Rechtszaken.
ZAAK-HOOGERBEETS.
In dat stuk leest men: //Geene republiek zonder
commune; de republiek is de commune in bet
klein, gelijk de republiek de commune is in bet
groot. Alle heil komt van de commune. Het
honderdjarig feest der commune zal de natie,
de republiek en de revolutie redden. De com
mune beeft in 1792 door hare overwinning, in
1871 door bare slachtoffers de natie gered, thans
dreigt hetzelfde gevaar, en zal dezelfde redding
plaats vinden. Het volk moet souverein wezen.
Waarin bestaat de wezenlijke souvereiniteit der
natie? In de souvereiniteit van alle gemeenten?
En de souvereiniteit van de gemeente? In de
souvereiniteit van het individu. En waarin be
staat de souvereiniteit van ieder wezen? In de
drie souvereine kenmerken of attributen: alge
meen kiesrecht, algemten grondbezit, algemeene
wapening.
//Ider zij zijn eigen Koning, zijn eigen priester,
zijn eigen leeraar. Het recht moet uitgeoefend
worden van onder naar boven, menschelijk recht
geen goddelijk recht, enkel menschen- en bur
gerrechten. In een woord: Het individu moet
vrij zjjn in de gemeente, de gemeente vrij in
de natie, de natie vrij in de menschheid. Ziedaar
het ideaal der revolutie./'
Indien Parijs ons dit bij de aanstaande ten
toonstelling van de hoogte zijns Eiffeltorens te
bewonderen geeft, dan voorzeker zullen er voor
dien tijd nog meer stroomen bloeds vloeien, dan
die, welke voor honderd jaar Frankrijks bodem
drenkten. {F. W.)
Bij de weldra te verwachten herziening van
de Wet op het Lager Onderwijs zal, volgens eene
mededeeling, die het Volksblad, ontving van eene
zijde, wel in staat om goed te zijn ingelicht,
subsidie worden toegekend aan de bizondere
school, en wel naar dit stelsel, dat van rijkswege
zoowel aan het openbaar als aan het bizonder
onderwijs eene bijd rage in de kosten zal worden
verleend, naar den maatstaf van het aantal on
derwijzers, in elke school werkzaam. Omtrent
het bedrag dier bijdragen omtrent de vraag, of
aan het toekennen dier bijdrage nog eenigerlei
voorwaarde verbonden zal wezen, hetzij ten aan
zien van den omvang van het onderwijs, hetzij
met betrekking tot bouw en inrichting der
school, is aan het blad niets bekend. Maar wel
meent het daarentegen, met zekerheid te kun
nen zeggen, dat ook voor het openbaar onder
wijs alleen de kosten van bezoldiging van het
onderwijzend personeel voor zeker gedeelte van
staatswege aan de Gemeentebesturen vergoed zul
len worden, zoodat het tegenwoordige art. 45
der wet omtrent de vaste vergoeding van 30
pCt. voor de onderwijskosten zou komen te ver
vallen. {De Tijd.)
De Staatscourant bevat het volgende bericht
omtrent den toestand van Z M. den Koning:
De toestand van Zijne Majesteit blijft, volgens
verklaring van de geneesheeren des Konings,
nagenoeg dezelfde. De hooge lijder heeft ge
durende de twee laatste dagen weinig voedsel
gebruikt. Hoogstdezelve bracht den laatsten
voornacht rustig door, maar is tegen den och
tend weder onrustiger geworden.
Een bericht uit het Loo van gisteren-avond
meldt, dat Z. M. de Koning vrij kalm is.
's Rijks middelen hebben in de maand
December 11. opgebracht f 9.253.104, tegen
f9.922.576 in December 1887, en gedurende
het geheele jaar 1888 f 112.000.880, tegen
f 110.187.310 in 1887. De raming bedroeg
f108.089.435.
Gisteren werd te 's-Gravenhage een bui
tengewone Ministerraad gehouden. Men brengt
dit in verband met den toestand des Konings.
Het gerucht loopt dat, indien de ongunstige toe
stand mocht aanhouden, overwegen zou worden
of er termen bestaan tot instelling van een tijdelijk
regentschap.
Warmond, 14 Jan. Heden-morgen had alhier
de plechtige uitvaart plaats van den Hoogeerw.
President van het seminarie. Talrijke vrienden
en vereerders van den betreurden overledene,
waaronder vele hooggeplaatste Eerw. Heeren
Geestelijken waren in de kapel van het semi
narie samengekomen, waar te 9 uur de Lauden
een aanvang namen. De Hoogeerw. Regent van
het seminarie ofïiciëerde en werd bijgestaan door
Heeren Studenten van Warmond. Z. D. H. de
Bisschop van Haarlem wilde een treffend bewijs
van hoogschatting van den waardigen leidsman
van zoovele leden zijner Geestelijkheid geven door
pontificaliter de prachtige H. Mis van Requiem
op te dragen. De Hoogeerw. Kanunniken Frink,
Brouwer en De Bruijn stonden resp. als Pres
byter assistens en Troon-diakens den Hoogeerw.
Prelaat ter zijde, terwijl Heeren Theologanten de
functiën van Diaconus en Subdiaconus Missae
en andere vervulden.
Indrukwekkend klonk het Gregoriaansche
Requiem, door het machtige koor van Geeste
lijken en Studenten gezongen.
Na de treffende lijkrede, welke door Professor
Dessens werd gehouden, verrichtte Mgr. Botte-
manne de absolutie aan de lijkbaar en daarna
werd het stoffelijk overschot van den beminden
President door Heeren Theologanten in den
lijkwagen gedragen, die voorafgegaan door een
indrukwekkenden stoet van Studenten der beide
Seminariën en gevolgd door eene schaar van
Geestelijken en leeken, zich naar de parochiekerk
voortbewoog.Hier, alsmede op het kerkhof, werden
de plechtigheden verricht door den Hoogeerw.
Kanunnik Frink, Deken en Pastoor alhier.
Haarlemmermeer, 14 Jan. Een voorzeker
belangrijk werk zal alhier van wege de genie
worden uitgevoerd. De ringvaart zal nl. met het
binnenwater door middel eener schutsluis worden
verbonden bjj een verval van niet minder dan
3.50 meter.
In de jongste vergadering van het polderbestuur
zijn de overeenkomsten met het Rijk betreffende
de in deze gemeente te maken of op te werpen
verdedigingswerken, goedgekeurd.
Vervolg en Slot.)
Dr. Kouwer is zoo nu en dan tegenwoordig
geweest bij de behandeling van Rika Meijland.
Op den avond van den aanslag heeft hij haar gezien;
zij was toen «eer zwak. De wonde, gaanda van
het schouderblad, door de linkerloDg, naar de
borst, moet volgers getuige op zeer korten afstand
zijn toegebracht. Zooals de wond nu was, was zij
niet per se doodelijk. Had de kogel eene eenigs-
zins andere richting genomen, dau zou dit wel het
geval zijn geweest. Was de wonde minder goed
behandeld, of was de patiënte in het geheel niet
behandeld, dan zou zij onder zeer guustige om
standigheden toch hebben kunnen genezen. Getuige
herkende de kogels uit beide wonden gehaald.
De wonde aan de dij, zooals zij nu was, was niet
per se doodelijk. De verwijdering van den kogel
uit de wonde was niet noodig voor het leven van
de patiënte. De achampwonde aan den rug was
onbelangrijk. Ook dezen getuige worden de kleeren
van Rika getoond, en ook hij verklaart dat de
gaten daarin correspondeeren met de gemaakte
wonden.
Getuige Lodewijks verklaart nog op eens vraag
van den voorzitter dat bet iudringon van kleeren
gevaarlijk kan zijn en b.v. de wonde aan de dij
doodelijk had kunnen worden, zoo de daarin ge
drongen stoften niet waren verwijderd.
Verhoor van den beklaagde.
Hoe zijt ge er toe gekomen voor 6 jaar verkeering
met Rika te willen aaukuoopen? Omdat zij mij
beviel. Rika gaf echter te kennen niets van H.,
te willen weten, doch hij is met zijne liefdesbe
tuigingen doorgegaan, en heeft haar een jaar later
weder gevraagd. Hij heeft haar verwijtingen ge-
daau, haar gewaarschuwd tegen hareu omgang
met heertjes, en wachtte haar in den laatsten tijd
vaak op. Hij deed dit, omdat hij hoorde dat Rika
steeds met Balabrega uitging, en daar hij nog
steeds belang in haar stelde, waarschuwde hij
zoowel haar als B.
Da voorzitter wijst er beklaagde op, dat uit het
behandelde is gebleken, dat op Rika niels is aan
te merken, hetgeen beklaagde een lach op het
gelaat brengt, doch tevens eene beriapiug van
den voorzitter op den hals haalt. De voorzitter
ontzegt den beklaagde hel recht als mentor van
Rika op te treden en haar te bedreigen met moord
en doodslag. Eu dat dit dreigen geen scherts was,
blijkt uit wat op 5 Sept is gebeurd. Toen is H.
uitgegaan met het doel Horryaans te taan helpen
verhuizen, dat heeft hij zelf opgegeven, maar hij
is daar niet geweest. Beklaagde geeft nu op tus-
schen 4 en half 8 in de stad te hebben doorge
bracht. Op 5 Sept heeft hij Rika en B. toevallig
ontmoet, en is ze steeds gevolgd. Tusschen het
begin van den Dreef en de Hazepaterslaan is hij
heu voorbijgeloopen. Toen heeft hjj zich omge
keerd met het doel Rika van het leven te berooven.
De president maakt den verdediger de aanmerking
niet te iusinuecren, door het geven van teekenen
op de antwoorden van den beklaagde. De ver
dediger outkent dit te hebben gedaan.
Na eerst de beide gelieven te zijn voorbijge
gaan in tegenovergestelde richting, heeft hij zich
omgekeerd, en heeft hij het eerste schot gelost
op Rika met het doel haar te dooden. Het tweede
en derde schot heeft hij niet bepaald gemikt,
maar hij had toch de bedoeling Riza te treffen.
Het late schot heeft hjj gemikt op het hoofd,
maar op het beslissende oogenblik heeft hij de
revolver laten zakken, omdat hij wist, dat, op
het hoofd mikktnde, het schot doodelijk zou ge
weest zijn. De off. v. justitie merkt op, dat dit
in volkomen strijd is met het feit, dat bij nog
een tweetal schoten heeft gedaan, H. zegt geene
verklaring te kunnen geven van zijn geestestoe
stand op 5 Sep'., doch die was nog erger dan
van een beschonken mensch. Hjj heeft op Bala
brega geschoten, nadat deze dit eerst op hem
had gedaan. Aan het voornemen om zich zelf
dood te schieten, heeft hij geen gevolg kunnen
geven door het schot van B.
De president wijst beklaagde op de tegenstrij
digheid zijner antwoorden. Deze, zeer opgewonden,
en blijkbaar niet veel om zijn verdediger gevende,
weigerde op eenige vragen antwoord te geven,
omdat men het toch nooit eens zou worden.
Thans is de off. v. justitie aan het woord.
Alvorens hisrtoe over te gaan doet de O. v.
J. nog eenige vragen aan den beklaagde over de
beteekenie, die hij hecht aan sommige uitdruk
kingen, in zijne brieven gebruikt. Er zijn er bij,
die de beschuldigde niet goed weet te verklaren.
Onderwijl komt getuige Toepoel en wordt even
ondervraagd over een brief.
Nu neemt de O. v. J., Jhr. Mr. A. J. Rethaan
Macaré, zijn requisitoir, zeggende in hoofdzaak
het volgende:
Na het vermoeiend tweedaagsch debat wil Z.
E. A. gaau onderzoeken wat bewezen is en welke
straf wordt verdiend. Spreker zal beknopt zijn,
bondig en duidelijk. Mocht Z. E. A. iets ten
gunste van den bekl. vergeten, dan staat daar
een verdediger, die niet te kort zal schieten.
Verder bouwt de O. v. J. op de hem sinds
lange jaren bekende rechtvaardigheid van de le
den der rechtbank.
Nu richt de O. v. J. zich tot den bekl.,. en
zegt, dat hij hem uit kracht zijner betrekking,
uii kracht der wet, openlijk heeft beschuldigd
van twee personen naar het leven te staan.
Daarna brengt Z. E. A. hem nog in het kort
zijne daaa in herinnering. Van al wat te last is
gelegd heeft de O. v. J. bewijs verkregen. Niet
éen bewijs beeft de O. v. J., doch eene ganeche
reeks van bewjjzen, schriftelijk bewijs, bewijs
door getuigen en de bekentenis.
Nu gaat spr. de brieven na, door den beklaagde
aan R. M. geschreven, «dat hij afdoend middel
had, dat hij toch van het leven een afkeer had,
dat zijn geduld uitgeput was, en dat hij nu zou
antwoorden met den mond van iets dat met meer
gezag spreekt en waarop niets zal kunnen ant
woorden. Hij wist goed wat het beduidde, want
hij laat er op volgen «A bon entendeur demi
mot suffil", en ook spreekt hij in denzelfden brief
van eene comedie, die in eene tragedie zon kunnen
veranderen. Deze brief is van '84. Er is ook een
latere brief, dien de O. v. J. citeert, 14 dagen
voor het feit geschreven, waarin de bekl. spreekt
van de revolver, die hij steeds bij zich droeg.
Hij heeft getracht dit te vergoelijken.
Nu komt de officier tot het getuigen bewijs
en de uitdrukkingen, door den bekl. gebruikt.
Thans uwe eigene bekentenis, vervolgt hij tot
den beklaagde. Gij hebt het zelf aan den subst.
officier van Justitie den 16den September be
kend, dat ge reeds lang met het denkbeeld hebt
rondgeloopen Rika met B. te dooden. Wellicht
hebt ge in die 4 jaren eukele oogenblikken ge
had waariu ge dit denkbeeld hebt laten varen.
Het ware u goed geweest zoo dit was door
gegaan. De get. Horryaans, tot uwe verdedi
ging geroepen, doet u schade. Tot nu toe hield
de O. het er voor, dat de bekl. slechts rond
liep omdat hij niets beters te doen had, nu
weet Z.E.A. dat hem werk wachtte, dat hjj dus
met oen ander doel moest rondloopen. Het is
laag van u geweest, die menschen na te sluipeD;
20 minuteu lang hebt ge ze nageloopen. Wat
hebt ge gedacht? Ge hebt beweerd dat ge van ge
dachten veranderd zijt tusschen het mikken met
het pistool en het overhalen van den haan. Ge
weet het dus ook dat de gedachten elkander
met bliksemsnelheid opvolgen. Niets hadden de
menschen u gedaan. Ge hebt dat besluit uitge
voerd, ge hebt op Rika geschoten, wel wetende
dat een schot op dien afstand doodelijk kon
zijn. Ware uwe intentie inderdaad tusschen het
mikken en het schieten veranderd, dan hebt ge
of niet of in de lucht geschoten. Eene poging
tot moord van hot slechtste allooi ia dus uwe
daad geweest. Eu nu de daad op Balabrega. Op
dezen hebt ge geschoten zonder bepaald doel.
De door u geloste geschoten hebben aUchte door
toeval geene doodeljjke verwondingen veroor
zaakt. En nu de qualifiicatie. Ocder voorbe
dachten rade verstaat spr. alleen «vooruit be
dacht"; hiertegenover staat //in de opwelling van
het oogenblik". Het eerste schot is dus poging
tot moord. Thans wenscht spr. te verklaren
waarom hij niet bij het eerste schot zich heeft
bepaald, hoewel hij zich de bezwaren van het
bewijs der mindere feiten zeer wel bewust was.
De rechter zou het gevoel hebben gehad niet
volledig recht te spreken indien de O. v. J. zich
alleen bij het hoofdfeit had bepaald.
Niemand kan zeggen welke kogels hebben ge
troffen. Doch de dagvaarding is bij opzet ruim
g'Steld, zoo dat, wvlke opvatting de rechter ook
van het artikel der strafwet mocht hebben, die
toch steeds deze dagvaarding in zich zal sluiten.
Alle getuigan waren verschrikt. Terwijl niemand
aan iets denkt, knallen er schoten; dit is voor
ieder verbijsterend. Het eerste schot was a
bout portant. De verdere zijn op iets grooteren
afstand toegebracht. Torn het eerste schot go-
vallen was, ziju de twee aau het ioopen gegaan
en de beklaagde hen achterna. Als B. het derde
schot heeft gekregen, dan was hij reeds op groeter
afstand, en daardoor is het weder veroorzaakt
dat de kogel minder diep is aangekomen. Nu
de vierde kogel, want de tweede heeft de dij—
wond bij R. voroorzaakt. Bij dit 4de schot was
R. nog veel verder, zoodat daardoor ook de ge
ringere uitwerking voldoende wordt verklaard.
Bij het vierde schot zag eene der getuigen Hoo-
gerbeets de laan inloopen, terwijl ook andere ge
tuigen tot dia opvatting medewerken. Nu de qua-
lificatie. Spr. toont aan welke jurdische qaalifi-
caties zouden passen wauneer die kogels andere
richtingen hadden genomen. Er zijn daden, die men
met opzet pleegt, doch die toch verder reiken
dan de bedoeling van den dader. Voorbeeld: het
inslaan vau eene ruit waarachter een klein kind
staat. Het opzet is alleen gericht op het vernieleu
der ruit, doch de dader is ook aansprakelijk voor
den dood ot de verwoadiugen van het kind. De
bedoeling was Rika te vermoorden; volgens spreker
is er ook poging tol moord op Bdabrega. Men
kan ook verwonding aannemen; daarom hetft spr.
dit ook subsidiair te last gelegd. Toch staat sprekers
overtuiging vast, dat het eerste moet worden aan
genomen. Er is nu concursus realisdus de zwaarste
straf kan worden toegepast, vermee derd met lla. Er
komen nog de mindere delicten bjj. De hoogste
straf, die hier kan opgelegd wordeD, is 20 jaar.
Gij rechters hebt nu eene speelruimte tusschen
20 jaar eu 1 dag. Wat zult ge nemen? Het feit,
door den bekl. gepleegd, is een feit tegen het
heiligste recht, door ieder erkend: het recht om
te leven. Wij staan hier voor de subjectief vol
tooide poging; dit is de zwaarste. Gunstig voor
den bekl. is het volkomen herstel der slachtoffers.
De eenige aanleiding is geweest, dat R., moede
van het jarenlange vervolgen, ééns is boos ge
worden. Er is geene de minste verhouding tusschen
de aanleiding en het misdrijf. Al wat hij oait ten
uadeele van het muisje kou hooreo, heeft hij als
waarheid aangenomen. Al ware alles waar geweest,
wat giug het hem aan? Maar het was alles onwaar,
geheel onwaar. Tot heden had spreker zich gere
serveerd, of hij B. al of niet zou vervolgen. Maar
nu weet hij het zeker: de schoten van L. waren
volkomen gemotiveerd. Hij is volkomen iu het
geval van wettige noodweer geweeBt. Hij kon moei
lijk aau den bekl. vragen of deze van plan was
om nog meer te schieten. Hij heeft zjjn revolver
weggeworpen. Dit is verklaarbaar Natuurlijk is
hij teruggeschrikt doordat hij met zijne verdediging
wonden had veroorzaakt. En hij heeft aan den
bekl. een grooten dienst bewezen door spoedige
geneeskundige hulp voor hit slachtoffer te halen.
Liefde, zegt de bekl., was zijn motief. Neen, zegt
de Officier san Justitie, duizendmaal neen. Uw
motief was hoovaardij en trots. Er is geen enkel
teeder woord iu al uwe brieven. Spreker gaat nu
in bekl. leveo alles na wat in zijn voordeel is.
Hij heeft zich iu dienst voorbeeldig gedragen en
heeft voor zijn overgespaard geld boeken gekocht,
waarmede hij heeft gewoekerd. Door deze ésne
schrede op wetenschappelijk gebied voelde hij zich
ouder zijns gelijken niet meer thuis; zelfs zije
brieven getuigen vau zijne hoovaardij; gekrenkte
hoogmoed, dat is het motief. De straf zal geë-
'enredigd zijn aan het kotsteren van het voor-
nemeu. Meer dan 4 jaar heeft hij er over gedacht,
meer dau 4 jaar zal hij er nu nog over denken.
Ruk u de schillen van de oogen, doe afstand van
de blinde ingenomenheid met uzelven. Herzie u
zelf. Hierop r/quireert Z E.A voor F. W.
Hoogerbeets, wegens a. poging tot moord; b. po
ging tot doodslag, eene gevangenisstraf van 5 jaar
in mindering gebracht met de preventieve hechtenis.
Na voorlezing van het eerste verhoor van be
klaagde door den rechter-commissaris, verkrijgt
Mr. Paap het woord.
Deze zaak, zegt hij, is eene bizoodsre, reeds
blijkbaar uit den grooten toevloed van menschen.
Wat is het bizondere dat zoo de aandacht trekt
De reden is geene andere, dan dat wij te doen
hebben met eene bijna onverklaarbare zaak.
Spr. zal eerst nagaan het requistoir. Hij be-
danktdeu Officier voor dieus, naar zijne opvatting,
elementen eisch. Wat is die opvatting? Dat wij
te doen hebben met een hoogvaardig man. Is
dit in overeenstemming met hetgeen hjj overigens
over dien persoon heeft gezegd? Is het aan te
nemen, dat een persoon, die, zooals de officier
zegt, zooveel talent bezit, zich door hoovaardij
zou laten verleiden tot misdaad? Dat een dom
persoon door hoovaardij daartoe komt, begrijpt
spr., maar niet deze persoon.
Vooreerst zal spr. nagaan den voorbedachten
raad. Het O. M. heeft dit gelijkgesteld met vooruit
bedacht. Maar is dit juist? Spr. zegt neen, en
kan zich voor dit gevoelen beroepen op Mr.
Modderman, zooals blijkt uit diens memorie van
toelichting hUrop, welke door pleiter wordt voor
gelezen. Het beteekent den wil om na kalm
overleg te doen wat is besloten.
Pleiter toont voorts aaD, dat de voorbedachte
raad moet worden bewezen, en door nie's staat
vast, dat beklaagde op dén bekenden avond kalm
was. Zoo komt pleiter op de brieven, waarbij hij
verklaart, dat al de teu processe aanwezige brie
ven door beklaagde wordea erkend. In die brieven
staat weleens dat hij Rika Meijland naar het
leven zal staan. Zoo nu en dan dus was hij in
eene gemoedsstemming die voorbedachten raad
uitsluit. Hij schreef die brieven in abnormalen
toestand.
Als die brieven iets te beteekenen hadden, hoe
dan te verklaren, dat het niet veel eerder is
gebeurd?
Pleiter verklaart dit doordien het telkens op
wellingen waren, die weder voor zijn verstand
plaats maakten. Het O. M. kan dat niet ver
klaren.
Hierna komt pleiter tot hetgeen het O. M.
over het schieten heeft gezegd, nl. dat er zijn
gedaan eerst 4 schoten door bekl., dal de 2de
R. M., de 3e Balabrega, en de 4de weder R. M.
hebben geraakt. Pleiter meent dat dit niet juist
is. Bekl. stond achter hen en mikte op het hoofd,
maar liet de revolver iets zakken, schoot en
deed nog twee schoten. Dit is de verklaring van
bekl., die ook door da gehoorde getuigen wordt
bevestigd. Na het 3e schot is er geschotes
uit de Hazenpaterslaau naar den Dreef; toen is
bekl. aangevallen door Balabrega, al erkent pl.
dat B. geen strafbare daad heeft gedaan. Hooger-
beets geeft teruggeschoten en een dier kogels
heeft Rika weder geraakt. Bekl. had toen hij
op het hoofd mikte opzet om te dooden, maar
het laten zakken van de revolver bewijst, dat
bij een oogenblik later dit opzet niet meer had.
Toen bekl. op het hoofd aanlegde was bekl.
in eene buitengewoon opgewonden stemming;
daarna kwam de halve wil terug; tewijl hij dacht;
neen, niet dooden, liet bekl. de rovolver zakken.
Maar waarom hij dan toch geschoten heeft en
waarom hij zichzelven daarna niet doodgeschoten
heeft, dit laat zich niet verklaren.
Uit het getuigenverhoor blijkt duidelijk, dat
het 4de schot niet gedaau is door beklzooals
pl. tracht aan te toonen door hunne verklaringen
na te gaan.
Nu wenscht pleiter de qualificatie van den Of
ficier te beschouwen. Geene poging tot moord
is er volgens pl. aanwezig. Hij qualificeert de
daad als mishandeling van Rika Mejjland. Wat
B. belrcft, is er geene poging tot doodslag vol
gens pl. bedreven. Wel is waar zegt de Officier:
als de bekl. gezien had, dat het schot B. zou
trtffeu, zou hjj, toch hebben geschoten. Maar
hiervoor is geen bewijs; op grond van het een
voudige zeggen: Ja dat zou hij wel gedaan heb
ben, mag men die qualificatie niet stellen.
Nu gaat pl. tot zijn eigenlijk pleidooi over en
sluit zich aan bij het slot van het requisitoir van
den Officier. Ook pl. wenscht iets te zeggen over
beklaagdes verleden. Bekl. was in zijn kring
misplaatst. Hij heeft zich niet volledig kuunen
ontwikkelen, hoezeer hij ook wilde.
Hij heeft zichzelf o. a. in 3 jaar Fransch ge
leerd. Laat hij ziju verstand heerschen overzijde
phantasie, dat zal hem meer goed doen dan eenige
gevangenisstraf.
Pleiter gaat de ge'ieele geschiedenis met R. M.
na ten eiude aau te toonen, dat er van voor
bedachten rade geen sprake kan zijn. Bij het be
kende geval van 4 Dec. '87 moet B. H. bedreigd
eu gtzegd hebben, dat hij hem met een mes te
ljjf zou gaan. Van dat oogenblik af draagt bekl.
eeno revolver bij zich, doch niet tot aanval, maar
ter verdediging. Bekl. heeft niets voorbereid, geene
handeling gepleegd, die zijn voornemen aanduidde.
Het pistool is in 1885 gekocht, niet gekocht in
1884, toen hjj begon met dreigen. Na de daad
is ook niets aanwezig wat het te voren bestaan
van het plan aanduidt.
Pleiter vermeldt nog eene schijnbare kleinig
heid. Bekl. was door het hooren van een draai
orgel op den dag *an het misdrijf nerveus ge
worden, als het ware erger dan dronken. Na
lang aarzelen mikte bij, doch op het laatste
oogenblik richtte hij het pistool naar beneden.
Op Balabrega heeft hij geene poging tot dood
slag, msar mishandeling door schuld begaan. Hoe
Balabréga zelfs strafbaar zou kunnen zijn (de O.
v. J. heeft gezegd, de vervolging zich te hebben
voorbehouden) verklaart pl. uiet te begrijpen. Hij
is niet strafbaar eu kan het ook niet zijn, maar
dan is Hs. daad tegen B. ook mishandeling door
schuld. Pleiter gewaagt nog van de waarheids
liefde van zijn cliënt.
Pleiter eindigt mat der rechtbank af te vra
gen, of het niet door het noodlot is, dat H.
hier voor haar staat. Bedenk bij uw vonnis,
zegt hij, dat hetzelfde noodlot gelukkig het
heis?el der slachtoffers heeft toegelaten. Wees
zacht en barmhartig iu uw oordeel.
Repliceerende, zegt de O. v. J., dat het er
verre van af is, dat alleen een fatum bekl. tot
de misdaad heeft gebracht en dat de bekl. zvlf
wel voelt, dat hij iets deed wat hjj niet mocht
doen, Elke stap, dien hij achter het paar deed,