N I
E U
W E
m. 1473.
Zondag 1 December 1889.
14de Jaargang
Wereld en tooneel.
Credlet.
Arvor en Ingrid.
Wordt vervolgd)
MARL1MS«M «01
ABONNJEMENTSPBIJS
Per a maanden roor HaarlemI 0.8b
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1»80
Afzjuderl jjke Nummer*0,03
Dit blad verschjjnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en Z ATEKDAG.
BÜBÏAÜ: St. Janstraat Haarlem.
AGITB MA HON AGITATE
PBIJB DSB ADVBBTBNTIÊH
Van 1—6 regel30 Cents.
Slke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden niterlgk Maandag-, Woensdag-
en V r jj d a g-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KüPPERS LAURIY.
Het leven is een schouwtooneel. Een
der H. Kerkvaders, de H. Chrysostomu*,
heeft zulks reeds verkondigd. En terecht,
want ieder mensch speelt op deze aarde
zjjne eigeu rol eu alle grootheid, rijkdom
en bekoorlijkheid neemt ten slotte, als het
scherm valt, een einde. Komen we in den
schouwburg, dan vinden wjj daar konink
lijke paleizen, prachtige zalen, scboone
villa's en heerlijke parken; wjj zien er
Vorsten en Hertogen, Graven en Baronnen,
krjjgers en hunua aanvoerders, staatslieden
en geleerden, uitmunteude kunstenaars en
in 't algemeen personen van eiken stand,
van elk beroep in bonte rjjen zich bewe
gen. Onze oogen worden verblind door
kostbare kleereu en versierselen, door
paarlen eu edelgesteente. Nu eens boeit
ons het geluk eu de roem van een held,
die groot wordt door zijne daden, dan we
der is het de moed eu de zielskracht van
een verdrukte, die bij de wisseling van het
grillige noodlot standvastig blijft; een an
deren keer hebben we menschea te bewon
deren, die steeds zwelgen iu geluk en in
de dagen van hun leven slechts vreugde
kennen en genot.
Maar hoe lang duurt dit zinsbedrog?
Helaas! Slechts zoo laug de voorstelling
duurt. Is het scherm gevallen, dau is de
begoocheling voorbjj; de paleizen, de par-
ken zgn verdwenen, al de edele en groote
heeren, die zoo even op het tooneel schit
terden, treden als eenvoudige personen op
eu ten slotte heelt men tnedelgden met
hen, omdat het blijkt, dat al hunne groot
heid, al huu geluk, al hunne deugden
slechts bedrog en veibeeldiug zgn geweest.
't Is op het tooneel evenals in de wereld.
Wg komen op deze aarde en voor onze
blikken vertonnen zich groote Rjjken,
machtige Staten, bloeiende en met roem
bedekte laudeD; wg zien dat waardigheden,
ambten, kunsten en wetenschappen door
sommigen verkregen, door anderen harts
tochtelijk worden begeerd. Wg worden
verblind door het goad van den eene, de
eer van den andere en wg zien, dat de
eene onder dezen, de andere onder genen
mantel zjjne rol met zorg en beleid speolt.
De eene heeft de rol van den gebieder,
van den heerscher, vau den gezaghebber
eu het is voor hem eene eer, steden, pro
vinciën en landen aan zich onderworpen
te zien. Hoe genotrjjk moet het voor hem
zgn aan zjjne onderhebbenden wetten voor
te schrjjven eu vau hen hulde en eerbe-
wgziugen te ontvangen. De audere heeft
de rol van een groot heer eu hg schept
er groot vermaak in zich onder het volk te
kunnen onderscheiden, geljjk de zon zich on
derscheidt ouder de planetea; het is voor hem
eeu genot in de fijnste eu nitgezocbtste
kringen welkom te heeten, zich met booge
titels te kannen sieren, groote waardighe
id U1LLE T ON.
5. Vervolg).
„Waar is Arvor?» vroeg zjj schreiend. «Och,
waar is Arvor? Laat mjj bjj hem!/»
«Het is Ingrid Stjeroa,# fluisterde de mijn-
overste tot den hoofdiugenieur //de bruid van
den ongelukkigen Arvor Ljung.//
«Arm kind!// sprak de ingenieur medelijdend.
//Uw bruidegom ligt daar beneden in de diepte
begraven en zijne outsterfelijke ziel is bij God!//
«Waar is zjjn lijk?// vroeg Ingrid met eene
smeekende en heesche stem. Waarom haalt men
er dan zjjn ljjk niet nit, opdat het op degewjjde
aarde kan begraven worden?//
«Dat is niet mogeljjk, kind!// verklaarde de
mij no verste, //Vergiftige dampen doordringen alle
gangen der mjjn. Iedereen, die het waagt er
zich in te begeven, gaat onfeilbaar den dood te
gemoet. Immers de oude wakkere Olaf Björn
heeft het ljjk van uw bruidegom uit de verstik
kende holen willen halen en zelf daarbjj den
dood gevonden. God trooste u, arm kindl»
den te bekleedeu, bij den eene dienstvaar
digheid, bjj den andere vrees, bjj allen eer
te vinden.
Een derde heeft de rol van eeu rijk en
vermogend man. Hij kan in vreugde leven,
bjj kent de zorgen niet van de armoede;
ziet de toekomst vroolijk tegemoet;
door zgn geld heeft hg het middel oin al
zjjne wenschen te kunnen bevredigen om
zich alle aardsch genot te verschaffen.
Een vierde wederom heeft de rol van
den geleerde eu o, welk eene eer is het
voor hem wanneer üjj ziet, dat zgue raad
gevingen door de hoogste personen worden
aangenomen en gevolgd, wanneer hg be
speurt dat zgn naam heinde eu verre met
de grootste eer wordt genoemd. Zelfs de
vrouwen spelen zulk eene rol. Hier is er
eene, met het masker van groote majesteit;
zjj stelt er haar roem in dienaressen aan
hare zjjde, pages in haar gevolg te hebben
en door tal van aanzienlijke dames te
wordeu omringd. Eene andere zoekt hare
grootheid door haar geest en door hare
bevalligheid, bewonderaars te verkrjjgeu;
dat is haar roem en eer. En zoo speelt
de eene de politieke, de andere de wjjze,
eene derde de geleerde. Kortom een ieder
is in dit aardsch verbljjf tooneelspeler eu
legelgkertjjd toehoorder; hg speelt zgue
eigene rol, terwjjl hg het spel vau een
ander gadeslaat en bjj is er steeds op
bedacht, zjjne rol belangrjjker, gewichtiger
te makeu, zich te verheffen en hjj geraakt
daardoor in eene aanhoudende wisseling
van gedachten en gewaarwordingen, van
hoop en vrees, van moeite en zorgen,
zonder juist te bespeuren, dat alles slechts
spel en schjju ia hier op aarde.
Doch zie, daar nadert de dood en met
aigebiedende macht sleurt hg den mensch
van het tooneel en maakt aau het spel
een einde.' Op zgn wenk valt het scherm;
met de grootheid, de macht en de pracht
is het gedaan; de lauweren, de schepters,
de diademen, de waardigheden, de ambteu,
de orden, de previlegiën, de heerschappij,
de eer, de roem, de rijkdom, de macht
hebben geen waarde meer; verdwenen is
de glans, weg is de vreugde eu het genot,
bet leven heeft geene aantrekkelijkheid
meer en met den psalmist roept de mensch
uit: alles, alles is jjdelheid, niets is bestendig
iu dit ouderaardsch verbljjf.
Wg hebben voor eenigen tjjd iu 't kort
gewezen op eeue der vele oorzaken, van
den gedrukten en ongunstigen toestand,
waarin thans de industrie, de groot- en
kleinhandel zoowel hier te lande als elders
verkeert. Als aanleiding tot dien staat vau
malaise noemden wjj het roekeloos nemen
en verleenen van crediet. Vooral de klein
handelaars en neringdoenden, zoo consta
teerden wg, Ijjden groot verlies en gaan
//Olaf Björn?» vroeg Ingrid als waanzinnig.
«Ja, ja, 't is zoo! Hjj zou mijn Arvor terug
brengen hjj heeft het gezegd.... O, de oude
Olaf is bjj de hand, hjj heeft mjjn Arvor zeker
gered eu beiden leven nog....//
«Neen, arm kind!»
«Ja, ja! Een droom heeft het mjj gezegdl Een
verschrikkeljjke droom met een vuurnevel en
eene groote duisternis! Later werd het toch klaar
en helderl O zalige, zalige wedervereeniging!.
«Ingrid, arme Ingrid.
«Och, goede lieden, zoudt ge niet willen af
dalen en mij mijn Arvor halen? Och, brave
menschen, ik smeek n, ik smeek ui... Wilt ge
niet?.... Zjjl ge bang voor den vuurnevel?...
Booze menschen zijt ge, boos, boosl.... Ik zelve
wil naar beneden laat mjj begaan, laat mjj
aft... Arvor... Arvor!...»
//De ongelukkige is van haar verstand beroofdl//
kreet de mjjnoverste ontsteld. «Houdt haar te-
™gl» i,,
Hjj sprong zelf toe en greep Ingrid bjj den
arm, juist teen zij op het punt stond, zich over
het traliehek, dat ter afsluiting was aangebracht,
in den zwarten, gapenden afgrond te storten.
//Heer, laat mjj begaan!" smeekte zij op kiu-
derljjk-weemoedigen toon. //Ik wil, ik moetim-
gebukt onder zware zorgen, omdat zjj, de
heerschende usauce moetende volgenver
plicht zjjn aan hunne cliëuteele eeu crediet
te geven, dat hen vaak belet aau de
verplichtingen tegenover hunne leveranciers,
de grossiers en groothandelaren, te voldoen.
Het stelsel vau bet zoogenaamde borgeu
veroordeelende, hebben wjj onze stem ver
heven tegen dit systeem eu aangetoond,
dat zoo aan dit euvel paal en perk werd
gesteld, de maatschappij van eeu geduchteu
vijand zou verlost worden.
Toevalligerwijs maakten wjj dezer dagen
kennis met hetgeen over dit onderwerp in
dertijd werd geschreven in het U. D. en
wg vonden die beschouwingen van zoo
behartigenswaardigec aard, dat wjj niet
veriuimen willen, op die merkwaardige
woorden de aandacht onzer lezers te ves
tigen.
Ia deze tijden, zoo lezen we, waarin de
klachten over gedruktheid iu handel en
nijverheid algemeeu zjju eu velen hunne
inkomsten door allerlei oorzakeu zieu ver
minderen, kan het, dunkt ons, zgue nuttige
zjjde hebben, eeu middel ter verbeteriug
aau te wjjzeu, dat ouder ieders bereik ligt,
dat koopers eu verkoopers ten goede komt
en voor algemeeue toepassing vatbaar
is.
Aanwjjzen is echter niet het juiste woord,
waut er is reeds bij herhaling op gewezen.
Het is echter verwonderlijk, hoe dik-
wjjls eeue waarheid soms herhaald moet
worden, om haar ingang te doen vinden
eu hoe taai het leven is eener eenmaal in-
gewortel !e gewoonte, al zijn hare nadeelen
even tastbaar als de voordeelen, die uit bet
laten varen van zoodanige gewoonte moe
ten voortvloeien.
Dit komt niet altijd enkel voort uit on
wil of onverstand.
Niet zelden maken de omstandigheden,
de door het volgen eener verkeerde ge
woonte in het leven geroepen verhoudiugen
eene dadelijke omkeering of verandering
onmogeljjk. Dat is inzonderheid ten op
zichte van de zaak, die wjj nu behaudelen,
het koopen en verkoopeu op crediet*, het
geval. Zjj die gewoon zjjn op crediet te
verkoopeu, hebbeu hunue zaken er geheel
op ingericht, hebbeu eeu belangrijk be-
drijfkapitaal in dia zaken gestoken, en zien
er nu niet dadeljjk voordeel iu, om dat
kapitaal te vermindereu. Integendeel, er
zjju er, die tueenen, dat zij juist daardoor
in een gunstiger verhouding verkeeren te
genover mededingers met minder kapitaal,
die daarom niet zoo gemakkelijk en niet
zoo lang crediet kunnen geven. Eu voor
velen dergeneu, die gewoou zgn op crediet
te koopen, is het evenzeer moeilijk, iu eens
tot contante betaling over te gaan, omdat
zjj veelal nog ontvangen moeleu, wat zjj
te betalen hebben.
Wij erkennen dus, dat er zwarigheden
bestaan, die overwonnen moeteu worden,
mers mjjn lieven Arvor halen.... o, ik vrees niet
voor den vuurnevel!.,../'
De mijnopzichter liet haar echter niet los,
maar riep zijn volk ter hulpe.
//Laat mij begaan, heer!" schreeuwde zjj thans
rood van woede en deed al het mogeljjke om
zich uit de armen vnn de mannen los te ruk
ken, //ik wil.... ik moet.... Arvor.... Arvor....//
Den ruwen mjjn werkers liepen bjj het zien
van dit «reeseljjk tooneel der smart de tranen
over de wangen. Zjj hielden de ongelukkige vast,
spraken haar bemoedigend toe en trachtten haar
zooveel mogelijk te troosten doch alles te
vergeefs. Zij weende, sjj bad, zjj schreidde, zjj
wilde, koste wat het wil, zich in de mjjn werpen,
om zieh met haren Arvor te vereenigen. Iu het
einde begon hare kracht te verzwakken en roer
loos zonk zij neder. Hare ouders, die haar niet
zoo haastig op den voet hadden kunnen volgen,
kwamen ter plaatse en ouder de omhelzing en
liefkozingen harer moeder kwam Ingrid weder
tot bezinning. Hare macht was gebroken, zjj
sprak er niet meer over zich in de mijn te wagen;
alleen haar verstand bleef beneveld. Zjj sprak
verwarde taal en haar laatste woord was nog
steeds op een toon, welke van de teederste liefde
getuigde, het was de naam van haar bruidegoml.
maar bjj welke goede zaak is dit niet het
geval
Maar is contante betaling dan werkeljjk
eene goede zaak? Is niet het crediet een
der steunpilaren van den handel?
Voor den handel ongetwjjfeld ja. Deze
zou zonder bet credietstelsel zich nooit in
die mate hebben kunnen ontwikkelen, als
hij heeft gedaan. Zoo goed dat stelsel
echter werkt voor den handel, zoo kwaad
is het voor bizondere persouen. Iu de eerste
plaats bederft het juist wat het haudels-
crediet goed maakt. Strekt dit laatste om
den haudelaren in de gelegenheid te stel
len met een betrekkelgk klein kapitaal
groote zaken te doen, het eerste maakt
een grooter kapitaal noodig dan door den
omvang der zaken zou jvereischt worden.
Dat dit een onvermijdelijk gevolg is, is
duideljjk; vooreerst omdat, als alles dadeljjk
betaald werd, de handelaar (of de njjvere,
want wat hier voor den handel gezegd
wordt, geldt ook voor de ngverheid in
haar geheeleu omvaug) dat geld als kapi
taal gebruiken kon. Dit veroorzaakt rente
verlies, te grooter omdat eeue ouvermjjde-
ljjke ontaarding van het gewone crediet-
verleeuen is, dat velen geruimeu tjjd op
betaliug laten wachten. Dat reute-ver-
lies is niet het eenige kwaad; een groot
nadeel is ook gelegen in de kwade pos
ten»; niet ieder, die op crediet koopt, kan
te zjjner tijd betalen en dau moet de le
verancier zich maar met een gedeelte, soms
met niets tevreden stellen.
Dat zgn uadeelen aan de eene zjjde, die
niet door voordeelen aan de andere zjjde
worden opgewogen. Integendeel: ook voor
de afnemers zijn aan het door ons ver
oordeelde stelsel groote nadeelen verbon
den. Reeds voor ben, die er een gepast
gebruik van maken, daardoor dat ejj nood
wendig meer moeten betalen dan anders
het geval zou zgn: het rente-verlies, de
risico voor kwade poften, moet uit den
verkoopprjjs teruggevonden wordeu en daar
om betaalt men te veel; te veel ook, al
zou men willeu rekenen dat de kooper het
geld rentegevend beleggen kan, zoolang hg
het niet aau zijue leveranciers betaald heeft
de leveranciers moeten rekenen ook op
den tjjd, dien sommigen hen langer dan
den gebruikelgken termijn laten wachten,
als ook op datgeen wat geheel niet bin
nenkomt moeteu zjj, die aldus rekenen
wilden, meer betalen dau zjj kunnen ont
vangen.
Dien te boogen prijs zou men intusschen
nog beschouwen kunnen als eene betaling
van deu dienst, dien de leveranciers aan
de gemakzucht van het publiek bewjjzen;
eu men zou er dus gemakkeljjker over heen
kunneu stappen, als niet het stelsel het
zoovelen mogelijk, ja dikwjjls gemakkelijk
maakte, om boven hun vermogen te koo-
Eerst na middernacht gelukte het den armen
ouders, hun ongelukkig kind naar Falun te
kunnen medenemen. Doch dit moest schier met
geweld gebeuren, want Ingrid wilde niet scheiden
van het graf van haar geliefden Arvor.
IY
Van dien vreeseljjken dag af zag men de
schoone Ingrid dageljjks naar de mjjn wandelden;
zij knielde daar stilletjes neder, om te weenen,
en wanneer zij langen tjjd daar vertoefd had,
blikte zjj naar de aarde, welke haar den geliefden
doode niet wilde wedergeven.
Dus verliepen er jaren.
De ouders van Ingrid stierven, en zjj bewoonde
alleen het kleine huisje te Falun, alwaar zjj voor
waanzinnig werd gehouden. Nu moest zjj zelve
ia haar onderhoud voorzien, en dus werd zjj
eene vlijtige spinster, die het maar zelden aan
werk ontbrak, wijl de bewoners der stad met
het diepste medeljjden voor haar bezield waren
en de arme verlatene va ik ondersteunden. Ijverig
was zjj met haar spinnewiel bezig en haalde des
nachts in, hetgeen zij des daags met den gewo
nen locht naar de mjjn verloor. Zulk een leven
was voor de gezondheid ondermjjnend.