NIEUWE
Ne. 1487.
Weensd&g 8 Januari 1890.
154e Jaargang.
Een verontrustend ver
schijnsel.
Toch gevonden.
ABOWHBMBNTSPBIJB
Per 3 maanden voor Haarlem 1 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
Afzonderlijke Nummer»0,03
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
BCB1AU: St. Janstraat Haarlem.
ESHSIE
AGITB MA HON AGITATE
PBIJS DBB ADVBBTBHTlflW
?an 16 regels30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie h Contant
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag
en Vr jj dag- avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevsr»: KIPPERS fc I, AURII.
Het afgeloopen jaar was in vele opzich
ten merkwaardig en leerzaam.
Er traden toch verschijnselen in de
maatschappij op den voorgrond, waarvan
zich vroeger wel eens nu en dan eenig6
voorteekenen hadden vertoond, maar die
door de zeldzaamheid van hare tevoor-
schjjntreding toch niet. dermate de opmerk
zaamheid tot zich trokken, als nu door de
veelvuldigheid van het verschijnsel ge
schiedt.
Wp hebben het oog op de werkstakin
gen.
Eerst in de laalste helft van deze eeuw
zjjn de werkstakingen een middel geworden,
waardoor de werknemers van de werkge
vers bewilliging van hunne eischen trach
ten te verkrijgen.
Natuurlijk treedt dit verschijnsel uitslui
tend op in steden en op plaatsen, waar
eene groote menigte handen noodig ziju,
Öf om de grondstoffen der nijverheid op te
sporen, öf om die grondstoffen tot verbruik
geschikt te maken. Het zijn derhalve de
fabrieksdistricten, waar de werkstakingen
een vruchtbaren bodem kunnen vinden,
wijl zjj alleen op die plaatsen eenig suc
ces kunnen uitwerken.
In kleine steden en dorpeD, waar zich
geene fabrieken bevinden, en dus geene
samenwerking van een groot aantal ar
beiders met dezelfde belangen mogelijk
is, daar zal men van geen werkstakingen
hooren, omdat een patroon, die door zjju
knechts verlaten wordt, weer spoedig ander
personeel kan huren.
Na bevinden zich in ons land ook niet
van jdie kolossale centra der industrie,
waar duizenden en nog eens duizenden
werklieden bunne krachten aan dezelfde
inrichting wijden en daardoor een belang
en een streven kennen.
Maar toch, al zyn toestanden als in
sommige andere lauden hier uiet aanwezig,
de arbeidersbeweging heeft zich ook naar
ons vaderland overgeplant, en tracht hier
een vruchtbaren bodem te vinden om te
ontkiemen en op te groeien.
Daarom wenschen wij de aandacht te
FE U1LLETON.
Vervolg.
3)
Mylord boog weer, maar daar hij ia het minst
niet van plan scheen der dame een stoel aan
te bieden, schoof Mylady er eenvoudig een
naar zich toe, sloeg haar slu'er op en be^on
een gesprek, terwgl zjj de vingerspitsen barer
kleine behandsehoende handen tegen elkander
drukte, en af en toe met het hoofd knikte.
//U kocht gisteren eene kleine schilderij van
Tizian op de verkooping van Tremonti?//
Mylord boog.
//Reeds acht dagen geleden op den eersten
kjjkdag trok het stuk mjjne aandacht, en vatte
ik het plan op het te koopen. Gisteren was
ik evenwel verhinderd zelve naar de veiling te
gaan, doch ik had iemand opgedragen het voor
mjj te koopen."
Mylord herinnerde zich onmiddellijk den
„grijse" met den geelzijden zakdoek.
//De waarde van de schilderij was geschat op
hoogstens 60,000 franks; ik gat hem echter order
tot 70,000 te gaan, om lat ik het stuk tot
eiken prijs wilde hebben. Intusschen was de
man bekrompen genoeg om te denken dat hg
deze aom niet mocht overschrijden."
Onder het spreken werden Mylady'a wangen
hooger gekleurd, en hare groote zwarte oogen
schitterden.
//Zeidet gij daareven niat, Mylady, dat uw
gelastigde tot 70,000 franks mocht bieden?"
vAch ja, men had mij verzekerd, dat de prijs
van het stuk niet eens zoo hoog zou kunnen
stijgen; daarom had ik dat bedrag genoemd, wijl
ik het mjj niet wilde laten ontglippen. Nu, de
domheid is eenmaal begaan; er valt niet aan te
veranderen; maar het doet mij zoo leed, dat ik
u kom ameekeu mg het stuk tegen den inkoops-
prga te willen overdoen.//
vestigen op dit voor de samenleving zoo
f'ewichtig verschijnsel, dat zich in het ver-
oopen jaar zoo dikwerf voor onze oogen
vertoonde.
Nu eens waren het de dokwerkers in
Londen, dan de sjouwers in Rotterdam en
Amsterdam, nu weder de huurkoetsiers in
Parijs, dan de tramkoetsiers in Weenen,
nu de mijnwerkers in Charleroi of Luik
daD die iu Westphalen en Silezië, die den
arbeid neerlegden.
Zoo zouden wij voort kunnen gaan en
nog eene reeks van werkstakingen kunnen
vermelden, tot dat we eindelijk zelf kwa
men tot de grêvevan de schoolkindereu in
Schotland.
Met veel recht mag dit verschijnsel dus
algemeen worden geheeten. Of het een
gunstig teeken is? Zij, die op de wanorde
en op het ourecht in de maatschappij
hunne verwachtingen bouwen, en die het
spreekwoord: in troebel water is het goed
visschen, in praetjjk brengen, zullen hierop
antwoorden: Zeker; gewis is het een bewijs
van vooruitgang en ontwikkeling, dat de
arbeider zich met succès kan verzetten
tegen machten, waaraan hij zich niet lan
ger wenscht te ontwerpen, en die in zijn
oog verkeerd zijn, maar de rustige burger,
en iedereeu, die meeat dat alleeu uit een
ordelijken toestand verbetering van sociale
verkeerdheden kau voortkomen, zegt be
slist, dat de werkstakingen hoogelijk zjjn
af te keuren.
Laten wij in korte trekken de vruchten
der werkstakingen nagaan, en dan eens
vragen of het streven van hen, die den
arbeid uederleggen, uiet op veel eenvoudi
ger, en spoediger wjjze zou zijn te be-
reikeu.
Het allereerste gevolg van de werksta
king is, dat de arbeider geen loon out-
vaugt. Den tijd, dien hij anders iu de fa
briek of werkplaats doorbrengt, besteedt
bjj nu aan het bijwonen van besprekingen,
die nimmer tot een resultaat leiden. En
is de werkman niet met zjjue kameraden
aan 't beraadslagen, op welke wijze zij
den werkgever zullen weerstaan en hem
zulleu trachten te noodzaken aan hunue
eischeu te voldoen, dan is hij zoo dikwerf
op eene plaats te vinden, waar zijne zuur
verdiende penningen aan den drankgod
„Onmogelijk,# antwoordde Mylord, //ik hecht
zelf te veel waarde aan r'e schilderjj, om er mjj
weer van te kunnen ontdoen.
Mylady fronste de wenkbrauwen en begon
gejaagder te spreken.
„Maar Mylord, indien ik u eene hoogere som
bied?//
Voor den tweeden keer werd Lord William
zeer rood in het gelaat, doch ditmaal van er
gernis. Hij mat Mylady met een koden blik en
zeide:
„Het is het stuk zelf, waar ik prjjs op stel,
niet de geldswaarde."
„Mylord. ik heb het bewonderd en gewenscht
het te bezitten van het eerste.oogenblik dat ik het
zag; ik heb niets onbeproefd gelaten om het te
krijgen, het is slechts de schuld van een on-
handigen domoor, dat het mjj ontgaan is; ge
ziet dus vel dat ik er in zekeren zin een recht
op heb. Eu zelfs al geeft ge dit niet toe, dan
smeek ik u sta het mjj af!//
Mylady had zich opgericht, en stond vlak
tegenover Mylord, met de handen langs iie zijden.
Hare zwarte oogen hadden zulk eene droevige
uitdrukking, dat men wel zulk een vrouwenhater
als Mylord moest wezen, om haar te kunnen
antwoorden:
„Het spjjt me wel, Mylady, maar het is on
mogelijk!//
Zjj wendde het hoofd af en kreeg tezelfder
tjjd het schilderstuk in het oog, dat tegen deu
rug van een stoel stond.
„Maar, daar is het immers!»
Zjj snelde er heen en knielde neer, zoodat
haar zjjden kleed ritselde op den vloer.
Een oogenblik lag zij in stille bewondering
verzonken, en toen riep ze uit:
„Is het niet liefelijk:, is het niet onvergelijke
lijk schoon! Kjjk die boomgroep, waaronder de
H. Maagd zit, eens donker en schaduwrijk zijn!
Wat een gelukkig gezin, die edele Madonna
met het heerlijke Kind op den schoot, iets lager
die knielende Magdalena, die vruchten aanreikt!
En dan die kleine Johannes, die er naast staat:
worden geofferd, ja waar men hem zelfs,
op betaling in de toekomst, deu sterken
drank wil verschaffen.
Wie hieronder het meeste ljjden, behoeft
het wel gezegd te worden? Hoe zien moe
der en kinderen iu angstige spanning uit
naar de terugkomst van vader, en wie be
schrijft hunne teleurstelling, wanneer de
man, die zich verplicht heeft voor gade
en kroost te zorgeD, met ledige handen
thuis komt en ook geene hoop voor de toe
komst kan geven.
De arbeider bezit geeu eigendom, waar
van bij in tijd van nood het gebruik heeft.
Integendeel, hij bezit niets dan zijne han
den, en wanneer deze slap ter neder han
gen, treden gebrek en kommer zijne woning
binnen.
Hij zelf heeft het dikwijls nog zoo kwaad
niet. Volksmisleiders helpen hem soms aan
eenig geld, juist genoeg om zjju honger te
stillen of om zijn lust naar sterken drank
te bevredigen, zoodat het gebrek aan ver
diensten hem iu de eerste plaats niet treft,
maar degenen, die van hem afhaukelyk
zjjm
Eene tweede onzalige vrucht der werk
stakingen ondervindt niet direct, maar toch
indirect, de nijverheid, ja, de gausche sa
menleving in 't algemeen.
Wanneer van zeker artikel niets gepro
duceerd wordt, stjjgt de markt en hebben
enkelen er wel eens voordeel bij, maar de
groote meerderheid lijdt veel schade. Ver
schillende aauverwante producten worden
gedrukt en de prijzen van een aantal arti
kelen verhoogd. Deze verhooging werkt
terug op deu handwerksstand. Iu plaats
vau in beter couditie te komen, wordt de
positie der werklieden voortdurend slechter.
liet doel van de meeste werkstakingen
is om te komen tot vermeerdering vau
verdiensten. Slechts enkele vinden hun
grond in te langdurigen arbeidstijd. Wel
wordt dit vaak als motief opgegeven. Men
zegt zoo dikwjjls: »de arbeiders werken te
lang, zij hebben geen tijd om zich met
hunne huishouding, met de opvoediug van
hunne kindereu bezig te houden*.
Mag dit gezegde in enkele gevallen waar
heid bevatten, meestal berust het op eene
valsche voorstelliug. Er zijn heel wat men
seden, die uiet tot de Aancfwerkers maar
de liefde tot het Christuskind straalt hem uit
de oogen. Dat is zoo echt. En het landschap
daarachter, zie hoe het lacht, en toch ia het ge
schilderd met zulke donkere Kleuren!//
Zij deed haar handschoen uit en hield de fijne
hand vergelgkendeiwjjze bjj de schilderij.
//Zie eens, zeide zg, „hoe verblindend blank
de gelaatskleur der Madonna is! O, het is be-
tooverend mooi. Niet waar, Mylord, ge wilt het
mij overdoen?"
„Het doet me leed, Mylady, maar ik kan er
niet van scheiden."
„Is dat uw laatste woord?"
Mylord knikte.
Lady Mary stond met veel waardigheid op.
Zij kookte inwendig en beet zich op de lippen.
Zij groette Mylord koel doch hoffelijk, en begaf
zich naar de deur. Daar wendde zg zich nog
eenmaal om, en wierp een laatsten blik op de
schilderij, en verdween.
Als overwinnaar uit den strijd getredeD, had
Mylord zieh nu zeer trotseh eu tevreden moeten
gevoelen; maar, vreemd genoeg, was dat niet het
geval. Hg zette zieh snel ter neder, om zijn ge
stoord ontbjjt te vervolgen, maar hij had geen
rust, frommelde het servet in elkaar, smeet het
op tafel, trommelde op de ruiten, trachtte wat
te lezen, maar sprong onmiddellijk weer op, eu
was geheel en al in de war.
//Ik had groot gelijk//, zeide hij tot ziehzel-
ven. //Moet men tot den eerste den beste, die
zich aanmeldt om u van uw rechtmatig eigen
dom te berooven, zeggen: „Als het u belieft,
het staat tot uwen dienstl# Zij was wel eene
dame, en mooi ook ja, ze was mooi
Maar ben ik geen baas meer in mijn eigen
huis? Kan ik met het mijne niet doen wat ik
wil? Overigens vind ik het, oprecht gezegd,
zeer ongepast van eene welopgevoede vrouw,
zich zoo bij een vreemden heer in te dringen,
en dan op zulk een uur bij hem te komen be
delen. Zij heeft dat zeker gedaan buiten mede
weten barer familie. Het is waarlijk al zeer on
betamelijk.//
tot de Aoo/üwerkers beboeren, en die zon
der morren en klagen vrij wat meer ran
hunne lichaamskrachten eischen, dan me
nigeen, die klaagt over den langdurigen
arbeidsdag.
Met het vaststellen Tan een bepaald aan
tal werkuren voor iedereen door den Staat,
kunnen wij ous uiet vereenigen. Een »nor-
male arbeidsdag* grijpt te veel en te sterk
iu de individueele vrijheid in, om door ons
te kunnen worden aanbevolen. De Staats-
almacht is reeds groot geuoeg en mag niet
elk oogenblik worden uitgebreid. De rege
ling van het aantal werkuren op elke in
richting is geheel afhankeljjk van den aard
eu het karakter der verricht wordende be
zigheden. Dit dient men dus aan het par
ticulier iuitiatief over te laten.
Maar vermeerderiug van loon is het hoofd
doel van zooveleu, die gaarne het oor lee-
nen aan de inblazingen van hen, die op
eene omkeering der maatschappij de zege
praal hunner verderfelijke leerstellingen
baseeren.
De arbeiders meenen door verhooging
der verdiensten zich meer levensgenot eu
weelde te kunnen verschaffen. Zij gelooren
op die wijze gelukkiger te kunnen worden
en een gemakkelijker leventje te krjjgen.
Dit is onwaar. Als hun vermeerdering
van loon geschonken wordt, moeten de
prijzen der eerste levensmiddelen en van
alle andere verbruiksartikelen, als gevolg
van die loonsvermeerderiug, stijgen. De
arbeiders verdienen dan meer geld, maar
zij moeten in verhoogde mate ook meer
geld uitgeven om hetzelfde te verkrjjgen,
dat zij vroeger voor minder geld ontvingen.
Zij zijn dus niet iu beter conditie gekomen.
Naar onze meening is iu de tegenwoor
dige omstandigheden alleen verbetering te
verkrijgen, wanneer de werkman meer eer
bied aan den dag legde voor de boven hem
gestelde machten, eu wanneer door het ge
loof en door ware godsvrucht zijne hande
lingen werden bezield.
Dan zou hij meer vertrouwen stellen in
de middelen, welke tot verbetering worden
aangewend, en dan zouden die middelen
veel meer vrucht kunnen dragen dan thans,
nu de arbeider vaak met wantrouwen en
tegeuziu de welgemeende pogingen van
goedgezinden beschouwt.
Mylord stond met de handen op den mg en
staarde voor zich uit. Plotseling stampvoette
hij van drift, nam het schilderstuk, zette het
met den rug buitenwaarts in een hoek, kleedde
zich haastig aan en ging uit.
Zijn plan was, een groote wandeling in den
omtrek te maken. Het was daarvoor uitgezocht,
weder, wel warm, maar niet drukkend; de ber
gen teekenden zich met hunne zachte ljjncn
paars tegen den helderen hemel af. Overal
plechtige stilte. Behalve een paar ossen in een
klein dal en een herder te paard met eene piek
in de hand, vertoonde zich geen levend wezen.
Juist een dag om in ongestoorde rust te ge
nieten. Maar Mylord scheen dat niet te be
grijpen.
Hij draafde als een razende Roland rond,
liep zich in het zweet en viel dan uitgeput op
een steen neer. De stilte, die anders zulk een
weldadigen invloed heeft, maakte hem du neer
slachtig en gedrukt. Na aldus een paar mjjlen
rondgedoold te hebbeu, keerde hij op zijne
schreden terug. Het sloeg zes uur toen lig de
stad weer naderde en de rijtuigen ontmoette,
die van den Monte Pincio naar Rome terug
reden.
Mylord trachtte er behoedzaam tusschen door
te loopen, en stond eene wijl stil voor de villa
Medici en het gebouw der Eransehe kunstaca
demie. Daar kwam eene nette equipage aan,
koetsier en palfrenier in blauwe livrei. Achter
uit reed een deftig heer in druk gesprek met
twee dames, de eene wat meer bejaard, en de
audere eene jonge schoone met witten hoed
en dito sjaal Lady Mary! In het voorbij
reden ontmoetten hunne blikken elkander, doch
haar gelaat toonde zooveel onverschilligheid,
alsof zij hem nooit te voren in haar leven had
gezien.
Mylord, die juist zijn hoofddeksel wilde afne
men, was zoozeer onthutst door dezen 'koelen
blik, dat hii als een steenen beeld bleef staan,
en met onverholen verbazing het rjjtuig nastaarde.
Wordt vervolgd.)