No. 1477.
Wocnsls# 11 December 1889
14(1* Jaarfcug.
Italië.
1/Afgemarcheerd!"
BUITEL LAM),
De éenoogige.
ABONNEMENTSP B IJS
Per 3 maanden voor Haarlem f 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
Afzjnderlyke Nummers 0,03
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en Z ATERDAG.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
AG-1T3S MA NON AGITATE
PRIJS DER ADVERTENTlfiBT
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag
en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KÜPPEK8& LAUB.EY.
De Kamers in Italië hebben dezer dagen
hare werkzaamheden hervat. Koning Hum-
bert hield bij de opening eene troonrede,
die in de hoogste mate onbeduidend van
inhoud was, doch daarentegen zeer rijk
aan holle phrasen, die de grootheid» van
het moderne koninkrijk aan de wereld
moeten bekend maken. Er werd in die
rede gesproken van eeoige sociale hervor
mingen, die men voornemens is te maken
en van de verbetering der handelspolitiek
met Fiaukiijk, terwijl de toestand in het
buitenland zeer bevredigend werd gehee-
ten.
»Ik ben er trotech op,» zoo lezen we
in de troonrede, »en alle Italianen kun
nen in dien trots deelen, dat het werk
der eenheid en der vrijheid van Italië is
gevestigd. Italië heeft in 30 jaren gedaan, wat
voor andere natiën het werk van eeuwen
was.» In en voor Italië werd dit werk
gedaau, maar hoe? De revolutie heeft iu
het land gezegevierd. Wettige vorsten
werden onttroond en verjaagd, legitieme
tronen omvergeworpen. Maar hebben die
feiten het land en het volk gelukkig ge
maakt?
Geenszins. Het eenige gevoel dat de
Italianen kan bezielen is dan ook niet
het gevoel van trotschheid, maar dat der
vrees en bangheid. Het kan toch niet
worden ontkend, dat de steeds toenemende
oorlogslasten vroeg of laat het geluk en
de welvaart der volken zullen ondermij
nen en zulks zal het eerst in Italië 't
geval zijn. Door een ijdelen grootheidswaan
gedreven, beeft Italië eeue vloot in't aan
zijn geroepen, die evenals de Eugelsche in
de rjj der Europeesche vloten eene voorname
plaats bekleedt; het leger werd van nieuwe
krachten op groote schaal voorzien; de
verwisseling van wapens en munitie hield
gelijken tred met die der andere mogend
heden en de nationale ijdeiheid werd ge
huldigd met eeue kolonie in Massovra.
Io een ander land, b. v. in Duitschland,
waar de vijf milliarden, door Frankrijk
als oorlogsschatting betaald, eenigen tjjd
dienst deden, of in Frankrijk welks pro
ductieven bodem benijdenswaardige voor-
deeleu oplevert, zal de catastrophe nog
wel eenigen tijd kunnen afgewend worden,
maar in Italië, waar thans reeds jaarlijks
540 millioen lire aan rente voor de
Staatsschuld moet opgebracht worden, waar
de schuldenlast 10,250 millioen lire be
draagt, in Italië waar, volgens de troon
rede, »de meeste zorg aan de behoeften
van vloot en leger wordt besteed,» en
waar voor de nationale werkzaamheid een
oeconomisch (doch onvruchtbaar!) veld iu
ver verwjjderde bezittingen werd geopend,
moet bjj het bekende gebrek aan produc
tieve krachten, de ramp in de naaste toe
komst onherroepelijk plaats vinden.
Hoe zal Italië nieuwe bronnen kunnen
openen? Men neemt immers aan dat Italië,
FEUILLETON.
Het was in de angstige dagen van den strjjd
tusschen de Girondijnen en Jacobijnen.In de dagen,
gevolgd op het bloedige drama van den konings
moord op den ongelukkigen-Lodewjjk A I, en de
gruwelijke tooneelen in de hoofdstad van Frank
rijk. De guillotine nog besmeurd met het bloed
der adellijken wachtte de kinderen der revolutie
zelf, want in dien woeligen tijd verslonden,
zooals men weet, de kinderen der resolutie el
kander. Het //buiten de wet!// had reeds menig
een als een vreeselijken donderslag in de ooren
geklonken en eiken dag hoorde men van
nieuwe slachtoffers van den Jacobijnschen bloed
raad.
Op zekeren avond was Pierre Bavrail, een eer
zaam renteniertje, die de meeste zijner penningen
voor de zekerheid in een gordel onder zijn ljjn-
waad droeg, eenige boodschappen gaan doen en
welks bodem voor 87 pet. bebouwd is,
een vruchtbaar land mag gelieeteu worden.
Men vindt er kostbare delfstoffen, de bo
dem van Sicilië bezit zwavel en steenzout
in kolossale massa en men zegt, dat er
nog steeds die onafzienbare korenvelden
zijn, die aan het oude Sicilië den naam
van de graanschuur van Italië hebben
gegeven. Maar om deze en vele andere
gaven dor Voorzienigheid te kunnen ex-
ploiteereD, ontbreekt het in Italië niet ai-
leen aau particulieren, doch ook aan den
Staat, die er winstgevende monopoliëu van
zou kunnen niaken, aan de noodige pro
ductieve kracht, aan het onmisbare geld.
Zonder besproeiiugsinrichtingen kan men
in Italië bjj het daar heerschende klimaat
en bodemgesteldheid geen -rijken oogst
verwachten. Deze inrichtingen echter zijn
zoo duur, dat slechts een rijk grondbe
zitter ze kan betalen. Het gevolg hiervan
is, dat het grondbezit iu Italië in bauden
van enkele eigenaars is overgegaan, die
den bodem iu kleine gedeelten aan arme
boereu zoo duur mogelijk verpachten, waar
door die arme lieden ook bij den z waarsten
arbeid ter nauweruood kunnen bestaan. Een
boereumiddenslatid, die belasting kan beta
len, vindt men in Italië, evenmin als in Ier
land, niet. In Sicilië liggen wegens gebrek
besproeiiugsinrichtingen de beste velden
braak of worden op primitieve wijze als
graauveldeu gebezigd. De goudbergen in
Piemont en de zilverbergen iu Sardinië
zijn ter ontginning aan Eugelsche maat
schappijen verpacht; de ijzerwerken in
Toscane, op Elba hebben geene smelterijen,
zoodat het ijzererts naar andere lauden
verzouden wordt om daar te worden ge
smolten. Het smelten in Italië zou, wegens
gebrek aan steenkolen, waaraan het land
zeer arrn is, wellicht te duur zijn; rnen
zendt dus liever het erts naar buiten om
het later als ijzer weder in te voeren. In
Sicilië kunnen kolossale steeuzoutm jjnen
wegens gebrek aau commuuicatiewegen
niet worden geëxploiteerd. Eu zulk een
Staat, die de hulpbronnen van het eigen
land om fiuauciëele redenen niet kan doen
vloeien, tracht nog moeiljjk te behouden
en nog moeilijker te ontginnen, ver ver
wijderde bezittingen meester te worden.
Nog erger. De beste bronnen van inkom
sten der moderne Staten zjju de spoor
wegmonopoliën. Iu Italië echter bouwde
de Staat onder den Miuister Baceariui,
om de werklooze democraten te bevredigen,
een overgroot aantal spoorwegen, die niet
winstgevend zijn. De ljjn, welke voordeel
aanbracht, nl. die langs de Adriatische en
Tyrrheensche Zee, werd aan eene maat
schappij verkocht ten einde aan geld te
komen. Een andere bron, tenminste voor
den Italiaanscheu Staat, de ergerljjke ver
koop van kloosters en kloostergoederen, is
thans ook weer opgedroogd.
Mén zegt,' en wij gelooven het
gaarne, dat de boeren in Opper-Italië
rustte uit in een der cafés van den Boulevard.
Het was daar erg druk en men sprak van eene
ontdekte geheime club der Girondijuen in de
rue du Bac. Plotseling wordt aller aandacht ge
trokken door eene menigte volks, die van de
kant der Seine komt stroomen, eene menigte,
welker nieuwsgierigheid nog niet voldaan schijnt
over de tooneelen van gisteren en tuk is op
nieuwe straatgruwelen.
Eenige mannen met touwen aan elkander ge
bonden, worden door soldaten voortgeduwd en
door eene dreigende menigte omringd.
De drom volks nadert en alles stormt het café
uit. Ook Pierre Bavrail is opgestaan en mengt
zich tusschen de menigte, die als een woelige
stroom verder golft, allen met zich deepend, die
zich tusschen haar wagen.
Het paard van een soldaat, dat eensklaps be
gint te steigeren, doet het volk op zijde dringen
en Bavrail, die niet van de dapperste is, wringt
zich door het gedrang heen om verder van het
middelpunt van den naren optocht verwijderd
te komen en zijn café weer op te zoeken.
Doch eensklaps voelt hij zich bij den kraag
gegrepen door een paar ijzeren vuisten en eenig
letterlijk allen in den ellendigsten toestan d
verkeeren, zoodat de hongersnood er niet
zeldzaam is en jaarlijks honderd-duizenden
het land verlaten, omdat zij hoe beschei
den hunne eischen ook zijn, geen brood
genoeg vinden om te kunnen leven. Aan
houdend leest men de treurigste berichten
omtrent de verkoopingen bij executie; men
schrikt van de cijfers, die den achteruit
gang van den Italiaauschen handel illu-
streeren.
Hij, die thans eeue reis door Italië
maakt en het land van vroeger kent, die
zal het verval het duidelijkst kunueu
waarnemen. De havens van Venetië, Genua
en Napels zijn ledig, Florence is achteruit
gegaan en wat is er van Turijn geworden?
Overal ziet men sporen van verval en
armoede, die uien door prachtvolle monu
menten te vergeefs tracht te bedekken.
Niet alleeu de Staat, maar ook de gemeen
ten ziju fiuanciëel geruïneerd. Florence is
reeds eenmaal bankroet gegaan, Rome zal
weldra dit voorbeeld volgen, te Napels zijn
de financiëele aaugelegeuhedeu allerellen
digst en uit alle overige gemeenten komen
dezelfde klachten.
De algemeene ellende werd in de troon
rede geconstateerd naardien de belofte werd
uitgesproken, dat er geene nieuwe belastin
gen zonden geheven worden. Doch eenige
regels verder wordt de waarde dezer belofte
weder sterk verminderd door de mededee-
ling, dat aan vlooi en leger de grootste
zorgen zullen besteed worden en dat de
koloniale politiek zal voortgezet worden.
Hoe verblind moet men toch zjjn om
bij de bestaande ellende van het volk en
de hoogvliegende plannen der Regeeriug
nog van een rechtmatigen trots te durven
spreken!
Er is geen moeite gespaard, dat dient
erkend.
Zij hebben gedaan wat zij kouden, de
Levyïsten.
Hunne liberale belangen ziju naar hun
beste vermogen behartigd. Hun laatste
druppel inkt zouden de ridders er voor
over hebben gehad. Het nauwste geweten
zelfs kan gerust zijn.
En dan toch alles vergeefs! Het moet
vei schrikkelijk wezen.
De Eerste Kamer stoorde zich niet aau
de 177 adressen der Natie. Zij heeft be
grepen, dat wij voor het onderwjjs meer
moesten over heböeu dan voor het neutrale,
openbare afzonderljjk. Hare leden zagen
wèl in, dat overwinning op vooroordeelen
hier op harè plaats was.
De Eerste Kamer deed wat de Tweede
gedaan had, zjj keurde het wetsontwerp
goed met groote meerderheid.
Een-en-dertig tegen achttien stemmen!
Welke droefheid moet dat bericht te-
weeg'hebbeu gebracht iu de Burgerplicht «-
kringen te Amsterdam.
malen hoort hij roepen, terwijl sommigen den
officier wenken, die de vastgebonden mannen
begeleidt: //Daar is hij! Daar is bij!//
Het wordt Bavrail geel eu groen voor de
oogen, daar de ijzeren vuisten bijna zijn keel
toeknijpen. Hij wil schreeuwen doch hij kan niet.
Daar hoort hij: „Buiten de wet met deu Giron-
dijn! 1 uiten de wetl"
Al het bloed van Bavrail stroomt naar liet
hart, over zijn gelaat komt de lijkkleur en hij
beeft over al zijne ledematen. Nog hoort hij een
maal roepen: „Buiten de wet?" en slaat bij zijne
verwilderde oogen op zijne omgeving, doch eens
klaps zakt bij ineen en is buiten bewustzijn.
Als hij eenige uren later tot het leven ont
waakt, ligt bij in een vunzig bok en boort hjj
alleen den regelmatigen stap van twee mannen,
die voor zijn verblijf op en neer wandelen.
De arme Bavrail neemt het hoofd iu de han
den en tracht zich te herinneren, wat met hem
is voorgevallen.
Welk een verschrikkelijke toestand!
Wat zal zijne oude moeder denken, die bij
gisteren-middag verliet en hem nog waarschuwde
toch voorzichtig te zjjn.
Al die arbeid voor niets! Al die gewaagde
sprongen voor een toch al niet dankbaar
publiek, gausch en al onbeloond gebleven.
Arme Levyïsten, en arme Liberale Unie!
De helft, van de liberale loden der Eerste
Kamer heeft niet naar u willen luisteren.
Zelfs de besten waren onder de ougehoor-
zamen.
Uwe stichters o, Unie, beleven van a
zoo weinig genoegen!
Eu wij, de toeschouwers bij uwe stichting,
wij, die ons daarvan heel wat hadden voor
gesteld, wij lachen nu om h, terwijl gij
als machtige phalanx waatt aangesteld tegen
ons, wij wreedaards, wjj juieheu over onze
overwinning in uwe presentie, wij die dank
baar ziju jegens uwe verstandige volgelin
gen, welke zich thans onttrekken aan uwe
leiding!
Wij zien u aan zonder medelijden. Daar
naar hebt gij het gemaakt.
Daar staan zjj de Levyïsten! De groote
kopstukken voorop, op een rjjtje. Eenige
honderdtallen er achter.
Het is de vraag, of wij nog de klucht zul
len beleven, dat de onverzoeuljjkeu ook zul
len gaau trachten het hart te vermurwen vau
den Koning, hun »wee en ach!» opnieuw
zal beginnen.
Zij hebben hunne adressen, een weiuig
gewijzigd, slechts over te schrijven, en te
protesteeren tegen de koninklijke bekrach
tiging, die dan toch niet zal uitblijven.
Zij gevoelen misschien behoefte nog eens
opnieuw te klagen over de gemoedsbezwa
ren, die voor hen voortvloeien uit eene
wet, welke aan de gemoedsbezwaren van
de helft van het Nederlandsche volk tege
moet komt.
Of zou het 't wijste geoordeeld wor
den, dat de groote aanvoerder vóór de
troepen van het Levyïsme gaat staan, en
met al zijne merkwaardige redenaarstalen
ten het bevel geeft:
Afgemarcheerd!»
Dat zou eene stoute gedachte wezen!
W.
Het bestuur der bergbouwvereeniging
te Essen heeft volgens" de Rlieinisch- West-
phalische Zeitung besloten, aau de out-
ginningsmaatschappijen den eisch te stel
len, de getroffen maatregelen betrekkelijk
het niet-aannemeu van werklieden in te
trekken. De ontgiuningsmaatschappjjen
hebben hun besluit rei da vastgesteld.
De katholieke bladen raden de werk
lieden dringend aan den vrede te bewa-
reu, en vooral wordt hun van verschillende
kanten aaugeraden, eene eveutueele sta
king niet plotseling te doen uitbreken,
maar die veertien dagen te voren aan te
kondigen, om te voorkomen, dat de werk
lieden de sympathie van deu Keizer en de
welwillende gezindheid der RegeeriDg ver
beuren.
De ex-Keizer van Brazilië en zjjn
Doch waarom voorzichtig? Hjj hield zich ge
heel buiten do politiek. Hjj was eenvoudig toe
schouwer van de akelige drama's in die dagen
afgespeeld. Eenvoudig een zich om niemand
bekommerend renteniertje, die met zijne moeder
stil leefde en zich geenszins met het lot van
Frankrijk, maar slechts met zijne spaarpenningen
bezighield, welke hjj eiken dag bjj al die troe
belen bedreigd waaode.
En als een kind zou doen, begint hij eens
klaps te schreien en //hulp!// Ie roepen.
Houd je mond! hoort hjj buiten roepen.
Moeder! Moeder! zucht het vreesachtige
renteniertje.
Hoort zoo'n flauwerd eensl zegt buiten de
eene man tot den andere. De moed begint hem
in de schoenen te zakken. Mooi! Hij krijgt de
reuk der guillotine in den neus.
Yreeselijke woorden, die den armen Bavrail het
hart ineen doen krimpen.
Hjj roept nogmaals, schreeuwt, tiert, smeekt,
schreit, bidt.
Doch buiten lachen de mannen en beginnerf
hem door het sleutelgat te sarren.
Wordt vêrvolffdf)