NIEUWE 1766 Zondag 29 November 1891. 16de JaargiMg. Eerste Blad. Maatschappelijke ongelijk heden. BUITENLAND^ ABONNEMENTSPRIJS AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Een schot op Napoleon I. litlRLEIiSIRL 01'KAIT. Pei 3 maanden voor Haarlem. 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het buitenland 1,80 Afzonderlijke nummers 0,08 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG BUREAU: St. Janstraat Haarlem. NI A IN xi ENDRATl Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Advertentie n worden uiterlijk M a a n d a g-, Woensdag- en V r jj d a g-a vond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers: KüPPEES LAUEEÏ. Dit nummer bestaat uit twee Bladen. In de afge'oopen week zijn gelijk onze lezers weteu de beraadslagingen in de Tweede Kamer aangevangen o«er de staats- begrooting voor het volgende jaar. Veel nieuws hebben de debatten voor waar niet opgeleverd. Door de liberalen is eens terdege botgevierd aan huu last tot breedsprakigheid, waarbjj het bleek, dat de eensgeziudheid aan de linkerzijde der Kamer meer in naam bestaat dan wel in de wer kelijkheid. Wjj verheugen oos daarover zeer, omdat wjj niet gaarne de geheele liberale richting en dus ook de Regeering zouden z en me degaan met de deakwjjzeu van den man, die als eerste spreker het debat opende. Het was de Heer Poelman, de Afgevaar digde uit Groningen, die het allereerst zijne beginselen eu zjju standpunt tegenover de Regeering uiteenzette. Tegen enkele stellingen, welke door dat lid der Kamer verkondigd werden, meenen wjj een ernstig woord vau protest niet te moeten onderdrukken. De Heer Poelman is een democraat in hart en nieren eu als zoo danig een voorstander eener voiksregeering. D-ö droomt z ch in ons vaderland in de toa- omst een toestand, waarbjj de lagere stan- en der samenleving veel meer invloed dan thans op den gang der zaken uitoefenen en legt uit diea hoofde de Juniverkiezing, welke hem naar de Tweede Kamer bracht, zoo nit, dat zjj haar karakter ontleent aan de plaats, welke de sociale vraag thans in de harten van de bevolking heeft ingenomen. Er zjja heden ten dage staatslieden, die geene andere quaestie keuneu dan de zooge naamde sociale quaestie. Dit inzicht leidt tot buitengewone eenzijdigheid bij de be- oordeeling van den tegenwoordigen toes and der maatschappij. Want met de sociale vraag heeft men hoofdzakelijk het oog op de beteekenis van de handwerksklasseu. Men begrjjpt hierin niet de andere standeu der samenleving, maar heeft uitsluitend den blik gericht op dat deel der bevolking van ons land, dat zich met handenarbeid bezig houdt. Nu zouden wij de laatsteu zijn om te beweren, dat niet met bizondere zorg moet gewaakt worden voor de belangen van hen, d.'e uit den aard der zaak daartoe minder in de gelegenheid ziju. Door de gewijzigde verhoudingen der maatschappelijke toestan den er wetteljjke maatregelen noodig gewordetf,' waardoor de positie der werk lieden moet beschermd worden. Ofschoon in vroeger tgden zulke maatregelen vau overheidswege niet noodig waren, is thans de noodzakelijkheid gebleken, dat in som- FE UIL LE T O N. (Vervolg.) Terwjjl Napolecu van het venster terugspringt, laat ik me gauw uit den boom vallen en maak, dat ik aan de rivier kom. Achter me hoor ik een spektakel alsof alle duivels uil de hei waren losgebroken. Ik ga ia de boot Plat °P mïa buik liggen en laat mij de Mur afsakken, in de rich ting van Laibach. De kogels fluiten langs mjjn bootje. Dat kan geen kwaad, denk ik, maar hoe zal het beneden gaan bjj den steenen dam Wat had ik een spjjt, dat ik niet zwemmen kon, als mjjn neef Steven. Die was visscher en had het mij willen leeren, mair ik had er geen lust in nu zei, dat een jager het niet noodig had. Nu wras het mjj goed te pas gekomen en terwjjl ik •de brug van Laibach nader, zie ik in het maan licht, flat die geheel met menschen is bezet, die het oog op mijne boot gevestigd houden. Dan liever verdrinken en ik spring hals over kop in het water. Yoor de kogels was ik nu beveiligd maar in een ommezien pakt zoo'fl kerel me beet en sleurt me aan wal. Nu is het met je gedaan, rnige opzichten de arbeiders van den Staat bescherming erlangen. Vandaar dan ook, dat wy warme voor standers zjjn van maatregelen, welke het lot van den werkman kunnen verbetereu, zonder evenwel dat daardoor de andere standen der maatschappij in «ene onbillijke verhouding tot de arbeidende klassen zoudeu komen te staan. Slechts bescherming van den werk man en zijn arbeid mag het doel eeier ga- zonde arbeidswetgeving wezen. Niet weinigen eveuwel overschatten de beteekenis van dit vraagstuk. Zjj verklaren hel thans tot het eerste en voornaamste, en verliezen daardoor uit het oog zoovele andere gewichtige belangen, welke door eene Re geering moeten behartigd worden. Deze per sonen komen daardoor tot eene eenzijdige beoordeeliug van hetgeen in s lands belang noodig en nuttig moet gerekend worden. Deze eenzijdigheid uit zich in eene toe juiching der beginselen, welke te zatuen met den naam democratie worden aangeduid. Indien voor een tijdvak in de wereldge schiedenis de democratie heilloos eD ramp zalig moet genoemd worden, dan is het zeker wel voor dat, waarin wjj thansleven. Op dit oogeublik worden maatregelen voorbereid om langs ordeljjken en vredeLeveuden weg de grieven weg te nemen, welke de arbei dende klasse kan doen gelden. Reeds meer malen hebben wij aangetoond, in welke op zichten naar onze meeuing verschillende moeilijkheden en bezwaren voor den haud- werksstand kunnen worden opgeheven, en waarin de arbeiders moeten worden te ge- most gekomen. Maar hoogst yerkeerd achten wy het stre ven om dea arbsider zelf o gelegenheid te verleenen zijne poeitie in e maatschappij te regelen, niet omdat wy het hem mis gunnen, doch enkel omdat wg d6 vaste overtuiging bezitten, dat van eene volksre- geeriug geene goede wetten voor da lagere klasseu der maatschapPÖ e..verwachteii. De Heer Poelman heeft in zgoe rede dui delijk doen uitkomen hoe ge.aar yk het voor de orde in de samenleving zou zgn, wanneer de democratie zeg6praadae* Volgens hem moet de °plo88lDg der sociale quaestie namelijk ten doel he eu het verdwij nen van alle maatschappen on.4elïlkheden. Bijua zoudeu wjj geimg ,.zöü om fle,e dwaasheid te lachen; doe wy oen dit niet, omdat deze meeuing door ve eu in oa j va_ derland ook gedeeld wordt, en dit verschiju- sel dus te treurig is, erc eQ raak mede te steken. Tea einde zgn advies eenigSxiüS aannemelük te maken, ver onaigt de Heer Poelman, dat de eenige ongelijkheid, welke in de wereld moet blyven estaan, die welke haar oorsprong neem in eigen aanleg en eigen wil. Kou deze heer bet werk van den Schepper der wereld hervormen, dan zou hij mis- schieu alle menschen nie ®uze aanleg en denzeliden goeden wi egi tigen, denk ik, ze slaan je dooi alseen jboe»]. Ook goed: Napoleon ii dood; r t ik mija leven wel voor over. Maar 't valt heel anders uit. Op boogst beleefde manier nemen zes soldaten mjj lussehen zich in en brengen my te Gösz ia eene warme kamer, w»ar ze me roge kleeren aandoen en warmen wijn c rin en geven. Ze be- handelen mg zoo go0^> a 1 ,.we Iüerk, dat de galg nies lang zou uitblijven. Daarna werd ik in 't verhoor genome.., maar de kerels spraken heel slecht Duitsch. Ik hield me of lk geen woord verstond van al wat ze me »r°egen. Zoo wilden ze van mjj weten of ik geschoten had en zoo ja, of ik het op mija eigen houtje had gedaan, dan wel of ik er .oor betaald was. Nu by die laatste vraag had ik werk daltik myn mond hield maar ik hield me goed en toen ze merkten, dat ik er als een stuk steen by stona zeiden zjj, dat ze zonden afwachten wat Napoleon zelf zou doen, want dat hij had doen weten, dat hjj den man zelf in 't verhoor wilde nemen. Zoo, nu wht ik meteen, dat mjjn schot voor de poes was geweest. Men bracht me m een onderaurdsch gewelf, plaatste een wacht voor de deur en een voor het raampje. In het hol was niets dan een groot, keg vat, alleen geschikt om op te gaan zitten tot zelf onderzoek. Dit is nn eenmaal niet zoo, waut juist uit deze ongelijkheid, welke volgens deu Heer Poelmanonverwiubaar moet heeten,vloeien de andere ongelijkheden voort, welke zich in het maatschappelijk stelsel voordoen. Evenmin als twee bladeren van een boom geheel aan elkander gelijk zijn, evenmin is er gelijkheid te brengen in de meu9chen- wereld en in de toestanden, welke daarvan de gevolgen zgn. Te streven naar opheffing der «maatschappelijke ongelijkheden» is een ideaal, dat nimmer kau verwezenlijkt worden. Om deze redeu kuuneu wij niet medegaan met hen, die de oplossing van het arbeiders vraagstuk in zooverre hiervan sprake kan wezen tot stand willen zien brengen door de arbeiders zeiven. Zoo htel gemakkelijk is het te zeggen, dat de arbeiders in deze de meest belanghebbenden zgn, eu zjj dus wel het eecste en hoogste woord mogen voeren. Juist omdat de arbeiderswetgeving ten bate van de handwerksklasseu zal wezen, kunnen de werklieden niet onbevooroordeeld optreden; zij zullen de zoogenaamde sociale vraag uit haar verbaud rukken, om ze eene plaats te geven boven de andere quaestiën, waardoor eene wanverhouding zou moeteu ontstaan, die tot den ondergang der maat schappelijke orde zou leiden. Yoorts houden democratea als de Heer Poelman ook volstrekt geen rekening met een der krachtigste factoren by de oplossing der maatschappdjjke quaestiën, namelijk den godsdienst. Daarmede hebben zij geheel afgerekend en beschouwen dien dan ook als overbodig en nutteloos. Wat zou er moeten komen van eene wet geving, welke werd geschoeid op de leest der beginselen van den Heer Poelman? Im mers niets dan verwarring eu vermeerdering der moeilijkheden. Wy bljjveu dan ook zoo krachtig mogelijk de argumenten bestrijden, waarmede de de mocraten en radicalen hunne stellingen ver dedigen. Geene verbetering van maatschappelijke gebreken fcuauen zij te weeg brengen; geen herstel van rechtmatige grieven is van ben te wachten; geen gelukstaat zal door hen worden geschapen. Alleen groote verwikke lingen, meerder moeiljjkheden en heviger vijandschap tusschen de verschillende stan den der samenleving zullen zij bereiken. Hadden wij daarom geen recht om in den aanvang te wenschen dat de tegenwoordige Rageering het volstrekt niet eens zal tooueu O o te zgn met de deukbtelden van den Heer Poelman, die toch tot de linkerzjjde van de Kamer behoort? Trouwen*, verschillende liberale sprekers gazen niet onduideljjk te kennen, dat de democratische stellingen van dezen Afge vaardigden geenszins de huuue zjju. Van harte wenschen wjj, dat de Regeering zien niet zal laden betooveren door de schoon schijnende taal van dezen voorrtander der Dat zelfonderzoek doet me een afkeer krjjgen van de heele zaak. Voor geld wil een mensch zich nitt gra <g laten ophangen, voor niets nog veel minder. Ik bracht dus een alles behalve aangeoa- men nacht door. En toen ik 's morgens de vogel tjes zoo vrooljjk hoorde zingen en den dag zg aanbreken, werd het mij benauwd om het hart. Zullen de menschen niet zeggen: //Waar is toch die kleine Lipp gebleven? Ja, de kleine dwaas heeft voor schutterkoni' g willen spelen, heeft op Napo leon geschoten en is zoo de Eranschen in den mond geloopen, die hem uit het water hebben opgevischt en in de fiissche lueht te drogen gehangen.// Kom, kom, zei de wasrd, ons oudje inde r/ de .allende, //wat eene aanstellerjj! Het zal je weinig lubben kunnen schelen wat de menschen van je praatten; je was bang voor den strop." Waarachtig niet! „riep Lipp en sloeg met zjjne magere vuist op de tafel. //In dien nacht heb ik met mjjne vuist op de borst geslagen en ge zegd: „Klein ongeluk, nu moet je starven doodgaan. Ze smjjten je in een kuil en werpen aardeop je lichaam! Wat zeg je daarvan? //Weluu//, zei ik doodleuk tot me zhven, „het is gek ge noeg! Anders niet.* Toen de dag aanbrak, kwam er een Pater om mjj de biecht af te nemen. Hjj wilde vol- democratie, zoodat althans in dit opzicht geen al te groote vrees behoeft gekoesterd te worden. Mocht de Regeering voorts even min gevolg geven aan den drang, welke op haar wordt uitgeoefend tot spoedige herzie ning van het Kiesrecht! Ook deze drang komt voort uit den democratischen geest, waarvan de Heer Poelman gewaagde. Niets is te verwachten van de gelykheid in zake het Kiesrecht, 's Lands belang vor dert, dat de thans bestaande ongeljjkheid bljjve bestendigd. Die ongelijkheid spruit echter niet voort uit onrechtvaardigheid ton opzichte van de niet met het Kiesrecht be giftigden, maar is enkel een noodzakelijk uitvloeisel van de ook door den Heer Poel man onoverwinbaar geachte ongelijkheden in de samenleving. Het vrjj-conservatieve Deutsches Woclien- blattwaarvan redacteur is de Afgevaardigde Dr. Arendt, de bakende bi-metallist, beweert te hebben vernomen, dat de Rijkskanselier Caprivi zjjne betrekking moede is en dat men een belangrjjken omkeer in de binnen- landsche staatkunde heeft te wachten. Het Wochenblatt maakt van deze gelegenheid gebruik om eene algemeene ontevredenheid in alle stauden en partgen te constateeren over de onbezadigde en onvaste staatkunde, tot nu toe door het Ministerie Caprivi ge volgd. Werkelijk moet Caprivi reeds meermalen verklaard hebben zijn ambt moede te zgn; nochtans behield hjj zjjne positie, en zoo stuit het gerucht vaD zgn aftreden ook thans op sterken twjjfel. Het bericht van het Wochenblatt is, van politiek standpunt gezien, nochtans zeer karakteristiek. Verscheidene groote bladen uit de provincie pleiten opnieuw voor eene persoonlijke verzoening tusschen den Keizer en Von Bismarck, welke zjj wenschen, ook al nam de laatste geen enkel ambt op zich. Het groote bankiershuis Hugo Loewy te Berljjn,eene commanditaire vennootschap, dia sedert lang in geen goeden roep stond, is door de politie gesloten. Loewy zelf is gevangen gezet. Bjj een ingesteld onderzoek werd er niets in kas gevonden ook niet van de deposito's. Het huis heeft een aantal filialen. Solide bankiers zullen weldra in de stad der Intelligenz tot de zeldzaamheden gaan behooren. Leve de katb. firma Krause Co.! Volgens de schatting der medici leden te Burljjn in de laatste vier weken 40,000 personen aan influenza. De epidemie is veel boosaardiger dan voor twee jaar. In de laatste week stierven dertig personen aan influenza. Alle artsen zjjn het er over eens, dat een ljjder aan influenza streng de kamer moet houden, daar bjjna altoos longontste king op de eigenljjke ziekte volgt, wanneer de zieke te vroeg uitgaat. Ook is warme strekt dat ik biechten zou, want volgens hem zou ik het volgende paaschfeest niet beleven. Ha, ha! Nog wel zestig maal ben ik op het paaschfeest te biecht gegaan. Napoleon, als altjjd vioeg in de weer, had dadelyk bevolen mjj voor hem te brengen. Hoe wel klein, was hjj toch nog een hoofd grooter dan ik en daarbij nogal gezet; hjj droeg hooge rijlaar zen en een witleeren pantalon; zjjn gelaat was ge bronsd en glad gesehoren, net als van een acteur. Alleen aan de oogen wist ik, dat het Bonaparte was, die «oor mij stond. Dat waren waarachtig net oogen als van een slangenbezweerder. Het is een wonder, dat ik niet dadeljjk op mijne knieën ben gevallen en om vergiffenis heb gesmeekt. Zon'n erbarmelijk schep sel wordt een measch, die behekst is- en ik moet wel behekst geweest zjj o, anders was Na poleon dienzelfden dag zoo dool ges/eest als een pier. Om kort te gaan, hjj ziet me aan met zjjne vervaarlijke oogeD, alsof ik een hond was, die hem had willen bjjten. En ik denk zoo bjj mezel»en: Hij behoeft maar met een oog te knip pen en ik bengel daar aan dien boom. (Slot volgt)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1891 | | pagina 1