NIÏÜWÏ No. 1536. Woensdag 7 Mel 1890 15de Jaargang. Moderne theorieën. buitenlanö: Geboet. flilRLM ABONNBMENTBPBIJB Per 8 maanden toot Haarlemt 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het Buitenland ï.80 Afzjnderljjke Nummern°'03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG, BURS AU: St. Janstraat Haarlem. AÖITE MA NON AGITATE PRIJS OER ADVERTENTIES Van 16 regels80 Cents. Elke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie h Contant. Advertentiën worden uiterljjk Maandag-, Woensdag en Vrjjdag-avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers KüPPERS LAUREY. Wjj leven in eeu merkwaardigen tijd. Er heerscht eeue onrustbarende gisting onder de arbeiders in schier de gansche wereld. Arbeiden is nu eenmaal de vloek, dien oas onze stamouders uit het Paradijs hebben overgeleverd. Maar wjj moeten dien vloek allen dragen en wy zjjn niet in staat ons ervan te ontdoen. Wy zijn tot den arbeid, tot den strijd geboreu en welke pogingen de zoogenaamde wereldverbeter aars in het werk stellen, om de wereld te veranderen, beter te maken, eene wereld zonder arbeid zullen ze niet tot stand brengen, 't Zou wel recht prettig zyn wan neer iedereen als geboren rentenier op de wereld kwam en niets anders had te doen, dan zich te vermaken en zich door Gods zon te laten beschynen. Maar de tjjden van het Paradys zyn voorbij en Onze Lieve Heer laat ook geen manna meer uit den hemel regenen, zooals eertijds voor de Is raëlietan in de woastyn; Hjj wil, dat wy arbeiden en het leven zullen verdienen, en en daarom is het zoo ontzettend dwaas, zich tegen Gods ordonnantiën te verzetten. Men kent de zinryko fabel, hoe eens de ledematen van het lichaam niet meer voor de maag wildsn arbeiden en gezameulyk strike» maakten. Da voet liep niet meer, de handen verroerden zich niet, de mond ■taakte zjjne kauwbewegingen. Het gevolg daarvan was, dat de ledematen bemerkten, dat zjj zonder de maag niet konden leven en op eene ellendige wys te gronde zoaden gaan en zy Damen hunne functiën weder waar. Deze fabel is leerrjjk. De zoogenaamde volksvrienden verblinden de arbeidende wereld met het vooruitzicht op weinig ar beid; daardoor zullen zy van beter condi tie worden; men zal niet meer moe worden, men zal zich niet meer behoeven in te spannen. Dat is het begin van een gouden tijd.Een bekend agitator heeft zelfs een maxi- mum-arbeidstyd vau vier uur dagelijks als het ideaal der toekomst voorgesteld. Wy gelooveu echter dat men eenmaal zeggen eu zingen zal: »Es wdr zu schön gewesenes hatt nicht sollen sein Wanneer men in de maatschappij niet meer arbeiden wil, dan gaat het volks lichaam te gronde; weigert men te arbeiden voor den werkgever, opdat ook hjj leven kan, dan gaat het den werklieden zooals de ledematen in de fabel van de maag,zjj kunnen niet bestaan en gaan eveneens te gronde. Uit den arbeid vloeit de levenskracht, die de arbeidende wereld moet in stand houden. Wy werken voor andereD, maar ook voor ons zelven, want de arbeid is ons eigen levenselement. Ook de werkgever, de patroon, werkt en waarschynlyk met grootere in- FEUILLETON. 11. Verwig.) Nu weet gï alles, dierbare Reinoud! In haast heb ik dit geschreven, want ik gevoel, dut ik sterren ga. Op aarde zien wij ons mogeljjk niet meer terug en het valt mij hard, zonder uwe vergeving te moeten sterven. Kom dus spoedig, opdat ik de vergiffenis uit uw mond mag hooren. En ontmoet gij uw vader zoo ik hoop, »og op aarde,dan smeek ik hem dat ook hy my ver- geve, evenals ik hem alles vergeef. Vaarwel, dierbare Reinoud tot wederzien», hier of daar Boven en vergeet niet te bidden voor Uwe eenig liefhebbende Tante Zutter Angelica, geb. Antonia Von Friedburg. VIII. „Tusscben Weemoed, strijd en hope Vliedt het leven suel voorbij: Waakzaam, werkzaam Wachten wjj, tellectuëele inspanning en bracht, dan de degelykste onder zyne werklieden en met veel meer zorgen. Het is derhalve eeue groote onrechtvaardigheid, wauneer men den werkgever van luiheid beticht en hem vsrwyt, dat hy niet werken wil eu anderen voor zich laat arbeiden. Men heeft dezer dage», zoowel in de oude als in de nieuwe wereld, betoogingeu ge houden om de maatschappij van het wen- schelyke van een achturigen-werkdag te overtuigen, doch het is zoo klaar als de dag dat zulk een korte werktijd onnoodig is en oumogelyk blykt als men tenminste voor de levensvatbaarheid der industrie zorg wil dragen. De gansche beweging ten gunste van den achturigen-werkdag heeft een demonstratief agitatorisch karakter, dat voelt iedereen. De zaak beeft eene ontzettend bedenkelijke zjjde.Immers hoe meer de werk- tjjd met geljjke loonen wordt ingekort, hoe duurder zullen de levensmiddelen worden. Da werkman werkt dus zelf mee om de levensmiddelen in prjja te doen stjjgen. De ambtenaren, die een vast salaris genieten, zullen ei zeer onder ljjden en door lango ren werktyd en intelligenter verrichtin gen onder den werkman staan en de duurte op de bitterste wjjze ondervinden. En hoe minder men werkt, hoe meer de behoeften zullen toenemen, dat is nu eenmaal eeue uitgemaakte zaak. Wat zal de arbeider in zyn vrijen tjjd uitvoeren? Gaan wandelen? Of als een brave echtgenoot thuis bij vrouw en kinderen blijven en de behulpzame hand bieden in het bestier der huishouding? Neen, de gelegenheid maakt den dief en de verlokking zal te sterk worden. Hoe meer tyd men heeft, hoe meer ook de verleiding bestaat om geld uit te geven. »De »acht-uren-werkersc zullen, zsgt het Dagblad van Z.-Holland en Graven- hage zeer terecht, wel niet verder komen met hun haast schreven we kinder achtigs manifestatie. Het is gemakkelijk genoeg om op hoogen toon te eischen, dat men maar een zeker aantal uren van den dag werken zal, doch daarmee is de quae:tie uist uit. Dat weten de ophitsers der werklieden ook wel, maar de eenvoudige werkman niet. Alleen reeds de eischen der mededinging maken de inwilliging van den onzinnigen eisch van acht uren arbeids onmogelijk. Zooals wy reeds vroeger in het licht stelden, zouden de arbeiders zelven het meest gedupeerd zynals de werkgevers gevolg gaven aan de socialistische bevelen. Merkwaardig is het by dit alles dat de dryvers der werklieden steeds zoo hoog doen klinken dat de tegenwoordige toe stand met dien van slavernij geljjk staat. In de kringen der meergegoeden en ont wikkelden worden, gaat die redeneering op, nog oneindig meer slaven gevondeu. Dat het raadsel zich ontknoope, Wat ons korte leven zy!" Met steeds stijgende verbazing had Floris den brief ten einde gelezen. Nu was door éen slag de donkere sluier over zijne afkomst gevallen. Met vreugde dacht hij aan zijne Julia; niets stond hem meer in den weg. Meermalen her las hy den brief en elke twijfel aan de waar heid dezer mededeelingen week als de nevel voor de zon. By de Munsterkerk had zijn pleeg vader hem destijds gevonden en dan de bruids sieraden zijnsr moeder, waren dit niet de spre kendste bewijzen? Hij opende het pakket. Dit bevatte een paar gouden oorbellen en armbanden, halssieraden met jtiweelen, een gouden amulet met de beeltenis zijns vaders. Floris betrachtte het langen tijd en staarde met stillen wesmoed er op neder. z/Arme vader,// zuchtte hij, //zeker, gij ook zult om mynentwille veel geleden hebben, doch als gij. *oo ik hoop, nog op aarde ronddoolt, wacht u eene schoonere toekomst.// Hoewel Floris genoegzaam vau zyne zaak zeker was, ging hij toch met de grootste omzichtig heid te werk. Hij deelde den inhoud van den brief zijn pleeg vader mede, die hem aanraadde aanstonds naar Maastricht te reizen, ten einde daar aan zijne tante zelvs de verzekering zijner vergeving Hoevelen moeten niet veel langer met het hoofd werken dan de onontwikkelden met de banden Aan de burger-slaven wordt niet gedacht. De arbeiders: dat zyn eerst de slaven in onze maatschappjj.Z/ttnne ketenen moeten worden geslaakt. Als men kennis neemt van de onware en ontzettend overdreven voorstellingen welke in een tal van bijeenkomsten van de positie der arbeiders gegeven wordt, dan zou men wanen,-dat de arbeiders het hard te verantwoorden hebben. Wij meenen echter, dat de werkgevers thaDs het kind van da rekening zjjn. De gezellen tiranniseaten de patroons. Werktijd en loon: door de werknemers bepaald wat wil men meer Op die laatste vraag zouden de werk lieden, als zij eerlyk en oprecht voor de waarheid willen uitkomen, tot antwoord moeten gevenniet arbeiden en toch veel loon ontvangen. De Staat moet voor ons zorgenin die leuze zoekeu vele arbeiders hun heil. Eu dau spreken die lieden nog van zelfgevoel, van fierheid, van verheffing »zegge« verheffiug van den arbeidsstand. Onder Staatsvoogdjj te staanziedaar veler arbeiders wensch. Welke heerlijke vruchten levert de Revolutie toch op!« Laat ons thans eens zien hoe de mo derne volksvrienden zich den staat [der toekomst* voorstellen. In de eerste plaats moeten alle menschen werken. Goed! dat is altijd zoo geweest, doch ieder werkte op zjjue wyze eu volgens zijn aanleg, iedereen volgens zjjn beroep, met het lichaam of met dea geest. Maar, vermits geestelijke arbeid, volgens de moderne wereldverbe teraars, geeu arbeid is, moet iedereen lichameljjke arbeid verrichten; de milliouair zoo goed als de bedelaar. Doch wat zeggen wjj? Er bestaan immers geen millionaire en geeu bedelaars meer, allen zyn burgers met geljjke rechten en plichten. Het dageljjksch werk duurt vier uur eene premie voor de luiheid. Gedurende den overigen tyd gaat men wandelen. Maar wat zullen we werken? Wjj weten het niet. Waar en voor wien zullen we arbeiden? Er bestaan immers geen werkgevers, geeu kapitalisten. Wie zal ons nu werk geven? Ziedaar vragen, welker beantwoording door de zoogenaamde volksvrienden zal moeteu geschieden. O, zegt de eeue, niets ge makkelijker dan dat. Geld bestaat er niet meer. Voor den verrichten arbeid ontvangt men een bewjjs, waarvoor men de noodige levensmiddelen zal verkrjjgen. 't Is zeer eenvoudig, maar op welke wjjze zulks zal geschieden is ons niet recht duideljjk. Dit begrijpen we, dat vlijt en talent geen waarde meer zullen hebbenmen heeft slechts recht op het leven en meer dan te brengen en mogelijk nog meer ontsluierin gen nopens zijne afkomst te vernemen. Hij kwam te laat. Zuster Angelica was daags te voren naar bare laatste rustplaats gebracht. Zij sliep den slaap des eeuwigen vredes, daar, waar da menschen na denzwaren strijd des levens uitrusten en de opstanding tot een beter leven wachten. Zuster Angelica had zich voor haar zelve en voor hare medemenschen ten offer gebracht. Floris bad langen tijd op haar graf. Zijn hart had reeds lang vergeven, hare schuld was reeds lang ge heet. Hij liet er een grafkruis planten met een eenvoudig opschrift, vertoefde nog enkele dagen in de stad, ten einde iets meer te vernemen, doch te vergeefs. Nu reisde hij naar Grubbenvorst terug. Zou hy nu met den brief in de hand den Graaf Von Lippe nog eenmaal verzoeten om de hand zjjner dochter of moest hjj nog meer bewijzen bijbrengen om te verzekeren, dat hij de zoon van den Graaf Yon Walburg was? Doch hoelang zou dat nog kunnen dureu? Hy besloot dus, op sterk aandringen van zjjn pleegvader, vooreerst niemand iets van zijn geheim te verraden en pogingen in het w_er't te stellen om zijn vader op te sporen. Doch niets leidde tot zyn doel. Intusschen gebeurde het dat de oor'ogstrompct weder geblazen werd en Flori» wjj zullen hem vooralsnog zoo noemen Floris, de dappere strjjder, toog weder mede tot het levensonderhoud noodig ismag men niet verwerven. Iets voor den ouden dag te sparen is dus onmogeljjk. Wat doet men dan ook met vlijttalent en be kwaamheid? Maar hoe staat het dan, zoo willen we gevraagd hebben, met den luiaard geschapen? Als er nu menschen zyn, die niet willen werken, wat dan? Wie zal er hen toe dwingen? Eu wie zal ze onderhonden? Inderdaad, als de begiuselen der moderne volksvrienden in praktijk werden gebracht, dan zou de werkman niets anders zyn dan eene arbeidsmachine. De vlijtige zou met den luiaard gelijk staan, de wyze met den domme. En dat noemen dan de heden- daagsche wereld-verbeteraars »gelijkheid.« Door deze >gelijkbeid« heeft men geeu heeren en dienaren meer. Nu hebben wjj altjjd gemeend, dat voor eene goede orde een allereerst en noodzake!jjkst vereischte was, dat er menschen moeten zjjn, die bevelen en andere die gehoorzamen. Maar volgens de moderne wereldwijzen worden alle menschen heerenieder is zyn eigen meester. Alle goederen worden gemeen schappelijk eigendom. Het volk regeert zich zelf. Dieven eu spitsboeven zijn er niet meer, de wereld vormt slechts eene groote familie. Misschien bestaat er dan ook maar eene groote keuken, waar ieder uit een gemeenschappeljjken ketel schept! Ziedaar de toekomst-staat zooals hy hjj in de phautasie der moderne volks vrienden zich vertoont. En tal van lieden laten zich verblinden en zich diets maken, dat eeue wereld zonder arbeid en moeite, zonder heer eu knecht mogeljjk is! 't Is inderdaad treurig en wij gevoelen diep medeljjden voor die jammerlyk afgedwaal- den, want zjj zullen voor hunne zonden op ontzettende wjjze moeten boeten, immers met de theorieën van de moderne wereldwjj- zen te volgen, graaft men zijn eigen graf Bij de Commissie van rapporteurs uit het Pruisische Huis van Afgevaardigden over het wetsontwerp, betreflende de sinds 1875 ingehouden staatstoelagen aan katho lieke Bisdommen en Geesteljjken, heeft Dr. Bruel, bospitant van het Centrum, een voorstel ingebracht vau de volgeude strek king: l6. Het ontwerp te verwerpen, en aan de Regeering te verzoeken, een voor stel in te dienen, waarbjj aan al degeneD, die door het gemis der toelage in hunne rechten benadeeld zyn, of aan hunne recht hebbende opvolgers, schadevergoeding toe te kennen. 2°. Wanneer het hier onder n°. 1 ver melde wordt verworpen,in het regeeringsout- werp eene wjjzigiug te brengen,waardoor het gebruik van het voor elk Bisdom bestemde bedrag wordt overgelaten aan de kerke- Ijjke overheden. naar hot oorlogsveld. Hij werd gewond en stoncl juist gereed naar de zieken verplegingstent te gaan, toen hem een oud soldant ontmoette. Het scheen hem toe, als had hjj hem meermalen gezien. „Kameraad," sprak deze, "zoudt ge mjj den weg niet naar de ziekentent kunnen wijzen?" „Ik ga denzelfden weg op," sprak deze, ik heb een sabelhouw in de heup als aandenken bekomen." Gedurende deze tweespraak had Floris den tijd om den onbekende nader op tc nemen. Deze was een hoog opgeschoten man met een inne mend uiterlijk en droeg een ronden grjjzen baard. Zjjue gebruinde gelaatstrekken droegen de sporen van eene diepe smart. Van het eerste oogenblik af voelde zich Floris tot den vreemdeling aangetrok ken. Het bewnstzjjo,hem vroeger reeds meermalen te hebben gezien en zijne fiere en edele houding boezemdem hem alle achting voor dien persoon in. Onwillekeurig vatte Floris de hand des vreemdelings en sprak op een bemoedigenden toon: //Vergeef mij deze vrypostigheid; ik meen mij niet te vergissen, wanneer ik u verklaar, dat uwe zielssmarten, de smarten des lichnams ver overtreffen. Wat er de oorzaak ook van zjj, steeds neem ik deel aan het lol van een onge lukkige.// (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1890 | | pagina 1