NIEUWE No. 1632c Ponderdag 1 Januari 189 f 16de Jaargang. i\ieuwjaarsgedac!iten. BUITENLAND. Uit het leven van een geneesheer. 44MEMCHI ABONNEMENTSPRIJS Pei 3 maanden voor Haarlem Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. Voor het buitenland Afzonderlijke nummers ƒ0,85 1,10 1,80 0,03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. BIJ RE A TT: St. Janstraat Haarlem. AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 16 regels30 Cents Elke regel meer3 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentie n worden uiterlijk Maandag-, Woensdag- en V r y d a g-a vond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers-, K. P P E H S liAUBEÏ. Terwijl wij het volgende schrijven spoedt het oude jaar ten einde, terwijl het nieuwe met reuzenschreden nadert. Met zijne ge wone regelmatigheid beweegt de wijzer zich op het cijferblad der klok en zal weldra het cijfer 12 hebben bsreikt. Twaalf klok slagen zulleu ons dau verkondigen dat het jaar 1890 zijn einde heeft bereikt en dat het jaar 1891 zijn loop door den tijd he3lt aangevangen om eveneens in den oceaan der eeuwigheid te verdwijnen. Zoo vliedt de tijd henen en met hem ook wij, sneller dau wij het gelooven en wen- schen. Voor wij het vermoeden hebbea ook wjj onzen loop volbracht; de tijd is dan voor ons geëindigd eD de eeuwigheid heeft een aanvang genomen. Of deze eeuwigheid voor ons eene gelukkige of ongelukkige zal zjjtt, hangt daarvau af, of ons leven in deri tijd goed was of slecht; dit laatste hangt wederom voor een groot deel daarvan af, 1 of wjj zeer vaak aau datgene denken, wat voor ons was en wat ua ons komen zal, of wij zeer dikwerf met eöu onpartijdig oog in het verleden en in de toekomst zien of niet. De tcensch gelijkt een schip, dat door de onmetelijke wereldzee stevent om een ander werelddeel te bereiken. Door de veel bewogen zee dezer wereld reist hij naar de eeuwigheid, die voor hem een vreemd, onbekend land is. De lengte van den weg, dien hy heeft af te leggen, is zeer verschil lend; de duur der vaart is hem onbekend. Slechts dat weet iedereeu, hoe lang hij reeds gereis 1 heeft, hoe veel uren hij tot heden heeft afgelegd. Velen onzer hebben reeds een gedeelte der reis, twintig, dertig, vyftig of nog meer jaren, achter zich. Verdwe nen zyn de jaren der kindsheid, verdwenen zjjn de jareu der jongelingschap waarin wjj zoo vele grootsche plannen en illusiën vormden, verdweuen is de leeftijd, waarin wij zorgden en werkten. En terwijl wij ons aan dergelijke gedachten overgeven en onze beschouwingen makengaat ons levens- scheepje verder. Wij meenen, dat het stil ligt, maar het wordt voortgedreven door den stroom des tjjds. Wij allen kennen en moeten met Job spreken: »Mjjue dagen lie pen sneller dan een looper; zy vloden weg en zagen niets goeds; zij voeren weg als schepen, even snel als een adelaar, die op zyu prooi toeschiet.Wy verwonderen ons, dat onze doorleefde jaren zoo snel zijn voor bij gegaan en denken er zeluen aan, dat de toekomstige tjjd even vlug zal voortijlen. Eu dit is een groot verzuim, waarop reeds FE U 1L Ij E V tV. Hen kerstverhaal, door HENDBIKUS. 6) {Vervolg.) Onze kleine Hendrik die anderhalf jaar oud was, kreeg het kind nu ook te zien. We zeiden hem, dat onze Lieve Heer een zusje had laten brengen. Het kind was overgelukkig, stond met groote oogen zijn lief zusje aan te staren, voel de hare handjes en keerde zich plotseling om met de vraag:,, Mama hoe heet zus?,, Vreemd keken wij elkander aan, want wij wisten zelf niet welken naam het bij den doop outvangen had. Wil gaven geen antwoord, toeh praatten er maar overheen, doch toen de Hoogmis geëin digd was, haastte ik mjj bij den Pastoor naar den naam te ittformeeren, en o, wat vreugde voor mjjne vrouw, het kind heette Maria. De kleine groeido flink en weldra kwam de tjjd, dat wij haar eersten geboortedag konden vieren. We spraken er met kleinen Hendrik over, en zeiden, nog 14 dagen, dan is zus jarig.'/He, gaf hij ten antwoord, zus is toch gelijk met onzen Lieven Heer gekomen?" Wat konden we anders doen dan den geboortedag van kleine Marie op Kerstmis stellen? We wenschten toch vurig, dat onze kleine Hendrik nooit Ie weten zou komen, dat Marie eigenlijk zijn zusje niet was. Zoo ging er een tweetal jaren voorbij, waarna er op eens eene groote verandering in ons le-en kwam. ontvingen bericht, dat mijn geachte schoon de H. Hieroriymus de aandacht vestigde. »Dagelyfes« zegt hjj, »sterven wij, want dagelyks worden wy veranderd en doch gelooven wy eeuwig te zyn, d. w. z. niet tegenstaande de dagen des meuscheu voor- bijvlieden als de wind, meent de meusch toch uog den volgenden dag, de volgen de maand, ja nog het volgende jaar te mogen beleven. Er was een tjjd, zoo ver haalt een oud geschiedschrijver, dat de men- scheu de jareu telden, door elk jaar eeu spijker in dan muur te slaan. Zoo doet de goede God ook met de menschen. Elk jaar worden we iets gewaar, dat ons aau onzen leefiyd herinnert. De kracht van den jon geling, de rimpels in bet aangezicht van deu man, bet zilveren haar van den grijs aard, zyn zij niet om zoo te zeggen, de spijkers in den muur? Maar ondanks deze spijkers, die onzen leeftijd aanwijzen, leven er nog velen, alsof zij kindereu waren, zon der zorg voor eene gelukkige landing in de eeuwigheid, Eeu schip stevent voorbjj eilanden, ste den en landen en zij, die zich op het schip bevinden vermaken zich met een en ander. Maar van a) hetgeen de schepelingen zien, behoort hun niets toe; alles verdwyut voor hunne oogen, als de schatten, welke wij in den droom meenen te bezitten. Zoo gaat het ook deu menscb op de zee dezer wereld. Hij ziet eu bezit zooveel schoons, zooveel kostbare zaken; hy heeft wellicht prachtige eu weelderige woningen; bij heeft al wat zijn hart kan verlangen. Hij gelo >ft dit alles te bezitten en ziju eigendom te mogen noe men. Eu toch is het slechts verbeelding, slechts eeu droom. Wie was rijker dan eer tijds Salomo? Zjjue wjjsheid en zijne schat ten trokken de aandacht van de gansche wereld. Hij zelf hield zich ook voor den gelukkigsten Vorst dezer wereld en by ge noot alle vreugden, die men slechts kan denken. En wat verklaarde hy aan het einde vau zyn leven?»Ik verzamelde zilver en goud eu de schatten der Kouiugeu en lan den. Eu alles wat mijne oogeu verlangden, ontzeide ik my niet.en ik weigerde mijn bart niet alle vermaken en genoegens te genieten. Maar ik zag iu alles y del beid eu dat er niets bestendig is ouder de zon.« Ja, jjdelheid zijn alle goederen en vermaken dezer wereld; de dood vaagt ze weg geijjk de storm het stof eu wat overblijft is ge woonlijk geesteskwelling, dat is: eau onge rust geweten. Wat hebben de rijken en machtigen dezer aarde, die in het afgeloo- peu jaar naar het graf werden gedragen aau hunne paleizen, aau hunne geldkisten eu kostbaarheden? Zij noemden ze eeuigen vader niet te best in orde wai, en spoedig daarna een tweede bericht van veel ernstiger aard. Ik zelf kon niet weg, daar er nog al veel zieken waren, en zoo moest mijn vrouw geheel alleen naar hare ouders. Met een angstig hart zag ik haar vertrekken, want ik vreesde het ergste, daar hij, eveuals ik geneesheer zijnde, niet onnoodig tot alarm zou overgaan. Gelijk ik gedacht had, gebeurde. Twee dagen na mija vrouwg vertrek ontving ik een telegram van ernstigen aard, en des avoi.ds van dei zelfden dag het doodsbericht, liij de begrafenis was ik natuurlijk tegenwoordig, mijne lieve vrouw eu mijne schoonmoeder waren zeer bedroefd, en ik had veel moeite haar te troosten. Toen mjjn tijd van vertrek daar was, was de scheiding tusschen moeder en dochter niet om aan te zien, en gevoelde ik diep wat groot verlies moeder geleden had. Ik kon haar niet alleen achterlaten, eu daarom kwamen wij overeen dat mjjne vrouw nog acht dagen bjj haar bljjven zou; de kinderen waren toch onder de hoede van onze oude dienstbode, goed bezorgd. Te huis vond ik alles in de beate orde: Leentje had best opgepast, en de kind iren juichten toen zij mjj weer zagen; maar vroegen toeh dadelijk waar Ma was. Toen ik hun zeide, dat Ma nog een paar dagen bij O moe bleef maar wel spoedig terug zou karnen, begonnen de hangende lippen zich zachtjes weer te herstellen. Mij beviel dat afwezig ziju mijner lieve vrouw echter niet: akelig leeg vond ik mijne woning, en telken* als ik thuis kwam zat ik in gedachten, en stond het. mij nog levendiger voor den geest hoe verschrikkelijk het voor mjjne schoonmoeder zjjn inoest, zoo geheel alleen achter te bljjven, zoo ver van ons af, van en tijd hun eigendom, waren echter arm hulpbehoevend toen zij de eeuwigheid bin nentraden. Wat baten bij den dood eere- posteu en ordeteekenen, waarop de men schen hier zoo trots zijn? Niets. Wat heb ben de zondaars met hunne zondige ver maken gewonnen? Ach, ternauwernood ge noten, zyn zo verdweuen, eeu hart vol ge wetenswroeging achterlatende. De schepelingen op het schip slaan hunne blikken dikwert op hen, welke op andere schepen varen en hen ontmoeten. Laten wij dan ook heden een blik werpen op hen, dié met ons door dit leven zijn gereisd. O, hoe velen zyn er reeds in de haveo der eeuwigheid aangeland. Waar zijnonze ouders, ouze echtegeuooten, kinderen, vriendeu en bekenden? Een jaar geleden waren velen van hen bij ous, zij zaten met ons aan dezelfde tafel. Zij vermoedden niet, dat zy reeds zoo dicht bij hun einddoel waren. Wjj hebben ze ten grave gedrageu en wel licht reeds vergeten. Zien we nog verder terug. Wandelen wy uiet allen op graven, op overblijfselen van vroegereu tijd? Waar zijD zjju ze gebleven, de grooten en mach tigen dezer aarde? Een Alexauder eu Cesar, eeu Frederik de Groote en een Napoleon? Waar 'zyn zij gebleven de mannen en vrou wen, die door de wereld werden bewonderd eu maar al te dikwerf zich zelf hebben be wonderd? Zij zijn verdwenen; zjj werden gedwongen afstand te doen vau hunne tro nen, huuue rykdommen te verlaten, hunne kracht en schoonheid aau de wormen over te leveren. Zjj zijn verschenen voor den rech terstoel des Al'machtigen; zjj zijn getreden in het huis der eeuwigheid. Daar wachten zjj ook ons eu het zal uiet lang meer duren dat wij hen daar kutmen begroeteü. Laten wjj derhalve, om uiet verrast te worden als ook onze ure heeft geslagen, zeggen als David, die vau zich zelf getuigde: »Ik denk dikwerf aan de vervlogen dagen en de eenwige jaren zyo steeds in mijn ge heugen. Aau het slot onzer beschouwingen ge naderd rust op ons uog de aangename plicht ouze heilweuseheu aan te bieden aan onze geachte lezers eu lezeressen, aau alleu, die ons ook in het afgeloopeu jaar hun zede- lijken en stoöölijken steun schonken. God zegeue u in al nwe ondernemingen eu make het jaar 1891 voor u een jaar vau heil en geluk. Het ga u goed in het jaar, dat gereed staat voor ons op te treden en het oude oumeedoogend iu de schaduw vauhetver- ledene terug te dringen. Moge ook ous dierbaar vaderland deelen ons, die de eenige waren, die haar zoo innig lief hadden. Drie dagen was ik thuis, toen mjjne vrouw mij schreef, dat zij zoo vurig naar mjj en de kinderen verlangde, doch dat zjj niet wist hoe we<r te komen. Het hart brak haar bjj de ge dachte moeder alleen achter te laten; zjj had haar het voorstel gedaan bjj ons te komen inwonen, doch dat kon moeder niet, zoo ver van de laatste rustplaats van haren dierbaren echtgenoot. Nt-en, dat deed zij nooit. Daarbij de plaats ver laten waar zij veertig jaren gelukkig met haren echtgenoot had gewoond, 't was haar onmogelijk, zjj bleef waar zij was. Mijn lieve Marie vroeg mij om rand, eu ik wist daar niets op te vinden. Met een bedrukt gevoel zat ik te peinzen, en te bedenken wat ik antwoorden zou, toen er gescheld werd, en de meid mijn vrieud den Pastoor aan diende. Ik sprong op van genoegen, ging hem te gemoet en drukte hem hartelijk de haud. Nadat hjj gezeten was, vroeg hij.- //Hé, wat schort er aan? wat strak gelaat!// en toen zijn oog op den brief viel, stak hij mij deelnemend de hand toe, zeggende: „Uwe vrouw is toch niet ongesteld?// „Goddank, neen, maar zij vraagt mjj raad, waar op ik niets weet." Ik reikte hem den brief toe: hij zette zijn bril op, en las langzaam en aau- dachtig wat mijne vrouw mij schreef. Daarna zat bjj een oogenblik in gepeins, en het hoofd op heffende, zeide hjj: «hierop is slechts éen ant woord te geven, en als gij dat geeft zult gij uwe vrouw en uwe moeler gelukkig maken Ik zal daar wel bjj verliezen, doch dat is het minste." Ik hoorde hem met verwondering aan en vroeg opheldering. //Wel nu!// sprak hjj, //zet u neder en schrjjf wat ik u dicteeren zal,// Ik •n de zegeniDgen, welke wjj van den Al machtige afsmeeken. Moge Nederland ook in 1891 met eere en vrede zijne plaats be houden in de rij der natiëo. Moge het ge vrijwaard worden van verdeeldheid en vy- andschap onder zjjne zonen. Dat de geest van orde, recht en billijkheid heersche en bcstaaude quaestiën worden opgelost tot heil van Kerk, Staat en maatschappij. Dat H. M. de Koniugin en hare geëerbiedigde Moeder, de Koningin-Regentes, met het va- derlaud nog treurende over het geleden on herstelbaar verlies, meer en meer de liefde en verknochtheid mogen oudervinden van hare onderdanen en dat er niets geschiede, wat aan den sterken band tusschen hetNe- derlandsche volk en haar, dia de teugels van het bewind in handen heeft genomen, schade kan berokkenen. Dat Europa door geen oorlogskreet worde opgeschrikt en dat weldra het gebed van millioenen Katho lieken worde verhoord eu bet geschonden recht iu eere hersteld moge worden, ziedaar onze wenschen by den aanvang vau het nieuwe jaar, dat, wjj smeeken het van den Algoede, inderdaad een jaar des heils moge wezen voor de Kerk, den Staat en de gan sche maatschappij. In een artikel van den Osservatore Ro mano leest men over de werken der vrij metselarij in Italië,tot bevestiging der klach ten van den H. Vader. Behalve dat milli- oeueu van den Staat verkwist worden ten bate van de geheime genootschappen, dryft de Italiaansche Staat een schaudelyken han del in menschenvl6escb. Een invloedrijk Amerilsaaneck burger heeft een zeer belang rijken brief met deze beschuldiging doen openbaar maken. Zonderling genoeg is, of schoon de beschuldiging reeds een paar we ken oud is, nog geeu tegenspraak gevolgd. De briefschrijver, Moseno genaamd, zegt, dat de vrijmetselarij verantwoordelijk is voor deu handel iu maunelyke en vrouwelijke slaven, die op Amerika gedreven wordt en waarvan de Italiaansche Ministers en de Consuls do winsten opstrjjken. Onder den mensuhenhandel versta men het aanvoeren van landverhuizers, die zich niet Weinig bedrogen viuden, als zjj bjj aankomst den zwaarsten arbeid moeten verrichten.* Het is eenvoudig bespottelijk, dat men de Regeering van Italië nog durft vergelij ken bjj die der H. Kerk. Dezer dagen heeft Prins Von Bis marck eene deputatie uit Straatsburg ont vangen, die hem kwam begroeten. In het deed, wat hjj mjj zeide, en zat met de pen op het papier gereed, dat ter neer te schrjjven, wat hij mjj zeggen zou. Hjj sprak: //Beste vrouw." //Het eenige, wat ik u als goeden en afdoenden raad kan voorstellen is, dat gjj en moeder aan het gemeentebestuur verzoekt, of ik de plaats van Vader zaliger aldaar mag innemen." //Nu kunt gjj naar welgevallen daar nog bjj- voegen wat gjj wilt," sprak hij. Toen zweeg hjj, en keek mjj strak in het gelaat. Ik legde dë pen neer, en zag hem even zwjjgend aan: ik kon geen woord uiten. Eindeljjk brak hij het zwijgen af en vroeg mjj: //Weet gij beteren raad? Weet gjj, er iets anders op. God geeft u vrede op aarde. Geef gehoor aan zjjn Goddeljjken wil en vol breng het gebod, het eenige geaod, waaraan God eene belooniug schenkt door te zeggen: „Eer uw vader en uwe moeder, opdat gij lang moogt leven op aarde." Ik zal u als vriend verliezen, dat is treurig voor mjj, maar de mensch is verplicht zoodanig te handelen als hjj beseft dat goed is, en daar ik er niets anders op weet, zet ik mjjn belang ter zijde, en raad u aan te schrijven, wat ik u zeide, en ik twijfel er geen oogenblik aan, of die raad geeft mjj bjj alles wat ik er bjj ver lies, toch dit genot, dat er drie menschen ge lukkig door worden. „Kom aan," sprak hjj verder „ik verlaat u, opdat gij ongestoord kunt voort— schrjjven, en daardoor uw brief zoo spoedig mo gelijk verzonden kan worden.// Hjj stond op, en ik liet hem uit, en mjj de hand drukkende, dreigde hjj met den viuger en zei. //Nu dadelijk aan bet schrjjven, en uiet terugtrekken, hoor!// (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1891 | | pagina 1