N I E U 1526. Zondag 13 April '®90 15#® Jaargang. Vragen en Raadselen. '7S Geboet. iBOSKKMiüSTaïHIJS Per 3 maanden voor Haarlem f d,8& Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voorliet Buitenland 1,80 Afz jnderlgbe Nummer» 0,03 Dit blad verschgnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. BtTHEAÏÏ: St. Janstraat Haarlem, AGIT» MA. ITON A GIT A TB PBIJS DEB ADVEBTBirTIÉB Van l8 regel.»30 Cents. Elke regel meer 3 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte» Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. A.d ver ten ti n worden niterlgk Maandag-, Woensdag en Vrjjdag-avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers KüPPERS I, A U R E T. Zoolang de wereld bestaat, Lebben zich voor den inensch vragen en raadseleu voor gedaan, waarvan de oplossing nu eens zeer moeilijk en dau weder geheel onmogelijk toescheen. Maar voor velen moet het toch wel vreemd schijnen, dat juist in onze dagen, nu de meuschelijke wetenschap en ontwik keling op zulk een hoogen trap staat, nu som migen in hunne waanwijsheid nieeuen, dat de mensckelijke geest in staat is alles te omvatten en te begrijpen, de vragen en raadselen zich vermenigvuldigen en vooral op maatschappelijk gebied de nadenkende vaak duizelt bij de veelheid en verschei denheid der quaestiëo, die onze opmerk zaamheid eischen. Wij zeggeu vooral op maatschappelijk gebied, want niet te ontkennen is het, dat de strijd der meeningen daar juist het felst wordt gevoerd. En waar vele moeilijkheden door den tjjd worden uit den weg geruimd en veel, dat vroeger onduidelijk en duister was, langzamerhand tot helderheid en licht is gekomen, daar moet ten opzichte van een aantal zaken op sociaal terrein in aanmer king worden genomen, dat zjj zoodanig op den voorgroud treden, dat een schuiven op de lange baan onmogelijk is. De toestanden zijn van dien aard ge worden, dat handelen een elsch van het oogeublik moet heeteu. Tegenover den maatscbappelijken strijd past niet langer eene afwachtende houding, want elk oogeu blik, dal door de goedgezinden in dezen kamp wordt verzuimd, nemen de kwaad- gezinden te baat om hunne verderfelijke oogmerken ten uitvoer te brengen. Wij beleven zeker moeilijke dagen, 't Is niet enkel de strjjd om 't bestaan, dien ieder voor zich zelf heeft te voeren, maar de kamp om het bestaan der maatschappij heeft zich daarnaast gevoegd, en zich zelfs de eerste plaats toegeëigend. Als bondgenoot in den strjjd wordt door menigeen de Staat genoemd. De verschil lende partijen zien beurtelings naar deu Staat uit, om van hem hulp te vorkrijgen en door zijne ondersteuning te overwiuueu. Geenszins willen wij den machtigen in vloed vau deu Staat ten deze ontkenueu. 't Blijft toch waarheid, dat zijne inacht ten kwade of ten goede zeer groot is, en dat met zijne kracht zeer veel is tot stand te brengen. Maar wij achten staatsinmenging altijd gevaarlijk, daar deze of niet ver ge noeg gaat en dan onuoodig is, of te veel ingrijpt en dan het doel voorbijstreeft. Daarom meeuen wij niet ten onrechte, FEÜ1LLET O N. //Stormen gierden om mij lienon, Daarom zijn ds sterke wallen, Eens mijn trots, eu reuzenzuilea Als een puinhoop neergevallen." Het was op een prachtigen avond in de Mei maand van het jaar 15 De zon* neeg ten Wes ten en hare laatste stralea begroetten nog even het bekoorlijke landschap Grubbenvorst, dat zich in breed e velden en schoons dreven langs de Maas op ruim een uur afstand van de Valuas stad uitstrekt. Dnar ter plaatse ziet men nog steeds het zoogenaamde „Gebroken Slot", waar aan wij ons verhaal te danken hebben. Een eigenaardig gevoel maakt zich van den bezoeker meester wanneer hij peinzend zfilke ruïnen be- stjjgt, die de getuigenis afleggen, van de ver gankelijkheid der aardscbe grootheden, en ons herinneren aan de vele menschen, die er gewoond hebben, in een woord aan het wel en wee, dat er voorheen heeft gehuisd. Vele eeuwen hebben het gras over de sterke puiohoopen doen wassen en de knagende tand des tjjds verbrokkelt met den dag datgene, wat onze voorvaderen hebben opgebouwd. „Het oude valt iu puin en eeu nieuw leven ontluikt er op de puinlmopen." Zoo ook is het hier. De oude burcht herinnert ons «lechts aan de vroegere Ridders van Lippe,van dat staatshulp tot wegruiming van sociale moeilijkheden en tot oplossing van sociale vraagstukken slechts in uiterste gevallen behoort ingeroepen te worden. Maar daar entegen zjju wij ook de zienswjjze toege- daau, dat de Staat zijne heilige roeping niet mag verloochenen, dat de rust en vei ligheid van goedwillige burgers moet worden beschermd, en dat dus, wanneer de wetge ving niet meer iu dat opzicht kan voldoen, die wetgeving eene wjjziging behoort te ondergaat). Doch door Staatsbemoeiing alleen ver betering van maatschappelijke toestandeu te verkrijgen, is eene onmogelijkheid. Ver beterde wetten kunnen nimmer oorzaak van verbeterde toestanden en verhoudingen wezen. De maatschappij kan alleen gene zen worden wanneer daartoe een innerlijke drang bestaat bij hen, dis ons vaderland en ons volk liefhebben, en wanneer deze samen weuschen te werken tot bereiking van dat scboone doel. Samenwerking tusscben Staat eu Volk is dus de aangewezen weg, om in de sociale noodeu te voorzien. Beiden hebben echter een eigen, afzonderlijk terrein van werk zaamheid om tot hetzelfde eindpunt te ge raken. De Regeering en de Vertegenwoor diging van ons land zoowel als ieder lid der maatschappij in 'fc bizonder heeft daar toe plichten te vervullen, die hij,niet mag verzaken, doch de eene mag uimmer op deu andere steunen en dan zelf de handen iu den schoot leggen. De plicht van onze tegenwoordige Re geering en Kamermeerderheid bestaat daar in, dat men het twisten over punten van ondergeschikt belang liever laat rusten tot daartoe meer tijd beschikbaar is. De beide groepen in onze Vertegenwoordigiug, die de laatste jaren tot heil van ons vaderland hebben gearbeid, moeten omtrent andere zaken eene voorloopige overeenkomst trach ten te treffen, om met vereende krachten de belagers van orde en recht iu onze maatschappij te keer te gaan. Het liberalisme ea het socialisme zijn nog altijd onze gevaarlijkste vijanden. Die te bestrijden en daarover met hulp van Boven te triomfeereu blijve voorloopig de leus, die geen enkel oogeublik uit de ge dachten mag verloren gaan. Da beide groe pen der Rechterzijde in onze Tweede Kamer behooren de oogeu geopend te houden voor alles, wat op maatschappelijk terrein in binnen- en buitenland geschiedt. Ieder Af gevaardigde behoort te letteu op het streven van hen, die verandering van sociale toe standen weuschen. Iu 't bizonder moeteu zij de eischen der werklieden toetsen aan hetgeen godsdiensten geweten voorschrijven. welke een stamgenoot Diederich in zijne brie en aan den vrjjbeer Van Blitterswjjk, Van Lijnden, met aneve// begon en aldus sloot. Deze Ridder bezat behalve andere kinderen eene dochter met name Julia. Zij was zijne lievelinge en hij wijdde haar al zijne zorgen om ze voor de gevaren des levens te behoeden. Alvorens ons verhaal met geleid Ty «ce opeen volging der feiten voort te zetten, willen wij eerst eene wandeling doen «langs het jeugdig groen" ten einde de oude ruïne beter in oogen- sehouw te kunnen nemen. Van den cenen kant, als men het dorp uit wandelt, treft men eeuige weilanden aan, die de oude herinneringen a*n den burcht als groe nende spruiten voor het oog des wandelaars be waren; van de andere zijde: afwisseling van hoog ten en laagten, waar zich tallooze naald- en vruckt- boomen bevinden. Dat wij bij het beschouwen van zulk eene ruïne een oogenblik moeten stil staan, maaut ons het klapperen van den water - molen, die zieh dicht bij den ouden burcht be vindt. De schoone Maasrivier aan eene a dere zjjde, vloeit deu voorheen zoo trotschen burcht voorbij. Begeeft men zich opwaarts in de richting naar Blerik, dan wordt men aangetrokken door de schoonheid der heerlijke natuur, welke eene gunstige tegen-telling ten opzichte van het jagen en zwoegen des menschen geeft. Och! hoe be koorlijk is hier de natuur: (Je Ma-is, als een zilversnoer langs prachtige weilanden, de zange rige bosehjes en donkere dennen en daarna eene vlakte, van waaruit men de stad van Valuas Zij behooren zich bewust te zijn van da groote verantwoordelijkheid, die op hen rust, en van hetgeen met alle recht van hen verwacht mag worden ten opzichte van de vragen van deu dag. Meer evenwel verwachten wij nog van hetgeen ieder iu ons vaderland persoonlijk in eigen kring kan verrichten. Allereerst behooren zij, die op den godsdienst prijs stellen eu dien als eeu kracht ten leven waardeereu, de moderne levensbeschouwing, op het ongeloof gebaseerd, fe bestrijden. De dwalingen van ue socialistische leer stellingen moeten zij weerleggen en wijzen op de plichten, welke de godsdienst voor schrijft en op de heerlijke uitkomsten, die een waarachtig geloof zoowel voor ieder in 't bizonder als voor de guheale samen leving afwerpt. Men moet ook door eigen voorbeeld an deren aanmoedigen den goeden weg in te slaan. Het is niet genoeg tnet woorden te schermen, maar de daad aan het woord ptreu. Leeriugen wekken, maar voorbeelden trekken, zegt het spreekwoord. Eéue daad van zelfopoffering en toewijding geldt meer dan duizend schoone woorden. Daarom zouden wij weuschen, dat eoa ieder in zijn eigen omgeving rondzag, op welke wijze bij kon medewerken tot ver betering van hetgeen verkeerd is, en anders en beter kou wez:u. Het vertrouwen op deu Staat moet men opgeven. Zelfs iu het militaire Duitscbland, waar men de wette n vaak beschouwt als de soldaten de bevelen van hun Generaal, blijkt dat wettelijke regelingen niets vermogen, wanneer bij het volk geen innerlijke overtuiging aanwezig is van de noodzakelijkheid der maatregelen. Wjj zoeken de oorzaak der maatschap pelijke kwaleu niet iu de inrichting onzer tegenwoordige maatschappij. Voorzeker zul len wij niet alles goed noemen, maar het verkeerde is niet hoofdzakelijk in de uiter lijke vormen, waarin-zich onze samenleving vertoont, te zoeken. Men moet dit vinden bij deu niensch zelf. En evenals oen goed geneesheer slechts de uitwendige verschijnselen eeuer ziekte beschouwt om tot latere kennis van de kwaal te komen, en dau door bestrjjdiug der kwaal ook hare gevolgen doet ver dwijnen, zoo gelooven wij, dat eene betere levensbeschrijving en eene juistere opvatting van hetgeen plicht is, bij het meerendeel onzer Natie, ook ten gevolge zullen hebben eeue betere verhouding in de toestanden der samenleving. Wanneer op deze wijze de monsch als 't ware vernieuwd is, dau kan ook eeue verjonging der maatschappij te gemoet worden gezien. Wij moeteu daarom tevre- met hare bonte kleurenmengeling van huizon iu oogensckouw kan nemen. Doch keeren wij terug naar het //Gebroken Slot,// waar ons ver haal ten aanvang neemt. Voor eene vensterbank met vluchtige blikken over den helderen waterspiegel ziende, stond Julia van Lippe. Bij den ondergang der zon, ge leek zij w il eene fee, die aati schoonheid en minzaamheid haars gelijken niet bezit. Een wans van droefgeestigheid lag op haar gelaat en van tjjd tot tijd parelden tranen in hare oogen. Da n weder verhelderde haar gezie'ut en de arme maagd lachte bij hare tranen, 't was een mengeling van lief eu leed, een verschijnsel van vreugd en droef heid. Ja zeker, de jeugd is de gulden tijd des le/ens, die ons alle wederwaardigheden gemakkelijker Hoet overwinnen en vergeten; zij is de tijd. die den gevoelvolle;! rnenseli zoo gemakkelijk in eene andere wereld verplaatst, in het rjjlc der phantasie, der schoonste en rijkste droomen. Im mers Julia bewoog zieh in den gelukkigeu leef- tjjd, waarin het hart zich nog zoo gaarne aan die „droomen// overgeeft, waaraan men op ver deren leeftijd met weemoed terugdenkt. Zoo is het leven des menschen. Met de opgeblazen zei len der hoop, met duizenden koene plannen en doeleinden begint de inensoh dikwerf zoo onbe zorgd zijne lerenreis, zonder te bedenken, dat wellicht eene enkele windvlaag genoeg ia, om zjjae Idjjde verwachtingen met een slag den grond in ie horen! Julia echter zweefde nog binnen de grenzen cener zorgenlouze toekomst, denheid in aller harten trachten te zaaien, zich zelf eu anderen door het waarachtig geloof trachten te versterken eu niet het hoogste geluk van deze aarde ver wachten. Dit zijn geen illusies en luchtkasteelen, waarmede wij iemand zand in de oogen willeu strooien. Zoo dikwerf zegt men toch: mair de arbeider en zijn gezin, die door werkloosheid gebrek lijden, wat hebben die aan zulke redeneeriugeu Wij spreken daarop als onze innige overtuiging uit, dat wanneer tevredenheid viel waar te nerneH en meer werd gelet op de zegeningen, waarin een ieder zieh mag verheugen, er veel minder gebrek zou geleden worden. Het geluk bestaat niet in het bez:tten, maar uitsluitend iu de tevredenheid met het lot, ons toebedeeld. Daarom zeggen wij nogmaalsde raad selen en vragen, die zich in onze tegen woordige maatschappij voordoen, zij vinden geene betere oplossing dan door het oog te richten op Hem, Die alles duideljjk en klaar kan maken en Die iu staat is alle onge- lukkigen en verdrukten te helpen. Te Brussel loopt het gerucht van eene verloving tusschen Prinses Stephanie, we duwe van den Oostenrjjkschen Kroonprins Rudolf, en deu Aartshertog Frans Ferdinand, eeu neef van Keizer Frans Jozef en diens vermoedelijken op o'ger. Zoo zou de Prinses dau toch Keizerin van Oostenrijk kunnen worden. Keizer Wilhelm zou, wanneer men een Berner berichtgever der Berljjnsche Vossische Zeitung geloof schenken mag, thans voornemens wezen aan Frankrijk een bewijs vau welwillendheid en aan zijne eigene onderda ïeu in het Rijksland de ver vulling vau eon lang gekoesterden eu dikwjjls geuiteu wensch te scheuken door opheffing der drukkende pas-bepalingen aan de Duit- sche West-greus, die sedert het geval met Schnaebele zijn iugovöerd. Verder verneemt men, dat de Keizer zich voorstelt niet alleen de Russische, maar ook de Oostenrijksche zomer-manoeuvres te gaan bijwonen. Naar thans weer verzekerd wordt, zal de begrooting van Oorlog dit jaar met 40 a 50 millioen Mark (tnaar aan uitga ven voor eens) worden verhoogd. Naar aauleiding van 's Keizers Ka binetsorder tegen de weelde hebben een aantal garde-officieren, die zich niet wen- schen te beperken, ontslag gevraagd. Dat aantal zal misschien nog wel toe nemen, nu ook, bij keizerlijke ordonnantie, immers het gaiuche leven kwam haar voor als eene pas ontluikende roos neen, als eene roos iu den volsten bloei en miste zjj daarbij ook al het bezit eener teederc moeder, dan had zjj toch nog het geluk, een goeden vader te be zitten, voor wien niets te veel was om al de ver langens van haar hart te kunnen bevredigen. Slechts in óen punt was hjj ontoegeeflijk, doch dit éene punt was voor Julia schier onoverko melijk: hot betrof haar hart. Reeds lang had de Ridder van Lippe gezien, hoe er tusscben zjjne doekter en Floris Gravenvorst eene zekere be trekking bestond en thans had hij Ju'ia uitdruk kelijk te verstaan gegeven, dat hij nooit of nim mer zijne toestemming tot een knweljjk tusschen haar en Floris zon geven. Julia was toen naar hare kamer geijld, om aan hare tranen den vrijen loop te geven; hier immers, was haar lievelingsplekje! Hier zocht zij bij de natuur eenige verzachting en rust voor haar harteleeil. Doch mogelijk bestond er nog wel eene andere oorzaak, die haar daarheen trok, ten minste hare blikken verraadden zulks, want ongeduld, onrust en verlangen maakten zich van haar meester. //Waar blijft hij nu van daag zoolang,// fluisterde zjj; //gisteren beloofde hij mij nog te komen! Of zon hem mogelijk een ongeluk overkoraen zijn?" Spoedig verdreef zjj echter deze gedachte en, in nadenken verzon ken, nam zjj een ruikertje meibloempjes uit de bloemcnvaas, die naast haar stond. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1890 | | pagina 1