muziek in den Hout. Hij liep met zijn dochtertje en met Rijbroek, bijna ter hoogte van het midden van het Paviljoen, toen hij aan zijne rechterzijde, voor zich uit, een schot hoorde vallen. Getuige is toen doorgeloopen tot aan de paaltjes bij het Paviljoen toen hij het 2a schot hoorde. Hij heeft toen zijn dochtertje op eeu bank gezet en is doorgeloopen tot ter hoogte vau de Hazepaters laan toen hij het 3e schot hoorde en zag. Dit schot werd door H. afgegeven. Hij is blijvtn staan eu heeft toen een schot zien geven uit de Hazepaterslaan, daarna weder een van den Dreef. De voorzitter vraagt wat voor onderscheid er was tusschen het vuur dat kwam, uit de laan en dat gegeven werd van den Dreef, hetgeen den verdediger aanleiding geeft de bewering, dat op de verklaring van getuige wordt gtïufluen- caerd. De voorzitter ontkent dit. Getuige kan niet uitleggen wat hem door deu voorzitter wordt gevraagd: „vuur is vuur", zegt hij. Hij verzoekt of hij eens alleen mag praten hetgeen hem wordt toegestaan, waarop hij aogeens vet klaart, niet te weten wie het vierde schot heeft gedaan, het kwam uit de Hazepaterslaan en H. was het dus uiet. Deze deed wel het vijfde schot. Volgens zijne meenlDg stonden de personeD, die op el kaar schoten, op ongeveer 6 meter van tlkaar. Hij hseft noch Balabrega uoob Rika gezien. Hij is in de richting naar de stad weggeloopen. Ge tuige is hem gevolgd en heeft uiet gezien, dat H. eene revolver was afgenomen. Hij wist dat H. gewond was, doordat hij hem zelf heeft uit gekleed op hei bureau. Getuige heeft eeu jaar met H. gewerkt en beschreef hem als een ijverig werkman. H. J. v. Duynen, was 5 Sept. tusscheu 7 en half 8 ter hoogte van de Hazepaterslaan. Hij heeft een schot zien lassen in de richting van de laan, daarna kwam er uit de laan, ver volgens weder twee van de eerste zijde, daarna weder uit de laan. In het geheel heeft hij H. 4 schoten zien lossen. Na het 3e echot van H. viel bet le schot van B. Dit kwara uit de laan. Get. weet niet zeker of het B. was die schoot, wel wss het een persoon, die in de laan stond. Hij heeft eene vrouw om hulp hooren roepen, en heeft zelf om politie geschreeuwd. Toeu er adsisteutie kwam, heeft hij meegeholpen om F. naar het bureau te brengen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1889 | | pagina 2