N I E U WE No. 1394. Woensdag 22 Mei 1889. 14de Jaargang. De Jodenquaestie in den vreemde. BU1TEML a¥F Per 3 maanden voor Haarlem0,81 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het Buitenland 1,80 Afzonderlijke Nummers0,03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en Z ATERDAG. BUREAU: St. Janstraat Haarlem. Van 1—6 regels30 Cents. Elke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers KüPPERS St LA.UBII. {Vervolg en slot.) Tegen Israel geen geweld. Die uitspraak deden wij in ons vorig artikel hooren, ter wijl we eindigden met te verklaren, dat wjj in ons volgend nummer zouden aan wijzen wat er dan wel en moet geschie den om de Joodsche irritatie te keereu. Sedert ons jongste schrijven heeft er te Weeuen eene interpellatie plaatsgehadover do aanvallen tegen de Joden. Door den Mi nister-President, Graaf Taaffe, is geant woord, dat de Regeeriug de godsdienstvrij heid zal handhaven. De Jodeu-quaestie is een sociaal vraag stuk en moet dus ook langs socialen weg worden opgelost. Als de Joden overmoedig kunnen zijndan is dat de schuld der Chris tenen. Ons dunkt tegen die uitspraak valt niets in te brengen. De Regeeringen der verschillende lauden begunstigen de Joden dikwerf boven de Christenen. Eu waarom? Eukel uit vrees voor de pers. Door de Jodeu werd met onmiskeubaren tact te werk gegaan. Zij hebben zich in onderscheiden Staten meester gemaakt van de dagbladen. Behoeft het wel aanwijzing, dat daaruit ontzettend bezwaar voortvloeit. De Joodsche dagbladen stellen zich natuur lijk in dienst van de liberale richting, welke het, met de Joden, toelegt op de ontchristeljjkiug der maatschappij. De vraag mag echter worden gesteld: Waarom lieten de Christenen het toe, dat de dagblad-pers iu handen der Joden ge raakte? Het ontbrak den Christenen aan veer kracht. Daarin schuilt de ware oorzaak van het verschijnsel, dat de anti-Christe nen de openbare meening in de dagbladen eenzijdig Joodsch kuaueu voorstellen. In de landeD, van welke wij meer in 't bizouder gewaagden, doet zich die betreurde omstandigheid vooral in onrustwekkende mate voor. De organen, welke strijden voor Altaar en Troon, vormen er de groote minderheid. Behalve van de pers beeft de Joodsche invloed zich ook meester gemaakt van den eigendom. Wij hebben in ons vorig artikel daaromtrent cyfers, met betrek king tot Weeneu, genoemd. Hoe was het mogelijk, dat de Jodeu zooveel grondeigendommen bekwamen Natuurlijk omdat de Christenen dit toe lieten. Zij hadden er zich op moeten toe leggen om alle gronden of huizen te koo- pen, welke beschikbaar waren. Yele Chris tenen beleggen echter liever hun geld in papieren dan in vast goed. Ook dat moet diep worden betreurd. Wanneer dus de welgestelde Christenen iu Rusland, Oostenrijk en Hongarije zich verbonden om hunne kapitalen in onroerend goed te steken, wij gelooven dat dan veel kwaads zou voorkomen worden. De werke loosheid der Christenen is de oorzaak van FE U ILL ET ON. Levend begraven. 4) Vervolg.) Hij nam zijn mes en sneed de waskaars in vier stukken. //Van avond zal ik het eerste stuk eten, mor gen ochtend het tweede, morgen-avond het derde, overmorgen-ochtend het vierde, en dan moet ik mijn lot maar afwachten.// Gewoonlijk had hij nooit honger. En nu had hjj werkelijk een honger als een wolf. Lang bood hjj wederstand. Het moest naar zijne be rekening middernacht zijn toen hij besloot het eerste van de visr stukkeu waskaars te eten. Het smaakte ellendig, maar hij had nu geen honger meer. Weldra werd hij koud. Hij begon heen en weer te loopen om zich te verwarmen. Toen kreeg hij slaap. Hij wist dat de slaap de dood voor hem was, en hij wilde blijven leven. De zonderlingste gedachten woelden door zijn hoofd. Stemmen van reeds lang overledenen de zeer ongezonde verhouding dat de kleinste minderheid de grootste meerder heid kau tiranuiseeren. Welk middel moet daar tegen worden aangewend? Ieder heeft het autwoord op deze vraag op zijne lippen. De zaak komt hierop neder, dat het kapitaal der Chris tenen meer dau tot heden in grondeigen dom moet belegd worden. De winst daar door te behalen, is niet groot, inzonder heid als men bouw- en weiland met boeren woningen koopt; doch nog altijd geldt de spreuk: land is zekere bezitting. Niet tegen de Joden moet geageerd worden, maar tegen de Christenen. Zjj moeten aansprakelijk worden gesteld voor de verjoodschiug van den grondeigendom, zooals dat in Oostenrijk, Hongarije en Rusland het geval schijnt te wezen. De Joden erlangen zoo grooten invloed op financieel gebied, omdat zij woekeren. Zjj leenen geld aan personen, die het niet zouden bekomen wegens hunne insolidi- teit van Christenen. De woekerzuchtige Jood redeueert bij zich zei ven: laat ik het maar eens wagen, komt het terecht, dan verdien ik eene goede, overmatige rente. Ons heugt nog (en dat was nu hier te lande) hoe inder tijd, dat er nog eene wettelijke rente was, welke niet mocht oversehredeu worden, een Joodsche geldhandelaar vrienden rente loos geld leende. Hij leende aan iemand zeshonderd gulden, liet hem daarvoor tee- keneu eene schuldbekentenis van duizend gulden, ouder uitdrukkelijke verklariug, dat die som zonder rente was voorge schoten. De aflossing der schuld was be paald op driejaren, zoodat, interest op in terest niet e< nmaal mede gerekend, da geldschieter iu drie jaren meer dan 120% rente ontving. Dergelijke feiten zullen elders veel meer voorkomen dan hier, Welk middel moet daartegen worden aangevoerd? 't Ligt, dunkt ons voor de hand. De Christen-kapitalisten moeten zeiven eeuige fondsen stichten, waaruit tegen eene zeer matige rente, ongelukkige drommels zouden kunnen geholpen worden. Thans gaat men naar de Joden omdat de rijke Christenen niet te spreken zijn. De lamleudigheid der Christenen heeft de Joodsche geldovarheersching den weg gebaaud. Niet dus tegen de Joden, wij herhalen het, maar tegen de Christenen moet op getreden worden. Zij moeten worden herin nerd aan hetgeen plicht en godsdienst voorschrijven. Zoo moet gehandeld worden in de landen waar de Joodsche quaestie reeds bestaat en ook in die Staten waar zij nog niet is. Daar moet worden voorkomen, dat zij zich gaat voordoen. Aan de Joden kan men vrijheid van godsdienst verzekeren, maar op sociaal gebied moet tegen hun veldwin- neudou iuvloed worden gewaakt. De handhaving der christelijke beginse len eischt offers. Zal het christelijk kapi- zeiden hem reeds lang vergeten woordenhij zag weder gezichten, die hij sedert zijne kinds heid niet had gezien. Zijn geheele leven, met de kleinste bizonderheden, ontrolde zich voor zijne oogen als een panorama. Al het lief, al het leed van een menschenleeftijd kwam hem in een oogenblik voor den geest. Hij had geen slaap meer, maar de honger deed zich opnieuw gevoelen. //Hel moet nu vijf uur in den ochtend zijn", zeide hij bij zichzelvende zon verguldt mis schien de torenspitsen van de Notre-Dame, of mis schien hult de regen Parijs in een grauwen mantel. Philippe gevoelde dat de koude, de honger de stilte hem overmachtigden. Hij verloor zijn denkvermogen. Hij viel op den grond neder en kon niet weer opstaan. Toen hij uit zijne ver- dooving bijkwam hoe lang had die geduurd? at hij zijn tweede stuk waskaars. //Hoe zonderling" In minstens twee dagen heb ik niets gedronken? En slaap heb ik ook niet! Onbegrijpelijk De minuten werden uren. Hij stond op, liep en ging weer zitten. taal zich op den duur ouwillig toonen te doen, wat het volstrekt niet mag laten? Godsdienst is niet enkel sprekenhet is boveu en voor alles een doen. Iu die rich ting moet nog ontzettend veel geschieden. De velden liggen braak. De outchristeljj- kiug der maatschappij, ook door sociale middelen beproefd, moet worden voorko- meu. Al wat onze hand vindt om te doen, doen wij dat, ook in dit verband, met al onze macht. Iu de jl. Zaterdag gehouden zitting van den Rijksdag verscheen bij de derde lezing over het wetsontwerp op de verzekering van werklieden tegen ouderdom eu invali diteit geheel onverwachts de Rijkskanselier en hield eene lange rede, welke al spoe dig in scherpe persoonlijke opmerkingen overging, zonder dat, wat het zakelijke betreft, iets nieuws daariu voorkwam. Von Bismarck verklaarde, dat hij hoofdzakelijk gekomeu was, om de dwaze meeuiug uit te roeien, dat hij in het diepst vau zijn hart een heimelijke tegenstander van de wet zou zijn. Met de vrijzinnigen, de Polen, de Elzasters, enz. wilde hij niet discus- siëereu: die waren altjjd zijne vijanden, en met hen kon hij slechts strijd voeren. Maar met de derRegeering bevriende partijen wenschte hij zich gaarne te verstaan. Daar om was hij hier verschenen. Dat de sociaal-democraten tegen het wetsontwerp zijn, verwonderde hem niet, omdat het de macht hunner aanvoerders over de massa der arbeiders verzwakt. Ook de vijandschap der vrijzinnigen begrijpt hij. De vrijzinnige partij heeft sedert 25 jaar, zoolang hij aan het hoofd der zaken staat, elk werk bestreden, dat tot welzijn van het Rijk werd ondernomen. (Luide protesten vau de bauken der vrijzinnige partij. Men roept: Wij stemden voor de groote militaire voorstellen!) De Rijkskan selier vervolgt: Ik beu er niet zeker van, of gij, mijneheereu, uit liefde voor de zaak eu voor het vaderland of wel uit partybelang daarvoor hebt gestemd. Op deze(woorden vau Vou Bismarck volgde een geweldig alarm ouder de linkerzijde, ver mengd met den uitroep: »Foei! foei!Het schijnt,dat Eugen Richter dit beeft geroepen. Daarna ontstond er eeu ongehoord tumult. Rood vau woede ging Yon Bismarck naar de banken der vrjjzitinige partij, eu riep: »wie foei zegt, dien noem ik eeu onbeschaamde!Opnieuw groot alarm. Op zijne plaats teruggekeerd,verklaardeVou Bis marck, dat hij iu zijn recht was, als hij zich niet liet beleedigen. Hij zou daarop steeds met gelijke muut betaleu. In den loop zijner rede uitte hjj uog de meeuiug dat men met de sociaal-democraten niet rustig vaa gedachten kau wisselen, maar steeds op voet van oorlog moet leven. Evenals de Franschen wachten zjj slechts een geschikt oogenblik af, waarop zij zich stork genoeg gevoelen om er op los te Hij had nog maar een stuk waskaarshet derde had hij opgegeten, om niet te veel vau zijne krachten te verliezen. Het oogenblik dat hij van honger zóu moeten omkomen naderde. Van dat stukje witte was, dat hij in de hand hield, hing zijn'leven af. Dat denkbeeld gaf hem honger. Hij was op het punt van het op te eten, toen de deur ge opend werd en de rijzige gestalte van Monsieur Dorine zich tegen de lucht afteekende. Bij het verlaten van den grafkelder viel Phi lippe in zwijm; zijn haar was wit: toen hij twee uren later de oogen weder opende, waren zij dof, zooals zij nu zijn. „En hoe lang was hij in den grafkelder ge bleven?" vroeg ik mijn buurman. //lien uur en twintig minuten, niet meer en niet minder,// antwoordde hij mij glimlachend. Ik kon dat verhaal niet vergeten, die Wenth- worth had werkelijk een zeldzaam, ja, eenig avontuur gehad. Tachtig minuten waren hem zoo lang als twee dagen toegeschenenIk stelde hoe langer hoe meer belang in dien Went worth. slaan. {Levendige beweging.) Niet minder opzien wekte daarop Von Bismarcks scherpe uitval tegen de»hyper conservatieven,* van welke hij zeide, dat zij zich in eene gemoedsstemming bevinden, maar weinig verschillende van die der so ciaal-democraten, {Groote beweging). Ten slotte gaf Von Bismarck aan de gezamenlijke conservatieven den raad, geeue onnutte zijsprongen te maken, maar voor de wet te stemmen. De gansche rede des Rjjkskauseliers droeg de blijken van een buitengewonen strijdlust. Tot de Elzassers zeide hij o. a. uog, omdat jzjj tegen de wet zijn: dat de Elzassers eigenlijk nog niet in den Duit- 8chen Rjjksdag .behoorden. Dat zjj toege laten werden, was een overijld besluit ge weest, waut het Duitsche rijk had in 1870 geen grooten oorlog gevoerd, om bij den wetgeveudeu arbeid zich veertien Franschen op den hals te schuiven. Dadelijk na het einde zijner rede verliet Vou Bismarck de zaal, zonder het scherpe antwoord van den vrjjzinnigenAfgevaardigde Bamberger te hooren, die er zich bitter over beklaagde, dat Von Bismarck op klein geestige wjjze den tegenstander gemeene beweegredenen toedichtte en in deze de batten het gift der partjjschap mengde. (Zeer waar! riep men liuks.) Richter riep opgewonden; Jawel, en dan verdwjjut de Kanselier! {Gelach rechts.) Na deze stormachtige scènes werd de eiud-beraadslagiug verdaagd. Voor het overige moet de groote opgewondenheid van Von Bismarck niet lang hebben ge duurd, want nog tijdeus het slot der zitting liet hij zien, omringd door medeleden van den Bondsraad en verscheiden Afgevaardig den, in het gebouw van den Rijksdag voor eene groote historische groep photogra- pheeren. In Opper-Silezië toonen de eigenaren van groote mijnen zich zeer tegemoetkomend tegenover de werklieden, terwijl de werk stakers uog geueigd schijnen tot verdere gewelddadigheden. Iu het Saar-gebied hebben de arbeiders een term ij u van 8 dagen toegestaan voor de overweging hunner eischen, en zullen zjj tot na afloop van dien termjjn voort gaan met werken. Buiten de werkstakingen der steenko- lenwerkers worden eigenlijk bijna alle groote steden bedreigd met werkstakingen iu de meest verschillende vakken: van timmer lieden, schilders, glazenmakers, metselaars, schoenmakers, omnibuskoetsiers, pottenbak kers, wevers, enz., zoowel in de Noord- duitsche, als in de Zuidóuitsehe steden. Het belangrijkste is daarbjj de beweging in de bouwvakken, welke meer dan een dozijn groote steden omvat en te Berlijn in de volgende week tot eene beslissing komen zal. Daar dreigt ook eene werkstaking onder de bakkers. De Rjjusch-Westfaalsche vereeniging van injjn-bestureu heeft in eene gehou den zitting besloten, eene verklaring open- Eiken dag ontmoette ik hem op dezelfde plaat* op het hekwerk leunende eu naar het spelen van de kinderen ziende. Ik had medeljjdcn met hem, met zijn voorkomen, waarin ik het treurig drama las, dat zijn leven geknakt had, en op zekeren dag sprak ik hem aan. //Mijnheer Wentworth," zeide ik, „ik Maar hij viel mij in de rede. //Ik heet Jones," zeide hij, op norschen toon. //JoJoJones,// hernam ik; dat was alles wat ik stamelend kon uitbrengen. „Neen, ik heet niet Joseph Jones, maar Ere- derik Jones, antwoordde hjj en keerde mij den rug toe. Later ben ik te weten gekomen, dat mjjn buurman mij voor den gek had gehoudenhij is journalist, mjjn buurman, en had rnjj maar wat verteld. En wis en wat was nu mijn oude jonge man? Hjj had het hek om den vijver in het park gemaakt en kwam eiken dag naar zjjn werk kjjken. Heb nu maar eens medelijden met de meu- schen, op hun gezicht afl ABONNEMENTSPBIJB AGITE MA NON AGITATE PBIJS DEB ADVERTENTIE»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1889 | | pagina 1