NIEUWE IV». 1959 Zondag 12 Maart 1893. 18de Jaargang. De droogmaking der Zuiderzee, BUITENLAND, ABONNEMENTSPRIJS Pei 3 maanden voor Haarlem. 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Yoor het buitenland 1,80 Afzonderlijke nummers0,03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG BUBEAÜ: St. Janstraat Haarlem. AGHTE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 16 regels 30 Cents Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie h Contant Advertentie n worden uiterljjk Maandag-, Woensd ag- en V r jj d a g-a vond voor 6 uur ingewacht. Uitgev er, W. KÜPPEB8. Meer dan ooit wordt in den jougsten tijd aangedrongen op de droogmaking der Zui derzee. Algemeen is men van gevoelen, dat, indien hiertoe kon worden overgegaan, de welvaart ia ons vaderland zou toenemen. Wel zouden eenige plaatsen, thans aan de Zuiderzee gelegen, den voornaamste^ tak van volksbestaan der inwoners zien ver dwijnen. De Zaiderzee-visscherij zou niet meer kunnen uitgeoefend en enkele daar mede verband hondende industrieën, die thans aan verschillende personen brood ge ven, zouden eveneens weldra tot de geschie denis behooren. Doch tegenover die enkelen slaan vele andere personen, die bij de drooglegging der Zuiderzee ongetwijfeld veel belang hebben, terwijl bovendien degenen, wier bezigheden thaus verband houden met de visscherjj of de scheepvaart op de Zuiderzee, zeer waar schijnlijk door verandering van beroep niet broodeloos behoeven te worden. Aan de practische uitvoering der droog- leggiog van de Zuiderzee zijn natuurlek groote moeilijkheden verbonden, die boofd- zakelyk bestaan in het bijeenbrengen van de geldsommen, voor dit werk benoodigd. Ge technische bezwaren zyn waarschijnlijk °ok niet gering te achten, doch wanneer men afgaat op het oordeel van enkele des kondigen, die hun meeuing over de droog making hebben uitgesproken, dan zjju de bezwaren van dien aard niet onoverkomelijk. O^k de fiuancieele zijde behoeft geen on overwinnelijke moeiljjkheid te worden ge acht. Waar nog bij zooveel verschillende gelegenheden bljjkt, dat het Nederlandsche volk wel in staat is om goede ondernemin gen geldeljjk ruim te steunen, daar Iaat het zich ook wel verwachten, dat het Neder- laudsch kapitaal voor den dag zou komen, wanneer overtuigend werd aangetoond, dat de droogmaking der Zuiderzee eenmaal haar rente ruim zou opleveren. Wjj zullen dus hier evenmin de technische als de financieels zjjde van dit vraagstuk beschouwen. Die zjjn goed toevertrouwd aan de vakmannen, die hun licht over deze zaak reeds hebben laten schijnen of dit, zoo noodig, nogmaals zulleu doeD. Da quaestie kan evenwel nog van an deren kant worden bezien. Wjj bedoelen de FEUILLETON. 29.) Herstelde misdaad. Vervolg.) Langzaam, als ontscheurde hij zich zelf het halve leven, haalde, hij de biljetten, die de Ko- 0D? ij '"8PrÜ3 van Liza had ter hand gesteld, uit. Barlholomeus zag hem aan. Koker bekeek de biljetten, waarvan hij zich girg schei den, met een teeder oog. Het was of bjj zjjne vingeis niet t an dit papier, zoo zijdeachtig, zoo zacht, kou lo3tusken. //Welnu is het haast gedaan?» vroeg de kwak zalver cp ruwen toon, terwjjl hjj hem zijne breede zware hand op den schouder legde. I)e man van zaken sidderde. //Daar is het,// mompelde hij, terwjjl hjj Bar- tholomeus een vreeselijken blik toewierp. »Gjj zijt niet beleefd,// zeide deze lachende, '/maar ik ben niet teergevoelig. Ha dan daden zjjn meer waard dan woordeD,// voegde hij er bij, terwijl hjj de biljjtte» opnam, die Koker op den grond bad geworpen. //Nu zjjn wij quitte en goede vrienden. Wij kannen onze reis voortzetten. Kom Ui het rijtuig. Ondanks zjjne woede klom Koker in den wagen. Juffrouw Salomink en haar hond, die haar op den reuk af had weten weder te vinden, waren er reeds in. Bartholomew sloot het portier. Eensklaps weerklonk een geluid van versnelde voetstappen in de verte. //Wat is dat?// riep de tandmeester, terwijl hij luisterde. //Er komen menschen aan,// antwoordde Koker, terwjjl hjj uit het rjjtuig sprong. "Zie, zj) hebben eene lantaren bjj zich. Zon toen ons op het spoor zjjn?// "Gauw, gauw het rijtuig in// riep de tandmees- 6r» terwjjl hjj op den bok sprong. gevolgen der drooglegging in verband tot het vraagstuk dar werkverschaffing. Het is natuurlijk, dat wanneer deze zaak reeds zoo ver was gevorderd, dat spoedig met de uitvoering vau het werk kon worden aangevangen, aan de heerschende werke loosheid in ons land een einde was gamaakt. Het werk toch eischt zooveel arbeidskrach ten, dat honderden en nogmaals honderden arbeiders daar werk zouden vinden. Wij twijfelen er ook niet aan, of vele werklieden zouden gretig de gelegenheid aangrijpen om bjj deze onderneming hun dagelijksch brood te verdienen. Er zyn thans toch eene menigte personen in vele plaatsen van ons vaderland, die zoo gaarne zouden willen werken, als ze maar konden. De slapte in vele vakken noodzaakt hen de handen in den schoot te leggen en op betere tijden te hopen. Hoe gaarne zouden velen zich aanmelden, wanneer ze wisten voor een ge- ruimen tijd goed werk te bunnen bekoineD. Er wordt wei eens over de werklieden geklaagd. Men beschuldigt hen soms van luiheid en gebrek aan activiteit. Doch men vergete hierby toch vooral niet, dat bij niet weinigen de geestdrift is uitgedoofd door den druk der tijden en dat zij daardoor wel eens ondankbaar schijnen, waar zjj enkel beheerscht worden door een gevoel van moedeloosheid, omdat zij bevreesd zjjn in den strjjd otn het bestaan het onderspit te moeten del»en. Doch waarljjk, de Naderlaadscha werk man is nog niet zoo geheel ontaard, dat hij moedwillig de pogingen zou miskennen, die tot verbetering van zyn welzijn worden aangewend. Wij gelooven, dat reet het te rugkeer n der werkzaamheden den kwaden geest by vele wetklieden zal verdwijnen. Uit dat oogpunt beschouwd, zou dus de droogmaking der Zuiderzee een machtigen invloed ten goede uitoefenen. Doch hier moet ten zeerste er voor ge waakt worden, dat men niet in uitersten vervalt. Waar de drooglegging der Zuider zee voor een groot deel in de jongste jaren op 't tapijt is gekomen als middel tot ver drijving der werkeloosheid, daar moet men zorgen, dat het geneesmiddel niet erger wordt dan de kwaal. Onverstandig zou het bijv. wezen, indien men bij deze werkzaamheden personen aau- Dam, die een goed middel van bestaan hebben. Zy moeten hier worden geweerd, daar er anders in andere streken gebrek Maar eer Koker het rijtuig hal gesloten, was de hond er uitgesprongen. //Fidel, rojjn hond!// riep de wacchvrouw. f/Naar den duivel met dat ver.loekte been! Pak hem, anders zjjn wij gefopt Maar de hond had geen lust zich te laten grij pen en onder de handen van dea tandmeester ontglippeude, begon hjj uit alle macht te blaffen. „Vervloekt, dat ontbreekt er nog aan!// riep de schurk.//Sla hem dood,sla hem doo i,Bartholomew!" Woedend schopte Bartholocueus hit dier, dat twee of diia malen ronddraaida. //Ellendeling, wilt gij mijn houd slaan?// riep juffrouw Salemink, terwjjl zjj uit het rjjtuig wilde springen. Maar de ijzeren vuist van Koker weerhield haar, terwijl de tandmeester stokslagen deed neerkomen op den armen Fidel, die zich nauwelijks meer op kon richten. //O lafaards, lafaards! riep juffrouw Salemink, door dit schrikkelijke schouwspel buiten zich zelve. „Mijn God, hjj doodt hem! Hulp, hulp! „Wilt gij zwijgen!" huilde Koker, haar de hand voor den mund houdende. Maar zjj beet hem ten bloede en dwoug hem haar vrjj te laten. "Te hulp, te hulp! Houd den moordenaar!" begon zjj op nieuw te gillen. Het geluid der stappeu naderde meer en meer. In de verte kon men reeds mannen onderschei den, een hunner hield eene lantaren in de hand. „Moordenaar! moordenaar!" gilde de vronw nogmaals. //Gjj hebt het gewild!" sprak Koket met holle stem en stootte haar zjjn mes in de borst. //Voort, voort!// beval de man van zaken, „daar komen zij aan.// Bartholomew sprong op den bok, maar het was te laat. Een politieagent greep het paard bjj den tengel. aan werkkrachten zou kunnen ontstaan en de een of andere tak van welvaart zon gaan kwijnen of sterven. Maar nog noodlottiger zou znlks wezen voor de toekomst, inlieu het werk der droog making zou zijn geëindigd. Het is lang niet zeker, dat dan al die personen op het aan gewonnen land een middel van bestaan zou den vindeD. 't Gevolg ervan zou wezen, dat dezelfde toestanden van thans, maar dan in nog bedenkelijker mate zich zoudeu vertoonen. De drooglegging zon dan niets meer dan een tijdelijk geneesmiddel mogen beeten. Met zeer veel overleg dient men dus in dit opzicht te werk te gaan. Zjj, aan wie de verdeeling der werkzaamheden zou wor den opgedragen, zouden das bij voorkeur personen moeten aanstellen bij het werk, die in de plaats hunner inwoning geen middel van bestaan meer hadden. Deze personen zouden dan voor langen tyd natuurlijk afhaukaljjk vau het plan, dat men tracht te verwezenlijken aan dea arbeid kuanen gaan, terwjjl later van hen partij getrokken zou kunnen worden om bet gewonnen land meer geschikt voor de samenleving te maken. De arbbidereqaaestie is dus bjj de Zuider- zee-quaeatie ten nauwste betrokken. De drooglegging der Zuiderzee kan, mits zjj ten opzichte van den werkman verstaudig wordt uitgevoerd, een zegen wezen voor ons land, maar zjj kan ook eene oorzaak worden van nog grootor verarming van den handwerbsstand, dan thaus reeds valt waar ta nemen. Over hd gebruik van den drooggelegden grond bestaan ook weder verschillende in zichten. Zyn er, die het stelsel vaa land nationalisatie of dat van de sociaal-demo craten op dien grond zoaden toegepast willen zien, anderen en wjj gelooven terecht hopen, dat de Staat hier hit in dividueel bezit zou bevorderen, geljjk dit overal in ons vaderland bestaat. Wij zullen ons echter over dergelijke qnaesties thans niet warm maken. De j hoofdzaak is maar, dat men de zaak der drooglegging met alle krachten bevordert, en dat bjj werkverschaffing men oordeel kundig handelt. Geschiedt dit laatste, dan achten wjj de drooglegging der Zuiderzee eene nationale taak, voor welker vervulling het nageslacht onzen tyd zeker zal pry zen als eene periode, waarin de geestkracht bjj De bandieten, schuimbekkende van woede, trok ken hunne messen en wilden ten minste hunne vrijheid duur verkoopen. Een oogenblik aarzelden de aanvallers. Maar ongeduldiger dan de anderen.sprong Karei vooruit en greep Koker bjj de keel. Het mes van dezen schoot uit eu maakte eene breede snede op het ge zicht van den jongen man, die bloedend nederzeeg. //Gewroken! Ha, eindelijk!// riep de moordenaar. Maar een der agenten greep hem bjj den arm, terwjjl de chef hem van achteren aanviel. Naast hen wierp Bartholomeus, die zich als een woe dende stier verdedigde, den Baron en drie agenten op den grond. Doch een touw slingerde hem on gemerkt om do beenen; met een geweldigen slag smakte de colossus near eu was weldra tot mach teloosheid gedoemd. Nu staakte ook Koker allen wederstand. //Doe mij geen kwaad,// sprak hjj tot de agenten, „ik geef mij over." Zwaar geboeid, werd hjj aan de bewaking der agenten toevertrouwd. Karei, ter asrde nedergevallen, scheen ontzield. Angs'ig over hem heengebogen, luisterde Baron Van der Heiden naar het kloppen van zjj a hart. Da aanraking van zijne hand deed den jongen man uit zjjne bezwijming ontwaken. Met zijne band hel bloed, dat orer zjjn gezicht liep, afvegende, zeide hjj met een fLuwen glimlach: „Het is niets eene lichte schram slechts. Moge het bloed, dat er uitvloeit als een nieuw doopsel zijn, en mjjne verledene misdaden uit- wisschee.// //Mjjnheer de Baron,// zeide de Commissaris, „ik vertrouw u den gewonde toe. Kbbb zal u helpen hem naar zijn huis te breDgen. Voor het oogenblik moet ik mijne gevangenen in verzekerde bewaring laten brengen." Van der Heiden boog zich opnieuw over den gewonde. Maar Karei hief zich zelf op: het volk nog niet was uitgebluscht en waarin de grootheid der natie zich toonde in een edelen strjjd met de elementen der natuur, waarin wjj de overwinning be haalden. Frankrijk. Leeljjke dingen komen aan den dag nu Charles de Lesseps voor zjjne rech ters aan het spreken is geraakt in het groote Panama-proces betreffende omkooperjj, dat een aanvang heeft genomen. Het verhoor, dat hij heeft ondergaan, was zeer belangrjjk en treffend, de onomwonden heid zyner verklaringen, die een goeden iD- druk maakten; stemde het publiek geheel ten zijnen gunste. Uit alles bljjkt dan ook dui delijk, dat de Panama-knoeieryen door de gewetenlooze joodsche geldschelmen Cor nelius Herz en den zelfmoordenaar Ba ron de Reinach, zyn voorbereid. Charles de Le s s e p s zeide, dat hjj zyn vader ter zjjde heeft gestaan als diens alge- meene secretaris. In die qualiteit kreeg hjj eens een bezoek van Cornelius Herz, die hoog opgaf van zyn invloed. Toen dacht Charles, dat het beter was deze tot bondgenoot te hebben dan tot vijand, vooral daar hjj bevreesd was voor Clémenceau, wiens blad finaacieel van Herz afhanke ljjk was. Herz was zeer wel, beweerde hjj, met alle Ministers, en inderdaad heeft bjj zeide De Lesseps mjj zelfs medege nomen naar Mont-sous-Vaudrey, het buiten van President Grévy, waar de ontvangst allerharteljjkst was. Wat B a i h a u t aangaat, 't was aan D e Lesseps door «zeker iemand» ter oore gekomen, dat de Minister bereid was een wetsontwerp in te dienen, maar daartoe geld noodig had voor de noodige publiciteit tot ondersteuning van zoodanig ontwerp. Op deze wjjze heeft De Lesseps, naar hjj verklaart, minder omgekocht, dan dat hjj werd afgezet door Baron D e Reinach, die hier de tusschenpersoon was, steeds hoog opgaf van zyn invloed en wat geld betreft, letterlijk onverzadelyk was. Twee millioea, verklaarde De Lesseps waren naar de Reinach en naar den speculant Oberhoeffner heengegaan, voor aan de Maatschappjj overgedane z.g. ideeën. „Neen, niet bjj mjjne mieder en zuster,// ver zocht hjj zacht;// breng mjj waar gjj wilt in een hotel, in een hospitaal, of liever nergens heen. Ik lijd niet. 't Is slechts eene schram, zeg ik u.„ „Ik heb misgestooten,// zeide Koker knarse tandend van woede. „Volgt gjj mij!// zeide een agent, Koker bjj den arm nemende. Den ander moeten wjj dragen. Als wjj hem losmaakten, zou hjj het ons nog af winnen." Weldra waren twee rijtuigen gehaald, waarin de agenten met hnn gevangenen plaats namen, //Naar het politiebureau!// zeide de Commissaris. Steunend op den arm van den Baron ging Karei naar een nabjjgelegen hotel. Daar wiosch de Ba ron de wond, die inderdaad slechts weinig te bsteekenen had. Terwjjl Kees, die alleen was achter gebleven, de rjjtuigen, welke in de duisternis verdwenen waren, nastaarden, stootte zjja voet tegen iets op den grond. Hjj boog zich. Bij het bleeke licht der lantaren, zag hjj te midden van een plas bloed, het ljjk eener vrouw en daarnaast, vormloos en verbrjjzeld, dat van een hond, die in eene laatste, moeieljjke inspan ning, nog eenmaal de hand zijner zieltogende meesteres had trachten te lekken. XXV. In de kamer van Lisa, eene kleine, eenvondig behangen kamer voor een jong meisje, vinden wjj velen onzer onde kennissen vereenigd. Aan het hoofdeind van de zieke zitten Catharina en juffrouw Vermei. Aan het voeteneind de Ko lonel Van Doornik in een leuningstoel, waarin hjj ondanks het uitdrnkkeljjk bevel der doktoren, die hem rust voorschreven, den nacht had doorge bracht. Achter hem staat Eduard van den Berg. Wordt vervolgd.) B 4IRLEHSCHI (ÜIIR4IT.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1893 | | pagina 1