NIEUWE
1781
Woensdag 6 Januari 1892.
17de Jairgaag.
INGEZONDEN
HU KLEUM HE (01 RUT.
ABONNEMENTSPRIJS
Pei 3 maanden voor Haarlem. 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het buitenland 1,80
Afzonderlijke nummers0,03
Dit blad verschjjnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG
BÏÏREAIT: St. Janstraat Haarlem.
AGITE MA" NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterljjk Maandag-, Woensdag-
en V r p d a g-a vond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KüPPBRS Sc L AUDREY.
Aao de Redactie der Nieuwe
Baarlemsche Courant.
M. de R!
Mag ik u nogmaals om een kleine plaats
ruimte verzoeken, voor een aatwoord op
't stuk van W. W. in Uwe Courant van
heden, wat U mp waarschijnlijk zooveel Ie
gereeder zult toestaan, als ik U reeds bp
voorbaat de verzekering geef, dat ik voor
't vervolg niet meer onbescheiden zal zyo,
aangezien deze regelen mijnerzijds tot
onvoorwaardelijke sluiting van 't debat
dienen.
Nog immer wil W. W. maar niet toe
geven dat stilzwijgen van eenige couranten
uwerzjjds en heftige bestrjjding ander
zijds, twee juist tegenovergestelde uiter
sten, volstrekt nog geen bewjjs leveren voor
de degeljjkheid van bet door hem genoemde
boekje, en deze beer geeft ons daardoor een
kijkje in zijn logica, dat werkelijk verma
kelijk is bjj iemand, die zich de bekendheid
en doorkneedheid met den Talmud zoozeer
laat aanleunen.
Toch bezit W. W. nog logica genoeg
om op de idee te komen, «dat ik het ge
noemde boekje der bespreking niet waardig
zou achten.»
Neen! W. W. Niet alleen, dat ik derge
lijke ziekeljjk-literarische uitwassen der
bespreking niet waardig acht, doch ik houd
zelfs mjju tjjd voor te kostbaar om die aan
de lezing ervan te besteden.
Mijn repliek heeft dan ook niet ten doel
het door U genoemde boekje, dat ik in 't
Ifebeel niet ken, te weerleggen, doch wel
t w hatelijke aanbeveliog, die mp bij even
tueels lezing van 't boekje misschien blijken
zal hateljjker te zjjn als 'c boekje zelf.
Ik kan dan ook zonder inconsequent te
zjjn, Uw geheel betoog ten opzichte de al of
niet echtheid van denTalmud met stilzwijgen
voorbjjgaau, ofschoon 't werkelijk grappig
is, hoe gij in éene kolom beweert dat de
Talmud niet anders is uitgegeven dan «ad
usum Cbristianorum» om uw eigen uitdruk
king nu eens te bezigen, en iets verderop
beweert «dat er in alle tjjdperken mannen
waren, die uit deu echten Talmud geput
hebben. Kwam dus de Talmud zonder de r
joden tusschenkomst(?) in 't bezit der ge-
heele menscbheid, dan vervalt Uw verwijt
der onvolledige uitgave immers reeds van
zelf?
Doch genoeg daarover! Zooals reeds ge
zegd. Noch mijn vorig stukje,uoch dit schip
ven heeft ten doel het boekje van Van Ros,
dat ik in 't geheel niet verlang te kennen,
te weerleggen, wel echter Uwe hatelijke
aanbeveling en daarom zal ik mp daarbp
slechts bepalen, ofschoon ik werkelpk de
verleiding niet weerstaan kan, U even te
doen opmerken, dat gp het bepaald noodig
schijnt te hebben U op citaten van andere
FEUILLETON.
De voddenraper.
Een verhaal uit de omwenteling van 1830
Vervolg
Aanstonds ontsluiten zich twee poortdeureo,
om den Burggraaf d'Astrol te ontvangen, welke
dien avond gelukkig veel vroeger terugkwam
dan naar gewoonte. Hjj bemerkt, bij het schijnsel
der straatlantaarns een man op de steenen bank
uitgestrekt, en maakt zich gereed om hem hulp
aan te bieden.
Laat heml het is een ellendige dronkaard,
zegt hem zijn knecht, hij verdient het medeljjden
van den Burggraaf niet.
Desniettegenstaande nadert deze den onge
lukkige, die geheel in bezwijming gevallen is, en
bemerkt aan zjjne voeten de sporen van bloed.
Hg laat den portier met een licht komen, richt
den voddenraper in zjjne armen op eu bemerkt
nu, dat de arme raan ernstig *an de grootste
ader van den linkervoet is gekwetst.
Hij laat zoo spoedig mogelijk den naasten
heelmeester komen; en door middel der kunst,
houdt de bloedstorting op, en de gekwetste komt
schrjjvers te beroepeu. Indien ik Uwe tactiek
volgde, ik behoefde slechts eenige aanha
lingen te doen uit geschriften van Multatuli,
Dr. H. De Vries eu zooveel anderen, om
U te bewijzen, dat deze wel degelijk de
meening zjjn toegedaan «dat de beljjders
van het jodendom even achtenswaardig zjjn
als die van het Christendom» en dat 't h. i.
aan de waarde van eeD liberaal volstrekt
niets afdoet of hij uit joodsche dan wel uit
Christen ouders geboren is.
Er bljjft mij dan ook na al het vooraf
gaande niet veel anders over te releveeren,
dan de door u gebezigde uitdrukking: «dat
gij U te fier acht, met mjj te discussiëeren
over de door U uitgeoefende christelijke
liefde.»
Moogt gij, W. W., fier zÖDt moogt. gij dat
woord zelfs bezigen, gij die zulke haatdra
gende artikelen schrijf*, gij die zulke haat
dragende theorieën verkondigt en U daarbp
achter een pseudoniem verbergt? Alleen als
gij bjj den verkoop vau het^boekje financieel
belang hebt, wat wellicht t geval is, kan
ik mp Uw pseudoniem eenigszins begrijpen.
Doch slechts ook dan alleen, want is dit
niet het geval, dan kan ik, en moet ook
ieder Uwe handelwijze, waar het geen kwes
tie tegen e'en persoon, doch legen een ge-
heele klasse geldt, niet anders noemen dan
een groote lafhartigheid waarbp het woord
«fier» zeer misplaatst is.
Ten slotte nog dit: Gp beweert dat ik
eene verkeerde opvatting heb van christelijke
liefde,» dat slechts Uwe opvatting,bestaande
uit haat tegen andersdenkenden, de rechte
is. Ik zal 't maar aan t gezonde oordeel
Uwer lezers overlaten, welke opvatting, de
Uwe of de mijne, 't meeste zoowel met de
letter als met den geest van Christus' ge
zegde i) «Hebt Uwe vpanden lief» overeen
komt. Slechts dit alleen.
Ware Uw opvatting de rechte, k zou
zonder schromen eu zonder mp achter een
pseudoniem te verbergen, uit volle overtui
ging uitroepen: «Christenen bekeert U.»
Herman Koster.
Haarlem, 30 December 1891.
nfïk herinner a.n de in mijn vorig stukje daarbij ge
plaatste bemerking.
Antwoord aan den~HfKoster op zijQ
ingezonden artikel vaD e.c' ^1.
Geachte Redactie,
De heuschheid, waarmede U mp, om
uw lezers hun taak te vergemakkelijken,
voorstelt, het schrijven van den Heer Koster
tegelijk met eenige opmerkingen mpnerzpds
te plaatsen, is mp een nieuw bawps V0Or
de onafhankelijkheid van uw geeerd blad,
en een teeken van de be angstelhng waar
mede het Haarlemsch publiek dezo polemiek
schijnt te volgen.
Niet alsof wij meenden, dat in mpn ver
schil met den Heer Koster, van eerlijke,
ridderlijke polemiek m den waren zm des
woords sprake kan wezen; maar, omdat „j
wat bjj. De eerste gedachte, die zich van hem
meester maakte, is de doodelgke ongerustheid,
waarin thans vrouw en kinderen moeten zjjn
hij smeekt dat men hem zoo spoedig mogelijk
derwaarts vergezelle. De burggraaf d Asttol laat
eene draagbaar voorbrengen, waarop hij den vod
denraper, welken hg zelf met den heelmeester en
verscheidene lieden tot aan de straat du Dragon
vergezelt, doet plaats nemen, hg helpt htm mede
omhoog tot aan het gering verblijf, hatwelk hjj
op de vjjfde verdieping bewoont, en verlaat hem
niet dan na het bedrukt en schreiend gezin te
hebben gerust gesteld, en de verzekering van den
heelmeester te hebben T«r^e8°". dat er niet het
minste gevaar meer voor hem is. Doch de laatste
kon niet nalaten Jauffret te kennen te geven, dat
zijne slagader geraakt was en dat, zoo hem de
Burggraaf d'Astrol met de edelste en grootste
dienst.cn van naastenliefde bewezen had, hjj zeer
j-oed zijn leven zou hebben kunnen verliezen. Hjj
voedde er bij, dat die waardige edelman van hem
de "belofte gevor.lerd had, om zijne verpleging
voort te zetten tot aan de volmaakte genezing
van den gekwetsten vader eens huisgzi.is, ter-
wjjl hg hem telken dage verslag van zijn toe
stand moest geven.
Spoedig was de voddenraper hersteld; maar
nooit anders verwacht hadden in antwoord
op onze vorige repliek dan een schrpven
als wat die heer ons thans ouder de oogen
brengt, daarom zullen wij dit geschrpf
nemen voor wat het is, daarop eenige kaot-
teekeningen maken, vertrouwend dat uwe
lezers het ons niet zuüen wpten, dat deze
polemiek eene beuzelarjj wordt.
Den Heer Koster toch en hem alleen
komt de eer toe zoozeer in herhaling te
vallen van reeds lang weerlegde dwalingen,
dat ook wp noodzakelijkerwijze deze klip
niet kunoen ontvaren.
E i wel vooreerst, Heer Koster, hoe lang
en hoe krachtig hebben wij U niet reeds
betoogd, beduid en bewezen, dat wp de chris
telijke liefde hoog, uitstekend hoog houden?
Hoe krachtig hebben wij U aangedrongen,
dat hier alleen de kwestie loopt, en wij
verzoeken U thans, U, die over brochuren
schrijft zonder haar te lezenten minste van
dit ons antwoord kennis te nemen, opdat
gp niet immer moogt voortgaan in het hon
derd te spreken, hoe krachtig hebben wjj
U aangedrongen dat hier de kwestie alleen
loopt over het hoe, over de wijze, waarop
die christelijke liefde moet worden beoefend
tegenover den Israëliet.
Maar het schjjnt, dat de Talmud-volger,
die naar dien Talmud, «driemaal daags
moet bidden voor de uitroeiing der Christe
nen,» en dit doen moet volgens dien eigen
Talmud «uit haat tegen Jezus vanNazaretb,»
het schijnt dat die Talmud-volger beter den
geest van Jezus kent dan 18 voorname ka
tholieke couranten hier in Nederland, welke
zonder eenige weerspraak deze brochure
krachtig hebben aanbevolen.
Gp kunt dan ook, om uw wartaal en
sluwe voorstelling van zaken nog een schijn
van waarheid te geven, geene andere ar
gumenten te berde brengen, dan welke U
onteereu en mij geenszins raken: insinua
ties, alsof ik financiëel belang bij den ver
koop zou hebben, listige handgrepen, alsof
ik mjjne vpanden niet zou liefhebben, ein
delijk vergeef mjj het weinig parlemen
taire woord een klaarblijkelijke lengen,
dat mijne opvatting namelpk, gelpk gp
6chrpven durft, bestaan zou uit haat tegen
andersdenkenden. Deze drie middelen, welke
dan bij U voor bewijsgronden moeten door
gaan, zpn ts eerloos om eens Christens
antwoord te vergeD, en te zwak en te ijdel,
om slechts een enkel oogenblik mpne ar
gumenten te ontzenuwen waardoor ik in
mijn vorig artikel bewees, dat én de bro
chure in kwestie mijne aanbeveling, geljjk
die vau zoovele dagbladen in Nederland,
hoogst christelijk is. Wij laten U dan ook
veilig roepen: «Christenen, bekeert U!», en
wenschen U met dezen arbeid veel succes.
Daar gp verder in den loop van uw
schrpven tweemaal nadrukkelijk beweert,
de brochure in kwestie niet te kennen, zoo
wordt uwe bewering, dat ik eene hatelijke
aanbeveling zou hebben geschreven,eenvoudig
nauwelijks had hij zjjne vorige krachten herkre
gen of het eerste gebruik, dat hij daarvan maakte,
was zich met zjjne vrouw en. twee lieve kleinen
naar zijn weldoener te begeven, om hem
voor zjjn edelmoedigen bjjstand te bedanken.
Jauffret, uiterst zindeljjk gekleed, dient zich bij
den Burggraaf aan, en verzoekt de gunst om
toegelaten te worden.
De portier herkent den man, geleidt hem
door eene lange rei van vertrekken tot bij den
huisheer, welke zich meer dan ooit gelukwenscht
met de redding van een ongelukkige, met de
redding van een wel nederig,J doch rechtschapen
mensch, wien hjj wellicht voor zjjn gezin in het
leven bshouden heeft, en wiens hand hij schudt,
niet als een beschermer, die den afstand van rang
afmeet, maar als een wezenlijke menschenvriend,
die zich gelukkig acht den geheiligden plicht
der naastenlielde te hebben vervuld.
De Burggraaf bood den voddenraper zijn dienst
aan, zich verbeeldende, dat deze gretig de ge
legenheid zoude aannemen, om eene zoo ver
lagende broodwinning te laten varen, welte
daarbij zoo weinig opleverdemaar hij stond
verwonderd, uit den mond van dien braven
man te vernemen, dat hjj tevreden was met
zjjn lot, en dat hjj zjjne voddenmand en dwalmende
een onbewezen scheldwoord. Ea met meer
gerustheid, Heer Koster, dan gp het bigk-
baar doet, mogen wp het gezond oordeel
der lezers inroepen, wanneer wij zeggen,
dat gp ten eeneumale onbekwaam zjjt,
om eene aanbeveling te beoordeelen, ter
wijl gp het boekje zelf, hetwelk aanbe
volen wordt, niet kent; en dit des t6 meer,
waar gp zelf de naïeve bekentenis aflegt,
dat gij deze brochure niet wilt kennen, het
geen onloochenbaar den hartstocht aan wijst,
die u belemmert deze zaak kalm en onpar
tijdig te onderzoeken.
Hoewel wp derhalve hier konden eindigen,
vermits het publiek overtuigd moet wezen
dat de Heer Koster toch nooit te overreden
is, en dus onze polemiek met dieu geachten
schrijver nutteloos genoemd kan worden,
zoo kunnen wij toch niet nalaten, den Heer
Koster nog op te merken, dat wij nooit den
onzin beweerd hebben, welken hij ons over
den Talmud in den mond legt. Maar het
is gemakkelpker, dunkt U niet, zpn tegen
stander, zjj het dan ook op onearlpke wijze,
fabelen toe te dichten, dan zjjne argumenten
te weerleggen. Eene andere wijze van pole-
mizeeren, nogmaals, wij hadden baar van
dezea heer niet verwacht; maar wij hadden
toch wel gedacht, dat hp, geholpen door
list en sluwe streken, minder onhandig zich
uit de verlegenheid zou reddeH dan hjj thans
doet.
Nog eene opmerking rest ons.
Waarom de Hesr Koster dien klem legt
op het woord aanleunenis ons zeer duister.
Waarom die twee uitersten fop eene zeer
geheimzinnige wjjze!) de ondegelpkheid van
dit boekje bewpzen, zooals die schrpver
schijnt te insinueeren, ook dit is ons een
onoplosbaar raadsel.
De Heer Koster, achtbaar ingezetene van
Haatlem, is dar. ook bp onstentenis van
eenigszins bruikbare argumenten op den
inval gekomen de polemiek te staken; niet
ongelijk aan den jongen, die, na alle werp
tuig, wat hem op straat onder de handen
kwam, te hebben verbruikt, de beenen op
pakt eu op den loop gaat. De groote Cornelia
Broere, dien gp misschien nooit hebt hoort n
noemen, maar wiens naam en wieDS faam
in de stad en de streek waar gp huist, toch
nog op aller lippen zweeft, en wieua gezag
voor ons ongelijk meer waarde heeft dan
dat van een Multatuli (wiens waarheids
liefde gp de lezers van dit blad niet zult
diets maken!); die groote Broere heeft een
maal in een polemiek een tegenstander van
uw gehalte toegevoegd: «Welaan, spuw ons
in het aangezicht, het spat van zelf op n
terug!»
Gp ziet, Heer Koster, dat wel vóór ons
mannen waren, die met moed en kracht
durfden optreden, en men moet van de soort
wezen, waartoe gp behoort, om dit gebrek
aan christelijke liefde te heeten.
Gij sluit derhalve het debat, gelpk Isidore
Cahen het debat beeft gesloten, toen de
lantaarn niet tegen de livrei van zjjn bediende
noch zelfs tegen het ambt van portier bjj hem
zoude willen ruihn.
Wanneer mijne vrouw en ik, zeide hjj,
door onzen arbeid genoeg bij elkander gegaard
hebben, om in de behoeften van ons huisgezin
te voorzien en te zorgen voor de opvoeding van
Mimi en Lolo, en er schieten dan op het einde
der maand nog een of twee vjjf-frankstukkea
over, om tegen kleine rampen bestand te wezen,
dan zijn wjj de rijkste lieden der wereld; voor
ons wordt het kleinste gewin overvloed.
Gjj zijt wsl zeer gelukkig, antwoordde
hun de Heer d'Astrol ;ik voor mjj steek dik—
wjjls in schulden met een inkomen van vjjf-
tig duizend livres.
Deze bekentenis sloeg die goede lieden ter
neder en terwijl zij naar hunne nederige woning
wederkeerden, herhaald e Jauffret aanhoudend
aan zjjne kinderen
Vergeet nooit, mijne dierbaren, de woor
den door dezen man van het hof gespoken,
en herinnert u steeds dat noch rang, noch rjjk-
dom, maar enkel de arbeid en de gewoonte
van zelfvoldoening en tevredenheid, kalmte en
gemoedsrust kunnen schenken.
Wordt vervolgd.)