NIE U WE
No. 1413.
Vrij lag 12 Juli 1889.
14de Jaargang.
Eene herinnering.
BUITENLAND.
Per 3 maanden voor Haarlemt 0,81
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
Afzinderljjke Nummers0,03
Dit blad verschjjut
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
BUBBAÏÏ! St. Janstraat Haarlem.
Van 16 regels 30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterljjk Maandag-, Woensdag
en Vrp dag-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers KüPPERS EAUREÏ.
Vervolg en slot.)
Wjj zijn voorts aan den H. Vader ge
hoorzaamheid verschuldigd; zijn wensch
moet reeds voor ieder welgeaard Katholiek
een bevel zijn. Zulks blijkt reeds uit de
woorden van den goddeljjken Heiland: Wie
de Kerk niet hoort is als een beiden en
openbaar zondaar.® Waar vinden wjj de
Kerk zekerder, dan bij den Paus? »Waar
Petrus is, daar is de Kerk,® zegt een der
oudste Kerkvaders. Eu wanneer nu reeds
in bet Oud Verbond gehoorzaamheid aan
de bevelen van den Hoogepriester werd
geëischt en de ongehoorzame met de straffe
des doods werd bedreigd, hoeveel meer zijn
wjj dan niet gehoorzaamheid schuldig aan
dien Hoogepriester van het Nieuw Ver
bond, dien de Heer tot zjjn plaatsvervan
ger heeft benoemd, voor wien Hij zelfs ge
beden heeft opdat zijn geloof niet wankele,
die heeft en hebben moet den bjjstand van
den onfeilbaren Heiligen Geest, zoodat hij
ons niets strijdigs tegen de christelijke
waarheid eu tegen den goddelijken wil lee-
ren of bevelen kan. De Heiland zag in
Zjjne wijsheid vooruit, dat wjj een gids
noodig hadden, opdat wjj op den rechten
weg zouden bljjven. Daarom heeft Hjj ons
in Petrus en in diens opvolgers een zicht
baren herder Dagelaten aan wien wjj ge
hoorzaamheid zgn verschuldigd. Zoet en
heilzaam is voor ons dit juk vau gehoor
zaamheid, omdat het eeu juk is, 't welk
Gods Zoon zelf ons heeft opgelegd en daar
om zgn we reeds in ons eigen belang ver
plicht alle bevelen 7an den Paus trouw en
nauwgezet te vervullen. Die gehoorzaam
heid weigert bedenke wel, dat Christus Zjjn
Stedehouder op aarde eeue dubbele macht,
die vau ontbinden en van binden, heeft ge
geven.
Eindeljjk zgn wjj aan den H. Vader liefde
en aanhankelijkheid verschuldigd. Reeds de
H. Cyrillns, die in den eersten tjjd van
het Christendom leefde, zegt dit met de
woorden: >Wij, die ledematen zjjn, moeten
aan het Hoofd, d. w. z. aan den Aposto-
Iiscben Stoel, ODze aanhankelijkheid be-
toonen.®
Op welke wjjze kunnen wij zulks doen?
Wjj allen weten, in welken nood de
H. Vader zich bevindt. Goddelooze roovers
hebben hem de Staten ontnomen, die wel
dadige en vrome Vorsten in vroegere eenwen
hem hebben geschonken en waarvan de
opbrengsten in vroegeren tjjd den Paus in
staat stelden de groote onkosten te voldoen,
die de leiding en regeering eischten van
de Kerk, welke over den ganschen aard
bodem verspreid is en 225 millioen geloo-
vigen telt. Tengevolge van dien roof moet
FE U1LLE T ON.
Beloonde Moed.
Vervolg
Een geheimzinnig geritsel deed hem op het
venster toetreden en naar buiten zien. Daar
buiten was vrjjheid, en van die vrijheid genoten
de bonte vogels, die tjilpend van tak tot tak
sprongen. Zij letten niet op het menschenkind,
dat daar werd bewaard om een smadelijken dood
te sterven; want dit toch was het lot, dat allen
krijgsgevangenen wachtte. Het bloeddecreet des
Keizers, dat alle strijders voor de Republiek
onvoorwaardelijk ter dood veroordeelde, werd
ook door de rebellen gehuldigd. Zijn leven zou
binnen weinige uren ten einde zijn, als er geen
wonder geschiedde.
Wild vlogen allerlei gedachten door zjjn koort
sig brein. Zijn avontuurlijken zin, die zich nog
door niets had laten terughouden, vond hier
plotseling eene halt. Hij keerde in tot zijn eigen
ik, waarover hij zich anders zoo weinig bekom
merde. Vele gebeurtenissen uit zjjne jeugd kwa
men hem op eens weder voor den geest. Hjj
zag in zjjne gedachten zjjn vader, den trotschen
staatsman in den raad des Keizers; die had na-
tuurljjk geen vermoeden, welk lot zjjn eenigen
de milddadigheid der geloovigen den Paus
ter hulp komen en, Gode zjj dank, de Ka
tholieken hebben den H. Vader tot dusver
bjjgeataau en zjj willen hem ter hulpe
komen, zoo lang nog een katholiek hart in
hun boezem klopt. Zij zullen bereidwillig
en offervaardig hunne liefdegaven storten
ter ondersteuning van den Paus en tot een
heilrijk bestuur van de Kerk.
Intusscbeu is er ook nog eeue gave,
welke wjj den H. Vader, te allen tjjde
kunnen schenken, welke ook de armste
onder de armen kan offeren, nameljjk het
gebed. Aan het ambt van den Paus is eene
groote verantwoordelijkheid verbonden.» Nie
mand,® aldus schrijft Paus Adriaau VI,
»is beklagenswaardiger, dan de Paus. De
vreugde en het geluk van zjjn gansche
leven is bitterheid; de stoel van den Vader
der Christenheid is vol doornen, op zgn
weg vindt hg niets dan distelen. Het ge
wicht van zulk een last drukt zelfs de
sterkste schouders ter aarde.® Deze woor
den zijn vooral behartigenswaardig in onze
dagen, nu het Opperhoofd der Kerk als
een gevangene in zgn paleis woont, nu de
gansche hel tegen den Stoel van Petrus
is opgestaan om hem te vernietigen. Gods
hulp is derhalve in onze dagen noodiger
dan ooit. Wjj moeten dus het voorbeeld
volgen der eerste Christenen, die onop
houdelijk baden, toen Petrus in den kerker
zat. Bidden we derhalve voor den H. Vader
dikwjjls en met aandacht. Een volhardend
gebed dringt door de wolken en verschaft
ons Gods hulp. Hjj, Die eenmaal Zgn En
gel zond om den eersten Paus uit den
kerker te bevr jjden zal ook diens opvolger
den noodigen bjjstand zenden voor het
welzjjn der Kerk en tot zegen voor de
gansche aarde.
De begrooting voor 1890 is door de
Kamer van Afgevaardigden iu Frankrijk
aangenomen. Dat heeft moeite gekost!
Nu wil de Kamer, tegen het naderen
van de verkiezingen voor de Departemen
tale Raden, spoedig uiteen, doch niet voor
dat de wet zal zgn tot stand gekomen,
waarbjj wordt verboden dat een candidaat,
bjj de verkiezing voor de Kamer, in meer
dan een district optrede. Zulk eeue wet
zou eene belangrjjke beperking vormen van
de vrjjheid der verkiezingen. Maar wat
stoort zich daaraan de republikeinsche
partjj.
De Republiek is gebouwd op het partjj-
geweld. Of zjj na wat meer of minder
verder gaat op dien uootlottigen weg, wat
zou dat eigenljjk te beteekeneu hebben? Men
kan er zeker van wezen, dat in de stern-
zoon was beschoren. Toen verscheen voor zijn
oog eene meisjesgestalte.
En zij zou hier zijn, zooals de gekke sergeant
beweerde; maar dan had zjj wel voor mjjne be-
vrjjding gezorgd, was het niet uit liefde, zooals
hij hoopte, dan ten minste uit trots, om hem
niets schuldig te bljjven. O, hjj verlangde geen
dank, maar nu zou hare hulp hem toch zeer
welkom zjjn, en zjjne phantasie maalde hem zich
zelf met zijn bruid ver, ver van hier, in een
land, waar geen Keizerlijken noch Republikeinen,
beulen noch galgen waren.
Hoor, wat was dat? Als de donder in de ver
te, rolde het nader en nader. Dof weerklonk
het in de straat, wsar hij zoovele getrouwen
had zien nedervellen. Het moest een troep rui
ters zijn die de stad introkkenZijne kame
raden?.... Niet mogelijk!
Toen weerklonken in de verte schoten, eerst
enkele, daarna meer. Don Pedro ging op een
stoel staan om zoo ver mogeljjk te kunnen zien.
Het krijgsrumoer werd steeds luider; duidelijk
vernam hij hoorn sign alen, die tot den aanval
aanspoorden. Dat kon slechts Dupain met zijne
gevreesde schare zjjn. Als die de stad kon bin
nendringen, was hjj vrij; en hjj moest overwinnen,
de grjize veldheer, die aan zjjne woeste kracht
de sluwheid van het roofdier paarde. Maar Del
Patio bedacht ook, hoeveel vijandelijke krijgs
lieden hjj in de stad had gezien. Toen hoorde
hjj nog hoe eene groote troepenmacht, waar-
bustijd door de Regeering een soort van
schrikbewind zal ingevoerd worden. De
vrijheid der verkiezingen zal slechts in
naam worden gehandhaafd.
Men kan dus nog vreemde dingen be
leven in den herfsttijd. De uitkomst der
yerkieziugen voor de Departementale Raden
zijn, in de gegeven omstandigheden, niet
van belang ontbloot, al gaat de meeniug
niet op van ben, die nu reeds beweren,
dat de uitkomst der Juli-verkiezingen eeu
vertrouwbaren maatstaf zal opleveren voor
de October-stemming. Als de eerstbedoelde
keuze gunstig uitvalt voor het Gouverne
ment, kon het later nog wel bljjkeu dat
het zich met eene doode musch had verblijd.
Frankrijk blijft het land der verrassin
gen.
Aan de orde der Kamer was eergisteren
de discussie over het wetsontwerp tot aan
werving voor het leger.
Mgr. Freppel noemde deze wet een sproug
in het duister, welke het geluk des lands
kan doen ten ondergaan.
De eeuige beweegreden dezer wet is de
verplichting voor de seminaristen om een
jaar in de kazerne door te brengen.
Eerst wilde men dezen termjjn op drie
jaren brengen, maar dit vermocht men
niet. Doch een jaar is reeds zooveel ge
wonnen op den vjjand; en de vijand is de
Geestelijkheid.
Dit zal zgn het testament der Kamer
en dit testament zal door bet land nietig
verklaard worden. (Toejuichingen ter rech
terzijde.)
Generaal De Montaudon bestreed het
wetsontwerp als noodlottig voor 's lands
belangen.
Evenzoo de Afgevaardigde De Lanjuinais,
die het oogeublik slecht gekozen achtte
voor de reorganisatie der militaire instel
lingen.
Men had minstens moeten beginuen met
de aanwerving der onderofficieren te ver
zekeren.
Met eene wet, waarbij de dienst op een
ieder toegepast wordt, zal men komen tot
den dienst van twee jaren, daarna tot de
nationale garde, en Berlijn zal illumi-
neeren.
Na de verklaring van Afgevaardigden
als Cluseiet en De Susini, dat zij en hunne
vrienden vóór de wet zullen stemmen, be
sloot de Kamer met eene meerderheid van
436 tegen 9 stemmen tot de discussie over
te gaan.
De Minister van Oorlog De Freycinet
verzocht de Kamer het artikel omtrent de
seminaristen aan te nemen en hield eene
lofrede op de vaderlandsliefde der Kamer,
die nooit offers weigerde. Levendige toe
juichingen ter linkerzijde!)
schijnlijk met Escobedo aan het hoofd, den
vijand te hulp snelde: wat zou tegen zooveel
strijdmacht Dupain met zijne enkele honderden
kunnen uitrichten?
„Leve de Keizer!" klonk het duidelijk en
daarop volgde oogenblikkelijk uit duizenden
kelen de hoonkreet: „Dood aan den vreemdeling!
Weg met den tiran!// Del Patio volgde met ge
heel zijne ziel het gevecht. Het zegevierend gebrul
van de republikeinen verried hem eindelijk, dat
alles weldra zou zijn afgeloopen.
Een onuitsprekelijke woede greep hem aan.
Met bijna bovenmenschelijke krachtsinspanning
rukte hij aan de houten tralies, die hem van
de buitenwereld scheidden. Zij buigen maar
breken niet; zjj zijn sterk als staal. Woest grijpt
hjj een stoel en werpt dien tegen de tralies; hij
breekt aan stukken en valt weder voor zjjne
voeten neder. Een tweede, een derde; steeds
hetzelfde resultaat. Overtuigd van zijn onmacht,
leunt hjj tegen den muur en luistert. In de
verte klinken steeds minder laid de signalen
van Dupain: verzamelen tot de retraite!
De oude heeft te vergeefs zjjne kracht tegen
de gewapende muren der stad beproefd en trok
zich nu, naar wraak dorstend, in de wouden
terug.
Maar hem, Don Pedro, kon die wraakoefening
niet meer baten. Voor en aleer Escobedo met
zjjne bende in de klauwen van den veldheer viel,
zou het met hem gedaan, zou zjjn lot reeds
De Kamer beval dat de rede van den
Heer De Freycinet zal aangeplakt worden.
Te Marseille zijn dezer dagen stierenge
vechten vertoond, die meer dan 12,000
toeschouwers hadden gelokt, vooral omdat
een Spanjaard, wiens faam als prima spado
hem was voorafgegaan, zekere Felipe Gar
cia, de held vau bet schouwspel was. De
stieren, die wat vermoeid waren ten ge
volge van eena voorafgegane vertooning,
zetten zich niet schrap op de aanvallen
der toreros. Eeu der diereu, het gevecht
willende ontgaan, sprong vijftien malen
over de tweede afschutting. Toen volgde
er een barbaarsch tooneel. Het arme dier
werd vreeselijk bestookt. Met een ijzeren
stang werd het bijna een oog uitgestoken.
Een half uur lang duurde dat ontzettend
schouwspel. Er werd van alle kanten ge
roepen: »Dood hem!® De stier viel einde
ljjk dood neder. De verwarring eu ont
steltenis was groot. Afkeurende kreten
lieten zich herhaaldeljjk hooren.
Op last van den prefect van politie zgn
tot nader order de stierengevechten te Pa-
rjjs verboden.
De Pruisische Minister der Geistlichen,
Unterrichts und Medizinal Angelegenheiten
Dr. Gossler, heeft, namens den Keizer, af-
wjjzend beschikt op het verzoek der Ber-
ljjnsche Vereeniging voor ljjkverbrauding,
om te Berlijn de lijkverbranding onder
sommige omstandigheden toe te laten, en
dat wel op dezelfde gronden, als ook vroe
ger, laatsteljjk in 1884, op een dergeljjk
verzoek dezer Vereeniging afwjjzeud was
beschikt.
De Norddeutsche Allg. Ztg. bevatte dezer
dagen een opmerkelijk hoofdartikel, waarin
uit een theoretisch oogpunt betoogd werd,
dat een oorlog niet eeue op zich zelf staande
handeling ia, welke alleen op krijgskundige
gronden ondernomen wordt, maar een
schakel in den keten der algemeene staat
kunde.
Verscheidene avondbladen beschouwen
dit naar alle waarschijnlijkheid ingegeven
artikel als een sterk bewjjs, dat tusscben
Prins Von Bismarck en Graaf Waldersee
verschil van meeniug bestaat over de po
litiek van vrede of oorlog. De National
Zeitung zegt voorts zonder Graaf Walder
see te noemen, dat het vertrouwen van den
Keizer en de natie op Von Bismarck moet
gevestigd blijven.
De bladen der vrijzinnigen® laten zich
op hunne gewone, schampere wijze uit,
verklarende dat zij ten genoege van Von
Bismarck geen groot geschreeuw tegen
Generaal Waldersee verkiezen aan te heffen,
en dat, zoo Von Bismarck eene hem hin
derlijke persoonlijkheid uit de omgeving
des Keizers wenscht te verwijderen, hjj
lang beslist zijn. De hoornsignalen der weg
trekkende troepen brachten hem den laatsten
groet der kameraden.
Volslagen afmatting en doffe onverschilligheid
maakten zich van hem meester. Gedachtenloos
zonk hij op het bed neder.
In het park daarbuiten begon het reeds vrjj
duister te werden, en na de korte schemering
onder de tropen, daalde volkomen duisternis in
den engen kerker. Hjj bemerkte het niet. De
nacht, die over de ziel verspreid lag, omhulde
ook het doodeljjk vermoeide lichaam met een
onrustigen slaap.
Eene lichte aanraking van den schouder deed
den gevangene haastig opspringen. Een heldere
lichtstraal verblinde hem, toen hjj de oogen
opsloeg. A's een visioen zweefde hem thans eene
sehoone vrouwengestalte voor de oogen, zoodat
hjj de hand over de brandende oogleden liet
gaan om zich te overtuigen, of het niet slechts
een droombeeld was. Het visioen week niet.
Voor hem stond, senjore Lucinde, zijne voorma
lige beschermelinge. Naast haar stond de Indi-
aansche knaap met een grooten candelabre in
de hand. Een weinig ter zjjde in de schaduw
zag hij een jonkman in schitterende uniform;
een donkere baard omljjstte zijn mannelijk schoon
gelaat. De groote, zwarte oogen onder de lange
wimpers gaven hem eeue onmiskenbare geljjkenis
met de jonge dame.
(Wardt vervolgd,)
UitKLEHSfHE (III
ABONNEMENTSPB IJS
AGITK MA NON AGITATE
PHIJ8 DEB ADVEBTENTIÉN
18)