NIEUWE agite ma non agitate. Zondag 15 November 189» 16de Jaargang. De gemeenschap ot' het individu. BUITENLAND. 17fiO De H. Elizabeth van Hongarijë. [RMT. ABONNEMENTSPRIJS Pei 3 maanden voor Haarlem. Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. Voor het buitenland Afzonderlijke nummers 0,85 1,10 1,80 0,03 Dit blad verschjjnt eiken DINSDAG, DONDERDA B TJ R E A TT: St. Janstraat Haarlem Een verschijnsel, 't welk zich in den te gen woordigen tijd op menigerlei gebied Toordoet, is dat de plaats van het individu allengs meer en meer wordt ingenomen door de gemeenschap. Waar in vroegere jaren de enkele, door de kracht zjjuer overtuiging geleid, wonderen verrichtte, daar treedt heden teu dage de gemeenschap meer op den voorgrond en en streeft naar datgene, wat eertjjds door een enkel persoon als het ideaal vau zjju arbeid en zjjn pogen werd geacht. Het aantal bonden, vereeuigingen, maat schappijen enz. vermeerdert met den dag. Waar werkelijk een doel wordt nagestreefd, daar zoekt men al spoedig in vereemging met anderen zgne kracht en tracht men gezamenljjk te bereiken, wat oorspronkelijk vaak in het brein van een enkel individu is opgekomen. We hebben in de samenleving slechts om ons heen te zieD, ten einde ons van de waar heid hiervan te overtuigen. Heeft iemand het voornemen eene onderneming te begin nen, hg zoekt in de allereerste plaats naar personen, die hem, voornamelijk financ ëel, zullen steunen. De vraag naar de levens vatbaarheid van zjjne onderneming komt meestal eerst in de tweede plaats. Wanneer hij zich heeft verzekerd van de medewer king van anderen, dan treedt de hoofdpersoon zelfs dikwerf op den achtergrond om door de gemeenschap te doen uitvoeren, wat feitelijk door hem zelf had moeten verricht worden. Dit verschijnsel staat, naar wjj stellig meenen, volstrekt niet op zich zelf. Het hangt samen met de levensopvatting van zter velen en verdient in hooge mate eene nadere beschouwiDg. Wat toch is er de oorzaak van, dat de gemeenschap langzamerhand het individu in de maatschappij verdringt? Daze is, dat over het algemeen de enkele persoon zich niet krachtig genoeg acht om wat zijn geest heeft gewrocht, ook tot stand te bren gen. Vooreerst ziet hij op tegen het oordeel der groote menigte. Hij is bevreesd zich te onderwerpen aan den critischen blik van de publieke opinie, en durft daarom niet de schepping van zijn geest als het product zguer eigen werkzaamheid te opeubaren. Deze vrees is evenwel niet gerechtvaar digd. Wat werkelijk levensvatbaar ia, stoort zich niet aan eene tgdelijke ougun- Btige ineening, maar blijft bestaan eu ziet in de toekomst zich in het gelijk gesteld. Zoo kan eene werkelijk goede zaak wel eeuigen tjjd worden miskend, doch de ver diensten zullen eenmaal zegepralen. De vrees derhalve voorde openbaremeeuiugmag niemand weerhouden om hetgeen hij goed en nuttig acht voor de samenleving tot stand te brengen. G en ZATERDAG. ^maintïëndiüt: PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Advertentiën worden uiterljjk Maandag-, Woensdag- en V r g d a g-a vond voor 6 uur ingewacht. Uitgever»-. KüPPBBS k LAUREY. FEUILLETON. II. Elk jaar, op Donderdag in de goede week, Vereenigde zij de melaatschen om zich, wiesch hen de voeten, het hoofd en de handen, en knielde voor deze vertegenwoordigers van Jezus Christus neder. Murillo heeft door eene schilderij dezen trek van liefde en nederigheid vereeuwigd. Hare schoonmoeder vervolgde haar, omdat zjj haar hoogmoed had gekrenkt. Op Maria He melvaartsdag zeide de Hertogin Sophia tot haar '/Laat ons de offerande van vruchten en Zïden dorTeutonische ridders in de h.Mis gaan zien;maar hek bij deze plechtigheid uw beste kleed aan en zet uwe gouden kroon op.Eliz.beth gehoor zaamde maar zoodra zij zich voor het kruisbeeld eevond en daar Christus met doornen gekroond tag, rukte zij hare gouden kroon van het hoofd ®n verklaarde, dat hare kroon van die des Za- hgmakers niet mocht onderscheiden zijn. Hare schoonmoeder haatte haar niet alleen, maar deed alle pogingen, om het geheele hof tegen haar op e hitsen. Men zocht haar hier of daar in een ooster ie steken, om zoo den zoon van den lu de tweede plaats is echter de schuch terheid van velen om met eene goede zaak voor den dag te komen, toe te schrijven aan de zwakheid hunner overtuiging eu aan de onzekerheid omtrent de werkelgke waarde, die hunne voornemens voor de sa menleving bezitten. Eene bedenkelijke twij felzucht heeft zich van velen meester ge maakt. Zij laten zich beheerschen en heen en weder slingeren door da tegenstrijdige meeningeu, die men dagelijks op elk gebied hoort verkondigen, en kuuüen zich uit ge brek aan eigen inzicht, met boven dien he- vigeu strijd der meeningen plaatsen. 't Behoeft ons echter niet te verwonderen, dat de twijfelzucht thans velen heelt aan gegrepen. Waar omtrent het hoogste en hei ligste goed der menschheid, den godsdienst, zooveel twijfel en ongeloof wordt gevonden, daar kan het geene verwondering wekken, dat die twijfelzucht zich overplant op de zaken van het dagelijkse leven. Deze oorzaken bewerken het versahjjosel, dat heden ten dage over het algemeen meer kracht wordt, gezocht bg de gemeeuschap dan bg het individu. Of wg dit toejuichen lu geenen deele. Waar de persoonlijkheid terugtreedt om plaats te maken voor het algemeen, daar mag de eeuzjjdigheii grooteudeels worden verbannen, doch tevens wgnen de in nerlijke kracht en de eenheid, welke bij de uitvoering eener zaak van zoo groot ge wicht zjjn. Door het te niet gaan van het individu treedt een toestand van verslapping fln loom_ heid in, die vaak noodlottig werkt op de zaak, welke tot stand moe "omen. De ge meenschap moge tgdelgk moer kracht ont- plooien dan het individu? oc zy nim- mer, voor eene zaak wezen, wat de laatste ^Wy^mèenden hierop de aandacht te moe ten vestigen, vooral naar aanleiding van de opmerking van een bekend redenaar, die voor weinige dagen er °P ™ee8\h°e de ge meenschap op maatsc-happ 'J g oied voort durend meer gewicht erlangt eu boe daar mede rekening gehouden dient te worden bg de oplossing der sociale vraagstukken. Ons standpunt in deze zaak hebber, wij meermalen uiteengezet. Wg verwacuteu van de persoonlijke overtuiging van werkgever en werknemer en hunne eigene werkzaam heid veel meer dan van wettelijke regelin gen, die zoogenaamd tot bed van den werk man worden tot stand g Naar ons inzien, moet in de tegenwoordige omstan digheden veel meer gestreefd worden naar het bjjbrengen van goede begrippen omtrent de verhouding van den werkman tot de sa menleving, omtrent zgne rechten en plichten, dan naar organisatien van ™rheid8wege, die vaak niet uitwerken, water mede wordt bedoeld. u Tot het vormen van gezonde begrippen Landgraaf van dit huwelijk jry te maken doch de jonge Hertog l.odewyk blo.^fgetronw aan zijne gehechtheid en waardig voor haar, die zyüe vrouw Lest worden. Hij n°°* °P ™is, zonder haar eene herinnering en een geschenk mede te brengen. Slechts eens had hg dezeni phcht ver geten; Elisabeth beklag'e zich hierover aan Wouter van Varila, die ha e ongerustheid aan den Prins bekend maakte, die toen uitriep Wat, zou ik Elizabeth veraten Neen! zie git, ds den Inaelberg, den hoogste».niiThunngen zoo hij van den voet tot den top van zu,ver goud ware, zou ik hem nog willen geven om de schatten van het zuiver hart mijner bruid te koopen. Eenigen tijd daarna traden zy m dcn echt. Lodewijk was torn 20 en Elizabeth 18 jaar oud. De spotternij hield op en de liefde.van den echt genoot jegens zijne vrouw maakte haar o-eral bemind en geëerbiedigd. Niemand in Europa evenaarde Lodewyk van Phunngen ,a aardigheid, wijsheid en godsvrucht dan de Heilige Lodewijk. En tohtei'bezat hy eene bovenmen- schelijke kracht en dapperheid Door zijn blik temde, hij de leeuwen en muntte vooral uit ia de bloedige spelen der jacht en des oorlogs. Voor zijn volk en voor de vrouwen bezat hij eene heuschheid, die door den heiagen Eranciscus van Assise de zuster der liefde wordt genoemd. Eliza beth beminde hem zoodanig, dat zjj gedurende overeenkomstig hetgeen de godsdienst en wetten van deu Staat tischen, zijn thans verschillende vereenigingen werkzaam, en uit dit oogpuut beschouwd kan de gemeeu schap zeker gunstig arbeiden. De gemeen schap moet zich ten doel stellen het individu geschikt te maken om zijne eigene taak te verrichten, maar mag zich niet in de plaats stellen van het individu door diens taak zelve ten uitvoer te brengen. Wanneer er sprake van is om de quaestie der arbeiders tot eene oplossing te brengen, dan blijven wij alleen verbetering verwach ten van de zijde der werklieden. Zij zijn bet, die de oplossing der sociale quaestie in handen hebben, hoewel niet in dien zin, dat zij zelve de wetten en verordeningen in de sarnenlevin vervaardigen. Integendeel, door zich in dit opzicht geheel lijdelijk te betoonen, bezitten zij de gelegenheid om op andere wijze werkzaam te zijn tot hun voorspoed en geluk. De werkman behoort te beginnen zich te stellen onder het hoogste gezag, namelgk dat van den godsdienst. Deze moet door hem gewaardeerd worden als de voornaamste kracht tot verbetering, ook van zgo lijde lijk lot. Zga deuken en streven behoort ge heiligd te worden door den geest, die van den godsdienst uitgaat en deze zal hem daa als 't ware van zelt den weg aanwijzen, dien hij te bewandelen heeft bij de moeilijkhe den, die zich in het dagelgksch leven aan hem voordoen. Hieruit blgkt, dat de kracht tot verbete ring der maatschappelijke toestanden, vooral met betrekking tot den werkman, niet uit gaat van de gemeenschap maar van den enkelen persoon. Wanneer het individu overtuigd is van de deugdelijkheid zijner inzichten, omdat hij door deu godsdienst werd geleid, dan zal hij niet hopeu op het geen audereu voor hem wenschen te doen, doch zelf in zijn kring arbeidea waar het hem mogelijk is, om te verbeteren wat ver betering behoeft. Ook op het terrein der sociale vraag stukken schgnt het, dat de gemeenschap groote kracht bezit en veel tot stand kan bteügen, maar in werkelijkheid moet de verbetering komen van den kant yan het individu, 't Is daarom verkeerd den werk man te vleien met verbeteringen in zijn lot, die van overheidswege zullen aange bracht worden. Veel liever leere men hem vertrouwen op eigen kracht, geput uit zijne godsdienstige overtuigiug, en men zal hem daarmede veel grooter dienst bewgzen dan door hem eene sociale wetgeving te schen ken en hem staatkundige rechten, als het kiesrecht, enz. te verschaffen. Wij blgveu daarom het verschgnsel, dat het individu door de gemeenschap verdrou- gen wordt, als eene groote ramp voor de samenleving beschouwen en spreken de hoop uit, dat zjj, die met ons de kracht waar- zjjne afwezigheid altjjd rouw droeg, welke zij niet voor zijne terugkomst aflegde, wannier zij die met haar feestgewaad verwisselde. Het mirakel van de koninklijke kroon en den mantel ia in Duitschland niet minder populair dan dat van de roten. De Keizer wenschte op zjjn tocht door Thu- ringen Elizabeth op het kasteel Wartburg te zien. De Landgraaf zegt het zjjne vrouw en beveelt haar zich behoorlijk op ie sieren. Maar de jonge moeder der armen had al hare kleederec, zelfs haar koniukljjken mantel weggegeven, en niets dan een eenvoudig wollen kleed overgehouden. Zjj werpt zich voor haar crucifis op de knieën en spreekt het volgende gebed Mijn God, kom uwe dienares te hulp, die zich uit liefde tot U van al hare sieraden heeft ontbloot. Dadelijk verschijnt een engel en geeft haar eene kroon en een purperen mantel over. Zij bedekt hiermede hare zuivere schoonheid, en begeeft zich naar het keizerljjke (eest, waar zjj, door hare bevalligheid, geestigheid en vreugde, iedereen, maar vooral den Keizer, zeer bekoort. De gedenkstukken der liefde van Eliz.beth zjjn uit Wartburg verdwenen. In de kapel, waar deze Heilige heeft gebeden, ziet men thans slechts den zetel van Luther. De plaats, waar zich het gast huis, dat voor alle zieken open was, bevond, heeft slechts haar naam behouden. Maar, zegt de deeren der innerlgke overtuiging van het individu, medewerken hun voorbeeld om de macht der gemeenschap, wanneer die wordt aangewend tot verbetering van het lot van den werkman, te verbreken. Alleen hiervan kan iets goeds voor de handwerksklassen worden verwacht. De Beiersche Minister ran Oorlog heeft 26 boekdrukkersgezellen, die als soldaten deel uitmaken van het garnizoen te Mnn- chen, gelast op de landsdrukkerg te gaan werken aan de stukken welke voor den Bei- erschen Landdag noodig zjjn. Eveneens heeft het Saksische ministerie van oorlog een aantal onder de wapenen zjjnde zetters gelast te gaan werken op de drukkerij van het officiëele Dresdener Journal. De liberale bladen zijn het met dezen maatregel van den Minister niet eens. Op de rijks begrooting van 1891/92 is voor het Duitsche leger gerekend op 20,524 officieren, 486,983 manschappen, 1837 militaire artsen, 893 betaalmeesters, luchtschippers, enz., 589 paardenartsen, 855 geweermakers, 93 zadelmakers en 93,750 dienstpaarden. De militaire Gouverneur van KeuleD, Generaal Schkopp, beeft thans eindelgk de officiëele verklaring openbaar gemaakt, dat het dezer dagen vermelde bericht, volgen» hetwelk aldaar eene geheime executie van een marine-soldaat had plaats gegrepen, geheel onwaar is. In de aanstaande zittingen van den Rgkadag zal weder de vraag behandeld worden omtrent de invoering van het hoo- ger beroep in strafzaken. Algemeen wordt daarin gezien een waarborg tegen onge rechtvaardigde veroordeeling, zoodat men verwacht, dat de Regeeringskringen Diet bestand zullen wezen tegen den aandrang om de instelling van hooger beroep weder toe te laten. De politierechtbank te Brest heeft een jongmensch, die tijdens de Fransch-Rnssi- sche feesten <leve Duitschland!» geroepen had, op het oogenblik dat de Russische olficierea zich naar hun schip begaven, tot 150 franks boete veroordeeld. In de Fransche Kamer heeft Laur zgne interpellatie gehouden over de maat regelen, welke da Minister van financiën nemen zal om het teragkeeren van financi- eele crises te voorkomen. Laur viel daarbg op heftige wjjze den Minister Rouvier aan, dien hg beschuldigde van onderhands Fran sche staatsrente te hebben doen opkoopen. Rouvier wierp deze beschuldiging met ver ontwaardiging van zich. Floquet verklaarde uitdrukkelijk dat er aan de praatjes van Laur geen gewicht kan gehecht worden. Laur ging intusschen voort, zeggende dat de politiek van Rouvier de Fransche fond- beroemde pelgrim, dien wij voet voor voet volgen, er is nog eene fontein, eene zuivere frissche wa terbron overgebleven, welke onder een steenen gewelf uitloopt, waarbjj geen ander versiersel ge vonden wordt, dan de tallooie bloemen en de frissche weilanden, die het omringen. Danr wiesch de Hertogin-zelve het linnen der armen, waarom zjj nog heden de Fontein van Elizabeth wordt genoemd. Bondom deze foDtein is eene dichte haag, die deze plaats aan het gezicht der voorbijgangers onttrektdaar achter bemerkt men de puinen van een dikken muur. Deze plek wordt de Tuin van Eli zabeth genoemd. Wat meer oostwaarts, aan den voet van het gebergte, dat Wartburg door kruist, eu tusschen dit gebergte en het oude Karthuizer klooster, ia 1394 aan de Heilige toe gewijd, ziet meu eeu bekoorljjk dal, dat door eene beek besproeid wordt, die midden door weilanden loopt, met rozen en leliën bedekt. Zjjne boorden worden beschaduwd door eer biedwekkende eiken, overblijfselen der oude Ger- maausche wouden. In eene dezer kronkelingen vormt dit dal eene geheime en eenzame engte, waar men eene arme hut aantreft, die eertjjds tot kapel diende. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1891 | | pagina 1