No. 1571. Zondag 3 Augustus 1890 15de Jaargang. W Verandering. buitenland! Van 18 rageli 30 Cents. Elke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie h Contant. Advertentiën worden uiterljjfe Maandag-, Woensdag en Vrgdag-avond voor 6 uur ingewacht. Uitgever»; KüPPEBS J.AUBEY. Per 3 maanden voor Haarlem t 0,8b Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het Buitenland 1,80 Afs: ouderlijke Nummers 0.08 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en Z A TER DAG. BCBEAÏÏ: St. Janstraat Haarlem. Bij al hetgeen onze eeuw kenmerkt, springt éen verschijnsel in 't bizonder voor den dag en doet zich meer dan alle andere verschijnselen gelden. Wij bedoelen het streven, of de zucht naar verandering. Op bijna elk gebied is dit streven merkbaar, maar inzonderheid op dat van het sociaal leven. Volgens velen berust bet raderwerk der maatschappij op een verkeerden grondslag en is daarvan het noodzakelijk gevolg, dat de verschillende deelen voor het werktuig der samenleving niet goed in elkauder pas sen. Hunne conclusie is, dat de sociale or ganisatie behoort te worden afgebroken en dat daarna eerst kan gedacht worden aan opbouwen, maar volgens een geheel ander systeem dan tot hiertoe werd gevolgd. Zij, die zoo denken, rekent men voor namelijk tot de sociaal-democraten, hoewol niet allen, die verandering wenscheD, zich bjj deze richting aansluiten. Gelijk bekend is, en ook gemakkeljjk te begrjjpen valt, is het streven, waarop wjj de aandacht vestigen, hoofdzakelijk gericht op de bescherming en do verhoogiug van het leveusgeuot van den handwerksman. Bjj de meesten, die met de tegenwoor dige maatschappelijke toestanden ontevre den zjjn, heeft het begrip dat de werkman verongelijkt wordt, wortel geschoten en om dat begrip coucentreeren zich nu hunne verdere gedachteu en zien zij geoue andere uitkomst voor den verdrukte dan omver werping van het bostaaude. Voor den nadenkende doet zich echter, vóór hij zich tot de beantwoording der arbeidersquaestie zet, de vraag voor, of het alles waarheid is, wat rneu vau de veronge lijking van den handwerksman verhaalt en of deze inderdaad zooveel reden heeft om zich over zijn lot te beklagen. Na al hetgeen in de laatste jaren over dit puut is gezegd en geschreven, nadat uit den mond vau goed- en kwaadgezinde werklieden verklaringen zijn gehoord, .na dat op verschillende wijzen onderzoek is ingesteld aangaande het lot van den ar beider en nadat een helder licht is opge gaan over quaestiën, die voor weinig jaren na bgua geheel in het duister lagen, kan men gerusteljjk de gevolgtrekking maken, dat er evenmin aanleiding is tot buiten sporig weeklageu als tot overmatige blijd schap. Gaat men aandachtig na, in hoeverre de levensomstandigheden van den werkman gunstiger zijn dan die, waarin hij in vroegere k jaren verkeerde en somt men de voorrech ten op, waarin hij zich nu mag verheugen, vergeleken met die, welke de werkman in vroegere tjjden bezat, dan kan men zeg gen, dat buitensporig weeklagen geen reden heeft en minstens getuigt van groote on dankbaarheid ten opzichte van hen, die een beter tijdperk voor den handwerksman hebben doen aanlichten. Behoeven wjj het wel aan te toonen, waar in de hedendaagscho werkman zoo veel voor heoft op zijn vakgenoot van het ver- ledeu? Bij zijn arbeid bewijzen de machi nes hoewel concurrenten in dien zin, dat zij vele arbeidskrachten on nood ig ma ken hem onschatbare diensten. Het toe zicht op da fabrieken en werkplaatsen is verscherpt, zoodat deze weinig of ge ene schade voor de gezondheid meer opleveren. Voor de veiligheid en gezondheid worden inrichtingen bedacht en toegepast. Zijn oude dag behoeft hem geen zorg meer op te leveren, evenmin als vrouw en kroost, die hij bij solide maatschappijen kan doen verzekeren; terwijl hij over het algemeen tijd en gelegenheid in overvloedige mate bezit om zich verder te ontwikkelen en zich met zijn huisgezin te vermaken. Dit zijn allemaal redenen voor den hand werksman om tevreden te wezen, met het geen hij bezit, en om zijne eischen niet zoo hoog te stellen en niet zoo brutaal uit te spreken als dit gedaan wordt door hen, die zich de beschermers bij uitnemendheid van den arbeider noemen. Doch, zooals wij reeds opmerken, tot overmatige blijdschap geeft de toestand der werklieden evenmin aauleiding. Gelijk het in onze onvolkomen raenschenwereld met de meeste zakeu gaat, kleeft er nog veel gebrekkigs aan de organisatie onzer maat schappij ten opzichte van den haudwerks- stand. Verschillende invloeden hebben sa mengewerkt om dien toestand te scheppen. Maar in de allereerste plaats gelooven wij, dat de volstrekte onverschilligheid vau ve len omtrent den godsdienst een der oorza ken is van het verkeerde, waarover wordt ge- klaagd. Het geloof is altijd voor hen, die liet als den grondslag voor handel en wau- del aannemen, een troost geweest in moei lijke dagen en eene bron van blijdschap in dagen van voorspoed en welvaart. Zoowel werkgevers als werknemers, die den godsdienst verlaten hebben en de eerste plichten van den Christen verloochenen, zijn degenen geweest, die ontevredenheid hebben gezaaid en den treurigen toestand hebben veroorzaakt. Op hen rust de ver antwoordelijkheid voor het onvolkomene en gebrekkige, dat valt waar te nemeD. Want waar geen godsdienst heef sekt, kan de Christelijke liefde onmogelijk werkzaam wezen, en waar deze laatste ontbreekt, heeft de eigenliefde, bet egoïsme, een ruim arbeidsveld. Naar onze mec-ning moet dan ook vau den godsdienst en van de toeneming van het geloof verwacht worden, wat de sociaal democraten van eene andere organisatie der maatschappij en van eene andere wet geving verwachten. De christelijke deugden ziju uitnemende geneesmiddelen voor eene lijdende samen leving. Een der schoonste is de verdraag zaamheid, die zich niet slechts mag be perken tot die geloofsbegrippen en levensbeschouwingen, die bijna met de onze in overeenstemming zijn, doch welke zich ook moet uitstrekken tot lien, die zich aan groote en grove dwalingen schuldig maken. Vergevensgezindheid ten opzichte van de oogelukkigeu, die door verkeerde leids lieden werden gevoerd op een weg, die hun tot verderf zal strekken, mag evenmin wor den verzuimd. Wij moeten den rampzalige wiens oogen pas geopend worden als hij door het volgen van verkeerden raad in het ongeluk is gekomen, uit de ellende trachten op te heffen, hem niet beoordeelen naar den maatstaf, waarmede wjj onze eigen handelingen meten, doch in aan merking nemen de omstandighe ten, waar mede hij te had worstelen. Zelfopoffering en zelfbeperking zijn even eens een tweetal eigenschappen, welker algemeene toepassing van grooten zegen voor de maatschappij moet geacht worden. Zelfopoffering, die schoone vrucht van de naastenliefde, behoort uit den aard der zaak het meest voor te komen bij hen, die rjjkeljjk met aardscha goederen zijn ge zegend. Wel kan gewezen worden op zoo veel inrichtingen, die door de barmhartig heid der meer gegoeden tot stand kwameo, en het zou zeker ondaukkaar wezen, indien miskend werd wat reeds tot leniging der lijdende menschheid is verricht, maar er wordt toch nog te veel wel gedaan uit vrees voor blaam en uit zucht om door de menschen te worden geprezen. Zelfs— opofferende liefde komt nog wel te weinig voor, en deze is het tick voornamelijk, die de drjjfveer tot goede daden moet zjjn. Wat niet uit innerlijke overtuiging, uit het hart, voortkomt heeft geeue kracht ea geeue uitwerking en daarom moet ook het hulpbetoon meer voortspruiten uit waarachtige menschenliefde. In dit geval zal de zelfbeperkiug, welke meer moet worden in acht genomen door hen, die tneeuen recht eu reden tot klagen te hebben, ook hare goede uitwerking niet missen. De handwerksman zal dan het vela goede, dat tot verbetering van zijn bestaan wordt verricht, meer en meer leeren waar- deeren. Hij zal leeren begrijpen, dat de maatschappij zoodanig behoort te zijn samengesteld, dat er menschen zijn, die bevelen moeten en dat er ook zjjn, die belmoren te gehoorzamen. Hjj bezit dan de overtuiging, dat hetgeen hij ontvangt niet zijn de kruimkens, die van de tafcis der rijken zijn overgebleven, maar dat het de vruchten zijn der christelijke liefde. De zacht naar verandering, waarvoor wij in het begin van deze beschouwing FEU1LLET O N. Een huishondentje Vervolg en slot.) Gewoonlijk neemt de Sultan, wanneer hij eet, p'aats op een divan, die dicht bij een venster staat, waardoor men een gezicht op den Bos- phorus heeft; hij is dan bijna altijd in hemds mouwen en wanneer hij verzadigd is, heeft hij de gewoonte zich achterover op den divan te laten neervallen, om rustig zjjne pijp te rooken en tal rijke kopjes koffie te lepperen; dat noemt men; hjj neemt zijn kief. Ongelukkig degene, die het in het hoofd zou krjjgen, hers in dat gelukzalig oogenblik te storen. Wanneer hjj eet, maakt hij nooit gebruik van een bord of van eene vork; hij put onmiddellijk met zijn vingers uit de gouden pan, op zijn allerhoogst gebruikt hij soms een lepel, om con fituren op zijn brood te doen. Wat zjjne hofhouding betreft, deze eet op elk uur van den dag, al naarmate een ieder het 't best schikt; de ondergeschikte beambten worden op een blad bediend en krijgen bij hun eten een homp brood; alleen de hooggeplaatste ambtenaren hebben recht op koeken. Om de keuken steeds van eene genoegzame hoeveelheid gevogelte, fruit en groente te kunnen voorzien, laat de Sultan zelf verscheiden groote domeinen in Europeesch en Aziatisch Europa bebouwen. Twee dezer domeinen, dat van Tchachaldia en dat van Ali-Bey-Kani liggen bij Constantinope); die van Koutchouokchikmedje en Bouyouckchonkmedje ziju er niet ver van verwijdert; de anderen zjjn aan de overzijde van den Bosphorus gelegen. Vandaar ook krijgtmen het meeste graan en de fourage voor de keizerlijke stallen. Deze domeinen werlen gedurende langen tjjd bebouwd door Bulgaren, die daartoe gedwon gen en door eene soort loling tot dezen oube- taalden dienst aangeweZ' n werden; maanden lang brachten zij, twee aan twee aan elkaar geketend op deze domeinen door, waar zij als dieren wer den behandeld. De bodem van Tuikjje is rijk en vruchtbaar; dez» domeinen leveren dan ook ontzaglijke hoeceelheden groenten, vruchten, gevogelte, eieren, boter en kaas op, dit alles wordt door ezels en schepen bij tonnen naar het keizerlijk paleis overgebracht. Ook komt de tabak, die men in het paleis rookt, daar vandaan. Op deze domeinen verbouwt men geen rijst, deze moet men dus koopen, om den pilaff te bereiden, die bjj geen maaltijd ontbreken mag; ook worden er elkeu dag zeshonderd ponden suiker en evenveel koffie gebruikt, zonder nog te spreken van hot vleesch, de kruiderjjen en het overige. Rijst en schapevlcesch maken het hoofd bestanddeel uit van de voeding der Turken; de Sultan heeft dagelijks niet minder dan een ton rundvleesoh en een halve ton kalfsvleesch noodig zonder nog de visch, het gebak, de gedroogde vruchten enz. mee te rekenen. Al het water, dat voor den dienst van het paleis noodig is, wordt in vaten aangebracht uit den Baïcos en den Kauli Karak, twee heldere beken, die niet verre van de Zwarte Zee in den Bospborus uitmonden. In den huishoudelijken dienst van het paleis komt niet de minste verandering, wanneer de Sultan dit verlaat om naar een zijner andere verblijven te gaan. Overal moot hij te allen ure verwacht worden en moet dientengevolge alles voor hem in gereedheid zjjn. Wanneer hem de last bekruipt ergens midden in den nacht aan te komen, wat dikwijls gebeurt, moet dat niemand verrassen en moeten zijne minste bevelen onmid dellijk worden opgevolgd. Om dezelfde reden moeten steeds een gezadeld paard en een inge spannen rijtuig voor zjjn onroid lellijk gebruik gereed staan, voor het geval, dat hij van verblijf zou willen veranderen. By voorkeur vertoeft hij te Yildiz-Kiosk. spraken, zal dan plaats maken voor tevre denheid en voor het berusten in zjjn lot, al is dit voor een ieder niet altijd even aangenaam. Men zal dan aan den loop der tijden overlaten, wat sommigen oogen- blikkeljjk wenschen te bezitten. Hoewel WÜ gegronde redenen hebben om er aan te twijfelen, dat zoowel voor den werkman als voor den rjjkere ooit hier op aarde een ideale toestand zal aanbreken, zoo gelooven wij toeb, dat uit de ontwikkeling der thans bestaande verhoudingen eenmaal een tijdperk kan geboren worden, waarin voor beidon meer geluk zal gevonden worden. Maar de hoofdvoorwaarden voor zulk een toestand bljjven wjj toch immer in den godsdienst en in de toepassing der Christeljjke deugden zoeken. Met algemeene stemmen der aauwezige leden, is de Congoconveutie ook door den Belgischen Senaat aangenomen, na uitvoe rig te zjjn verdedigd door den Minister- President, den Heer Boeruaert, die o. a. in antwoord op den Heer Balisaux zeide, dat de Koning bet liefst zijn werk zon voltooien, maar indien België het mocht wenschen, toch ook wel bereid gevonden zou worden, den termjjn van 10 jaren, voor het overnemen van den Congo-staat bepaald, te verkorten. Minstens 20,000 mark per week moeten de socialisten vooreerst nog trach ten bjjeen te brengen voor hunne partjj- genooten, die te Hamburg aan de arbeids- staking hadden deelgenomen en dienten gevolge thans geen werk kunnen verkrjjgen. Het Hamburgsche comité bad tot nog toe 70.000 mark kunnen uitdeelen, waarvan 50,000 mark te Hamburg zelf waren in gezameld; maar sinds eenigen tjjd ziju de bjjdrageu zoo verminderd en kost het zoo veel moeite om ze te verkrjjgen, dat er geen vooruitzicht bestaat om aan de ledig- loopende kameraden voldoende hulp te kunnen verstrekken. Bovendien heersebt er onder de werklie len hoe langer hoe meer wantrouwen tegen die inzamelingen, door dien het reeds herhaaldeljjk gebleken is dat daarin valschheden werden gepleegd. Hierbij komt nog, dat de werklieden niet enkel reeds het geven moede worden, maar ook verbitterd zjjn op de aanvoerders, nu het bljjkt dat alle giften voor de Ham burgsche kameraden slechts eeue vruchte- looze opoffering, dus louter weggeworpen geld zijn geweest. De aanvoerders willen echter de werklieden niet tot bezinning laten komen en trachten nu bjj hen eeue nieuwe agitatie tot stand te brengen, die ten doel heeft: jjverige deelneming aan de verkiezingen voor den gemeenteraad. Met dat al bestaan er niet alleen daar, maar Het behoeft nauwelijks gezegd te worden, dat dit alles aanleiding geeft tot veel geldverspil lingen evenals tot de verkwisting van groote hoeveelheden levensmiddelen, daar de klieken voldoende zouden zijn om honderden huisge zinnen te voeden. Een gedeelte daarvan wordt aan bedelaars gegeven, terwijl het overige wordt voorgeworpen aan de honden, waarvan de straten wemelen De gewone jaarlijksche uitgaven voor het huis des Sultans, worden op het volgende geschat. Voor vernieuwing van het ameu blement, beddegoed en tapijten, f 7,500,000 Kleeren, kleinoodiën, parfumerieën voor de vrouwen25,000,000 Voor verschillende grillen. 1/32,500,000 Kleeren en ameublement van den Sultan zelf5,000,000 Geschenken en bezoldigingen. 10,000,000 Gouden en zilveren vaatwerk. 6,300,000 Onderhoud van 474 rijtuigen en bespanningen1,150,000 Keuken12,500,000 Totaal f 99,900,000 Waarschijnlijk blijft dit bedrag nog beneden do waarheid; want men dient ook nog rekening te houden met de onberekenbare grillen der gun stelingen. (IIIIIHT. PB1JS I)SB ADVEBTENTIÊH 4RLE ABONNEMENTSPBIJB AGÏTE MA HON AGITATE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1890 | | pagina 1