NIEU W E
166!
Vrijdag 13 Maart 1891.
16de Jaargang.
Een i/Jezuïeten-eed."
BUITENLAND.
Dö duif der Voorzienigheid.
ABONNEMENTSPRIJS
Pei 3 maanden voor Haarlem0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het buitenland 1,80
Afzonderlijke nummers0,03
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
BUREAIT: St. Janstraat Haarlem.
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DBR ADVERTENTIEN.
Van 16 regels30 Cents
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterlgk Maandag-, Woensdag-
en Vrgda g-a vond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: &ÜPPER3& LAUREL
Tot de nieuwste middelen, welke men iu
Duit8ck!and bezigt om schrik eu angst aan
aan te jagen voor de jongeren van Lovola»
behoort de verspreiding van eeu opstel
'twelk onder bovenstaanden titel verscheen
in het Pransche anti-Katholieke blad Te-
moignagewelk opstel natuurljjk door on
derscheiden Duitsche bladen met graagte
werd opgenomen en verspreid.
Volgens de Temoignage luidt de eed der
Jezuïeten als volgt:
„Ilc verkltar in tegenwoordigheid van den al-
machtigen God, der gezegende Maagd Maria, van den H.
Joannes den Dooper, van de HH. Apostelen Petras en
Punlna en van alle Heiligen in den Hemel en voor u,
Geestelijke Vader,uit den grond mijns harten en zonder voor
behoud, dat de Paus de plaatsvervanger van Jezus Christus
en het ware en eenige hoofd der Katholieke Kerk is: dat
hij de macht bezit te binden en te ontbinden en dat hem
door Jezus Christus de macht gegeven is af te zettende
kettersche Koningen, Vorsten en fiegeeringen, die allen
onwettig zijn omdat zy de heilige bekrachtiging missen,
en dat men ze met een goed geweten verdelgen kan. Zoo
veel in mijn vermogeD is zal ik deze leer evengoed ver
dedigen als de rechten van Z. H. den Paus tegen elke
ketterschs of Protestanteche macht, die zieh tegen de
Heilige K.K.Kerk verzet.Ik ontzeg en weiger elke tronw aan
Protestantsche Koningen, Vorsten of Staten en elke ge
hoorzaamheid aan hunne autoriteiten en ambtenaren. Ik
verklaar dat de leer der Anglicanen, der Calvinisten, der
Hugenoten verdoemelijk ia en dat zij. die weigeren deze
leer te verzaken, verdoemd zijn. Ik beloof bovendien en
verklaar, dat ik geheim zal honden alle mededeelingen en
bevelen, welke mij gegeven worden, dat ik ze noch door
woorden noch door geschriften zal verspreiden en dat ik
alles ten uitvoer zal breDgen wat mij door u, Geestelijke
Vader, of door een ander myner Oversten zal opgedragen
worden. Dit alles zweer ik bij de H. Drievu dig—
heid en bij het H. Sacrament, dat ik nu zal ontvangen
en ik neem alle glorievolle hemelsche heerscharen tot
getuigen van de oprechtheid van mijn wil, dezen eed te
houden. Tot getuigenis van hetgeen ik zeg, ontvang ik
het Heiligste Sacrament van het Heilig Avondmaal en ik
bekrachtig mijne verklaring door mijne onderteekening
en door mijn zegel in tegenwoordigheid van dit gansche
H. Convent."
Reeds bjj een oppervlakkig onderzoek
moet de verralschiDg onmiddellijk in bet
oog springen en het is schier overtollig dat
de Eerw. Pater Abel, S. J., te Kalksburg bij
Weenen, die vervalschiug in eenschrjveu
aan Mgr. Knab betoogt.
»In 'l algemeen,» zegt Pater Abel,»kaa
ik, na een bijna 28 jarig leven iu de Orde
der Jezuïeten verzekeren, dat er bij ons
geen andere eed bestaat dat de gelofte. Rij
het intreden in de Orde, d. w. z. in het no
viciaat, bestaat er bij ons evenmin als bij
andeie Orden een eed of gelolte- BLj het in
treden in de Orde, d. w. z. na voleindiging
van het tweejarig noviciaat, moet de Jezuïet
evenals in andere Ordeu, zijne eenvoudige
gelofte van armoede, kuischbeid en gehoor
zaamheid afleggen.
Na verloop van eenige jaren, bij ons
eerst na 17 jaar, gedurende welke de jonge
Jezuïet de Orde waarlijk genoegzaam heeft
leeren kennen, volgt, gelijk bij andere Or
den, de plechtige gelofte van denzelfden
inhoud als de eenvoudige, reeds afgelegde.
FE ILL ET O N.
Nauweljjks was Bernard een half uur weg,
of Catharina begaf zich naar den tuin, vast be
sloten om hare blikken geen oogenblik van den
duiventil af te wenden. Er verloopt een uur, doch
geene duif verschijnt. Een tweede, een derde
uur, en de arme blijft nog altijd wachtende.
Men oordeele over de ontsteltenis, die zich
van de ongelukkige vrouw meester maakte, en
dezen keer valt het niet te ontkennen, dat hare
bekommering, haar angst rechtmatig was; want
Bernard had reeds lang terug kunnen zjjn. Het
wordt eindeljjk avond, en Catharina, door de
duisternis genoodzaakt om den tuin te verlaten,
zou weder binnentreden, toen eeue dame, eene
vriendin van haar.naderde en haar beleefd groette,
doch op zoo zonderlingen toon, dat Catharina al
aanstonds begreep.dat deze eene noodlottige tijding
kwam brengen.
Ik raad het al, riep zij, mijn man is dood,
hjj is vermoordl...,. en als door den bliksem ge
troffen, viel zjj in bezwijming. Eerst laat inden
nacht, kwam zjj weder tot baar zelve, en zoodra
Wij Jezuïeten moeten daarbij nog de ge
lofte afleggen nimmer eene missie te wei
geren bij de ongeloovigen en dwalenden, al
ware zij nog zoo gevaarljjk of ver verwij
derd. Als eenvoudige gelofte wordt daar nog
bijgevoegd, geene waardigheid in of buiten
de Orde te begeereo en nooit de baud te
bieden, om de heilige armoede in bare oor
spronkelijke strengheid te doen verzachten.
Wie in den woordelijken inhoud der ge
lofte belang stalt, kan ze lezen in het voor
de Jezuïeten gedrukte Institutum Sicietatis
Jesu. Pragae 1757, vol. II. pag. 166. Deze
uitgaaf bevindt zich, tengevolge van de in
1772 plaats gehad hebbende opheffing der
Orde en der verbeurdverklaring barer tal
rijke huizen eu bibliotheken in duizenden
exemplaren bij antiquaren, particuliere per
sonen en bibliotheken. Andere geloften of
eeden als die in dit werk zijn vermeld, be
staan er in de Jezuïetenorde niet en wat
meu in audere boeken over eeden eu ge
loften leest, behoort tot het rijk der verval-
schingen en mystificaties.
Dit bewijst reeds de gansche stjjl van bet
hiervermelde eedsformulier. Men vergelijke
het met den stijl der werkeljjke gelofte,
zooals zij iu het Institutum S. J. vermeld
is en nog heden wordt afgelegd. De inlei
ding tot den »eed« met de aanroeping der
Heiligen, Joaunes den Dooper, Petrus on
Paulu", heeft wel iets voor het gebruikelijke
Confiteor der Katholieke Liturgie,maar niets
met de eedsformule vau de Jezuïeten-Orde
gemeen.De uitdrukking Geestelijke Vader,
in wiens handen de voorgewende Jezuïeten
eed zou moeten afgelegd worden, beteekent
bij andere Orden, den Overste, doch bij ons,
is Geestelijke Vader* de terminus tech
nicus voor den biechtvader van het huis,
in wiens handen geeu eed wordt afgelegd.
Het woord Convent* voor een Ordeshuis
is wel bij Monnikorden in gebruik, niet
echter bij de Clerici regulares, tot welke de
Jezuïetenorde behoort.
Wat de inhoud van het eedsforniulier
betreft, deze draagt eveaeens den stempel
van eeue schromelijke vervalschiug. Het
gekeele formulier is slechts eeue pikante
samenvoeging vau alle politieke leeriugen
waarvan men aan het einde der 16a eeuw
de Jezuïetenorde valschelijk beschuldigde,
gelijk de historische critiek zoowel van Ka
tholieke als van Protestantsche geschied
schrijvers reeds lang heeft bewezen. Inder
daad de onwaarheid gaat niet tot waarheid
over wanneer zij dikwerf mondeling her
haald of zwart op wit gedrukt en gecolpor
teerd wordt.
Hoe men na de ervaringen van het jaar
1848 tot 1871 de Jezuïeten nog kan be
schuldigen, dat zij elke trouw aan Protes
tantsche Koningen, Vorsten en Regeerin-
gen en hunne ambtenaren, en nog wel onder
eede, ontzeggen, is mij onbegrijpelijk. Wan-
zy in staat was om te hooren wat men verhaalde,
eisehte zij dat men haar de geheele waarheid
zou ontvouwen. De vriendin, die de bewustelooze
niet verlaten had, gaf haar toen met alle moge
lijke voorzorg en behoedzaamheid te kennen,dat
een dorpeling, die tegen den avond van Brussel
was teruggekomen, verhaald hnd, dat in de s ad
de plotselinge dood van een vreemdeling welke
dieuzellden dag door eene allerhevigste beroerte
was aangeiast, eenige minuten nadat hij in het
hotel de Witte Raaf was afgestapt, aller gesprek
ken bezig hield. Dit is echter maar een ge
rucht en niets bewjjst nog, dat die vreemdeling
de Heer Bernard is.
Deze zorgvuldig aangewende inleiding liet voor
Catharina nochtans geen twijfel meer over; da
delijk bemerkte zij, dat haar ongeluk maar al
te waar was, en dat men haar langzamerhand
wilde voorbereiden, om het verlies in zijne
geheele uitgestrektheid te vernemen; zij bedroog
zich niet; het was inderdaad Bernard, die in de
herberg de Witte Raaf door een aanval van be
roerte was getroffen.
Eerst acht dagen na deze verschrikkelijke ge
beurtenis was Catharina in staat, om zich aan
haar smartelijk lijden te ontrukken, ten einde
aan den koffer te denken, die haar geheele ver
mogen bevatte, en bijgevolg hare toekomst en die
harer dochter, Zij vertrok derhalve naar Brussel
neer wij werkelijk de tegenstanders van het
Staatsgezag zijn, hoe komt het dan, dat
juist de geheime genootschappen, die in ons
dan toch zeker bondgenooten zouden be
groeten, juist onze felste vijanden waren en
zijn? Zijn wij echter niet de verplichte te
genstanders van het Staatsgezag, hoe komen
dan juist de geheime genootschappen er toe,
door hunne nieuwsbladen en geschriften ons
bij de vrienden van het autoriteitsbeginsel
te belasteren? Waarin ligt de oplossing van
dit dilemma? In het eenvoudige feit, dat
wij Jezuïeten niet alleen gelijk alle Katho
lieken, doch zelfs nog in hoogeren graad, ons
voor God verplicht gevoelen, zulk een ons
valschelijk toegerekenden eed diep en zonder
voorbehoud te verafschuwen.
Het slot vau het gefingeerde eedsformu
lier luidt: »Ik bekrachtig mijne verklaring
door mijne onderteekening en door mijn
zegel in tegenwoordigheid van dit gansche
H. Convent.Wat men onder het woord
»Convent« te verstaan heeft, hebben wjj
reeds gezegd, en hoe het mot bet zegel*
geschapen staat, zullen wij zien. Ten eerste
bestaat er iu de Jezuïetenorde geen enkel
persoonlijk zegel. Ten tweede wanneer iedere
Jezuïet bij zijne onderteekening in de Orde,
deze door zijne onderteekening en zijn ze
gel ia tegenwoordigheid van het gansche
Convent bevestigde verklaring in de hand
van den Geestelijken Vader werkelijk moet
afleggen, hoe korut het dan, dat ia het jaar
1772 bij de 24000 Jezuïeten niet een enkel
exemplaar van zulk een authentiek docu
ment werd gevonden? Alle groote biblio
theken bezitten manuscripten, die bij de
dikwerf zeer onverwachte opheffing van
Jezuïeten-colleges in beslag werden geno
men. Waarom wordt zoo'n document niet
vertoont? Dit zou immers het beste bewijs
zijn voor de waarheid van eene zoo ont
zettende beschuldiging.
Ik ben wat uitvoerig geworden, schrijft
de Eerw. Pater Abel, maar ik wilde de dwa
ling welke bij vele andersgeziuden te goeder
trouw is, niet als een bagatel behandelen.
Ik zelf heb in mijne jeugd werkelijk bona
fide dezelfde vooroordeelen tegen de Jbzu-
ietenorde gehad en juist deze vooroordeelen
drongen mij mijne universiteitsjaren te Inns
bruck door te brengen, om daarde»sluwe
Jezuïeten* vau nabij te leeren kennen. En
toen ik na verloop van twee jaar de gan
sche onwaarheid dezer geruchten bij ervaring
had leeren kennen, werd ik iu het jaar
1863 zelf Jezuïet en heb er tot op heden
nog geen berouw over gehad; ik moet ech
ter openlijk erkennen: Als ik de waarheid
dier beschuldigingen heden mocht leeren
kennen, ik zou ook heden nog uit de Orde
treden en zeker allen mot mij.
en begaf zich naar den Heer R..., die zich ten
uiterste verwonderd betoonde, toen hij den dood
van zijn ouden compagnon vernam.
Is het mogelijk, Mevrouw, zeide hij; en
het was verleden Donderdag, voor den middag,
dat uw echtgenoot overhden is? Is hetmogeljjk!
Slechts een uur van te voren hadden wij elkander
nog de hand gedrukt....
Gij hebt hem derhalve gezien, mijnheer,hij is
bij u geweest?
O zeker, Mevrouw; echter heeft hij slechts
korten tijd hier vertoefd. Op het oogenblik dat
Bernard bij mij kwam, was ik met een allerge
wichtigst stuk bezig, dat geen uitstel koude lij
den; ik verzocht uw man derhalve om des na
middags terug te komen, om de zaak in orde
te brengen, waarvoor hij was gekomen.
Gij bedoelt een kleinen koffer, mijnheer?
viel Catharina hem iu de rede.
Inder iaad, Mevrouw; uw man verhaalde
mij, dat hij een koffertje bij zich had, dat een
gedeelte van uw fortuin bevatte.
Ons geheele fortuin, riep de verschrikte
vrouw, bleek en sidderende; maar ga voort,
bid ik u, mijnheer, dit kofferje....
Welnu! Mevrouw, hernam de bankier met
eene stem, bjjna even ontsteld als die der we
duwe, terwijl het klamme zwset zijn aangezicht
bedekte; uw man wilde mij, zoo scheen het, dit
Zeer belangrijke gedeelten vau de belas
tingvoorstelling van de Pruisische Regeering
zjjn in het Huis van Afgevaardigden in derde
lezing goedgekeurd.
Ouder die voorstellen behoorde ook de
wijziging der successiebelasting. Het besluit
echter, om niet toe te staan dat die belas
ting in de rechte lijn wordt geheven, werd
gehandhaafd.
Pruisen bljjft alzoo in dat opzicht ge
lukkiger dan Nederland, waar die gehaatste
aller belastingen werd ingevoerd door een
vrijzinnig Kabinet.
Van de vrijzinnigheid moet men het trou
wens maar hebben!
Over de eredietaanvraag voor de Duit
sche vloot De Rijksdag wil geene vloot
eerste klasse zal waarschijnlijk eene schik
king tusschen Regeeriug en Rijksdag wor
den getroffen.
De persoonlijke weusch des Keizers
hij stelt het innigste belang in de Zeemacht
legt in deze zaak veel gewicht in de
schaal.
Toch zal te groote uitbreiding der Duit
sche Marine worden voorkomen.
De meerderheid der Duitsehers wenscht
van Duitschland geene koloniale Mogend
heid eersten rang gemaakt te zien.
Dat is maar goed ook; het zou dien rang
ook niet gemakkelijk verwerven.
De sociaal-democraten te Berljjn beb-
bea onder aanvoering vau Liebknecht vier
scholen voor werklieden geopend in de vier
hoeken der stad, waar,tegen een schoolgeld
van 3 mark per jaar, onderricht gegeven
wordt in rekenen, schrijven, teekenen, boek
houden, slenographie, natuurkunde, Duitsch,
geschiedenis en in het bizonder in staat
huishoudkunde. Deze scholen zijn, naar het
oordeel van de tegenstanders, minder bestemd
voor ontwikkeling der werklieden in het be
lang van hun levensonderhoud dan wel voor
de vorming van volksmenners. Zij, die deze
scholen willen bezoeken, kunnen zich aan
melden in een aantal door de stand ver
spreide winkels, meest drank- en sigaren
winkels, die door sociaal-democraten worden
gehoudeü.
De socialisten te Berlijn zijn nog druk
bezig met onder elkaar te twisten over den
Meidag. In eene groote vergadering is be
sloten, vast te houden aan het oorspron
kelijk denkbeeld om op 1 Mei den arbeid
te laten rusten en zich niet te storen
aan de socialisten in den Rjjksdag, die het
wenschelijker achten, den Meidag te houden
op den eersten Zondag ia die maand. Die
partijgenooten zeggen, dat het toch alleen
te doen is om een gemeenschappelijke de
monstratie ten gunste van eene werkdag van
acht uren, derhalve om een demonstratie,
die evengoed op Zondag kan plaats hebbeD,
koffertje ter hand stellen....
En gij hebt zulks niet ontvangen; dit bevindt
zich niet bij u, mijnheer?
Neen, Mevrouw, ik heb Bernard niet te
rug gezien.
Groote God! wjj zijn verloren! riep Catha
rina verbijsterd uit.
Neen, neen, stel u gerust, Mevrouw; het is
niet mogelijk, dat dit koffertje op klaarlichten
dag is gestolen. Ik zou eer veronderstellen, dat
uw man het tusschen ons bepaalde uur niet af
heeft willen wachten, en daarom dezen kostbaren
schat aan den een of anderen zijner vrienden
heeft afgegeven, die wellicht nog onbewust is van
het ongeluk, dat u heeft getroffen. Ik zelf, Me
vrouw, zooals gij zoo even gehoord hebt, wist
hier tot voor eenige oogenbliffken volstrekt niets
van. Gij hebt, geloof mij vrij, nog geen reden
om ernstig ongerust te ziju. Zoodra de treurmare
van Bernards dood ter oore van hem zal gekomen
zijn, die het koffertje ontvangen heelt, zal hjj
zjju best doen u op te gaan zoeken, twijfel daar
niet aan; uw man zal toch zeker san niemand
zijn fortuin toevertrouwd hebben dan aan een
persoon, op wiens eerlijkheid en trouw hij vol
komen staat kon maken.
{Wordt vervolgd,)