N I E U W No. 1492. Zoniag 19 Januari 1890. 15 it Jainang. 7 TP Een vaderlandsch belang. BUITEN L A N U. Per 3 maanden voor flaariem r 0,8b Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het Buitenland 1,80 Afz ïnderljjke Nummer.0,03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Janetraat Haarlem. Van 16 regels 30 Cents. Elke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte, Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Adverfcentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag en Vrijdag- avond voor 6 uur ingewacht. Uitgever»: KïPPEBS I.AUÏEÏ, Toch gevonden. 7) Hi1III ABONBTEMEBrTSFB IJB AGITK MA HOW AGITATE (Ü1I1UT. PRIJS DER ADVBRTEHTIÉB In de laatste dagen werd in sommige dagbladen een vraagstuk besproken, dat wjj van veel belang achten voor ons va derland en ons volk. Wanneer wij het een vraagstuk noemen, dan hebbeu wij biermede niet de bedoeling, dat bet met eene wettelijke regeling een voudig maar tot oplossing te brengen is. Dit is nu juist niet bet geval. Wjj ge- looven, dat de oplossing er vau zal plaats vinden, wanneer laugzamerhand bij ons volk de overtuiging post vat, dat de zaak die wij op het oog hebben, gewichtig ge noeg is om naar ernstige verbetering van het gebrek te streven. Om duidelijker te zijn, willen wij dade- Iflk zeggen, waarop wjj het oog hebben. Als men de winkelstraten onzer groote steden doorwandelt, en de opmerkzaamheid vestigt op de winkelramen en uithangbor den, die behalve den naam der eigenaars ook de aanduiding van hun bedrijf of nering bevat ten, dan wordt men getroffen door het aantal vreemde, voornamelijk Fraueche, woorden en uitdrukkingen, die daarop voorkomen. Kleedermaker», kappers, schoenmakers, kruideniers, boekhandelaars zelfs, ontzien zich niet den eenvoudigen burger in bijna alle Europeesche talen mede te deelen, wat by hen te verkrijgen is, of waartoe zij hunne bekwaamheden beschikbaar stellen. Doch niet alleen op deze wijze, ook onder de advertentiën in de dagbladen is het zoo dikwerf te zien, hoe velen het Hollandsch versmaden om in eene vreemde taal te zeggen, wat evengoed en voor velen oneindig duidelijker iu onze moedertaal zou kunnen medegedeeld worden. Vragen wjj ons af, waarom doet men dat, dan is het antwoord hierop niet moeiljjk te geven. Vele winkeliers en ma gazijnhouders ontvangen hunne waren uit het buitenland en gebruiken dan vaak den naam, waaronder deze waren iu den vreemde bekend zjjn, ook tegenover het publiek, dat ze weder van hen koopt. Audereu willen door het vreemde woord de herkomst van hunne koopwaren te ken nen geven, en daardoor menigmaal de meerdere voortreffelijkheid van hunne goe deren boven die uit nog andere landen aantooneo. Er zjjn er ook, die tot het aauleeren van hun beroep iu Frankrijk, Engeland of Duitschlaud eenigeu tjjd hebbeu vertoefd, en daardoor zoodanig met de vreemde ter men vertrouwd zjjn geraakt, dat zij ze hier in Nederland ook het liefst gebrui ken. De bedoeling van de meesten, die woor den tot eene andere taal behoorende ge bruiken, is natuurlijk om hunne waren FEUILLETON. Vtrvolg. //Het heeft er veel van of Mylady eene ge letterde dame is. „Zij is inderdaad bizonder ontwikkeld. Zij is eene hartstochtelijke bewonderaars!er van onze groote dichters en kent hare geliefkoosde schrij vers van buiten, m^ar met sfüdeeren houdt ze zich in het geheel niet op. Zij kan onmogelijk langer dan een half uur stil zitten. Lord William zat met ingehouden adem te luisteren, om geen woord te verliezen van het geen de gemoedelijke dokter hem vertelde, doch hij schrikte niet weinig toen de Heer Stevens eensklaps zeide; „Wel Mylord, hebt gij geen lust mij eens naar het kasteel te vergezellen? Ik ken nog wel niet het doel uwer komst alhier, maar in elk geval moet gij ons niet verlaten, voor gij Woodcastle gezien hebt; en de dames zullen u zeer vrien delijk ontvangen, daar sta ik voor in.// ^Een oogenblik was Mylord besluiteloos wat hij zou antwoorden, maar de moed ontbrak hem om van de aangeboden gelegenheid, Lady Mary zoo goed mogelijk aan den man te brengen. En 't is zeker niemand euvel ta duiden, dat bjj alle gepaste middelen, en dus ook dit, bezigt om zooveel hij kan te verkoopen. Op velerlei gebied toch ondervinden onze handelaars den druk der tijden en deze moeilijkheid geeft aanleiding dat zjj op het zwak van velen speculeereu om alles mooi en goed te vinden, wal uit het bui tenland tot ons komt. Maar niet alleen de eigenaars van ma- gazjjueu, ook zoovele anderen mengen in onze schoone Hollandsche taal woorden, die er niet in thuis fcehooreu. De liefheb bers van sport daar betrappen wij ons zelf op een indringer hebben er ook veel lust in om er als 't ware eene taal op hun eigen handje op na te houden. Als men twee echte paard- of wielrijders met elkander boort spreken, is het onmogelijk voor een leek om het onderhoud, dat zij voeren, goed te begrjjpeu, zoodanig is hun gesprek dooreengemengd met woorden, die niet Hollaudsch klinken, en het ook uietzjjii. Misschien loopt er bij sommigen wel een beetje voornaamheid onder om over hunne zaken zoo te spreken, dat een ander die niet goed op de hoogte van het onderwerp is, er niet over mede kan praten. De technische weteuschappeu bezigen ook eene meuigte uitdrukkingen,die aan audere talen zija ontleend. Hierover wenschen wij echter geen oordeel te vellen, daar voor vele werktuigen niet altijd goede en duide lijke Naderlandsche woorden zijn te viuden. Maar in 't bizon Ier wenschen wij de aandacht te vestigen op de voorwerpen van dagelijksch gebruik, die onze winke liers te koop aanbieden. Naar onze bescheiden meeniug mocht er hier wel eens aan gedacht worden. Als do eenvoudige bewoner van het platteland onze steden bezoekt, staat hij zoo dikwerf verbluft naar het een of ander opschrift te turen om toch maar te ontcijferen, wat het toch wel mag beteekeuen. Onze Oud-Holland8cbe opschriften op de uithangborden dragen een geheel ander karakter. Daar stond, soms zelfs in rijm, duidelijk en klaar, wat er in den winkel te koop was. Deze uithangborden geven ons nu nog op eene aangename wijze een betid van het toenmalige volksleven en vormen eene uitstekende bijdrage tot de kennis dier tijden. Nu is dit geheel anders. Het aantal vreemde opschriften is verbazend groot en de vreemdeling, die in ons land vertoeft, moet wel den indruk ontvangen, öf dat onze taal verschrikkelijk arm is, öf ook dat onze ingenomenheid met het vreemde al zeer sterk moet wezen. Gaarne zouden wjj hierin verandering en verbetering wenschen. Allereerst willen nader te lecren kennen, gebruik te maken, en zoo antwoordde hij: „Het is wel vriendeljjk van u, mjjnheer Ste vens, doch ik zal uw aanbod maar niet aanne men; bovendien deuk ik spoedig weer te ver trekken.// „Nu jooals ge wilt, maar ik verzeker u, dat het slot bezienswaard is. Morgen moet ik er juist naar toe: Mylady had mij verzocht haar een boek te brengen, maar ik heb het niet mach tig kunnen worden." //Wat is het?// „Eene kleine uitgaaf van Lord Surrey's ge dichten, die Mylady beweert ergens in Londen gezien te hebben, en waar verschillende stukjes in opgenomen zijn, die bjj de overige edities niet iu het licht zijn gegeven.// Mylord bood aan het hoekje te bestellen n schreef deDzelfden avond aan zijn boekhande laar te Londen, dat hij het werkje, zoo spoedig mogelijk, tot welken prijs dan ook, moest levèien. De volgende dagen bleef Mylord thuis. Voor eerst omdat het onafgebroken regende, en ver volgens wijl hij zich niet bij den dokter wilde vertoonen zonder het bewuste boek. Op zekeren achtermiddag begonnen de wolken te breken, een plekje blauwe hemel werd zicht baar en gedurende eenigen tijd waren boomen en struiken in gespannen verwachting, dat de zon te voorschjjn zou komen, hetgeen ook wer- wy dat voor onze schoone en dierbare moedertaal. Het Nederlandsch is geen dia lect, waarvoor wij ons behoeven te schamen. Groote geesten hebben in vroegeren tijd en doen het thans nog, onze taal tot voer tuig hunner ge lachten gebezigd. Schrijvers en dichters hebbeu haar gebGzigd om aan de heerlijkste denkbeelden uitdrukking te geven. Waarom kunnen dan ook wij haar niet gebruiken om heel gewone, zelfs alle- daagsche dingen te beschrijven. Als wij trotsch zjjn op ons vaderland en ons volk, dan moeten we het ook wezen op onze taal. »De taal is gansch het vo!k«, zong een dichter, eu derhalve moet van verbastering onzer moedertaal ook verbas tering van ons volk worden geducht. Wanneer wij op onze roemrijke geschie denis wijzen, laten we dan bedenker), dat onze taal een erfstuk is onzer voorvaderen, dat wij rein en ougeschoudeu behooren te bewaren, en dat wij wel mogen trachten te vermeerderen, maar nimmer door vreemde inkruipsels mogen verknoeien. Maar ook voor het practische leven achten wij het wenscbelijk, dat wij de noo- dige vreemde woorden uit on;e samen leving verbannen. Onze winkeliers zorgen toch voornamelijk voor de behoeften van eigen landgeuooten. Het aantal vreemde lingen, dat in onze magazijnen inkoopeu doet, is luttel. Waarom dan dat groot getal uitheemsche woorden, 't welk slechts voor een deel van ons volk verstaanbaar is? Wij zouden willen, dat een ieder door drongen was van de wenschelijkheid, dat overal, bjj elk beroep of bedrijf, de vreemde termen zooveel mogelijk wordeu gewend. Het nationaliteitsgevoel zal er zeker bij winneu, terwijl onze kooplieden zeer goed in het Nederlandsch bij hunne waren ver melden kunnen, van welke herkomst hunne goederen zijn. Doch tot de verwezenlijking van dit denkbeeld moet het streven algemeen wezen. Men mag zich niet achter uitvluchteu ver schuilen, maar men behoort zelf te han delen en anderen er toe op te wekkeu. Bij geen enkel ander volk is de zucht naar het gebruik van vreemde woorden zoo groot als bij ons. Laten wij dan het goede voorbeeld uit den vreemde eens navolgen en daardoor ook tooneu echte Nederlanders te zijn. Iu verscheidene Belgische mijnen is de werkstaking opnieuw uitgebroken, tenge volge van geschil omtrent de toepassing der toegestane vermindering van werkuren. In het Pruisische Huis van Afge vaardigden stelde de Minister van Finan ciën iu het licht dat de fiuauciëele toe- kelijk geschiedde. Zij goot zulk een bundel schit terende stralen over de glinsterende wouden en de donker groene velden, dat alles een glans verkreeg, die bijna de oogen verblindde. Mylord waadde door de plassen op de doorweekte wegen, en stond eene poo3 op eene hoogte het landschap te bewonderen, dat zich in al zijne pracht aan zjjne voeten uitstrekte. Daar kwam een jacht- wagentje den heu el op bespannen met een paard, dat door eene dame werd gemend. Hij verborg z;ch achter een paar hooge struiken. Toen het wagentje dichtbij hem was, begon het, helaas! weer te regenen. Eene groote, donkere wolk, die de hddere zonnestralen reeds lang met spijtige blikken had begluurd, scheurde eindelijk van ergernis van een en storite haar ganschen voor raad water met kracht uit. Lady Mary want zij was het hield het paard in. //O! tante,// riep zjj tot eene bejaarde dame, die op de achterbank zat „nu begint het weer; Uier is mjjn plaid; doe die om anders wordt ge ziek en dan ben ik dood ongelukk'g!" Yan tante, die reeds een groot pak sjaals ge leek, kwamen eenige tegenwerpingen, maar Mylady amwoordde: //Daar helpt nu niets aan. Bovendien hindert die plaid me, als ik de leidsels vast heb.// Zij draaide zich om, met de teugels in de eene hand, en trachtte met de andere de oude dame in de reisdeken t,e wikkelen. komst des lands gunstig is. Het dienstjaar 1888/89 levert een overschot van omstreeks 80 millioeu mark, waarvan Si/B millioen voortvloeien uit de directe, 9*/5 millioen uit de indirecte belastingen en 37 millioen uit de spoorweg-exploitatie. De vroegere chronische tekorten zijn te boven gekomen door de oeconomisciie staat kunde, inzonderheid door de belasting op den sterken drank. De begrooting voor 1890/91, ten bedrage van 1586 millioen, is 108 uaillioeu hooger dan voor het loo- peude jaar. De Minister waarschuwde voor een te rugkeer tot het vroegere toltarief, en kon digde aan dat de Regeering, bij goedkeu ring der Kamers, voornemens is het voor amortisatie op de begrooting uitgetrokken bedrag van 18 millioen aan te wenden tot verhooging der bezoldiging van ambtena ren. De rechtbank te Parijs heeft uit spraak gedaan in de zaak van Yanault, zich ook noemende Graaf Mahlberg, ver volgd wegens spionnage, met welk doel hij in betrekking stond met Duitsche agenten te Brussel. De rechtbank heeft hem veroor deeld tot bet maximum, zijnde vijf jareu tuchthuisstraf, voorts tot eene boete vau 3000 fr. eu verlies van zijne burger- en burgerschapsrechten, na zijne invrijheid stelling, gedurende tien jareu, met verbod om in dien tjjd zich ergeus te vestigen, waar de Regeering hem niet wil toelaten. In Portugal blijven op vele plaatson de betoogiugen tegen Engeland voortduren. Niemaud is meer populair dan Serpa Piuto, wiens photographitëu bij menigte verkocht worden. Troepen volks loopen rond in de winkels om het verkoopen van Engelsche goederen te beletten. De overheden durven bijna niets doen dewijl de troepen niet te vertrouwen zijn. De Spaansche en de Por- tugeesche Republikeinen schijnen samen te gaan. Uit Barcelona zijn Afgevaardigden naar Lissabon getogen om het uitroepen der Iberische Republiek voor te bereiden. Iu Portugee8che Regeeringskriugeu wordt geloofd, dat er eene verstandhouding bestaat ïusschenDuitschland eu Engeland zoodatEn- geluud vrijheid van handelen zal hebben in den omtrek der Zambesi-rivier en Duitsch laud onbelemmerd zal blijven te Zanzibar. In de Kamer van Afgevaardigden zeide de Miuister-Presideut, Serpa Pimentel, dat de Regeering het recht van Portugal te genover Engeland handhaven en voor de eer eu de belangen der natie waken zal. Zjj zal naar zuinigheid in het bestuur streven en al hare aandacht wjjden aan de belangen van de koloniën, de vloot, het leger en den laudb iuw. Het ofSciëele Russische blad maakt den brief openbaar, door den Czaar ter „Zie zoo. Dat is een goed, lief tantetje!// Zjj hoog achterover, knikte haar nog even toe, en reed. in draf den heuvel weer af. Mylord was in den zevenden hemel. Hij staarde met eene uitdrukking naar boven, alsof er iets zeer verwonderlijks te zien was, en liep onderwijl midden door de plassen op den weg. Eenige kleine kinderen, die hem voorbijgingen, keken verbaasd naar de lucht, om te weten waar die vreemde heer zoo naar tuurde, en stonden hem, onder vroolijk geLch, na te zien, om de modder hoog te zien spatten. Mylord had voorts het genoegen, dienzelfden avond het bewuste boekje van Londen te ont vangen, en bracht dit des anderen daags aan den dokter, met uitdrukkelijk verzoek niet te zeggen wie het bezorgd had, noch dat hij zich in de buurt bevond. „Ziet ge, mijnheer Stevens, de dames konden misschien verlangen, dat is een bezoek zou komen brengen, waaraan ik ras ij dan moeilijk zou kunnen onttrekken; buitendien moet ik spoedig van hier." Tusschen de bladen van het bockske had Mylord een strookje papier gelegd, waarop hij een versje had geschreven. Zonder adres of naawteekeuiug kwam het in hare handen, toen zjj er des avonds in bladerde. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1890 | | pagina 1