N I E U W E No. 1565. Zondag 20 Juli 1890 15de Jaargang. De regeling onzer strijd krachten. H U 1 I' E N L .1 II. De ontdekking van den Heer Lantin. ABOJffWEMEWTSFiBIjr» Per 8 maandea voor Haarlem t 0,81 Voor de overige plaatsen in Nederland tr. p. p. 1,10 Voor hot Buitenland 1,80 A£zïuderlgke Nummers 0,08 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG BUSBAU: St. Janstraat Haarlem. AÖITB MA HOU- AGITATE PBIJ8 DIB ABMKBTSLSrTIÉB 7aa 1—0 regels 30 Cents. Slke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte, Dienstaanbiedingen '25 Cents per advertentie a Contant. Advert,entïën worden uiterljjk Maandag-, Woensdag- en Vr jjdag-avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers: KÜPPERS& LAUKEY. Sedert eenigen tijd heeft de Regeeriug een wetsontwerp tot regeling van den krijgs dienst bij de Staten-Generaal aanhangig gemaakt. De indiening van dit wetsoorstel doet blij keu vau de ernstige zucht van ons Ministerie om verbetering te brengen in onze wetgeving, waar dit noodig mag hee- teu. De liberalen hebben nu geen reden meer tot klagen gelijk zij bij den aanvang der regeeringapenod6 van dit Kabinet zoo vaak deden, over de werkeloosheid van onze Ministers. Integendeel geeft thans iedere Bewinds man bewijzen, dat hij niet slechts in administratieven, doch ook in wetgeven- den zin werkzaam wil wezen. Reeds kan bet Kabinet wijzen op een aantal wet gevende producten, als gevolg vau de ge zegende samenwerking tusschen Regeeriug en de meerderheid der Volksvertegenwoor diging, terwijl nog verschillende wetsont werpen door de Rageering worden voorbereid. Zoo ook heeft het Kabinet reeds bij liet beoiu vau zijn optreden verklaard, dat de regeling vau onze strijdkrachten drin gend herziening eischte en een deel van zijne werkzaamheden zou uitmaken. Die belofte nu is door de indiening van boven bedoeld wetsontwerp vervuld. Langen tijd heeft het geduurd vóór de wetgevende vracht van den Minister van Oorlog zoo ver gerijpt was, dat zij aan de Staten- Generaal koa aaugeboden wordej. En reeds had meu in het liberale kamp gesproken over de onmacht onzer Regeering van eene degelijke organisatie van den krijgsdienst voor te stellen. Dia beschuldigingen en verdachtmakin gen der liberalen zijn nu echter beschaamd. Hoewel bezwaren van verschillenden aard zich hebben voorgedaan, en weinig wets ontwerpen zoo diep ingrijpen in het maat- i schappelijk leven als juist dat betrekkelijk onze legerorganisatie, heeft de Minister van Oorlog toch getoond niet te aarzelen, waar vtm hem eene uiterst moeilijke taak werd gevorderd. Maar niet ten onrechte roept de Regee ring in hare memorie van toelichting tot geuoemd wetsontwerp aan de Volksver tegenwoordiging toe, dat zij toone vader landsliefde te bezitten door met de Regee riug samen te werken aan de tot stand- koniiig van deze regeling. Volgens het oordeel van het Ministerie zal door de voorgestelde organisatie de weerbaarheid van ons land zeer verhoogd worden, hetgeen zeker eene üiet geringe aanbeveling mag heeteu voor het wets ontwerp der Regeering. De vorming van FEUILLETON. [Vervolg. Hij maakte eenige schulden en trachtte aan geld te komen op de manier van menscben, die op kunstmiddeltjes uit zijn. Eindelijk op een morgen, toen hij geen duit meer rijk was, en het einde der maand nog eeue volle week in 't verschiet lag, kwam bij tot het besluit om iets te verkoopen. ldet allereerst dacht hij aan de pacotille zijner vrouw, want in den grond van zijn hart had hij een soort van wrok behouden tegen die „oog-bedriegers", die hem zoo dik wijls uit zijn humeur hadden gebracht. Zelfs het zien er van bedierf hem telkens min of meer het aandenken zijner geliefde vrouw. Lang zocht hij in den hoop klinkklank, dien ze liad nagelaten, want tot in de laatste dagen Laars levens was ze hardnekkig blijven voortgaan van dat goed te koopen, bijna eiken dag iets nieuws mee te brengen, en eindelijk bepaalde hij zich tot het groote halssnoer, dat zij de voor keur scheen te geven en dat, meende hij, wel zes of acht franks kon opbrengen, want voor een onecht stuk was het inderdaad heel mooi afgewerkt. een waarlijk nationale krijgsmacht is het hoofddoel van hot Kabinet geweest. Daar door hoopt het 't zelfvertrouwen der Natie, dat door den Heer Tiadal eenigszins ge schokt werd, te doen herleven, en de stem men, welke verkondigden, dat ons volk onmogelijk zijne nationaliteit en onafhan kelijkheid tegen eeu vreemden indringer kou verdedigen, het zwijgen op te leggen. In hoeverre men daarin is geslaagd, zal de tijd moeten leeren. Wjj wensehen hier slechts enkele punten aan te stippen, die naar onze meeuing het belangrijkst kun nen geacht worden. En zoo wijzen wij dan in de allereerste plaats op de afschaffing der thans bestaaude schutterijen. Hoewel wij er geenszins van houden, dat reeds lang bestaande zakeu door eeue enkele wettelijke regeling worden opge ruimd, zoo kunnen wij toeh niet anders dan onze instemming betuigen met de op heffing dezer verouderde instelling. Door verschillende omstandigheden zijn onze schutterijen niet, wat zij behooreu te wezen; eene voldoende legerreserve. Gelukkig is de schutterij nimmer in de gelegenheid ge weest om te toouen, wat zij voor de ver dediging van ons Vaderland waard is. Het zou dan ongetwijfeld nog spoediger in het oog geloopen zijn, dat de schutterijen vol strekt onvoldoende moeten heeten voorde taak, waartoe zij bestemd zijn. Daartoe zijn zij bij de nieuwe regeling, die de Re- gseriug voorstelt, vervangen door een beter gevestigde troepenmacht, eene reserve van omstreeks 50.000 man. Belangrijker voor het oogenblik is even wel de iuvoering van den persoonlijken dienstplicht, welke de Regeering verlangt. Hierin zijn wij zeer teleurgesteld. De Re- gesring heeft' dit gewichtig beginsel in haar voorstel opgenomen, zich grondende op het eerste lid van art. 180 der grondwet. De taak, daarin omschreven, wensckt do Regeering gedurende eenige jaren door alle weerbare mannen te doen vervullen. Het Kabinet i3 van oordeel, dat plaatsvervan ging niet kan worden toegelaten, tenzij eau dienstplichtige zich wenscht te doen vervangen door een broeder. Verder ver dedigt "de Regeering hare gedragsljjn ten deze, door te beweren, dat alleen door de invoering van den persoonlijken dienst plicht de geschikte stof kan verkregen worden om te voorzien iu da behoefte aan officieren en verder kader aan parsonee! voor sommige diensten en betrekkingen. Daar komt nog bij, dat de diensttijd aan merkelijk zal verlengd worden. Met deze nieuwighedea kunnen wij ons niet vereenigen, vooral wanneer wij de legerquaestie beschouwen in verband tot ons burgerlijk leven. Ons volk is laag geene militaire natie. Het draagt de wapenen geenszins uit zucht tot roem en glorie, Hij stak het in zijn zak en ging naar zijn Mi nisterie, de boulevards volgende, en een juwe lierswinkel zoekende, die hem vertrouwen in boezemde. Eindelijk zag hij er een, trad binnen, een weinig beschaamd om met zijne ellende voor den dag te komen en een voorwerp van zoo luttele waarde te verkoopen. Mijnheer, zei hij tot den juwelier, ik zou gaarne weten op hoevee! u dat stuk taxeert. De mijnheer nam het stuk aan, bekeek het, draaide het om en om, woog het op zjjn hand, nam eene loupe, riep zijn bediende, deelde hem zachtjes zijne opmerkingen mede, lei het snoer weer op de toonbank en beschouwde het op een afstand om beter over het effect te kunnen oor- deelen. Meneer Lantin, door al dien omslag vrij wel in verlegenheid gebracht, opende den mond om te zeggen: O, ik weet wel, dat htt hoegenaamd geene waarde heeft,toen de juwelier zijne uitspraak deed. Mijnheer, dat heeft eene waarde van twaalf of vijftienduizend franks; maar ik zou het niet kunnen koopen zonder dat u me de herkomst er van opgeeft. De weduwnaar zette een paar ontzaglijk groote oogen op en bleef met open mond staan. Hij begreep er niets van. Eindelijk stotterde hij: U zegt?Weet u 'twel zeker? De andere be- maar uitsluitend om het »erfdeel der va deren» tegen vreemde aanranding te be schermen. Ons volk is uiet onwillig om de wapeneu te dragen, maar het is te practisch eu te vee! gehecht aan het hui selijk familieleven om den krijgsdienst an ders te beschouwen dan als eeue noodzake lijkheid, waaraan het zich terwille van den geboortegrond niet mag onttrekken. Onze uailitaireu, die uitsluitend het oog hebben gevestigd op de talrijkheid en ge oefendheid van ons leger eu daarvan al leen bet behoud onzer onafhankelijkheid verwachten, zijn hoogeljjk ingenomen met de door de Regeering gedane voorstellen. Maar wij, die meenen dat ons volk er niet is om het leger, doch omgekeerd het leger om het volk, wij bezien de zaak van eene andere zijde dan de volbloed-militai- risteu. Wij weuscheu de Regeering te steu nen, waar het de verhooging vau onze weerbaarheid tracht te bevorderen, maar wij moeten ons terugtrokken, wanneer die vermeerdering van onze weerkracht gepaard moet gaan met vermeerdering der militaire lasten, welke de Natie reeds op de schou ders heeft. Eu dit laatste zil ongetwijfeld het geval wezen, vrauueer de Staten-Generaal zich vereeuigeo met de wetsvoordracht, gelijk zij door de Regeering is ingediend. Iu plaats vau het verlichten van de lasten der min- ve- mogendeu zal door de afschaffing der plaatsvervanging een zwaarderen druk op de schouders van den minderen man wor den gelegd. Wij willen uiet beweren, dat de toestand gelijk hij nu is, volmaakt kan heeten, en evenmin dat er aan het remplafauten- stelsel geen fouten kleven, verre van dat. Wij gelooven, dat de Minister zonder af schaffing vau de plaatsvervanging echter een ruim arbeidsveld kon viudeu iu de ver betering van het stelsel der remplaeesriiig. Wat men verwacht vau de verhooging van het zedelijk gehalte in ons leger, ook dit noemen wij een argument, dat geen steek houdt. Het kazerneleven zal bij toe passing van het beginsel van den persoon lijken dienstplicht wel weinig of geene veranderingeu ondergaan. De eigenaardige sfeer, waarin de jouge miliciens bij hunne indiensttreding worden verplaatst, en die zoovee! verschilt van de burgermaatschap pij, waarin zij hebben verkeerd, zal niet veranderen, wanneer zich ouder de miliciens ook ee igeu vau meer gegoede fatnil.ëu bevinden. Deze zullen opgaan in den grooten hoop, terwijl zij met de meerdere fiuanciëöio middelen, waarover zij kunnen beschikken, dikwerf meer kwaad dan goed zullen verrichten. Wij hebben niet de minste goede ver wachting van den persoonlijken dienstplicht, ja wij vreezeu vau de invoering wel na- greep hem verkeerd en zei droogjes: U kan zien of een ander er meer voor geeft; voor mij is 't hoogstens vijftienduizend franks waard. Als u niet beter terecht komt, kar. u terugkomen. Meneer Laniio, een idioot gelijk, nam zijn halssnoer weer op, werktuiglijk gehoor gevende aan eene onbestemde behoefte om alleen te zijn en na te denken. Maar nauwelijks op straat gekomen,overviel hem een onbedwingbare lachlust en hij dacht: De stom merik! O, wat een stommerik! Als ik htm eens aan zijn woord had gehouden! Dat is me een juwelier, die niet eens valsch van echt weet te onderscheiden! En hij ging hij een andere juwelier vooraan in de Rue de la Paix. Zoodra de goudsmid het kleinood had gezien, riep hij uit: Ah, parbleu; ik ken dat halssnoer heel goed; 't is uit mijn winkel. Meneer Lantin vroeg confuus: Hoeveel'is 't waard? Mijnheer, ik heb het verkocht voor vijf- eu-twintigduizend franks. Ik wil het dadelijk terugnemen voor achttienduizend, als u me heeft opgegeven zooals de wetsbepaling dat vordert 0p welke wijze het uw eigendom is geworden. Ditmaal ging mijnheer Lantin, lam van ver- bazin», er "bij zitten. Toen sprak hij: Maar... maar^onderzoek het nog eens nauwkeurig, mijn heer, ik heb tot nog toe altijd gedacht, dat het deel doch geea voordeal daargelaten nog de zwaardere militairen druk, welke aau de Natie zonder noodzaak wordt opgelegd. Misschien zal de Minister van Oorlog voor zijn outwerp, gelijk het daar ligt, in de Volksvertegenwoordiging wel eeue meerderheid vinden, doch wij bezitten de overtuiging de tolk te zijn van minstens het derde deel onzer Natie, wauneer wij de voorstellen der Regeering impopulair noemen en niet overeenkomstig de wen sehen en verwachtingen van velen. Laten wij evenwel hopen, dat de Regee ring, niettegenstaande hare vooropgestelde meening omtrent bet beginsel der plaats vervanging, door de redenen van billijk heid zich Iaat overtuigeu en alsnog haar ontwerp zoodanig wijzigt, dat ook de tegenstanders van den persoonlijken dieust- plicht er hun steun aau kunnen verleenen. Het sensatiemakeude bericht, dat Z. H. de Paus het Vaticaau verlaten had, is ge bleken een loos alarm te zijn geweest. De Germania en andere katholieke bladen namen het nieuws zelfs niet op; ook de Kreuzzeitung vertrouwde de zaak niet recht, en meende dat nadere ophelderingen dien den afgewacht te worden en dat men voor al, al had werkelijk de Paus voor het eerst sinds 1870 het Vaticaan verlaten, niet al te optimistische verwachtingen, betreffende eene verzoening tusschen Paus en Koning, aan die omstandigheid moest vastkuoopen, aangezien niets aangaande eene mogelijke toenadering verluidde en integendeel Orispi juist in den laatsteu tijd bizonder grof te^eu de »clericalen» is opgetreden. Dat was iu elk geval eene zeer ver standige reserve. Ook de conservatieve Reichsbote meende in het nieuwtje slechts een uit kwaadwilligheid voorkomend bericht te moeten zien, daar anders de fictie» der pauseljjbe gevangenschap zon komen te vervallen En inderdaad bevatte de Berljjnsche Post Woensdag-avond reeds een telegram uit Rome, meldende dat de Voce della Verita het bericht, als zou de Paus bij ziju wandelrit van Dinsdag-voor middag Haliaansch grondgebied betreden hebben, uitdrukkelijk loochent. Het be doelde terrein is door Pius IX en ziju ge- heele Hof herhaaldelijk betreden. Zóo werd dus de leugen reeds denzelfden dag achterhaald. Maar intusschen was de vau anti-katholiek fanatisme levende Na- tional-Ztg. reeds zoo vrij geweest, het haar dierbare sensatie-nieuwtje verder op te sie ren, uit te breiden en voor hatelijke be schouwingen in toepassing te brengen. Haar Romeinscho correspondent had haar daarbij een handje geholpen. Deze ijverige man die tevens »gedacht,anlezer» schijnt onecht was. De juwelier antwoordde: Wilt u me uw naam opgeven, mijnheer? Zeker. Ik ben Lantin, ambtenaar aan het Ministerie van Binnenlandsche Zaken; ik woon Rue de3 Martyrs 16. De juwelier sloeg zijn register open, zocht en verklaarde toen: //Het halssnoer is werkelijk gezonden aan het adres van Mevr. Lantin, Bue des Martyrs 16, den 20n Juli 1876". En de twee mannen zagen elkander in de oogm, de ambtenaar stom van verbazing, de ju welier een dief vermoedende. De laatste hernam: Wil u me dit voorwerp slechts vierentwintig uren laten, dan zal ik u een ontvangbewijs geven? Zeker, stamelde Lantin. En hjj ging heen, het opgevouwen papier in zijn zak stekende. Hij stapte de straat over, liep ze verder op, bemerkte dat hij een verkeerden weg had geno men, keerde terug naar de Tuilerieën, ging de Seine over, merkte dat hjj zieh weer vergist had, keerde terug naar de Champs Elysces zon der eene enkele klare gedachte in zijn brein. Hij deed zijn best om te redeneeren, te begrijpen. Zijne vrouw had zulk een kostbaar voorwerp toch niet kunnen koopen. (Slot volgt.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1890 | | pagina 1