N
I E U W 1
3
Pis. 1908
Vrijdag 11 November 1892.
17# Jaargaig
De sociale werkzaamheid der
katholieke Orden.
B l' 1T K ft L AT»:
ABONNEMENTSPRIJS
Pei 8 maanden voor Haarlem.
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p.
Voor het buitenland
Afzonderlijke nummers
t 0,85
1,10
1,80
0,03
Dit blad verschjjnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG
B TJ B E A TT: St. Janstraat Haarlem.
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Van 1—6 regels 30 Cents
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
D enstaanbiedingen25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterljjk Maandag-, Woensdag-
en V r b d a g-a vond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KüPPERS I, A U R E Y.
ii.
Gaan we thans over den zegenrijken en
heilvollen invloed voor oogen te stelleu,
welke de kerkeljjke Orden op het licha
melijk welzijn der volken hebben uitgeoe
fend.
De Kerk had het uitgestrekte Romein-
sche Rjjk door een bloedig martelaarschap
tot het Christendom bekeerd, de reinheid
van het geloof tegen de dwaling, de zui
verheid der zeden, tegen de ontucht, de
kerkeljjke vrjjheid tegen het Byzantijnsche
dispotisme zegepralend verdedigd, toen haar
werk in puinhoopen dreigde te vallen. Het
christeljjk Romeinsche Rjjk werd door de
barbaarsche volken van het Noorden en
Oosten verwoest; zóo vreeseljjk was de ver
woesting, dat zelfs groote geesten het einde
der wereld achtten gekomen. Maar Gods
gedachten zijn niet die der menschen, de
wereld zou niet ondergaan, zjj zou inte
gendeel worden vernieuwd. De oude wereld
werd door de jonge kracht der Germanen
verjeugdigd en deze ontvingen met het
Christendom de door het Christendom gelou
terde beschaving der oude volken.
En wie heeft deze wonderbare vernieuwing
bewerkt? Het waren de Monniken, die in
de nitvoeriDg van het werk geen gering,
om niet te zeggen het grootste aandeel had
den. In deze periode zjjn hunne verdien
sten zoo groot, dat ze zelfs door de meest
bevooroordeelde historici worden erkend. De
zendboden van het Evangelie, aan wie de
Germaansche en Slavische volken het Chris
tendom te danken hebben, waren Monni
ken. Monniken hebben de overblijfselen der
oude Grieksch-Romeinsche beschaving, heb
ben de talen, de literatuur, de kunst, de
wetenschap, zoowel van het klassieke heiden
dom als van de christelijke Kerkvaders door
hnn bewonderenBwaardigen vlijt in de nieuwe
wereld overgebracht en wat wjj ervan be
zitten, hebben wjj aan hen te danken. Mon
niken hebben in het grootste deel van Eu
ropa niet alleen aan de menschen den
landbouw onderwezen, den wjjnstok en de
vrnchtboomen van het Zuiden geplant, maar
met nog grooter kracht, trouw en geduld,
toen zij de woeste gronden bewerkten, de
zielen der barbaren door de christelijke
waarheid verlicht, hunne zeden verbeterd
en hen de kunsten des vredes kennen en
liefhebben geleerd. De kloosters waren in
deze gansche periode het middelpunt der
beschaving,de hoogescholen der wetenschap,
de opvoedingsinrichtingen voor alle stajden,
de kweekplaatsen der konst, de onuitputte
lijke bronnen van christelijke weldadig-
heid.
Reeds in den bovengenoemden tpd be
vonden zich, vooral in het Oosten, talrijke
kloosterlijke vereenigingen, welker leven
ons de H. Chrysostomns op de volgende
FEÜ1LLETON
De spiegel des Keizers.
Vervolg.)
Kutaisoff had een valachen baard aangedaan en
liep
met eene kruk. De Czaar droeg de livrei
v»n een hofdienaar.
Het was omstreeks negen uur, en de plaats
die zij overstaken, was slechts zwak verlicht
door de maan, die telkens achter kleine wolken
®°huilde.
Heidaarl Doe open, moedertje Marfa Iwa-
n°wna, riep Kutaisoff, terwjji hjj aan het venster
een breed, laag huis klopte.
Marfa Iwanowna! herhaalde hij, daar er
Koene beweging kwam an alles duister bleef. Doe
"Pen! Hier zjjn menschen die uwe wjjsheid willen
vernemen. Er valt geld te verdienenl
Het venster werd thans door eene schemering
J^ht, en terstond daarop lieten zich zachte,
effende schreden achter de deur hooren.
a( Wie is daarP ritp eene schorre stem. Wie
°0rt mjj in mjjne rnst?
Lieden die geld op zak hebben, antwoordde
wjjze schetst: «De Monniken stonden te
middernacht reeds van hunne legerstede op.
Hnn bestuurder of hoofd had de taak op
zich genomen hen op dit nar te wekken.
Nadat zij lofliederen en psalmen hadden
gezongen, hield ieder zich in zjjne cel bezig
met het lezen der H. Schrift of met het
aischrijven van boeken. Dan ging men ge
zamenlijk naar de kerk, waarna ieder zich
zwjjgend in zjjne cel terogtrok. Het was
hun niet geoorloofd te spreken, hnn gan
sche onderhoud was met God, met de Pro
feten en de Apostelen, wier geschriften zjj
bestudeerden. Hun voedsel bestond in brood
en zont, enkelen maakten gebruik van olie
en zieken ontvingen eenige kruiden en
groenten Zjj vlochten korven en ver
vaardigden kleeren, bewerkten den grond,
hakten hout, bereidden de spjjzen voor de
gasteD en wieschen dezen de voeten, zonder
te vragen of zjj rjjk of arm waren. Zjj
bezaten geene andere legerstede dan eene
biezen mat, welke zjj op den bodem uit
spreidden. Hunne kleeding was vervaardigd
van geiten- of kameelhaar en zoo ruw en
grof dat de ellendigste bedelaar er zich niet
mede zou bedekken. En toch vond men
onder hen mannen, die in rjjkdom geboren
waren en in weelde opgevoed. Zij droegen
geene voetzolen, hadden geene eigendommen
en gaven alles, wat ook voor de dringendste
eiscken der natuur onontbeerl jjk scheen, aan
het gemeenschappeljjk gebruik; het hun
toekomende ouderljjk erfdeel namen zjj wel
is waar aan, doch verdeelden het onmid-
delljjk onder de armen en al wat zjj nog
van de opbrengst van hun arbeid konden
overhouden, werd voor hetzelfde doel ge
bruikt. Zij waren allen een hart eDéene ziel.
Men hoorde daar niet de woorden mijn en dijn,
welke zoo dikwef de banden der liefde
vernietigen In hunne cellen heerschte
eene ongestoorde orde en eene heilige vreug
de, welke men in het hoogste geluk der
wereld te vergeefs zal zoeken Deze
Kluizenaars besloten hun avondgebed met
ernstige overwegingen over het laatste oor
deel, om zich tot christeljjke waakzaam
heid op te wekken en zich voor te berei
den op de strenge rekenschap, welke wjj
eenmaal aan God zullen af te leggen heb
ben.»
De Monniken in dien tjjd en van dezen
aard waren voor het allerkleinste deel
Priesters. Zjj vormden echter eene machtige
reserve van in den krijg geoefende Chris
tenen. Welk aandeel deze Monniken en
Kluizenaars aan de overwinning van het
Arïanisme, de vreeseljjbste dwaalleer, welke
ooit het Christendom heeft bedreigd, en aan
den triomf over het zedeljjk bederf en het
despotisme, door hun gebed, door het stra
lende licht van hun voorbeeld en door den
van hnn uitgaanden geestigen eu boven-
natuurljjken invloed hebben gehad, 't staat
boven het menscheljjk oordeel; want de
krachten, waardoor het Christendom zjjne
overwinning behaalt, zjjn geene aardsche^
Kutaisoff, die zich moeite gaf zijne stem te ver
anderen.
Ga uw» weegs, klonk het achter de deur,
ik heb uw geld niet noodig.
Wjj komen niet met kopeken, moedertje,
wjj komen met roebels.
Hoeveel? riep de stem terug.
Vjjf roebels of tian zijn voor u.
Da sleutel werd in het slot omgedraaid en de
deur ging open.
De Czaar deinsde verschrikt terng bjj het zien
der waarzegster. Het was een stokond wjjf,leunende
op eene kruk, wie het grijswitte haar in lange
lokken over het ingevallen, gerimpelde gezicht
hing. Met het kleine olielampje, dat zij in de
knokige hand hield, lichtte zjj haren bezoekers
in het gelaat en nam hen met een scherp on
derzoekenden blik op.
Waar hebt ge het geld? vroeg zjj-
Heb maar geduld, moedertje, antwoordde
Kutaisoff. Laat ons maar eeret binnentreden. Het
is koud hier, en bjj u brandt een heerljjk vuur.
Het was eeD groot vertrek, op wonderlijke wjjze
ingericht, dat tegelijk tot keuken en woonkamer
diende, en waar de meest uiteenloopende zaken
eene plaats hadden gevonden. Op den haard
't zjjn onzichtbare en bovennatuurljjbe. Toch
levert ons de geschiedenis feiten, die ze ons
eenigszins doen vermoeden. De groote be
kende strjjders voor de reinheid van het
geloof en der zeden in deze stormachtige
periode als Athana9ius, Augustinus, Am-
brosius en anderen, stonden met de Mon
niken in nauwe betrekking. Zjj waren niet
alleen de bezielde lofredenaars en jjverigste
bevorderaars van het kloosterljjke leven,
doch zjj waren in den eigenleken zin bjj
de Monniken ter school gegaan. Bjj hen
hadden zp geleerd, wat geen geleerde school
hen kon leeren, de verachting der wereld,
karaktergrootheid, heiligheid en aanhoudend
gebed en steeds keerden zjj nit den strjjd
der tjjden in deze heilige eenzame plaatsen
terug, om nieuwen troost en krachten te
verkrpgen.
Op dit fundament werd de Orde opge
bouwd, aan welke de Voorzienigheid geene
geringere taak had toegewezen dan de be
schaving der barbaarsche volken, nameljjk
de Orde der Benedictjjnen.
De eigenlijke stichter ervan is de H. Be-
nedictus. Gesproten uit het patricisch ge
slacht der Aniciërs, werd hjj in het jaar
480 te Nursia in Italië geboren. Zonder
een vermoeden van zjjne hooge roeping te
hebben, vluchtte hp als veertienjarige knaap
uit Rome, waar hp zou stndeeren, om voor
de vermaken en gevaren der bedorven we
reld veilig te zjjn. Hjj ging naar Sabina
en zocht in het gebergte eene vrjje plaats
voor den ongestoorden omgang met God.
Daar leefde hp in eene geheel verborgene
grot drie jaar lang, afgescheiden van de
wereld. Hjj werd ten slotte ontdekt en er
verzamelde zich langzamerhand een groot
aantal navolgers om hem heen, die in hem
hun geesteljjken vader vereerden. Na eene
reeks van jaren zag hp zich toch, ingevolge
van voortdurenden lasteren vervolgingen,ge
noodzaakt deze plaats te verlaten en vestigde
hjj zich op den berg Monte Cassino in
Beneden-Italië. Hier nu stichtte de Patri
arch der Westersche Monniken de hoofdstad
zjjner kloosterwereld, nadat hjj de heiden-
sche bevolking, welke zich daar nog be
vond, had bekeerd. Daar schreef hp zpoe
ordesregelen, het heerljjke wetboek, vol
gens 't welk een wen lang alle kloosters van
het Westen uitsluitend leefden. In eene
inleiding verklaarde de H. Benedictus het
doel en den geest der hervorming van den
ordesstand en dringt hjj voornamelpk aan
op arbeid en gehoorzaamheid. In 72 hoofd
stukken regelt hjj dan nauwkeurig de
godsdienstoefeningen, den handenarbeid, de
studiën, de wjjze van bevelen en gehoor
zamen, de inrichting van het klooster, de
verkiezing der bestuurders, de opneming
der novicen, de kleeding der Monniken, de
straffen voor overtredingen,de behandeling
der kinderen, zieken en vreemdelingen enz.
Deze regels werden in schier alle bestaande
kloosters aangenomen en de aldus opge
voede Monniken boden aan de stichters van
brandde nog een vuur, waarvan de rook in den
overhangenden schoorsteen steeg en dat zijn flik
kerend schjjnsel op potten en pannen, op glazen
met ingemaakte vruchten en gedroogde kruiden
wierp, die alle tfgen den muur hiDgen. In den
eenen hoek stond eene kist, in den anderen eene
armoedige legerstede, waarvan de oude juist
scheen te zjjn opgestaan.
Hei, Iwan, galgestrop, slaapt ge nog?
riep thans de oude vrouw. Sta op, jongen en geef
aan die heeren een stoel.
Eene donkere massa bewoog zich onder eene
bank, die naast den haard stond. Een ongeveer
achtjarige kaaap, wie.i het haar verward in het
gezicht hing, kroop onder de bank te voorschijn
en wreef zich de oogen uit, liet nachteljjk bezoek
verwonderd aanstarende. Toen trok hjj een stoel
naar voren, op welks leuning tot nu toe een
raaf gezeten had, die thans krassend en met de
vleugels slaande iu een hoek kroop.
De Czaar had intusschen op de kist plaats ge
nomen, Kutaisoff gaf da voorkeur aan de bank
en daar de knaap zag dat de s! oei overbodig
was, ging hij er zelf op zitten.
De oude vrouw was middelerwjjl naar deu
haard gesukkeld, eu had het vuur opgestookt,
alle Westersche Rjjken de onontbeerlpkste
bevorderaars der christeljjke beschaving.
Men kan veilig beweren, dat deze Monni
ken meer volken door het Kruis bevrjjd
en gered hebben, dan de Romeinen door
het zwaard hebben onderworpen.
De geschiedenis van de Orde der Bene
dictjjnen is in tjjd, omvang en inhoud niet
minder groot en omvangrijk, dan die van
het Romeinsche wereldrjjk. Haar werk is
de verchristelpking en beschaving van ons
werelddeel, eene verdienste, welke inderdaad
op eeuwige dankbaarheid de grootste aan
spraak maakt. {Wordt vervolgd).
Ter gelegenheid van de plechtige opening
der Kamers is het te Brussel jl. Dinsdag
schaudeljjk toegegaan. Des morgens heeft
eene troep van omstreeks 300 socialisten
onder de veusters der ministeriëele hotels
gemanifesteerd en geroepen: Weg met den
kartonnen Koning! en de carmagnole zin
genden. Tegen 12 nur verzamelden de socia
listen zich blpkbaav bp voorkeur in de
Rue Royale; zjj zwaaiden met wimpels en
vlaggetjes met het opschrift: «vive le suf
frage universel!» bjj voorkeur als er amb
tenaren of officieren in de nabjjheid waren.
Te kwartier vóór eenen reden de Koningin,
de Gravin van Vlaanderen en de Prinsessen
Henriette en Josephine met een talrjjk ge
volg in staatsiekoetsen uit, om zich naar
het «Palais de la nation» te begeven. Over
den geheelen weg stond er eene dichte
menigte achter de hagen van soldaten en
mannen der burgerwacht. Overal werd ge
roepen: «Leve het algemeen kiesrecht!»
Over de straten viel een dichte regen van
kleine papiertjes, met altoos diezelfde woor
den: «Leve het algemeen kiesrecht!»
Bjj het binnentreden des Konings in de
Kamer schreeuwden twee personen: «weg
met den Koning!» en onmiddelljjk werden
zjj gearresteerd. Ook op den weg tusschen
het paleis en de Kamer werden er enkele
personen aangehouden wegens het uiten van
oproerige kreten.
Een geheel pak van kleine papiertjes is
op den Koning neergekomen. De bedrpver
dezer daad is terstond aangehoaden. Het
is een zekere Scheuk, een socialist uit [Gent
naar Brussel gekomen om te manifesteeren.
Het was een rumoer om doof vau te
worden, al den tjjd dat de Koning op straat
was. Tnsschen het onophoudeljjk roepen
om algemeen kiesrecht door, vernam men
den kreet: «Leve de Koning! en over het
geroep heen ging het het geluid van trommen
eu trompetten eu van de muziekkorpsen van
het leger en van de korpswacht, die de
Brabanfoune speelden.
De socialisten hadden overal kleine witte
vlaggen en banderollen met de woorden:
«Leve het algemeen kiesrecht.
Toen de Koningin en de Prinsessen in
paleis der volksvertegenwoordiging kwamen,
zoodat het water begon te koken. Toen goot
zij eene donkere, stroopachtige vloeistof uit een
klein fleschje in twee glazen, die zij teroren schoon
gemaakt had, deed in elk glas nog een stuk suiker
en vulde ze daarop tot den rand met het heete,
dampende water. Dat was de drank; dien zjj
haren gasten reikte en dien de Czaar meteenig
wantrouwen aannam.
Drink uit, mjjn zoon, zeide de onde met
een grijns, die waarschjjnljjk een vriendeljjke
glimlach moest beduiden. Da Czaar drinkt niet
veiliger in zjju paleis, dan gjj hier in mjjne hnt,
Nog te heet, zeide de Craar, ierwjjl hij het
dampende glas op de kist naast zich zette.
Laat uwe hand eens zien, zoontje, voer de
oude vrouw voort, terwjji zjj de rechterhand
van den Czaar greep, wat deze rnstig toeliet.
Hm! zeide zjj bjj zichzelve, de ljjnen aan de bin-
nenzjjde van de hand beschouwends, dat bevalt
mjj niet. Ge behoort ook al niet tot de menschen,
die op hnn bed sterven.
De Czaar trok zjjne hand terug, en in den
blik, dien hjj op het schrikwekkende oude wjjf
vestigde, ttekenden zich angst en ontzetting.
{Wordt vervolgd
BimLlMSCHEtOCRMT.