NIEUWE Ni. 1780 Zondag 3 Januari 1802. 17d# Jaargang. De eerste Christenen en het Socialisme. BUITENLAND. i. HHisiiiisi niiKnr. ABONNEMENTSPRIJS Pei 3 maanden voof Haarlem. 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het buitenland 1,80 Afzonderlijke nummers0,03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG BÏÏBEAÏÏ: St. Janstraat Haarlem. QFÏllMilSï; AQITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 16 regels30 Cents Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag- en Vrjda g-a vond voor 6 uui ingewacht. Uitgevers: KüPPBBS LAUREY. De eerste chriatelgk-kerkelijke gemeente was, geljjk bekend is, te Jeruzalem. Da kracht van het geloof en de geest der broeder liefde heerschte zoo sterk onder de Christenen dat «allen eensgezind waren en alles met el kander gemeen hadden,» doordien de be zitters hun have en goed verkochten en de opbrengst er vau onder de noodlijdenden lieten uitdeelen. De macht der christelijke gemeenschap, het bewustzijn der gemeen schappelijke verloasiugsgenade vereenigden allen tot een huisgezin, zoodat geen van ben uitsluitend iets voor zich zelf wilde bezitten. De geschiedenis der Apostelen schetst ons daarvan een hartverheffend tafereel: «De geloovigen waren éan hart en éene ziel en niemand van hen, die iets bezaten, zeide, dat het zjjn eigendom was, maar zij hadden alles gemeen eu er was geen noodlijdende onder hen. Zjj, die akkers en huizen bezaten, verkochten deze en brachten de opbrengst aan de voeten der Apostelen. Iedereen ontving zooveel als hg noodig bad. Op deze wijze heerschte dus in de eerste christelijke gemeente eene soort van christeljjk socialisme. Maar daar uit te willen besluiten, dat in de eerste christengemeente volstrekt geen privaat bezit meer zou bestaan hebben, en dat de nieuwe leden verplicht waren afstaud te doen van hun privaat vermogen, daartoe zijn wij geenszins gerechtigd. Veeleer bljjkfc nit het Apostolisch bericht op eene andere plaats, nitdrukkeljjb, dat het aan het goed vinden der bezitters was overgelaten have en goed verkoopen al dan niet eu dat zij het, niet verkocht zijnde, als hnn eigendom mochten behoudxD. Gemeenschap van goederen heerschte al- zoo onder de eerste Christenen in zoo verre als zulks eene daad der vrjje liefdadigheid was, welke de bezitters bewoog, volgens den raad van Christus, vrijwillig van hunne eigendommen afstand te doen ten voordeele der armen. Maar deze afstand was geen plicht, aan de rgken bjj hunne intrede in de gemeente gesteld; de verleende hulp was evenmin een rechtwaarop de armen konden aanspraak maken. De afstand van have en goed was niet anders dan de prac- FE Ü1LLET ON. De voddenraper. Een verhaal uit de omwenteling van 1830. L DE EERSTE ONTMOETING. Gednrende de drie gedenkwaardige dagen van Juli 1830, hebben bij alle jammerlijke tooneelen onderscheidene trekken van grootmoedigheid en naastenliefde elkander opgevolgd, of zich in zoo grooten getale verdrongen, dat zelfs de kundig- ste en getrouwste geschiedschrijver deze slechts onvolmaakt zou jkunnen wedergeven. Men had die burgers en werklieden zeiven moeten zien, hoe zjj onder de kreten van charier en vrijheid met de grootste stoutmoedigheid en den held- haitigsten moed alle aanvallen afsloegen van de dienaars en soldaten van een verblind gezag. Kinderen, huisvaders, alles was in de weer. Talrijk waren de slachtoffers van hen, wier lijken ver spreid lagen laDgs de kaden en straten. Men zag onverschrokken vrouwen onder het bereik van kanon- en geweervuren, zich links en rechts bewegen; overal aan de gekwetsten hulp aanbie den, een laatst vaarwel uit deu stervenden mond vernemen, en diegenen op hunne schouders laden, welke zjj nog in het leven hoopten te behouden.... Rampzalig het land, waar zulke onlusten uit breken. Doch gedurende geheel dezen vreeselijken schok, dit verschrikkelijk gevecht, te midden van deze onvermijdelijke wanorde, waarin alles een wapen werd, wat zich voor de hand bevond, gednrende deze bloedige omwenteling van zestig uren, waarin beurtelings belegerden en belege raars elkander terugwierpen, onder het dof en akelig gebom der stormklok en knallende los brandingen, die van beide zjjden de kinderen eens zelfden vaderlands terneder velden, werd er geen de minste diefstal gepleegd, geen enkele tische uitvoering van den raad, welke eens door den Goddelijken Heiland aan den joogeliug in het Evangelie werd gegeven: «Wilt gjj volmaakt zijn, ga dan heen, verkoop alles wat gjj bezit eu geef het den armen.» Eene eigeoljjke gemeenschap van goederen, het ware christelijke communisme, vinden wij in het kloosterleven, waar te midden eener betrekkelijke welvaart van allen, het individu voor altijd afstand doet van het persoonlijk bezit, van den privaten eigen- In zulk een klooster is het onderscheid tusscheu arm en rijk opgeheven. Maar in de groote maatschappij dor wereld ia dat niet mogelijk.Eu zoo zien wjj dan ook in den eersten tijd van het Christendom eene ker kelijke armen-verplegiug bestond, welke ge leid werd, door degenen, die de eerste ge meenten ook in andere opzichten van haar openbaar leven leidden. Zoo ontvingen en verdealden te Jeruza lem de Apostelen de aalmoezen der geloo vigen eu de verdeeling daarvan was zoo doelmatig en voortrefMgk, dat er zich geen behoeftige of arme onder hen bevond. De belangrijke toeneming der gemeenten, de vermenging met verschillen^ e elementen, hoofdzakelijk echter de plicht der Aposte len, zich overal te verspreiden om het Evangelie te verkondigen) noodzaakte dezen spoedig een speciaal am fc voor armen- verzorging in te stellen en was het ambt der Diakens, die van nu af met de ontvangst, het beheer en de verdeehng der aalmoezen werden belast. Zoo was de een voudige inrichting der ker e g earouenver- plegiug in de eerste christelijke gemeenten. De grondstelling van de gemeenschap ia de Kerk van Christus loste alle nationale en maatschappelijke tegeus e ingen op; er bestaan geen Grieken en geen Romeinen, geen slaven en geen vrgen, a eu zijn voor God gelgk, Christus w alles m allen. Het was de groote grondstelling der wederzjjd- sche christelijke verpbchtmg» die de rgken gebood van hun overvloe aan e ooodljj- dende en hulpbehoevende roe ers gaarne en met vreugde te schenken. Maar hunne liefdegaven mochten Diet a ge J0D?en, niet afgeperst zgn; het moesten liefdevolle, vol komen vrije gaven zi)D- 0 8eve hoe znn hart het hem ingeeft, met uit droefheid of uit noodzakelijkheid, wan een vrooljjk: aanranding gedaan tegen de eerlijkheid en trouw. De deuren der huizen bleven openstaan, ou er de strijders in op te nemen, doch zy ontvingen geen enkelen onverlaat; water wijn om den forst te lesschen en de won.den -te wa58che„, ziedaar al wat men vorderde, en na een zo0 moorddadig geveeht, eene zoo droevige worsteling snelt ieder naar zij ne woning ug eQ bemoedigt zijn kroost en s eak^ bezorgd, om aan de gesneuvelden voor de vrijheid de laatste 66 Ondei-6 de'^agere volksklassen bestaat eene soort van lieden, die onder den uiterlykcn schyn vfln behoeftigheid niet zelden de wonderbare vruchten van geduld en arbeid verbergen wier middelen van bestaan, op het eerste gezicht weinig ver trouwen inboezemend, echter voordeelxge uitkom sten leveren voor hem, diei het vak uitoefent. Maar dezulken moeten zich zter bescheiden be- toonen, eene volstrekte zelfverloochening a»n den da- leggen en den zekeren zin heldhaftigen moed hebben, om zich steeds te verschuilen onder de lompen der armoede, en dan slechts de straten en wnken tusschen licht en donker te doorkruisen met eene ellendige biezenmand op den rug, eeue kleine lantaarn in de hand ter nauwernood een fhuw schijnsel werpende in de hoeken, bakken en crnten waarin papieren en vodden verscholen lig gen die echter bij eltander gezocht, op het laatst bale'n vormen, welke de grondslagen het voor- naamste deel uitmaken van papierfabrieken en een uitgebreide.! handel. De lexer heeft reeds ont dekt en geraden, dat wy de voddenrapers op het oog hebben, die te Parijs in grooten getale gevonden worden en die men overal hun hand werk ziet drijven, zonder ooit iemand met vragen lastig te vallen. Men nurkt zelfs eene groote menigte onder hen op, dia met esne soort van fierheid de slechte kleederen dragen, welke hunne leden dekken, en langzamerhand de kleine winst van den avond bjj eikander zamelende, handelen ala de mier, die met de grootste inspanning van gever wordt door God bemind.» En ver mits de waarde van de aalmoes niet afha ngt. van de grootte der gave, zoo heeft het penningske der weduwe even hooge waarde als de ruime gave van den rgke. De heilige Paulus gaf nog eeue tweede grondstelling. De arme, zegt hg, mag op de ondersteuning, op de hulp van deu rgke geene aanspraak maken in den zin als of bij recht heeft om die hulp te eisehen, maar hg moet dankbaar aannemen, hetgeen de broeders in liefde hem toereiken, en wat zijn stand betreft, daarmede moet hij tevre den zijn en zijne behoeften beperken, want de grootste schat is tevredenheid gepaard met de vreeze Gods. Om echter niet slechts de oogenblikke- lijk optredende ellende te verzachten, maar ook de bron er van te sluiten, verkon digde de heilige Paulus de grondstelling van den vrjjen arbeid. Iedereen was verplicht door het werk zjjner banden zijn brood te verdienen, ten einde anderen niet lastig te vallen. «Wie niet werkt, zal ook niet eten.» Ja, de ar beid zou niet alleen boete voor de zonde zijn, maar ook een levensberoep voor den Christen, dat hem de middelen aanbood aau de armen of aan diegenen welke niet tot arbeid in staat waren, zjjae hulp en bjjstaud te bieden. Leegloopers hadden de geloovigen te vermgden; voor luiaards en nietsdoeners was er geen plaats in de christeljjke gemeente. Dat dus het Chris tendom de bedelarij heeft ingevoerd, zoo- als men wel eens durft beweren, is eene lastering. Niet ieder arme stelt ons, volgens bet begrip van Paulus, de persoon van Christus voor, niet ieder arme is een offer altaar Gods, waarop wij onze gaven moeten leggen, maar slechts die arme, die nood lijdende, die hulpbehoevende, welke zonder zjjne schuld, zonder zjjn opzettelijk toedoen niet in staat is in zjju onderhoud te kunnen voorzien en wiens armoede daarom dan ook geene schande is. (Slot volgt.) Op de receptie der diplomaten in het Vaticaan heeft Z. H. de Paus zich met den Franschea gezant Lefebvre de Behaine, op de hartelijkste wijze onderhouden. Leo NIII betuigde zjjn dank, dat de krachten de klsine vliegjes en mugjes naar haar hol sleept, waarvan zjj ten laatste een rijken buit samenstelt. Onder de voddenrapers, die den faubourg Saint-Germain bezochten, deed zich een zekere Martinus Jauffrit, van eene rijzige gestalte en wonderbare kracht, onderscheiden. Hjj had negen jaar bij de kurassiers gediend, doch een noodlottig ontstane twist had hem van den dienst verwijderd en sedert had hij eene geheel onafhankelijke be trekking gezocht. Hiertoe scheen hem het middel om vodden te rapen het best geschikt, en sedert had hij eene kleine huishouding tot stand gebracht, waarin hij gerust en tevreden met zijne wederhelft, Ursula en twee nog jonge kinderen leefde. Ursula had het honderd keeren beproefd, om haar man van de voddenraperij af te brengen, ten einde hem te bewegen met haar te werken om linnen te kloppen en matrassen te maken, wat voordeeliger voor hen zou geweest zjjn; maar Jauffret had zoo groote voorliefde voor zjjn onafhankelijk be drijf en vreesde zoozeer om onder de bevelen van een behanger te komen, dat alle pogingen hiertoe vruchteloos bleven. Hjj bleef dus onver zettelijk bij zijn mderig en veracht handwerk, doorliep de straten, snuffelde voornamelijk in de hoeken van koetshuizen en maakte aldaar door gaans een rijken buit. Nu eens was het een fijn kleedje, dat eene kamenier geschroeid had met een al te heet strijkijzer en dat zjj dus aan het oog van hare meesteres trachtte te ontrukken; dan weder een patroon dat versneden of een lijf het welk verknipt was, dat eene naaister uit het raam wierp, om de berisping der juffrouw te ont gaan; ook was het wel eens een verkeerd gezoomde zakdoek, een slordig geboorde hemdsmouw of iets van dien aard, dat het daglicht cf het nazien niet goed kon verdragen. Al deze verschillende voorwerpen,in de modder te zamen gepakt en vertreden, werden dan door de straatreinigers langs de muren geveegd, en de voddenrapers deze des avonds uitspreidende met hun stok, voorzien Gezaut te Rome teruggekeerd was, ondanks den afstaud en de koude, om aan Z. H. zjjne gelukwensehen met het nieuwe jaar aan te biedea. De Paus informeerde naar den gezondheidstoestand van den Heer Car- not en diens tamilie en naar dien van Mevrouw Lafebvre de Behaine en haar zoon. De Paus noodigde deu Gezant uit hem te komen bezoeken vóór hij met verlof ging. Daarop gaf Z. H. den Heer Lefebvre zijn zegen. Vervolgens werd het personeel van het Gezantschap aan Z. H. voorgesteld. Leo XIII sprak ieder vriendelijk toe. Al de Gezanten, die den Paus zagen, verheugden zich over zijne helderheid van geest en zijn gezond uiterlijk. Da Belgische Senaat behandelde jl. Donderdag het wetsontwerp op de wacht gelden der ontslagen onderwijzers van open bare scholen. De discussiëu waren natuur lijk zeer hevig. Het wetsvoorstel werd bestreden door den Heer Dnpont, die coder luide protesten van rechts, een beroep deed op den Koning, om diens bekrachtiging aan de wet te ont houden. Hij dreigde met wraakneming, indien de liberalen weer aan het roer komen. Baron De Coninck, Senator Lemmens en Baroa Surmont de Volsberge, namen het voorstel in verdediging. Een hunner wees op ongelooflijke toestanden, die zonder aanneming der wet bestendigd worden, onder andere op het geval van een op wachtgeld gesteld onderwijzer, die eene rgke vrouw huwde, en nu in een rijtuig met twee paarden zijn wachtgeld in ontvangst kwam nemen. Het wetsontwerp werd met de stemmen van rechts tegen die van links aangenomen. De strjjd tnsschen de «ouden» en «jongen» in de socialistische partjj breidt zich in Duitsehland uit. Vau Berlijn, tot nog toe de eenige plaats waar de scheu ring heerschte, is de beweging thans over geslagen naar Maagdenburg, alwaar de «jon gen,» of zich noemende, «onafbankelijken,» in eene algemeene partij vergadering de overwinning hebben behaald, terwjjl ter zelfder tijd in de part jj vergadering der Si- lezische en Posener socialisten, die te Breslau is gehouden, de strjjd zeer heftig is uitge broken. De afhankelijkheid, waarin da so cialistische bladen door het partijbestuur worden gehouden, blijkt derhalve ook daar van een ijzeren haak, doen daar hun voordeel mede. Deze vermeende vuiligheid dan, zorgvuldig uitgewasschen, op ruime droogplaatsen uitgelegd, krjjgen haar vroeger uiterljjk weder, en zjjn zeer in trek bjj de papierfabrikanten, dier er het fijnste papier van de grootste waarde van maken. Martinus vond dus genoegen in zijn veracht bedrijf als voddenraper, dat hjj gewoonljjk uit oefende mat een smokertje in den mond, of wel al neuriende en zingende. Eens had hjj het onge luk zich door een vriend naar eene herberg te laten medeslepen, en zich eenige glaasjes te buiten te gaan. Toen hij vervolgens naar zijne nederige woning wilde wederkeeren, waar hem zijne vrouw en kinderen wachtten, om samen hun avondeten te gebruiken, vergiste hij zich en sloeg eene ver keerde straat in, de straat la Chaise, waar hjj zeer Dabjj de koetspoort van een groot heerenhuia, een heelen hoop straatvuil bemerkt. Hij gebruikt zijn haakje met de gewone behen digheid, en de bedrjjvigheid en levendigheid, die de hoop van eene gelukkige vondst schenkt. Het was te midden van den zomer;de voddenraper, gekleed in een gelapt vest en een versleten pan talon, was barrevoets, tot schoeisel niets anders hebbende dan een soort van lederen muilen. De lantaarn gaf slechts half licht, het stukje kaara was nagenoeg ten einde. Terwjjl hjj zijn ijzeren haak uitsteekt en weer naar zich toehaalt, wondt hij zich aan den linker enkel, en wel met dat gevolg, dat hij hevig begint te bloeden; hjj meende bet bloeden alras te stuiten met zjjn kleinen zakdoek, dien hij stijf om den voet bindt: maar het ver band is weldra doortrokken, het bloed zijpelt met stroomen en wel zoodanig, dat de goede man bijna nedervalu en zich op een der steenen banken nederzet, ter wederzijde van den ingang van het heerenhuis staande, met uitgedoofde lantaarn en met het hoofd leunende op zjjn voddenzak. Na eenige oogenblikken kwam een rjjtuig aan en een Ijjfknecht roept: Open! Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1892 | | pagina 1