NIEUWE Mo 1946 Vrijdag 10 Februari 1893 18de Jaargang. De rol van Italië in het Drievoudig verbond. BUITENLAND. ABONNEMENTSPRIJS AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Herstelde misdaad. 17.) (Vervolg.) XIÏÏT Frankrijk. HAAlliVSdll (01IR41T. Pei 8 maanden voor Haarlem. t 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het buitenland 1,80 Afzonderlijke nummers0,03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG B TJ R E A XT: St. Janstraat Haarlem. Van 16 regels 30 Cents Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensd ag- en Vrjda g-a vond voor 6 uur ingewacht. Uitgev er, W. KÜPPERS. Ouder dezen titel lezen wjj o. m. in den Limburger Koerierdat men den Italiaan- scheu bondgenoot «derDritte imBun- de», in hooge militaire kringen in Duitsch- land niet geheel en al meer vertrouwt. In de laatste jaren en nog onlangs bp de besprekiog der legerwet in de commissie van den Rijksdag kwam dit zeer duidelijk aan het licht. 't Valt dan ook moeieljjk meer te ont kennen, dat sedert 1888 de openbare mee rling op het schiereiland meer en meer naar den Romaanschen stamverwant over helt, iets waartoe vooral hebben bijgedragen de voor Italië hoogst uadeelige tarievenstrgd en de steeds stijgende oorlogsuitgaveu,die aan eene behoorlijke regeling vau 's lands finan- tiën een voortduienden hinderpaal in den weg leggen. De hulp, die Duitschland en Oostenrijk, ingeval van oorlog, vao Italië te verwachten hebben, is er meer dan problematiek. Reeds in 1886 verscheen er in de «Revue Militaire de l'Etranger» een met groote kennis van zaken geschreven artikel, dat aan den toenmaligen chef van den Fran- schen generalen staf, generaal M i r i b e 1, werd toegeschreven, ten duidelijkste aan- toonende,dat Frankrijk zich voor een aanval der Italiaansche strijdkrachten op de Alpen passen, en een doordringen van die zjjde in Provence en Dauphiné, niet zeer ongerust behoefde te maken. De schrjjver wees er op, dat twee Fransche legerkorpsen c. q. meer dan voldoende zouden zjjn, om een zesmaal sterkere Italiaansche str jjdmacht in bed wang te honden, terwjjl Italië minstens twee maanden noodig heeft om 300,000 man aan de Fransche grenzen te concentrearen. Immers vau Turjjn voert slechts ééne en kele spoorweglijn daarheen. Ook de «Spectatenr Militaire» wjjdde eene stadie aan dit ooderwerp, 't welk in Duitsche bladen en militaire tijdschriften de algemeene aandacht trok. Welke rol heeft dan de Duitsche gene rale staf aan de Italiaansche hulptroepen toegedacht, voor 't geval de groote worste ling tusscheu de Triple Alliantie en het Fransch-Russisch bondgenootschap mocht plaats hebben? Zeer vermoedelijk geen an dere dan als reserve te dienen, of met be- FE U ILL ET O N. Al de nachten, die Hermann Ludwich in het //Haagsche Koffiehuis// had doorgebracht, had hjj slecht of, laat oes liever zeggen, niet geslapen. Koker, de man die zijn bestaan op het benadee- len van anderen gevestigd had; de man voor wien diefstal en bedrog gf heel natuurlijke dingen waren, kende geen door de gedachten aan mis daad onrustige nachten. Slechts eenmaal was hij met slapeloosheid be zocht geweest. Het was de avond geweest, waarop hjj terugkeerde van het kleine huis te Wassenaar, na de vlucht van Liza vernomen te hebben. De teleurstelling, de toorn hadden hem de koorts in het bloed gejaagd; maar hjj had zich getroost met de gedschte, haar weerom te zullen vinden. Maar voor de slapeloosheid van Hermann Lud wich bestond geen geneesmiddel. Hij badvrees. //Ik heb ongeljjk gehad, zeide hjj, zich in zjjn bed omkeerende. „Ik heb ongeljjk gehad. Ik had dien Karei onschadelijk moeten maken.// Hij dacht een oogenblik na. //Dat ware nog zoo kwaad niet. Hem laten volgen, in de eene of andere hinderlaag lokken en hem dan als eene kip den nek omdraaien. Kom, ik begin waarlijk oud te worden; ik heb geen moed meer.// De dag vond hem afgemat; niet meer in staat twee denkbeelden te verbinden. Hjj ging vreezende en sidderende naar beneden. „Zjjt gij ziek geweest, mijnheer Lndwich,// vroeg hem de vrouw des huizes met haar liefe lijkste glimlach. Men heeft n den geheelen nacht kunnen hooren." Dit was eenvoudig een ieeken van belangstel- hulp der sterke oorlogsvloot hier of daar eene landing op de Fransche kust te be proeven. Aan een samengaan der Oostenrgksche en Italiaansche strijdkrachten valt niet te denken. De haat tegen Oostenrgk bezielt in Ita lië nog alle klassen der bevolking. Aller- wege wordt nog de meening gekoesterd, dat de Italiaansch sprekende onderdanen van Oostenrgk in Trente, Triëst en Tyrol eerst moeten opgeëischt worden, en aan dien eisch voldaan,alvorens van een werkelijk samengaan der beide natiën sprake kan zgD. Zwak betoont zich de regeering als het geldt den nabuur voor beleedigingen te behoeden, beleedigingen, die dikwerf open- lgk in hst Italiaansche parlement worden uitgesproken. Zoo verklaarde de advocaat I m b r i a n i, afgevaardigde voor Apnlië, op een goeden dag, dat de regeering toch wel met blindheid moest geslagen zgn, in dien zg werkelgk geloofde, dat ooit een Italiaansche soldaat naast den Oostenrijker zou willen strgden. Maar niet de radicalen en irredentisten bestrijden Italië's deelneming aan de Triple Alliantie. Ook de gematigde linkerzijde, zelfs de conservatieven beginnen van dat verbond genoeg te krijgen. De staatsuitgaven bedroegen over 1885, de som van 1410 millioen franks. In 1887 waren zg tot 1461, in 1889 tot 1735 mil lioen geklommen. Het budget vau marine, dat in 1875 bedroeg 32 millioen, klom ia 1878 tot 69, in 1890 tot 102 millioen. De staatsschuld vermeerderde van 1884- 1890, dus in zes jaar, met 567 millioen. Den 30sten Juni 1890 bedraagt zg 9108 millioen, aan interest jaarlgks 455 millioen verslindende. Da vlottende schuld had bet respectabel cgfer van 2692 millioeD, met 107 millioen jaarlgkschen interest bereikt. Zulke cgfers geven stof tot denken, maar ook tot klagen. Eu, zooals nog onlangs bij de begrooting van marine hier te lande het geval was, vragen de Italiaansche natie en velen harer vertegenwoordigers zich af, of de kolossale financieale opofferingen,die het land zich voor militaire uitgaven getroost, wel evenredig zgn aan de voordeelen, die het uit 't Drievoudig Verbond trekt. Maar vooral rgst de vraag: «Waar moet het naar toe? en meer nog, «hoe houden wg het vol? In 1875 betaalt Italië voor oorlogen, marine gezameulgk 216 millioen, in 1885 ling, dat de brave vronw geloofde aan haar kost ganger te moeten geven. In zjjne ooren klonk het als een vonnis. Hjj draaide het hoofd om, want hij voelde zich onder zijne bruine kleur bleek worden. Hjj durfde niet spreken; het scheen bem, dat hjj zich ging verraden. Hij bedwong zich echter want hjj moest toch een antwoord geven. „Ja, ja,// prevelde hjj, //ik heb gisteren-avond een brief van huis ontvangen, die mjj slecht nieuws heeft gebracht van mjjue ouders.// //Zouden zjj ziek zjjn?// //Ja, juist," haastte hjj zich uit te roepen, zich als een drenkeling aan een stroohalm vastgrij pende. //Ja, mjjne moeder is ziek, zeer ziek.v „O, ik begrijp, dat u dit verontrust, dat is een teeken van een goed hart.// „En ik zal misschien verplicht zjjn van avond of morgen te vertrekken, dat zal afhangen van een bericht, dat ik verwacht, ik ga juist naar de telegraaf." Koker ging heen. Maar eenmaal in de straat beving de schrik hem opnieuw. Indien de politie ondanks zjjne voorzorgen hem gevolgd was; indien zjj hem op den hoek van de straat bespiedde; indien hjj zich tegenover h»ar zou bevinden? Door deze vrees er toe gebracht, trad mjjoheer Koker in een kleedermagazijn en kocht een vol ledig pak zwarte kleederen.Hjj liet er een pakje van maken en kwam in het //Haagsch Koffiehuis/zterug. „Welnu?,, vroeg hem de huisbazin. „Welnu, mijne lieve juffrouw, ik moet vertrek ken. MjjRe arme moeder is er slecht aan toe." //Dat is treurig.// „Ja, juist op dit oogenblik, waarop ik mjj begin te vestigen. Maar wat er aan te doen? Ik neem dezen avond den sneltrein, ik maak van de gelegenheid gebruik om een pak kleeren aan mijn ouden vader te bezorgen.// reeds 324 millioen en in 1889 niet minder dan 554 millioen! Geen wonder, dat er een algemeene nood kreet opgaat.De staathuishoudkundige Jacini geeft in 1891 eene brochure uit, getiteld «Zensieri» (Mijmeringen), waarin hij cate gorisch verklaart, dat als Italië uiet op den gezonden fiaancieelen weg terugkeert, het staatsbankroet in het verschiet ligt, zelfs in een niet al te ver verwijderd verschiet. Heeft ons de eer, om tot de groote mogend heden te behooren, dan nog geen geld ge noeg gekost, zegt hg? Hebben wg de eer om tot de Triple-AUiantie te behooren nog niet duur genoeg betaald. Er uit! voor het te laat is. Wat behoeven wij ons voor de Duitschers te gronde te richten. En daar komt nu, in 't zelfde jaar, de afgevaardigde M a r a z z i, majoor van den generalen staf, die tot de gematigde lin kerzijde behoort, openlgk in het Parlement verkondigen, dat men voor al die houderden millioenen nog niet veel heeft. Tout comme chez nouz! De cavalerie laat zeer veel te wenschen over volgens hem, ook de oefening en bewapening der infanterie, met name bet Zuid-Italiaansche contingent, tot dit wapeD behoorende. Ten slotte betoogt de spreker, dat Italië zich in 1859 en 1866 steeds geschaard heeft aan de zijde van den sterkste. Met echt Italiaansche onbeschaamdheid besluit bij: «In 1882 toen wij tot de Triple-Alliantie toetraden, was deze machtiger dan haar tegenstanders, ik meen U te hebben aan getoond, dat dit thans niet meer 't geval is. M. a. w. als de oorlog losbreekt, is er wellicht meer te verdienen bjj Frankrijk en Rutland, dan bij Daitschland en Oostenrgk.» 't Zal zeker nog bewezen moeten wordeD, maar Italië heeft getoond in de laatste 30 jaren een geoefend oog te hebben, vooraf gade te slaan waar 't meest en 't goedkoopst buit te behaleD viel. Toch kan die kansberekening wel eens falen! Dan zal de troon van het huis vau Savoye instorten op de puinhoopen vau het heterogene koninkrgk, de roof van Rome zal gewroken zgn! Het Hof te Pargs heeft gisterenmiddag, in de raadskamer vergaderd en uitspraak gedaan omtrent het al of niet verwgzen naar de XIV. Mjji'heer Ludwich betaalde, ging zjjn koffer pakken en liet een rjjtuig halen. „Ik zal voor mjjn vertrek niet t?rugkeeren,// zeide hjj. </Ik heb veel zaken te regelen. Gjj weet, wanneer men verplicht ie anel te vertrekken In het rijtuig was mjjnheer Ludwich kalm. Hjj gaf den koetsier het adres van zjjn bureau op. Daar aangekomen ging hjj, door niemand opge merkt, langs eene geheime trap, naar boven. Na een uur kwam hjj weer buiten, geheel van gedaante veranderd. Door duchtig wasschen was de bruine kleur verdwenen. Mijnheer Koker had nu eene bleeke gelaatskleur. De haren waren wit; de wenkbrauwen wit; de ooghaartjes wit; een zware witte knevel sierde zjjne bovenlip en een „sikje// van dezelfde kleur zijne kin. Dank een kunstig aangebrachte opvulling, was het lie iaam zeer in omvang toegenomen. Een vrij breed, rood lint sierde het knoopsgat van de overjas. Gjj zoudt gezworen hebben een oud officier te zien. Hij doorliep de F.straat een eind en een ledig rjjtnig ziende, klom hij er in en liet zieh bij juffrouw Salemink brengen. De waschvrouw kwam, op zijn welbekend schellen, zelf opendoen, maarzij week van verwondering terug op het gezicht van dit personaadje, dat zij voor een vreemdeling hield. „Kom, kom,// zeide mjjnheer Koker met zijn gewonen glimlach, //ik zie, dat ook deze maal mjjne verkleeding gelukt is. Gjj wachtte mjj als gele man en gij ziet mjj aankomen als een witte." O, het is ongeloofeljjk, hoeveel talent gjj daar voor hebt!// riep juffrouw Salemink met verwon dering. //En thans heb ik besloten mijn slag te slaan en vandaag de zaak af to maken. Gjj waeht niemand?" //Ik wachtte slechts u." //Kan ik zonder vrees hier bljjven?// openbare terechtzitting van de verdachten in de Panama-zaak. Da hearen R o n v i e r; Devès, Albert Grévy, Leon Re nault en Oottu warden buiten vervol ging gesteld.De Heeren A n t o n i n,Pr onst, Béral, Dugué delaFaaconne- r i e, B a h a u t, S a n s-1 o-R o y, Go- bron, Blondin, Arton, Charles de LessepsenFontane worden naar het Hof van Assisen verwezen. Volgens de Liberté heerscht er te Marseille eene cholera-achtige epidemie, ea dagelgks nemen de sterfgevallen toe. Ea toch voelt het bedorven volk nog niet de tuchtroede, waarmede het gestraft wordt. Integendeel aan de grootste heiligschennis maakt men zich schuldig. Da inbraken ia kerken, opzettelijk gepleegd met heilig- schennende bedoelingen, daar diefstal blg- kens het onaangeroerd iaten van voorwerpen van waarde, er niet de drgfreer van is, duren voort. Op klaarlichten dag is in de St. Cannat kerk te Marseille het tabernakel opengebroken, waaruit twee ciboris met ongeveer tweehonderd geconsacreerde Hos ties zijn ontvreemd, terwjjl het overige ge- wjjde vaatwerk op zjjne plaats is gelaten. De kerk wordt eerst Zondag heropsnd ter akte van eerherstel. De Fransche afgevaardigde Paul de Cassagnac toont zich in zgn blad te recht verontwaardigd, dat men langzamer hand alle gecompromitteerde ministers en afgevaardigden buiten vervolging schjjnt te willen stellen. Geen schuldigen das? Maar waar zgn dau de 8 a 900 millioen geble ven, die nooit naar Panama zgn gegaan? Senatoren en afgevaardigden schjjnen boven de wet te staan. Zij maken zelf wetten. Maar alleen voor anderen zeker? Een arme grijsaard van Pontoise had eene kool gesto len en kreeg zes maanden gevangenis. Had hjj een cbèque in handen gehad, dan was alles goed geweest. Groote dieven laat men loopen; de arme drommels sluit men op. Bitter spottend zegt deCassagnac: We zullen maar eene nieuwe wet voorstellen, behelzend als eenig artikel: «De justitie zal alleen vervolgen voor diefstallen beneden de 1000 franks.» Een nouvelle a la main Ia den tuin der Tuilerieën. Een kleine meneer, heel klein (vijf jaar), maar heel deftig, en keurig gekleed, stampt met de voetjes, huilt, en stoot erbarmelijke kreten oit. //Wees volkomen gerest. Indien iemand belt, opent gjj niet." „Gij zijt gekleed; zet uw hoed op, en ga een rjjtuig nemen.// //Voor u?" //Neen domkop, voor n. Gjj zult den koetsier zeggen n naar de H.straat te brengen. Daar ver laat gij het rjjtuig en gjj zult aan het einde van de D. C.straat op het onbebouwde terrein, den wagen vinden van Bartholomens Bos, den tand meester.// //Mijnheer Bartholomeus. Goed." „Gij znlt hem zeggen, dat gjj van mijnentwege komt en dat ik zjjn rjjtuig noodig heb.// //Goed. Hoe laat?// „Precies om zes uur; hier bjj n „Ik ga. Wacht mjj voor het ontbjjt. Indien gjj aan iets behoefte hebt, weet gjj waar de sleutels zijn." //Ga nu." Aleen gebleven, strekte mjjnheer Koker zich in een leuningstoel en begon na te denken. En daar hij zeer vermoeid was en een weinig geruster omtrent de gevreesde aanhouding, sliep hjj weldra den slaap der rechtvaardigen. XV. Klokke zes hield Bartholomeus, als koetsier ge kleed, voor het huis van juffrouw Salemink stil. De beide vrienden hadden juist den maaltjjd gebruikt. Mijnheer Koker wierp in den spiegel een blik op zjjne vermomming om zich te ver zekeren, dat er niets aan ontbrak en maakte zich gereed naar beneden te gaan. Onderwijl had jaffrouw Salemink haar hoed met bloemen en schitterende kleuren opgezet. //Neem eenige toiletzaken mede,// zeide mjjn heer Koker, //een klein pakje. Waarschijnlijk ko men wjj van avond niet ta huis.// (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1893 | | pagina 1