Rechtszaken. ZAAK-HOOGERBEETS. In dat stuk leest men: //Geene republiek zonder commune; de republiek is de commune in bet klein, gelijk de republiek de commune is in bet groot. Alle heil komt van de commune. Het honderdjarig feest der commune zal de natie, de republiek en de revolutie redden. De com mune beeft in 1792 door hare overwinning, in 1871 door bare slachtoffers de natie gered, thans dreigt hetzelfde gevaar, en zal dezelfde redding plaats vinden. Het volk moet souverein wezen. Waarin bestaat de wezenlijke souvereiniteit der natie? In de souvereiniteit van alle gemeenten? En de souvereiniteit van de gemeente? In de souvereiniteit van het individu. En waarin be staat de souvereiniteit van ieder wezen? In de drie souvereine kenmerken of attributen: alge meen kiesrecht, algemten grondbezit, algemeene wapening. //Ider zij zijn eigen Koning, zijn eigen priester, zijn eigen leeraar. Het recht moet uitgeoefend worden van onder naar boven, menschelijk recht geen goddelijk recht, enkel menschen- en bur gerrechten. In een woord: Het individu moet vrij zjjn in de gemeente, de gemeente vrij in de natie, de natie vrij in de menschheid. Ziedaar het ideaal der revolutie./' Indien Parijs ons dit bij de aanstaande ten toonstelling van de hoogte zijns Eiffeltorens te bewonderen geeft, dan voorzeker zullen er voor dien tijd nog meer stroomen bloeds vloeien, dan die, welke voor honderd jaar Frankrijks bodem drenkten. {F. W.) Bij de weldra te verwachten herziening van de Wet op het Lager Onderwijs zal, volgens eene mededeeling, die het Volksblad, ontving van eene zijde, wel in staat om goed te zijn ingelicht, subsidie worden toegekend aan de bizondere school, en wel naar dit stelsel, dat van rijkswege zoowel aan het openbaar als aan het bizonder onderwijs eene bijd rage in de kosten zal worden verleend, naar den maatstaf van het aantal on derwijzers, in elke school werkzaam. Omtrent het bedrag dier bijdragen omtrent de vraag, of aan het toekennen dier bijdrage nog eenigerlei voorwaarde verbonden zal wezen, hetzij ten aan zien van den omvang van het onderwijs, hetzij met betrekking tot bouw en inrichting der school, is aan het blad niets bekend. Maar wel meent het daarentegen, met zekerheid te kun nen zeggen, dat ook voor het openbaar onder wijs alleen de kosten van bezoldiging van het onderwijzend personeel voor zeker gedeelte van staatswege aan de Gemeentebesturen vergoed zul len worden, zoodat het tegenwoordige art. 45 der wet omtrent de vaste vergoeding van 30 pCt. voor de onderwijskosten zou komen te ver vallen. {De Tijd.) De Staatscourant bevat het volgende bericht omtrent den toestand van Z M. den Koning: De toestand van Zijne Majesteit blijft, volgens verklaring van de geneesheeren des Konings, nagenoeg dezelfde. De hooge lijder heeft ge durende de twee laatste dagen weinig voedsel gebruikt. Hoogstdezelve bracht den laatsten voornacht rustig door, maar is tegen den och tend weder onrustiger geworden. Een bericht uit het Loo van gisteren-avond meldt, dat Z. M. de Koning vrij kalm is. 's Rijks middelen hebben in de maand December 11. opgebracht f 9.253.104, tegen f9.922.576 in December 1887, en gedurende het geheele jaar 1888 f 112.000.880, tegen f 110.187.310 in 1887. De raming bedroeg f108.089.435. Gisteren werd te 's-Gravenhage een bui tengewone Ministerraad gehouden. Men brengt dit in verband met den toestand des Konings. Het gerucht loopt dat, indien de ongunstige toe stand mocht aanhouden, overwegen zou worden of er termen bestaan tot instelling van een tijdelijk regentschap. Warmond, 14 Jan. Heden-morgen had alhier de plechtige uitvaart plaats van den Hoogeerw. President van het seminarie. Talrijke vrienden en vereerders van den betreurden overledene, waaronder vele hooggeplaatste Eerw. Heeren Geestelijken waren in de kapel van het semi narie samengekomen, waar te 9 uur de Lauden een aanvang namen. De Hoogeerw. Regent van het seminarie ofïiciëerde en werd bijgestaan door Heeren Studenten van Warmond. Z. D. H. de Bisschop van Haarlem wilde een treffend bewijs van hoogschatting van den waardigen leidsman van zoovele leden zijner Geestelijkheid geven door pontificaliter de prachtige H. Mis van Requiem op te dragen. De Hoogeerw. Kanunniken Frink, Brouwer en De Bruijn stonden resp. als Pres byter assistens en Troon-diakens den Hoogeerw. Prelaat ter zijde, terwijl Heeren Theologanten de functiën van Diaconus en Subdiaconus Missae en andere vervulden. Indrukwekkend klonk het Gregoriaansche Requiem, door het machtige koor van Geeste lijken en Studenten gezongen. Na de treffende lijkrede, welke door Professor Dessens werd gehouden, verrichtte Mgr. Botte- manne de absolutie aan de lijkbaar en daarna werd het stoffelijk overschot van den beminden President door Heeren Theologanten in den lijkwagen gedragen, die voorafgegaan door een indrukwekkenden stoet van Studenten der beide Seminariën en gevolgd door eene schaar van Geestelijken en leeken, zich naar de parochiekerk voortbewoog.Hier, alsmede op het kerkhof, werden de plechtigheden verricht door den Hoogeerw. Kanunnik Frink, Deken en Pastoor alhier. Haarlemmermeer, 14 Jan. Een voorzeker belangrijk werk zal alhier van wege de genie worden uitgevoerd. De ringvaart zal nl. met het binnenwater door middel eener schutsluis worden verbonden bjj een verval van niet minder dan 3.50 meter. In de jongste vergadering van het polderbestuur zijn de overeenkomsten met het Rijk betreffende de in deze gemeente te maken of op te werpen verdedigingswerken, goedgekeurd. Vervolg en Slot.) Dr. Kouwer is zoo nu en dan tegenwoordig geweest bij de behandeling van Rika Meijland. Op den avond van den aanslag heeft hij haar gezien; zij was toen «eer zwak. De wonde, gaanda van het schouderblad, door de linkerloDg, naar de borst, moet volgers getuige op zeer korten afstand zijn toegebracht. Zooals de wond nu was, was zij niet per se doodelijk. Had de kogel eene eenigs- zins andere richting genomen, dau zou dit wel het geval zijn geweest. Was de wonde minder goed behandeld, of was de patiënte in het geheel niet behandeld, dan zou zij onder zeer guustige om standigheden toch hebben kunnen genezen. Getuige herkende de kogels uit beide wonden gehaald. De wonde aan de dij, zooals zij nu was, was niet per se doodelijk. De verwijdering van den kogel uit de wonde was niet noodig voor het leven van de patiënte. De achampwonde aan den rug was onbelangrijk. Ook dezen getuige worden de kleeren van Rika getoond, en ook hij verklaart dat de gaten daarin correspondeeren met de gemaakte wonden. Getuige Lodewijks verklaart nog op eens vraag van den voorzitter dat bet iudringon van kleeren gevaarlijk kan zijn en b.v. de wonde aan de dij doodelijk had kunnen worden, zoo de daarin ge drongen stoften niet waren verwijderd. Verhoor van den beklaagde. Hoe zijt ge er toe gekomen voor 6 jaar verkeering met Rika te willen aaukuoopen? Omdat zij mij beviel. Rika gaf echter te kennen niets van H., te willen weten, doch hij is met zijne liefdesbe tuigingen doorgegaan, en heeft haar een jaar later weder gevraagd. Hij heeft haar verwijtingen ge- daau, haar gewaarschuwd tegen hareu omgang met heertjes, en wachtte haar in den laatsten tijd vaak op. Hij deed dit, omdat hij hoorde dat Rika steeds met Balabrega uitging, en daar hij nog steeds belang in haar stelde, waarschuwde hij zoowel haar als B. Da voorzitter wijst er beklaagde op, dat uit het behandelde is gebleken, dat op Rika niels is aan te merken, hetgeen beklaagde een lach op het gelaat brengt, doch tevens eene beriapiug van den voorzitter op den hals haalt. De voorzitter ontzegt den beklaagde hel recht als mentor van Rika op te treden en haar te bedreigen met moord en doodslag. Eu dat dit dreigen geen scherts was, blijkt uit wat op 5 Sept is gebeurd. Toen is H. uitgegaan met het doel Horryaans te taan helpen verhuizen, dat heeft hij zelf opgegeven, maar hij is daar niet geweest. Beklaagde geeft nu op tus- schen 4 en half 8 in de stad te hebben doorge bracht. Op 5 Sept heeft hij Rika en B. toevallig ontmoet, en is ze steeds gevolgd. Tusschen het begin van den Dreef en de Hazepaterslaan is hij heu voorbijgeloopen. Toen heeft hjj zich omge keerd met het doel Rika van het leven te berooven. De president maakt den verdediger de aanmerking niet te iusinuecren, door het geven van teekenen op de antwoorden van den beklaagde. De ver dediger outkent dit te hebben gedaan. Na eerst de beide gelieven te zijn voorbijge gaan in tegenovergestelde richting, heeft hij zich omgekeerd, en heeft hij het eerste schot gelost op Rika met het doel haar te dooden. Het tweede en derde schot heeft hij niet bepaald gemikt, maar hij had toch de bedoeling Riza te treffen. Het late schot heeft hjj gemikt op het hoofd, maar op het beslissende oogenblik heeft hij de revolver laten zakken, omdat hij wist, dat, op het hoofd mikktnde, het schot doodelijk zou ge weest zijn. De off. v. justitie merkt op, dat dit in volkomen strijd is met het feit, dat bij nog een tweetal schoten heeft gedaan, H. zegt geene verklaring te kunnen geven van zijn geestestoe stand op 5 Sep'., doch die was nog erger dan van een beschonken mensch. Hjj heeft op Bala brega geschoten, nadat deze dit eerst op hem had gedaan. Aan het voornemen om zich zelf dood te schieten, heeft hij geen gevolg kunnen geven door het schot van B. De president wijst beklaagde op de tegenstrij digheid zijner antwoorden. Deze, zeer opgewonden, en blijkbaar niet veel om zijn verdediger gevende, weigerde op eenige vragen antwoord te geven, omdat men het toch nooit eens zou worden. Thans is de off. v. justitie aan het woord. Alvorens hisrtoe over te gaan doet de O. v. J. nog eenige vragen aan den beklaagde over de beteekenie, die hij hecht aan sommige uitdruk kingen, in zijne brieven gebruikt. Er zijn er bij, die de beschuldigde niet goed weet te verklaren. Onderwijl komt getuige Toepoel en wordt even ondervraagd over een brief. Nu neemt de O. v. J., Jhr. Mr. A. J. Rethaan Macaré, zijn requisitoir, zeggende in hoofdzaak het volgende: Na het vermoeiend tweedaagsch debat wil Z. E. A. gaau onderzoeken wat bewezen is en welke straf wordt verdiend. Spreker zal beknopt zijn, bondig en duidelijk. Mocht Z. E. A. iets ten gunste van den bekl. vergeten, dan staat daar een verdediger, die niet te kort zal schieten. Verder bouwt de O. v. J. op de hem sinds lange jaren bekende rechtvaardigheid van de le den der rechtbank. Nu richt de O. v. J. zich tot den bekl.,. en zegt, dat hij hem uit kracht zijner betrekking, uii kracht der wet, openlijk heeft beschuldigd van twee personen naar het leven te staan. Daarna brengt Z. E. A. hem nog in het kort zijne daaa in herinnering. Van al wat te last is gelegd heeft de O. v. J. bewijs verkregen. Niet éen bewijs beeft de O. v. J., doch eene ganeche reeks van bewjjzen, schriftelijk bewijs, bewijs door getuigen en de bekentenis. Nu gaat spr. de brieven na, door den beklaagde aan R. M. geschreven, «dat hij afdoend middel had, dat hij toch van het leven een afkeer had, dat zijn geduld uitgeput was, en dat hij nu zou antwoorden met den mond van iets dat met meer gezag spreekt en waarop niets zal kunnen ant woorden. Hij wist goed wat het beduidde, want hij laat er op volgen «A bon entendeur demi mot suffil", en ook spreekt hij in denzelfden brief van eene comedie, die in eene tragedie zon kunnen veranderen. Deze brief is van '84. Er is ook een latere brief, dien de O. v. J. citeert, 14 dagen voor het feit geschreven, waarin de bekl. spreekt van de revolver, die hij steeds bij zich droeg. Hij heeft getracht dit te vergoelijken. Nu komt de officier tot het getuigen bewijs en de uitdrukkingen, door den bekl. gebruikt. Thans uwe eigene bekentenis, vervolgt hij tot den beklaagde. Gij hebt het zelf aan den subst. officier van Justitie den 16den September be kend, dat ge reeds lang met het denkbeeld hebt rondgeloopen Rika met B. te dooden. Wellicht hebt ge in die 4 jaren eukele oogenblikken ge had waariu ge dit denkbeeld hebt laten varen. Het ware u goed geweest zoo dit was door gegaan. De get. Horryaans, tot uwe verdedi ging geroepen, doet u schade. Tot nu toe hield de O. het er voor, dat de bekl. slechts rond liep omdat hij niets beters te doen had, nu weet Z.E.A. dat hem werk wachtte, dat hjj dus met oen ander doel moest rondloopen. Het is laag van u geweest, die menschen na te sluipeD; 20 minuteu lang hebt ge ze nageloopen. Wat hebt ge gedacht? Ge hebt beweerd dat ge van ge dachten veranderd zijt tusschen het mikken met het pistool en het overhalen van den haan. Ge weet het dus ook dat de gedachten elkander met bliksemsnelheid opvolgen. Niets hadden de menschen u gedaan. Ge hebt dat besluit uitge voerd, ge hebt op Rika geschoten, wel wetende dat een schot op dien afstand doodelijk kon zijn. Ware uwe intentie inderdaad tusschen het mikken en het schieten veranderd, dan hebt ge of niet of in de lucht geschoten. Eene poging tot moord van hot slechtste allooi ia dus uwe daad geweest. Eu nu de daad op Balabrega. Op dezen hebt ge geschoten zonder bepaald doel. De door u geloste geschoten hebben aUchte door toeval geene doodeljjke verwondingen veroor zaakt. En nu de qualifiicatie. Ocder voorbe dachten rade verstaat spr. alleen «vooruit be dacht"; hiertegenover staat //in de opwelling van het oogenblik". Het eerste schot is dus poging tot moord. Thans wenscht spr. te verklaren waarom hij niet bij het eerste schot zich heeft bepaald, hoewel hij zich de bezwaren van het bewijs der mindere feiten zeer wel bewust was. De rechter zou het gevoel hebben gehad niet volledig recht te spreken indien de O. v. J. zich alleen bij het hoofdfeit had bepaald. Niemand kan zeggen welke kogels hebben ge troffen. Doch de dagvaarding is bij opzet ruim g'Steld, zoo dat, wvlke opvatting de rechter ook van het artikel der strafwet mocht hebben, die toch steeds deze dagvaarding in zich zal sluiten. Alle getuigan waren verschrikt. Terwijl niemand aan iets denkt, knallen er schoten; dit is voor ieder verbijsterend. Het eerste schot was a bout portant. De verdere zijn op iets grooteren afstand toegebracht. Torn het eerste schot go- vallen was, ziju de twee aau het ioopen gegaan en de beklaagde hen achterna. Als B. het derde schot heeft gekregen, dan was hij reeds op groeter afstand, en daardoor is het weder veroorzaakt dat de kogel minder diep is aangekomen. Nu de vierde kogel, want de tweede heeft de dij— wond bij R. voroorzaakt. Bij dit 4de schot was R. nog veel verder, zoodat daardoor ook de ge ringere uitwerking voldoende wordt verklaard. Bij het vierde schot zag eene der getuigen Hoo- gerbeets de laan inloopen, terwijl ook andere ge tuigen tot dia opvatting medewerken. Nu de qua- lificatie. Spr. toont aan welke jurdische qaalifi- caties zouden passen wauneer die kogels andere richtingen hadden genomen. Er zijn daden, die men met opzet pleegt, doch die toch verder reiken dan de bedoeling van den dader. Voorbeeld: het inslaan vau eene ruit waarachter een klein kind staat. Het opzet is alleen gericht op het vernieleu der ruit, doch de dader is ook aansprakelijk voor den dood ot de verwoadiugen van het kind. De bedoeling was Rika te vermoorden; volgens spreker is er ook poging tol moord op Bdabrega. Men kan ook verwonding aannemen; daarom hetft spr. dit ook subsidiair te last gelegd. Toch staat sprekers overtuiging vast, dat het eerste moet worden aan genomen. Er is nu concursus realisdus de zwaarste straf kan worden toegepast, vermee derd met lla. Er komen nog de mindere delicten bjj. De hoogste straf, die hier kan opgelegd wordeD, is 20 jaar. Gij rechters hebt nu eene speelruimte tusschen 20 jaar eu 1 dag. Wat zult ge nemen? Het feit, door den bekl. gepleegd, is een feit tegen het heiligste recht, door ieder erkend: het recht om te leven. Wij staan hier voor de subjectief vol tooide poging; dit is de zwaarste. Gunstig voor den bekl. is het volkomen herstel der slachtoffers. De eenige aanleiding is geweest, dat R., moede van het jarenlange vervolgen, ééns is boos ge worden. Er is geene de minste verhouding tusschen de aanleiding en het misdrijf. Al wat hij oait ten uadeele van het muisje kou hooreo, heeft hij als waarheid aangenomen. Al ware alles waar geweest, wat giug het hem aan? Maar het was alles onwaar, geheel onwaar. Tot heden had spreker zich gere serveerd, of hij B. al of niet zou vervolgen. Maar nu weet hij het zeker: de schoten van L. waren volkomen gemotiveerd. Hij is volkomen iu het geval van wettige noodweer geweeBt. Hij kon moei lijk aau den bekl. vragen of deze van plan was om nog meer te schieten. Hij heeft zjjn revolver weggeworpen. Dit is verklaarbaar Natuurlijk is hij teruggeschrikt doordat hij met zijne verdediging wonden had veroorzaakt. En hij heeft aan den bekl. een grooten dienst bewezen door spoedige geneeskundige hulp voor hit slachtoffer te halen. Liefde, zegt de bekl., was zijn motief. Neen, zegt de Officier san Justitie, duizendmaal neen. Uw motief was hoovaardij en trots. Er is geen enkel teeder woord iu al uwe brieven. Spreker gaat nu in bekl. leveo alles na wat in zijn voordeel is. Hij heeft zich iu dienst voorbeeldig gedragen en heeft voor zijn overgespaard geld boeken gekocht, waarmede hij heeft gewoekerd. Door deze ésne schrede op wetenschappelijk gebied voelde hij zich ouder zijns gelijken niet meer thuis; zelfs zije brieven getuigen vau zijne hoovaardij; gekrenkte hoogmoed, dat is het motief. De straf zal geë- 'enredigd zijn aan het kotsteren van het voor- nemeu. Meer dan 4 jaar heeft hij er over gedacht, meer dau 4 jaar zal hij er nu nog over denken. Ruk u de schillen van de oogen, doe afstand van de blinde ingenomenheid met uzelven. Herzie u zelf. Hierop r/quireert Z E.A voor F. W. Hoogerbeets, wegens a. poging tot moord; b. po ging tot doodslag, eene gevangenisstraf van 5 jaar in mindering gebracht met de preventieve hechtenis. Na voorlezing van het eerste verhoor van be klaagde door den rechter-commissaris, verkrijgt Mr. Paap het woord. Deze zaak, zegt hij, is eene bizoodsre, reeds blijkbaar uit den grooten toevloed van menschen. Wat is het bizondere dat zoo de aandacht trekt De reden is geene andere, dan dat wij te doen hebben met eene bijna onverklaarbare zaak. Spr. zal eerst nagaan het requistoir. Hij be- danktdeu Officier voor dieus, naar zijne opvatting, elementen eisch. Wat is die opvatting? Dat wij te doen hebben met een hoogvaardig man. Is dit in overeenstemming met hetgeen hjj overigens over dien persoon heeft gezegd? Is het aan te nemen, dat een persoon, die, zooals de officier zegt, zooveel talent bezit, zich door hoovaardij zou laten verleiden tot misdaad? Dat een dom persoon door hoovaardij daartoe komt, begrijpt spr., maar niet deze persoon. Vooreerst zal spr. nagaan den voorbedachten raad. Het O. M. heeft dit gelijkgesteld met vooruit bedacht. Maar is dit juist? Spr. zegt neen, en kan zich voor dit gevoelen beroepen op Mr. Modderman, zooals blijkt uit diens memorie van toelichting hUrop, welke door pleiter wordt voor gelezen. Het beteekent den wil om na kalm overleg te doen wat is besloten. Pleiter toont voorts aaD, dat de voorbedachte raad moet worden bewezen, en door nie's staat vast, dat beklaagde op dén bekenden avond kalm was. Zoo komt pleiter op de brieven, waarbij hij verklaart, dat al de teu processe aanwezige brie ven door beklaagde wordea erkend. In die brieven staat weleens dat hij Rika Meijland naar het leven zal staan. Zoo nu en dan dus was hij in eene gemoedsstemming die voorbedachten raad uitsluit. Hij schreef die brieven in abnormalen toestand. Als die brieven iets te beteekenen hadden, hoe dan te verklaren, dat het niet veel eerder is gebeurd? Pleiter verklaart dit doordien het telkens op wellingen waren, die weder voor zijn verstand plaats maakten. Het O. M. kan dat niet ver klaren. Hierna komt pleiter tot hetgeen het O. M. over het schieten heeft gezegd, nl. dat er zijn gedaan eerst 4 schoten door bekl., dal de 2de R. M., de 3e Balabrega, en de 4de weder R. M. hebben geraakt. Pleiter meent dat dit niet juist is. Bekl. stond achter hen en mikte op het hoofd, maar liet de revolver iets zakken, schoot en deed nog twee schoten. Dit is de verklaring van bekl., die ook door da gehoorde getuigen wordt bevestigd. Na het 3e schot is er geschotes uit de Hazenpaterslaau naar den Dreef; toen is bekl. aangevallen door Balabrega, al erkent pl. dat B. geen strafbare daad heeft gedaan. Hooger- beets geeft teruggeschoten en een dier kogels heeft Rika weder geraakt. Bekl. had toen hij op het hoofd mikte opzet om te dooden, maar het laten zakken van de revolver bewijst, dat bij een oogenblik later dit opzet niet meer had. Toen bekl. op het hoofd aanlegde was bekl. in eene buitengewoon opgewonden stemming; daarna kwam de halve wil terug; tewijl hij dacht; neen, niet dooden, liet bekl. de rovolver zakken. Maar waarom hij dan toch geschoten heeft en waarom hij zichzelven daarna niet doodgeschoten heeft, dit laat zich niet verklaren. Uit het getuigenverhoor blijkt duidelijk, dat het 4de schot niet gedaau is door beklzooals pl. tracht aan te toonen door hunne verklaringen na te gaan. Nu wenscht pleiter de qualificatie van den Of ficier te beschouwen. Geene poging tot moord is er volgens pl. aanwezig. Hij qualificeert de daad als mishandeling van Rika Mejjland. Wat B. belrcft, is er geene poging tot doodslag vol gens pl. bedreven. Wel is waar zegt de Officier: als de bekl. gezien had, dat het schot B. zou trtffeu, zou hjj, toch hebben geschoten. Maar hiervoor is geen bewijs; op grond van het een voudige zeggen: Ja dat zou hij wel gedaan heb ben, mag men die qualificatie niet stellen. Nu gaat pl. tot zijn eigenlijk pleidooi over en sluit zich aan bij het slot van het requisitoir van den Officier. Ook pl. wenscht iets te zeggen over beklaagdes verleden. Bekl. was in zijn kring misplaatst. Hij heeft zich niet volledig kuunen ontwikkelen, hoezeer hij ook wilde. Hij heeft zichzelf o. a. in 3 jaar Fransch ge leerd. Laat hij ziju verstand heerschen overzijde phantasie, dat zal hem meer goed doen dan eenige gevangenisstraf. Pleiter gaat de ge'ieele geschiedenis met R. M. na ten eiude aau te toonen, dat er van voor bedachten rade geen sprake kan zijn. Bij het be kende geval van 4 Dec. '87 moet B. H. bedreigd eu gtzegd hebben, dat hij hem met een mes te ljjf zou gaan. Van dat oogenblik af draagt bekl. eeno revolver bij zich, doch niet tot aanval, maar ter verdediging. Bekl. heeft niets voorbereid, geene handeling gepleegd, die zijn voornemen aanduidde. Het pistool is in 1885 gekocht, niet gekocht in 1884, toen hjj begon met dreigen. Na de daad is ook niets aanwezig wat het te voren bestaan van het plan aanduidt. Pleiter vermeldt nog eene schijnbare kleinig heid. Bekl. was door het hooren van een draai orgel op den dag *an het misdrijf nerveus ge worden, als het ware erger dan dronken. Na lang aarzelen mikte bij, doch op het laatste oogenblik richtte hij het pistool naar beneden. Op Balabrega heeft hij geene poging tot dood slag, msar mishandeling door schuld begaan. Hoe Balabréga zelfs strafbaar zou kunnen zijn (de O. v. J. heeft gezegd, de vervolging zich te hebben voorbehouden) verklaart pl. uiet te begrijpen. Hij is niet strafbaar eu kan het ook niet zijn, maar dan is Hs. daad tegen B. ook mishandeling door schuld. Pleiter gewaagt nog van de waarheids liefde van zijn cliënt. Pleiter eindigt mat der rechtbank af te vra gen, of het niet door het noodlot is, dat H. hier voor haar staat. Bedenk bij uw vonnis, zegt hij, dat hetzelfde noodlot gelukkig het heis?el der slachtoffers heeft toegelaten. Wees zacht en barmhartig iu uw oordeel. Repliceerende, zegt de O. v. J., dat het er verre van af is, dat alleen een fatum bekl. tot de misdaad heeft gebracht en dat de bekl. zvlf wel voelt, dat hij iets deed wat hjj niet mocht doen, Elke stap, dien hij achter het paar deed,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1889 | | pagina 2