N 1 E W E No. 1554. Woensdag 25 Juni 1890. 15de Jaargang. Aan onze abonnés. De lijkverbranding. BUITENLAND^ Ingevolge een koninklijk besluit kan men zich, te rekenen van 1 Juli a. s. bij Directeuren van Post kantoren slechts tegen vooruitbeta ling abonneeren op couranten en tijdschriften. Abonnés op ons blad, die bij Directeuren van Postkanto ren (geen brievengaarders) geabon neerd zijn en die geen lust mochten hebben op die wijze geabonneerd te blijven, worden beleefd verzocht zich rechtstreeks bij ons of door bemiddeling van boekbande laars te abonneeren, d a a r alsdan geene vooruitbetaling wordt gevorderd. i. Frederik de Groote en zijn Raadsheer. y rl A.BOWNBMEWT3:PBIJ8 Per 3 maanden voor Haarlemt 0,8c Voor de overige plaatsen in Nederland fr, p. p. 1,10 Voor het Buitenland 1»80 Afziuderljjke Nummer»0,03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en Z ATEBDAÖ. B UB EAU: St. Janstraat Haarlem. AöITB MA NON AGITATE PB1J8 DEB ADVEBTBNTlfiB Van 1regel»30 Cents. Slke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterljjk Maandag-, Woensdag- en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers Kü PPER 8 LAUREY. Id de hoofdstad van het laad der »Intel- ligenz«, Berljjn, zal eerlaug wederom een internationaal congres voor lijkverbranding worden gehouden. De aanhangers en voor standers van het moderne heidendom zul len niet verzuimen bp deze gelegenheid hunne onzalige theorieën den volke te verkondi gen. De katholieke en andere organen van positief christelijke beginselen hebben hunne stemmen bp voortduring tegen de crematie doen hooren. Ook wij hebben herhaalde malen aan onze afkeuring ten opzichte der lpkverbranding uitdrukking gegeven en op onwederlegbare gronden tegen dit heidensch gebruik geprotesteerd. Nu het ophanden zpnde internationaal congres de crematie wederom ter sprake gaat brengen zal het, onzes eracbteus, nuttig zijn opnieuw onze stem te verheffen tegen de handeliugen van hen, die niet schromen de christelpke begrafenis ODzer afgestorvenen te doen ver vangen door de afschuwelijke crematie. Voor heden zullen wij tegeu de walgelijke handelingen van het moderne heidendom ageereu door mede te deelen hetgeen dezer dagen een beroemd geneeskundige, de ge leerde Julius Rochard te Parijs, over de verbranding heeft geschreven. Aan een op stel van dien geleerde ontleenen wij het volgende: De voorstanders van de lpkverbrauding, zegt Rochard, beoogen vooral de belangen van de volksgezondheid en daarom hebben zp de onaangenaamheden, die de kerkhoven opleveren, schromelijk overdreven. Zij heb ben deze beschuldigd den grond, de water vallen, ja zelfs de rivieren te verontrei nigen; zp spreken over rotteude uitwase mingen, die uit de begraafplaatsen opstijgen, over epidemieën die er door worden be vorderd en wat al niet meer. Toen voor een tiental jaren vooral deze beschuldi gingen zeer luide geuit werden, hoofdza kelijk door de Italiaanscbe vereenigingen en hare Franscbe navolgsters, heeft het FEU 1LLE TON. Wanneer Frederik de Groote bij Stu tgnrt in Pom- meren zijne jaarlijksclie revue hield over zijne troepen, sloeg bij zijn hoofdkwartier meest op m een klein huisje, buiten deWalpoort, naast eene bedelaarskroeg gelegen, waarvan de schuur met dennentakken versierd, tot eetzaal diende, iwee jaar achter elkander nam hij zijn intrek zells in eene ellendige kroeg buiten de Pyritzer poort, Naugarts kroeg genaamd. Eene voorkamer en een slaapvertrek waren al de ruimte, waarover de groote man beschikken kon. Nog wijst men aan de bezoekers het kleiDe ovale venstertje, dat hij in de leemen muur liet uitbreken, om zijne «Lapkamer van daglicht te voorzien. Dit was hem genoeg; zjjne behoeften bepaalden zich lot het allernoodzakelijkste. De Raadsheer Kriiger was in zijn tijd een uitmuntend fluitspeler, ja zelfs de beste uit heel Stettin. Reeds op drie-en-twintigjarigen leeftjjd tot Raadsheer benoemd, wilde hij zijne jonge vrouw de feesten, die de wapenschouwing ver gezelden, doen genieten en reisde daarom met Gemeentebestuur van Parijs in 1880 de zaak ter harte genomen. Eene commissie samengesteld uit technische eu scheikundige geleerden en geneesheeren van erkende reputatie, werd tot bet bestudeeren dezer quaestie bijeengeroepen. Deze commissie echter kwam tot de conclusie, dat al deze beschuldigingen deels ODgegrond, deels schromelijk overdreven waren. Van rottende dampen, die naar de op pervlakte vau deu grond opstpgen, is op goed onderhouden kerkhoven niets bekend. Daarentegen hinderen in vele straten te Parijs de rotteude uitwasemingen van den bodem de wandelaars door haar stank in hooge mate, vooral in het warme jaarge tijde. Evenwel, gesteld al, dat er rotteude dampen opstegen, dau nog zouden zjj niet schadelijk kunnen werken, daar zij zich toch in de vrije lucht ontlasten. Ook van de praatjes, uitgestrooid over de vloeibare rottingsproducten, dio den grond zullen bezoedelen, het bronwater vergiftigen en de riviereu vervuilen, is bitter weinig waar. Professor Pettenkofer te Munchen, eene erkende autoriteit op het gebied der stede lijke hygiëne, berekende dat de rottende massa's, die door spoelwater eu staatvuil in den bodem van Munchen dringen, ge- lijkstaau aan die welke een jaarlijksch begraven worden van 50,000 lijken zou op leveren; en daarbij telt Munchen slechts 200,000 inwoners. Wat de bezoedeling van het drinkwater betreft, ook deze is niet zeer hoog te schatten; te meer nog daar elke stad van slechts eeuig belang tegenwoordig hare eigeue waterleiding heeft, welker prise d'eau ver buiten de kom der gemeente ligt en het grondwater uit putten, in de stad ge legen, slechts voor wasscheu, schrobben enz. nooit voor drinkwater of voor de toebe reiding van spijzen wordt gebruikt. Dat kerkhoven epidemieën bevorderen, is geheel uit de lucht gegrepen; al derge lijke praatjes zijn slechts phantasiën en worden slechts zwak door laooratorium- proeven gesteund. Iu de practjjk is er nog niets van geblekoo: de epidemie, welke van een kerkhof uitgaat, moet nog altijd worden gevonden. Eene andere beschuldiging tegen de kerk hoven is, dat zij te veel grond aan den landbouw onttrekken. Onzin! Ean hectare gronds, die nog geen koren genoeg oplevert voor vijf personen, is voldoende voor een kerkhof van eene stad van 10,000 in woners. Steeds is de aarde de plaats geweest aan welke men de ljjkeu heeft toevertrouwd. Men wil aan eene overboordzetting in volle zee de voorkeur geven, doch daartegen bestaan practische bezwaren. De zee zal steeds de begraafplaats voor op zee ge storvenen blijven, evenals het land die haar naar Stuttgart. Hier kwam de eenigszins zonderlinge, maar toch zeer eenvoudige begeerte bij hem op, om, als het mogelijk ware, den Koning op de fluit te hooren spelen. Hij wendde zich dus tot eeu lakei, die voor een paar du katen beloofde, hem behulpzaam te zijn. „Zoodra de Koning opstaat," zeide de kamerdienaar, „be geeft. hij zich naar zijne woonkamer en loopt daar een halfuurtje rond, terwijl hij op zijne fluit phan- taseert. In de donkere slaapkamer komt zijne majesteit niet weder terug, daar zal ik u en uwe vrouw dus binnenlaten, dan kunt gij den Koning beluisteren. Den volgenden morgen te vier uren reeds be vond Kriiger zich met zijn jong, nieuwsgierig vrouwtje bij bet koninklijk hoofdkwartier en een half uur later liet de kamerdienaar hem door de buitendeur in de slaapkamer. Hij beval hem echter nogmaals aan, vooral doodstil te zijn en verzekerde hem, dat de Koning, als hij eenmaal de slaapkamer uit was. er stellig niet weder in zou komen. Frederik, die in zijn vertrek heen en weder liep, had alras de fluit voor den mond gezet en een paar phantasieSn geblazen, toen bij zich waarschijnlijk herinnerde, dat hij in zijne slaap kamer iets vergeten had; althans hij keerde zich plotseling om, deed de deur open en stond voor voor de aan land overledenen moet zijn. Het in 't water werpen van lijken is soms noodzakelijk, doch het mag alleen in volle zee geschieden, zegt Rochard, nooit in rivieren. De monden van dan Ganges zjjn bjj iedereu zeeman berucht wegens de ver peste atmosfeer, die daar, tengevolge van de Hindoesche bugraafgewoonte heerscht en die allerlei epidemieën ten zeerste be vordert. (Slot volgt.) Iu de derde additioneele begrooting, bij den Bondsraad iugediend, wordt gevraagd 73 600 000 mark, waaronder 42 millioen voor millitaire doeleinden, namelijk 15 millioen voor de artillerie, 10 millioen voor nieuwe geweren, 12 millioen voor de oefeningen der reserve, 5 millioen voor kazernen iu Elzas-Lotharingeu. Bovendien wordt voor den aanleg van strategische spoorwegen 10'/3 millioen gevraagd. De inzameling van geldeD iu Duitsch- laud voor een gedeukteeken te Wörth ter eere van wijlen Keizer Frederik heeft tot nu toe opgebracht 200,000 mark, zoodat met 4e uitvoering van het plan binnen kort een begin kan gemaakt worden. De helft van dit bedrag is ingezameld bij het leger. Uit Berlijn is betrekkelijk weinig ontvangen, ongetwijfeld omdat men aldaar het plau had, uit vrijwillige bijdragen een monument daar ter stede voor Keizer Fre derik op te richten. Naardien Keizer Wil helm II alstoen verklaard heeft, dat hij de stichting van een monument te Berljjn als zijne eigeue taak wenschte beschouwd te zien, zoodat de inzameling toen aldaar is gestaakt, worden nu door het comité te Wörth de Berlijners uitgeuoodigd, datgene wat zij voor het mouument in hunne eigeue stad hadden willeu bijdragen, af te staau voor dat te Wörth, hetwelk bebteuid is ter gedachtenis aau deu grooten veldslag, waarin Keizer Frederik aldaar de over winning heeft behaald, eu dat door bijdragen der Berlijners een zooveel te grootscher kunstwerk zou kunnen wordon. Tot nog toe is er over Helgoland wel gesproken in dien zin dat het een Duitsch grondgebied, maar niet of het een werkeljjk rijks-land zal worden. Volgens de Eamb. Corresp. ligt het nu iu de be- doeliug, het eiland in te lijven bjj bet regeeringsdistrict Sleeswijk en het dus tot onderdeel eener Pruisische provincie te maken. Groot opzien verwekt eene door de pers openbaar gemaakte kritiek, welke toege schreven wordt aan den voormaligeu Admi raal Werner. Volgens deze kritiek zal Hel goland veel geld kosten en aan de Duitsche mariue veel zorg baren. Om Helgoland in het bezit van Duitscbland tegeu eeu coup de main van den een of anderen machtigen het verschrikte echtpaar. „Wat doet gij hier!" riep hij eu zag hen mei doordringende blikken aan. De vrouw viel voor hem op de kn'eën, maar hij beval haar op strengen toon dadelijk op te staan. Met neder- geslagen oogen bekende Kriiger, wie hij was en dat hij zelf de fluit bespeelde. De dringende begeerte, den Koning op de fluit te hooren phan- taseeren en te kunnen bewonderen, had hem tot de lichtzinnigheid verleid om met zijne vrouw naar binnen te sluipen. Hij erkende, dat hij groot ongelijk had met dus te handelen; geen kwaad oogmerk echter, maar alleen de liefde tot de muziek had hem tot dezen stap bewogen. Hij had verkeerd gehandeld en onderwierp zich daarom aan de genade van den Vorst. Beurtelings vestigde de Koning zijn blik op de bevende jonge vrouw en den jongen man, die overtuigd van zijn misslag, maar met een goed geweten, beseheiden en rustig zijn vonnis stond af te wachten. Eensklaps reikte de Koning de fluit, die hij rog steeds in de hand hield, aan Kriiger over en zeide met vreeselijken ernst: „Bhas". Wel was Kriiger niet heel vroolijk, maar hij nam de fluit toch aan en blies. De Koning luisterde opmerkzaam en zijn gelaat vjjand te beschermen, zouden ongehoord kostbare bevestigings- en havenwerken noodzakelijk zjjD, en zelfs dan zoh Helgo land nog niet in staat zijn de naaste Duitsche kunsten, respectievelijk den mond van de Elbe, te beschermen. De groote geestdrift wordt ook bierdoor belangrjjk afgekoeld, dat de Helgolanders weinig blijdschap over de aunexatie bjj Duitscbland aan den dag leggen. De dezer dagen uit Eugelaud terugkeerende Gouver neur werd ontvaugen met kauouschoten het ziugeu vau het Eogelsche volkslied, het uitsteken van Eogelsche vlaggen, enz., terwijl anders de Helgolanders zich volstrekt niet om den Gouverneur bekommerden. Het was eene ware demonstratie. Daarbij komt, dat de Engelsche tekst en de Duitsche tekst vau het verdrag op sommige punten van elkander afwgkeu of onduideljjk zijn, en wel naar het schjjut ten voordeele van Engeland met betrekking tot Oost-Afrika. Met het oog op de nog noodige onder handelingen over de bizouderheden, begint er in de Duitsche pers eene agitatie te ontstaan om althans eene nauwkeurige omschrijviug der grenzen van het aan beide mogendhedea toegewezen grondgebied, en nog eeuige kleine concessiëu in Afrika te verkrijgen. In niet-Duitsche diplomatieke kringen is men het meest hierover verwonderd, dat er naar het schjjnt bij de onderhandelingen in het geheel geeu acht op geslagen is, dat Frankrijk door vroegere verdragen de onafhankelijkheid vau het sultanaat vau Zanzibar mede gegarandeerd heeft, eu al- zoo eventueel moeilijkheden kan maken. In de Frausche Kamer werden de couclusiën behandeld van de commissie voor de petitiën over het adres der aandeelhou ders in het Panama-kanaal. Fallières zeide, dat noch de Kamer, nog de Regeering ooit de verantwoordelijkheid zouden aanvaarden voor de noodlottige operatie van Panama. De justitie is in de zaak gemoeid, de liqui dators zijn beuoemd, de civiele rechter zal zijn plicht doen. Eeue motie,waarbij de Kamer zich met de conclusiën van het rapport vereenigde, werd aaDgeuotneu, nadat Fallières die motie bad geaccepteerd. Voorts iuterpelleerde Debacle deu Mi nister van Buitenlandsche Zaken over de Engelsoh-Duitsche overeenkomst-, waarbjj san Eugeland het protectoraat met Zanzi bar wordt opgedragen, in strijd met de conventie van 1862. De Minister antwoordde, dat van het protectoraat mededeeliug moet worden ge daan aau de mogeudheden, willen deze er hare opmerkingen over kunnen makeu. De Regeering nu heeft nog geene mededeeling ontvangen. Overigens gelooft de Minister, dat Eugeland de onafhankelijkheid van den verhelderde, terwijl hij schjjnbaar tot zichzelven zeide „Goed! bestl uitstekend!" bij elke lofspraak voelde de arme fluitspeler zjjn moed aangroeien en deed hij te meer zijn best, om aan zijne fluit steeds schooner tonen te ontlokken. Toen de Koning eene poos naar hem geluisterd had, nam hij hem de fluit uit de hand met de woorden: //Nu moet gij luisteren!" en terwijl hij in de kamer heen en weder liep, blies de Koning eenige prachtige phantasieën. Daarop keerde hij zich tot het echtpaar, dat verrukt toehoorde en sprak op zachten toon: //Zeg eens, nu hebt ge mjj hooren spelen en de straf voor den mond weggeblazen; maar maakt nu ook als de drommel, dat ge wegkomt en laat ik je nooit weer in mjjne slaapkamer vinden, anders,begrepen!// En dreigend hief bjj den vinger iu de hoogte, terVvjjl hij hen half toornig, half spottend aanzag. De echtgenooten vertrokken met de innigste dankbetuigingen voor de goedheid van hun Vorst. De Raadsheer Kriiger heeft nooit kwade gevolgen van dezen misslag oudervonden. Integendeel, de Koning heeft hem sedert dien tijd dikwjjls be- wjjzen zjjner welwillendheid gegeven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1890 | | pagina 1