N I E U WE
Ne, 1351.
Woensdag 6 Februari 1889.
14de Jaargang.
Eigen Hulp.
BUITENLAND.
n
II
Met den trein van 9 uur 30 min.
HMRLIMSC
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem0,86
Voor de overige plaatsen in Nederland tr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
AfzDuderljjke Nummers0,03
Dit blad verschgnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en Z ATËRDAG.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
nXSDBlr
AGITK MA NON AGITATE.
PRIJS OER ADVERTENTIE»
Van 16 regels30 Cents.
Hike regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterlyk Maandag-, Woensdag
en Vrjjdag- avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: K UPPERS LAUREY.
Vervolg en slot.)
Het zoo hoog opgegeven voordeel van
haren leden onvervahchte waren te ver-
koopeu, achtte de HeerNieuhuis eenvoudig
eene reclame, want van wat Eigen Hulp
tot dusverre in dit opzicht verrichtte is nog
weinig gebleken.
Ook toonde de Heer Nienhuis uit de
geschriften van de mannen vau Eigen Hulp
de Heeren Elias te 's Graveuhage, Snellen
te Utrecht en Pisuisse te Vüssingen, aan
dat die, wat het beginsel der vereenigiug
betreft, onderling in tegenspraak zjju; wel
eeu bewijs, dat dit beginsel niet ernstig
gemeend en eenvoudig een vernis is om
het eigenlijke doel te verbergen.
Als middel om Eigen Hulp te bestrijden
was ook aangevoerd de contante betaling.
Ofschoon, ontkennende, dat het kwaad
daarmede alleen zou zjjn tegen te gaan,
was er iu dit middel toch veel behartigens
waardigs, hetgeen de Heer Nionhuis in
bizonderheden uiteen zette. Maar bovendien
gaf hjj daarbjj den raad aan de winkeliers
om zulke klanten, die bij Eigen Hulp
coutaut betalen en andereUeveranciers ge-
ruimen tjjd op betaling laten wachten,
zoodat herhaaldelijk manen en dikwijls be
dreigen met den deurwaarder noodig is,
in hunne boeken niet te dulden.
Voor hen, die niet blind zjjn, is het niet
loochenbaar, dat de handel en winkelstand
ontzettend kwijnen. De strijd om het be
staan ia zwaar en velen zien de toekomst
duister in. Voor een groot deel heeft de ver-
eeniging Eigen Hulp daaraan schuld.
Is dat geoorloofd?
Zeker neen, te meer omdat de voordoo
ien, welke zij aan hare leden weet te be
zorgen, in werkelijkheid niets beteekenen.
Men koopt er niet goedkooper dan bij den
gewonen winkelier. En als er dan eenig
voordeel is, dan is dat niet voortgevloeid
uit de noodzakelijkste levensbehoeften.- Eu
oudauks dat alles eu ofschoon wetende
welk onheil gesticht wordt, gaat Eigen Hulp
voort, breidt zich uit metfeeu ijver, eener
betere zaak waardig.
De vereenigiug doet dit met middelen,
die aan audereu niet ten dienste staan. In
de sociëteit, bij voorbeeld, worden leden
aangeworven, ofschoon de vrouw des huizes
liever bij hare gewone winkeliers ware ge
bleven. Doet een jongeling uit Zwolle, bjj
voorbeeld, te Breda examen, dan hebben
de ouders nog voor den afloop van het
examen een prjjscouraut voor de uitrusting
(afdeeling zee- eu landmacht). Waar de
winkelier voor zijn geheelen omzet patent-
plichtig is, heeft Eigen Hulp (te 's Hage)
met een omzet van 700,000, slechts voor
een omzet van 130,000, het hoogste, dat
de patentwet kent, te betalen.
Is dat eerljjk concurreereu? Zijn dus de
gtrjjdmiddeleu geljjk? Zeker ueeu. Daarom
FEUILLETON.
(5) [Ve volg)
//Ik weet waarlijk niet, wat ik gelooven
moet,// reide ik, „maar hetgeen ik zelf onder
vond, n heb, kan ik het niet loochenen en daarom
juist wilde ik licht in de zaak hebben.//
//Weet gjj dan, wat tot het spooK, zooals
de menschen het noemen, eigenlijk aanleiding
heeft gegeven?"
„Neen, Mr. Ball, ik heb er nooit iets van
vernomen,// sprak ik belangstellend, "maar,
verschooning, verhaal, wat gjj weet, mogelijk
kan ik hier of daar een punt van vastheid
vindeD.s
//Zeer gaarne, wil ik u, hetgeen ik daarvan
vernomen heb, mededeelen. Thans is het zeven
jaar geleden, maar het is mij onbegrijpelijk,
dat gij u niet herinneren kunt, iets van het
voorval vernomen te hebben dus, het is zeven
jaar geleden, dat op een avoDd een elegant
rjjtuig hier aankwam met een prachtig paard
moet de strijd nu worden begonnen, nu
het nog tijd is. Het water stjjgt tot aan
de kruin van den dijk; als het niet gekeerd
wordt, verliest men het recht zich te be
klagen als de storm ons medesleept. Men
kent nu het gevaar en moet handelen. De
Regeeriog moet er op gewezen worden,
dat de Staatsambtenaren handel drijven ten
nadeele van audereu; de relatiën met han
delshuizen, die aan Eigen Hulp leveren,
moeten door de wiukeliers worden afge
broken; bij verkiezingen voor stad eu land
moet er op gelet worden of ge uwe stem
vóór of tegen Eigen Hulp uitbreng'; de
winkelier moet onvermoeid streven om
goede waren tegen de billjjkste prijzen aan
zijne cliëuteele te leveren.
Deze en andere middelen moeten aange
wend worden, en om gezamenlijk in dien
geest werkzaam te zijn, zou het. naar het
oordeel van den Heer Nienhuis geweuscht
zijn toe te treden tot den dezer dagen
opgerichten Anti-Eigeu-IIulp-boud, het
Maatschappelijk Belang.*
De Heer Nienhuis, roept alle weidenkenden
op om den vjjaud t6 bestrijden. Het bestaan
van velen mag niet opgeofferd worden aan
het schijnbaar voordnel van enkelen. Het
Eigen Hulp-beginsel is verderfelijk voor
de maatschappij, het rukt haar uit het
verband en werkt tot haren ondergang op
ontzettende wijze mede.
Dat men hieraan dan paal en perk stelle,
voor het te laat is.
Berichten uit Weeuen brengen talrijke
bizonderheden omtrent het overljjden van
Kroonprins Rudolf.
Een dagblad te Pesth, dat met de Hou-
gaarsche aristocratie zeer nauw in betrekking
staat, spreekt van een zoogenaamd Arne-
kaansch duel, eu vertelt dat op den ach
tergrond van deze duistere geschiedenis
staat eeu bizouder stormachtig voorval, dat
eeu jaar geleden op eeu jachtslot plaats
greep en van dien aard was, dat ouder
gelijkstaande personen slechts een duel op
leven eu dood, onder personen vau dezen
rang echter slechts een Amerikaansch duel
mogelijk was. Nog krasser drukt een Ber-
Ijjusch dagblad zich uit, dat op grond van
schriftelijk bericht uit Weeuen zegt, dat
daar in de hoog-aristocratische kringen
de vaste overtuiging bestaat dat de Kroon
prins plotseling overvallen en iu eeu strijd
gewikkeld is, waarin hjj met een geweer
kolf werd neergeslagen. De beweegredenen
van dia daad waarschijnlijk zijn wraak uit
gekreukte ijverzucht. Onmiddellijk na de
ramp liepen ook in de naaste omgeving
van Mayerling dergeljjke geruchten. Dit
bljjkt hieruit, dat dadelijk de rechter
vau het kanton uit Baden op het jacht
slot aaukwam, om zijne diensten aan te
bieden, welke echter als onuoodig werden
bespannen, welks eigenaar een fijn gekleed oud
man was. Hij hield bjj de herberg tegenover
het station stil en gaf het paard aan den huis
knecht over met den last het goed te verzor
gen en hem 's avonds den wagen aan het sta
tion te brengen, want hij wilde naar Brigthon
reizen en 's avonds met den trein van 9 uur
30 terugkeeren. De huisknecht kende den
vreemdeling in 't geheel niet, hij droeg een
langen, grjjzen baard en dikke lange en even
eens grijze haren; zjju blik was opvallend en
onstandvastig en hjj zag er uit, als had hjj
iets op 't geweten, terwijl zijne blanke handen,
zoo klein waren als die eener dame.
„Des avonds bracht de huisknecht, zooals
hem bevolen was, het rijtuig aan het station
en inderdaad met den trein van 9 uur 30
minuten keerde de vreemdeling weder terug.
Hjj was zoo bleek als een lijk en was zijn blik
voorheen reeds gejaagd, nu was hij waarljjk om
er bang van te worden, zijne oogen rolden
wild in 't rond, zonder een woord te spreken,
ging hij naar het rijtuig, steeg binnen en greep
me! koortsachtige handen den teugel. Hjj wilde
juist het paard aanzetten, toen hem de knecht
vertelde, dat het paard een maat haver en
eenig hooi had gebruikt. De vreemdeling schrok
geweigerd. In zijn testament heeft de
Kroonprins zijn dochtertje tot zijne alge-
meene erfgename gemaakt en aan zijue
vrouw het vruchtgebruik toegekend tot haren
dood.
Gelijktijdig met het verslag van de lijk
schouwing, hetwelk moet doen gelooven,
dat de Kroonprins Rudolf aau eene storing
zjjuer verstandelijke vermogens lijdende
was, wordt de woordeljjke inbond bekend
van een brief, door deu Prins vier dagen
vóór de verschrikkelijke gebeurteuis aau
deD bekenden schrjjver Jozef Weiier ge
schreven, een brief, die van volkomen hel
derheid van geest getuigt en ook geenszins
aanduidt dat de Prins met gedachten uau
zjjn dood omging.
De brief luidt:
Waarde Weiier! het was mij tot hiertoe
niet mogeljjk het schetsje over Gödöliö te
schrijven. Zooals gjj weet, was ik iu dezen
tijd met veel werk, met name militairen
arbeid, overkropt, eu thans heb ik (militaire)
conduitelijsten door te zien, wat zorgvuldig
geschieden moet en veel tijd iu beslag
neemt. Maar ik zal, als ik Maandag naar
Meyerling kom, daar eeuige leege uren
vinden, om het opstel over Gödöliö gereed
te maken. De gegevens daarvoor, die tot
mjjne beschikking staan, heb ik heden
doorgezien. Zij zijn zeer wijdloopig, ofschoon
toch zeer dienstig, maar slechts zeer weinig
is daaruit te gebruiken. Ik hoop u Woens
dag of Donderdag te zien eu u dan het
manuscript ter hand te stellen.
Met mijne beste groeten,
Uw Rudolf.*
Zooals bekend is overleed de Prins
Woensdag iu den vroegen ochtend. Te
Berlijn heerscht onveranderd de overtuiging
dat tot hiertoe slechts gedeeltelijk de waar
heid onthuld is, en dat het revolverschot
waarvan het rapport ovei de lijkbeschouwiug
gewaagt, of het gevolg van eeu ouver-
hoedschen aanval, of dat van eeu duel
was.
Daar de Keizer van Oostenrijk eeist 59
jaar en nog zeer gezond is, zoo heeft het
overlijden vau deu Kroonprins geene po
litieke gevolgen. Alles zal bij het oude
blijven. Volgens de Fester Lloyd moet de
Keizer bij het ontvangen der tjjding gezegd
hebben, dat de slag die hem treft, verschrik
kelijk is, maar dat hij als tot dusver zijoe
plichten zal weten te vervullen. Bij het
volle plichtgevoel, dat eene hoofdeigenschap
van den Keizer is, karakteriseert hem dit
antwoord.
Het gebouw der oosteurijksche legatie
te Londen werd dezer dagen door vele aan
zienlijke personen bezocht. De Prins vau
Wales, reisde per spoortrein naar Londen
en bracht persoonljjk zijne coudoleauces
naar Belgravesquare, waar Graaf Deym,
de Gezant, en het overige personeel der
ambassade aanwezig waren. Bij het ver-
bjj den klank der stem, staarde den knecht
verbaasd aan, alsof hjj hem niet verstaan had,
doch eindelijk scheen hij zich te bezinnen,
wierp een goudstuk op den grond, joeg het
paard in razenden galop voort, reed voorbij het
tolhuis en keerde den straatweg op naar Brigh
ton, vanwaar hij was gekomen. Een werkman
meende het rjjtuig later nog in de nabijheid,
der krijtgroeven van Clayton gezien te hebben
doch had er geen bizonder belang in gehad
maar verzekerde toch, dat de vreemdeling het
paard de teugels over den rug had geworpen.
Den volgenden morgen, toen de werklieden
naar de krijtgroeven gingen, vonden zij een
verpletterden wagen, en paard en man lagen
dood ter aarde. Hoe het ongeluk zich toege
dragen had, bleef een raadsel, de vreemdeling
had den hals gebroken, en wat het merkwaar
digste was, hij had een doek voor de gebroken
oogen, dus moest hjj met geblinddoekte oogeu
hebben gereden. Dat is de geschiedenis en sedert
dien tjjd is onder het volk het gerucht verspreid,
dat de doode eiken avond na aankomst van den
trein van 9 uur 30 den straatweg passeert,
maar ik geloof het niet; ik ben niet bjjge-
loovig."
Dat was het verhaal van deu korporaal Mr. Ball.
nemen vau het doodsbericht van Kroonprins
Rudolf telegrapheerde de Eugeliche troon
opvolger aanstonds naar Sir Augustus Pa
get, Gezant te Weeuen, om zijn verlangen
kenbaar te maken bij de begrafenisplechtig
heid tegenwoordig te wezen. Doch namens
den Keizer werd geantwoord, dat wegen»
de diepe smart der vorstelijke familie geene
vreemde vorsten te Weenen konden ver
wacht worden. Alken leden van het Keizer
lijke Huis zullen aan de begrafenis van
Aartshertog Rudolf deeluetmm. De Prins
van Wales bleef ongeveer drie kwartier
met Graaf Deyrn eu de zijnen in gesprek
gewikkeld en herinnerde hoe men vast had
gerekend op een bezoek vau Prins Rudolf,
't welk tegen het volgend najaar was be
paald.
Donderdag-middag verscheen ook Keizerin
Eugéuie aau het gezantschapshotel vergezeld
van deu Hertog De Bassauo en eene hof
dame. Bovendien lieten zich talrijke personen
uit do diplomatieke wereld alsmede ver
scheidene leden van het Ministerie in het
register der bezoekers inschrijveu.
De voorzitter van deu Hougaarschen
Rijksdag wil zjjne betrekking uederleggen,
omdat hij uit Weenen het officiëele verzoek
ontving, iu deu Rjjksdag alle geruchten
omtrent den gewelddadigeu dood van deu
Kroonprins tegen te spreken, en met zijn
gezag de leugen van eene beroerte te dek
ken, en wel op eeu tjjdstip, toen de ware
oorzaak van den dood te Weenen op den
Hofburg reeds bekend was.
De Pruische Regeering heeft bjj het
Huis van afgevaardigden een wetsvoorstel
ingediend ter verhoogiug van de dotatie
aan de Kroon.
Tot nog toe was als dotatie toegekeud:
le sedert Januari 1820 uit de inkomsten der
domeinen en houtvesterijen eene ïente van
(naar de tegenwoordige munt) 7,719,296
mark; 2e. krachtens wetten van April 1859
en Jauuari 1868 een reutebedrag te zaaien
van U/a rr.illioeu mark. Alzoo een totaal
van 12,219,229 mark. Er wordt nu voor
gesteld, dit te verhoogen met 31/)» millioeu
eu mits dien te breugeu op 15,719,296
mark. Tevens wordt voorgesteld, bet kasteel
te Kiel met daartoe beboorende gebouwen
eu tuiu in te richten uitsluitend ten ge-
bruike des Konings.
De Raad van State in Frankrijk
heeft beslist dat de Minister van eeredieust
bevoegd is de bezoldiging van Priesters in
te trekken, maar dat de Prefect zulks niet
vermag. Deze beslissing is genomen naar
aanleiding van een besluit der Regeeriug,
waarbij de bezoldiging van twee Priesters
is ingebonden.
Men vertelt, dat de Heer Hubbard, Af
gevaardigde vau Seibe et Oise, in overeen
stemming met den heer Joseph Reiuach,
directeur van la Rdpublique frangaise,Woeas-
dag-avoud een dertigtal Afgevaardigden der
uiterste linkerzjjde bijeengeroepen had, om
Den volgenden Donderdag was ik buiten
verwachting weder verhinderd aan mijn voor
nemen gevolg te geven, doch den 2en Zater
dag na het zooeven verhaalde onderhoud, wan
delde ik op den straatweg naar Brihgton.
Het was zoowat 9 mijlen en de weg viel mij
lang, doch langer nog de tijd, dien ik te Brigh
ton moest wachten. Ik kuierde hjjna een uur
langs het strand, beschouwde het zwoegen en
jagen der booten, het paviljoen en kon mij
maar niét genoeg verwonde:en, hoe de menschen
zulk een modebeeld van architectuur konden
maken. Later ging ik in de. restauratie van
het stationsgebouw; zjj was werkeljjk uitste
kend, het was er goed en goedkoop, terwjjl
men er ongestoord kon vertoeven. Ik nam een
kop koffie en ik geloof ook, dat ik een konjjntje
gegeten heb, ten minste staat mjj het beeld van
een gebraden konjjntje nog steeds levendig
voor den geest, doch geheel zeker kan ik het
toch niet meer zeggen en God beware mij, dat ik
ooit eene leugen schrijve 1 Plotseling viel mjjn
oog op eene oude krant, ik had die reeds se
dert lang gelezen, maar toch beloofde zjj mjj
eene rjjke verpozing; de annonces waren mij nog
geheel nieuw.
Wordt vervolgd.)