NIEUWE
No. 1590,
Vrijdag 19 September 1890.
15de Jaargang.
BERICHT.
Booze tongen.
BI'IT KM, AN D.
ABONNE MENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Yoor het buitenland 1,80
Afzonderlijke nummers0,03
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
B U R E A TT: St. Janstraat Haarlem.
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Yau 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag-
en V r ij d a g-a vond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers KüPPEBS JiAUSEÏ.
Zij, die zich met 1 October a. s. op de
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
abonneeren, ontvangen de tot dien datum
verschijnende nummers gratis.
Men zegt van vele menschen, dat zij
eene giftige tong hebben, een ongelukkig
erfstuk zeker van de slang, die in het pa
radijs de eerste menschen verleidde en in
't ongeluk stortte. Booze tongeu nu ver
oorzaken dikwerf meer onheil dan de sterke
vuisten en de dolk van den struikroover,
want de wonden door vuist of dolk toe
gebracht kunnen immers nog genezen,
maar het leed, het nadeel door eene booze
tong aan eer en naam toegebracht, kan
nimmer worden hersteld of vergoed.
't Is een ontzettend hatelijke karakter
trek van vele menschen steeds kwaad te
spreken en anderen in een slecht licbt te
plaatsen. Menigeen meent zich zelf te ver
heffen, wanneer bij anderen onderdrukt en
belastert. »Maar wat waar is, mag toch
wel gezegd worden,» zoo redeneert men
men vaak. Neen, dat mag nog lang niet,
tenminste niet van een christelijk standpunt
uit, al zou ook de wet of de arm der po
litie den lasteraar niet kunnen bereiken.
Wanneer men van een ander weet, dat
hij iets misdreven heeft, dan is het plicht
daarover te zwijgen zoolang niet de eigen
eer of de goede naam vaD den evennaaste
door het zwjjgen schade lijden kan.
Maar het is voor velen al te verlokkend
te weten, dat bun medemensch zich aan
het een of ander vergrjjp heeft schuldig
gemaakt. Eu daarover zou men zwijgen?
O, dat valt zoo zwaar! Het brandt hen op
de tong als vuur en 't liefst zou men aan
de gacsche wereld het geheim vertellen
opdat iedereen op den schuldige kon wij
zen en zeggen: »Zie eens, welk een slecht
mensch deze is; dat had niemand van hem
gedacht!»
In den regel komt men met het geheim
niet rechtstreeks voor den dag, maar men
haalt de schouders op, wanneer van den
betrokkene sprake is. Wordt de schuldige
echter van de eene of andere zijde gepre
zen en is men met zijue fout bekend, dan
is zwijgen een heroïsme, 't welk door de
meesten niet wordt beoefend. Men haalt
de schouders op en zegt: »Nu ja, dat kan
wel zijn u kent dien persoon waar
schijnlijk ni$ goed men kan alles zoo
niet zeggen ik wil niets gezegd hebbeD»
en dergelijke lasterlijke redeneeringen meer.
En met beteekenisvolle gebaren legt men
dan den vinger op den mond en stelt zich
zoo goed en onschuldig aan alsof men niet
wist, dat men reeds door het gebarenspel
een giftigen pjjl heeft geschoten, die den
FEUILLETON.
De pot met huislook.
Bijna eene eeuw geleden, waren er op de plaats
der wijk van Onze Lieve Vrouw van Lorette te
Parjjs eenige kampen land, gelijk die, welke de
toegangen tot de Barrières du Tröne te Vincennes
omringen. Sommige bewoners dier wijk kweekten
in dien moerassigen grond aarbeziën, meloenen
en groenten. Die moerassen hebben plaats ge
maakt voor heerlijke woningen, voor eene kerk,
welker bevallige stjjl verrukkend is. Eertijds vond
men bier slechts moerassige gronden, stinkende
mesthopen, arme lieden, die voor een matig loon
den grond bewerkten; eenige ellendige hutten op
de onderscheiden kampen, dat i3 de armoede,
de arbeid, het leven zonder genot, zonder wel
vaart; thans huizen, welker weelde en schitterende
pracht getuigen, dat inwendig alles, wat het
leven gemakkelijk en aangenaam kan maken, aan
den rjjkdom der bewoners beantwoordt.
Moeder Barrois, de weduwe van een soldaat
der republiek, had een dier tuinen of moerassen
in eigendom. Door aanhoudenden arbeid en be
sparing, vond zij in de voortbrengselen van haar
kamp het noodige tot haar onderhoud en de
opvoeding van haar zoon, dien haar overleden
man haar had nagelaten. Zij was eene zoo goede
evennaaste getroffen en vreeselijk gekwetst
heeft. En deze verraderlijke, arglistige aan
val wekt meer argwaan, verdenkiug en
wantrouwen, dan de volle onthulling der
waarheid die trouwens niet mag geopen
baard worden, wanneer zij schade doet aan
de eer of den goeden naam van den even
naaste.
»Kunt gij zwijgen?vraagt de laster
aar. En van alle kanten roept men: »Zeker,
als een steen, als een muur, als het grafie
Eu dan zet de lasteraar zijn tongwerk
in beweging en na verloop van eenige
minuten is de goede naam van een mensch
wederom vernietigd. En heeft men ge
zwegen? Neen. De steen heeft het aan
den muur, de muur aan het graf gezegd
en het graf lispelt het in alle winden en
deze dragen het verder totdat de gansche
wereld het weet.
Ontzettend zjjn de gevolgen van den
laster. De maatschappelijke positie, het
geluk, de goede naam van velen zijn ver
woest door de booze tong. Eu zal men
nu tegenover zulke gevolgen nog beweren,
dat men altijd de waarheid zeggen mag?
Ieder koopman heeft crediet noodig en
wie het vertrouwen schokt ondermijnt zijn
bestaan. Slechts dan wanneer men een
openbaren bedrieger kent,die anderen tracht
te benadeelen, als men weet, dat iemand
door zulk een persoon verlies of schade
kan berokkend worden, dan mag men in
stilte een vriend waarschuwen en men is
er wellicht toe verplicht.
Hel kleed der eer en van den goeden
naam is een wit gewaad, waarop het
kleinste vlekje zichtbaar wordt en er is
niets dat dit kleed zoo gemakkelijk en
duurzaam besmeurt, dan achterklap en
laster. Een valsche schijn, een dubbel
zinnig woord slechts en de verdachte is
reeds in de achting der menschen gedaald,
wellicht totaal veroordeeld. En misschien
was het maar schijn, wellicht een onge
motiveerd gezwets, dat booze tongeu op-
disehten aan de wereld, die zoo gaarne
het ergste, het slechtste hoort verkondigen.
En dan is de laster nog gruwelijker en
duizenden kunnen er de slachtoffers van
worden. Is het niet eene soort moord, die
de lasteiaar pleegt, wanneer hij wetens en
willens leugens uitstrooit en wanneer zijne
tong haar vergift op onschuldigen uit
spuwt.
Gestolen goed kan men teruggeven, de
goede naam echter is een kleed waarin
elke vlek, elke scheur zichtbaar blijft. Het
nadeel, de schade, die men den persoon
door lastertaal heeft berokkend, kan nim
mer worden vergoed: de verloren eer kan
niet worden hersteld.
Wij allen zjju zondige menschen en een
verblinde slechts kan den Farizeëer spelen
en uitroepen: »Heer, ik dank U, dat ik
vrouw, zoo arm, zoo braaf en zoo beschaafd, dat
zij de algemeene achting verworven had en hare
waren alzoo voordeelig kon verkoopen. Met een
woord, zij kon leven, zonder aan iemand iets te
zjju verschuldigd, zonder de liefdadigheid van
anderen noodig te hebben.
Haar zoon was 18 jaren oud geworden. Als
zoon eener weduwe kon hij niet vertrekken; maar
hot soldatenbloed stroomde in zijne aderen; de
bulletins der veroveringen van het groote leger
deden zijn hart hevig kloppen. Op zekeren morgen
sprak hjj tot zijne moeder:
Ik ben 18 jaar oud en ik wil niet, dat wjj
ons geheele leven arm zullen zijn. Ik heb lust
om soldaat te worden, gelijk mijn vader, en op
het slagveld eene epaulette te zoeken, die mij
het middel verschaft, om u in uwe oude dagen
te onderhouden.
Neen kind, ik heb niemand dan u in de
wereld en ik wil liever het overige van mijn
leven ongelukkig zijn en u altoos bij mij houden.
Wat zal er van mij worden, als gij mij hier
alleen laat?
Denk er aan, moeder, men zal u van uwe
moeras berooven, gelijk men reeds met onze buren
heeft gedaan. Slechts gewoon, om den grond te
bearbeiden, heb ik geen stand en wel verre
van u te kunnen ondersteunen, zon ik u tot
last zijn; terwijl de rempla9anten duur zijn, zal
ik mij verkoopen, en het geld, dat men mij
beter ben dan die tollenaar!® Doch wan
neer wij niet gaarnö zien, dat meu onze ge
breken en vergrijpen openbaart, dan mogen
wij ook anderen niet kwetsen of benadee
len, immers wat wij niet weuschen dat
ons geschied', doen we dat ook aan ande
ren niet.
De Times zegt, dat het Duitsche Gouver
nement de tractaten schendt, door mach
tiging te verleenen tot het drjjven van
slavenhandel in Oost-Afrika. Indien de
Duitsche proclamatie betreffende den slaven
handel niet wordt gedesavoueerd, vervalt
de overeenkomst van 1 Juli.
Tengevolge van de werkstaking der
zeelieden en stokers, die eerst alleen uit
sympathie met de dokwerkers den arbeid
gestaakt hebben, maar dit thans voor eigen
rekening voortzetten, zijn eergisteren te
Southampton de dokken gesloten, boewei de
dokwerkers gaarne weder aan het werk
zouden gaan. De verschillende stoomboot
maatschappijen hebben ter kennis gebracht,
dat zij niet van plan zijn de eischen der
zeelieden en stokers in te willigen en zij
intusschen huune zaken zullen laten stil
staan. De militairen hebben weder de
posten en wachten betrokken en alle arbeid
in de dokken staat stil.
Het gemeentebestuur te Parijs heeft
ten raadhuize een ontwerp tentoongesteld,
betreffende een kauaal van Parijs naar
Rouaan, ter lengte van 180 kilometer,
bij eene diepte van 6 meter. De kosten
worden op 135 millioen franks begroot.
De Figaro vestigt de aandacht op
de sterke toeneming van het aantal Katho
lieken in Engeland.
Zelfs de liberale pers in Frankrijk
begint thans te erkennen, dat het onzinnig
is "de semiuaristen geheel op deuzelfdeu
voet in den krijgsdienst te behandelen, als
de andere jongelieden. De Temps b.v. wijdt
een zeer uitvoerig artikel aau den dienst
der seminaristen, waarin het blad den
wensch te kennen geeft, dat deze studen
ten alleen bjj den ambulance-dienst zullen
worden geplaatst. Zij zullen in bet vuur
gaan, zegt de lempsmaar .alleen om de
gewonden uit het gevecht te leiden eu beu
in ambulances en hospitalen te verzorgen.
Waarom leert, men hun dan nu in de ka
zerne een métier, dat zij niet zullen uit
oefenen en leert men hun niet datgene,
wat bunrie taak zijn zal. Al de tijd en al
de moeite, welke men zich getroost om aau
de toekomstige Pastoors de hanteering van
het geweer te loeren, is nutteloos en ver
loren. Het is duidelijk, dat een jonge man,
die zich aan het Priesterschap wijdt, meer
geschikt is voor ziekenverpleger dan voor
strjjder.
daarvoor zal geven, zal met de opbrengst van
uw plekje gronds, u iu staat stellen, om gedurende
mijne afwezigheid behoorlijk te kunnen leven.
Zoo er nog van over is als ik terugkeer, zullen
wij bet met mijne besparingen uitzetten en wij
zullen beiden rijk en gelukkig zijn.
Ongelukkig kind, hernam de moeder wee-
nende, zoo gij niet terug komt?
Ho! ho! dat is niet mogelijk, omdat enkel
zij, die vrees hebben, zich laten dooden, of zij,
die vergeten dat zij eene oude moeder hebben,
die zij wenschen weder te zien en te omhelzen....
't Was in 1811, een tijdstip waarop de men
schen zich voor 10,000 en zelis voor 15,000 iranks
verkochten- de zoon van moeder Barrois was een
knap jongmeusch, hij verkocht zich tegen 15,000
franks die hij met fierheid in den voorschoot
der goede oude vrouw telde. Vervolgens met den
zak op den rug en zijne feuille de route in den
zak, nam hij afscheid van zijne moeder, en haar
in zijne armen drukkende, zeide hij met be
traande oogen:
Vaarwel, beste moeder, of liever tot weder-
ziens; wees gelukkig, denk somtijds aan mij en
vooral vrees niet, ik zal mij niet te veel in gevaar
stellen om uwent wil; als gij geene tijding van
mij ontvangt, zal het zijn omdat mijn regiment
te ver van hier zal zijn, of ook, dacht hij, omdat
ik daarboven zijn zal, om op u te wachten: zorg
goed voor u zelve, gij hebt geld, maak er ge-
In dien geest gaat het Protestantsch-
liberale blad voort, maar hoe redelijk zijne
opmerkingen die helaasl een weinig te
laat komen*ook zijn, zij wekken in hooge
mate den toorn der auti-cleriealen pur
sang. De bekende publicist Ranc komt met
kracht tegen de beschouwingen van den
Temps in verzet en vraagt zich met ont
zetting af, wat er van de gekwetsten ko
men zou, die aau de zorgen der semina
risten werden overgelaten. De Heer Ranc
vreest, dat de seminaristen de gekwetsten
niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk
zouden pogen te heelen en dat denkbeeld
kan bij niet uitstaan. Recht en rede moe
ten wijken voor clericalen-vrees en haat.
Het Bestuur der algemeene confe
rentie van Duitsche vereenigingeu ter be
vordering van zedelijkheid heeft bij den
Rijksdag een adres ingezonden, inhoudende
een verzoek om art. 184 van het straf
wetboek aldus te wijzigen: »Alwie geschrif
ten, drukwerken, afbeeldingen of voorstel
lingen, die ten opzichte der zedelijkheid
ergernis kunnen geveD, vervaardigt, of
ten behoeve van verspreiding in bezit of
bewaring heeft, te koop aanbiedt, aanprpt,
verkoopt, uitdeelt of op andere wijze ver
spreidt, of op voor het publiek toeganke
lijke plaatsen tentoonstelt of doet aan
plakken, wordt gestraft met eene boete
van hoogstens 300 mark, of met gevan
genisstraf van zes maanden. Ook kan hij
worden veroordeeld tot verlies der burger
lijke rechten van eer.
Niemand kan het bevreemden, dat
de aandacht van allen, die den loop der
buit8niandsche politiek volgen, in de jong
ste dagen in 't bizouder gericht was op
het Zwitsersch Kanton Tessino.
De liberalen, die in de minderheid wa
ren, in de kantonnale Volksvertegenwoor
diging, hebben revolutie gemaakt, de leden
der Regeering gevangen genomen en eigen
machtig eene voorloopige Regeering inge
steld.
De feiten behoeven geene toelichting.
Zij vormen eenvoudig de openbaring der
logica van het radicalisme.
Alleen eene radicale Regeering zoo
concludeert het heeft recht en reden
van bestaan. De anti-liberalen hebben
slechts te gehoorzamen; tot regeereu zijn
ze oubekwaatn en onbevoegd.
Zeer curieus is de voorstelliug van zaken,
welke de KölniscJie Zeitung, in den grond
der zaak een giftig liberaal blad, van de
gebeurtenissen in Tessino geeft.
Met eene grenzelooze onbeschaamdheid
durft het Keulsche orgaan te schrjjven: De
houding der oproerliugen is waardig.»
Om nu die uitspraak te rechtvaardigen,
tracht de schrijver te betoogeu, dat de
Staatsraad Rossi bij ongeluk werd ver
moord!
bruik van.
Dat geld, hernam de moeder snikkende,
zult gij bij uwe terugkomst onaangeroerd weder-
vinden, en ik zou liever van honger sterven, dan
dat ik den bloedprijs van mijn kind zou ge
bruiken.
Hij vertrok en in hot volgende jaar deelde
hij in het lot der honderdduizend soldaten, die
onder de sneeuw van Rusland werden bedolven....
Haar zoon verliezende, had moeder Barrois
hare geheele familie verloren.
Van haar plekje moerasgrond ten algemeenen
nutte onteigend, ging zij een klein zoldertje in
de straat Copeau bewonen, in de nabjjheid van
den plantentuin; die nabijheid van een tuin was
noodzakelijk voor eene vrouw zoo als zij, gewoon
om op het veld te leven, en haar geluk was
eeuiglijk gelegen in de mogelijkheid om alle dagen
zich te komen nederzetten in de schaduw der
lanen bij de groene zoomen der bloemperken; zjj
was zoo gaarne tegenwoordig bij den arbeid der
tuinlieden om te zien zaaien, eene plant te zien
ontluiken en bloeien; en da tuinlieden, met welke
zij altoos iets te praten wist, herinnerden haar
aan haar zoon, wat meermalen hare oogen be
vochtigde.
Wij hebben gezien, dat moeder Barrois haar
zoon verliezende, hare geheele familie verloren
had; het toeval, of liever de Hemel zond haar
eene dochter. {Wordt vervolgd.)
IMS