NIEUWE
De Nieuwe Haarlemsche Courant,
No 1966
Vrijdag 3t Maart 1893
18de Jaargang.
Abonneert II op
Zondagsblad,
Hongersnood in Afrika.
Goedkoops Courant.
De Nieuwe Haarlemsche Courant
De Familie Beydel.
A1BL
schï
DRAST.
ABONNEMENTSPRIJS
Pei 3 maanden voor Haarlem. t 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het buitenland 1,80
Afzonderlijke nummers 0,03
Dit blad vorscbjjnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
PRIJS DER ADVERTBNTIEN.
Van 16 regels
Elke regel meer
80 Gents
5
AGITE MA NON AGITATE.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertent iën worden u tcrljjk Maandag-, Woensd ag-
en V r jj d a g-a vond voor 6 uur ingewacht.
Uitgever, W. KüPPEBS.
een Katholiek orgaan, dat niet alleen in Haar
lem, maar ook in de omstreken een groot getal
lezers telt.
verschijnt Driemaal 's weeks des Dinsdag, Don
derdags en Zaterdags met een onderhoudend
dat met pleizier gelezen wordt, geest en hart
krachtig voedsel biedt en eene aangename, aj-
wisselende lectuur bevat voor de
HUISKAMER.
He inhoud van DE NIEW E IIA ARDEM
SCHE COUR ART is rijk, degelijk en interessant
en bevat de gewichtigste quaestiën en gebeurtenissen
van den dag
Beleefd vragen wij onzen lezers nieuwe lezers
aan te werven, overtuigd als wij zijn, dat ieder
Katholiek, die de NIEO WE HAARLEMSCHE
COURANT leert kennen, als abonnée zal toe
treden en blijven zal, omdat deze courant wer
kelijk de goedkoopste is onder de katholieke bladen
en zy zich steeds beijvert de vele vragen betref
fende de sociale vraagstukken, zoo duidelijk mo
gelijk toe te lichten en op te helderen.
De prijs van DE NI EU WE HAARLEMSCHE
CO URAM, driemaal 'i weeks verschijnende be
draagt per drie maanden f 0.85, buiten de stad
per post fl.lO.
De prijs van het ZONDAGSBLAD bedraagt
per drie maanden, voor abonnee s op Dti, NIEU
WE HAARLEMSCHE COURANT f0.25,
buiten de stad per post 10.35. Voor niet-geabon -
neerden op de Courant 35 Cents, per post 45
Cents.
SC Proefnummers aan ons Bureau
JANSSTRAAT 25 gratis verkrijgbaar.
Allertreurigst zijn de berichten die lot
ons komen uit Algerië (Afrika) waar jaren
achtereen de oogst zeer slecht is geweest
en waar nu in de groote vlakte van Ché-
liff door den hongersnood, een elleudigen
toestand heerscht.
«Stel u voor», zoo schrpft een bericht
gever van *le Figaro«30.000 menschen,
bjjna stervend van honger, tot geraamten
uitgeteerd, die, als uit het graf verrezen
dooden, zich spoeden naar de groote steden
van Earopa, maar voor een groot deel
onderweg door den dood overvallen worden.
Denk u, bp de poorten van eene stad, groote
schuren,' waarin, als dieren opeengepakt,
magere, havelooze wezens zjjn, met kwaljjk
FE UIL LET O N.
6.) (Vervolg.)
//Verbinden is wat veel gezegd, ik hield de
compreseen vast, en deed hen azijn opmuiveD; ik
ondersteunde den arm van de arme vrouw wier
hand was opengereten, al wat eenigstins moeie-
Ijjker was, deed de ingenieur.»
//Hot is vreemdl Mannen zjjn gewoonijjk niet
zon medelijdend en hand'g.»
//O! deze, Albine, hjj deed alsof hij eene liefde
zuster was.»
//En hoa zaar hij er wel uit.//
„Mjju bemel!// Ik weet het niet, hij is donkc-
bruin, groot.» Zjj sloeg al pratend o-willtkeurig
een blik in den spiegel en zeide lachend:
//Ik geloof, dat hij op mjj zelve lijkt.//
Aan dit geBprek voegde de heer d^ la Ferté
er het zijne Ban toe, rnanr mevrouw Reydel had
liever, dat men er niet te veel aan terugdacht,
aan die doodsangsten en aan dit gevaar en de
joDge meisjes vermeden instinctmatig om in haar
bijzijn erover te spreken.
Na een verblijf van een dag of tien te Parijs,
vertrok de familie nu weer naar Bourgogne. De
heer de la Ferté, wiens wondeu aan zjjn hoofd
nagenoeg hersteld waren, vergezelde da drie
dames en bracht hen naar de „Pêcherie//. Na de
eerste omhelzingen van Gecovova en bet goeden
dag zeggen aan de bedienden, trad men weer
het salon binnen, die aan allen, na da reis, vol
van herinneringen, hen rustig tegeDblonk, ver-
riekende lompen bedekt, menschen met
blikkea vau wilde beesten; moeders, die
geen voedsel meer hebben voor hare zui
gelingen; kinderen, die zand eten of op
hout zuigen; menschen, die gretig een doc-
den hond of eene kat verslinden, en gij hebt
eenig denkbeeld van de ellende, die in geheel
Algerië alle harten roert.»
De zeereerw. pater J a m e t, Superieur
van het Postulaat voor Broeders St. C h a r-
1 e s, ouder Boxel, hielt ons onderstaand
schrijven ter opname doen toekomen;
Rijsenbürg, 19 Maart 1893
Zeereerwaarde pater.
Gij vraagt mjj een woord ter inleiding
en begeleiding van den hier nevensgaande
brief. Wat zal ik zeggen? in zjjn eenvou-
digeu stgl is hjj roerender en treft dieper
dan de meest kunstige welsprekendheid het
zou vermogen.
Het hier ontworpen beeld van armoede
en ellende schokt als de werkeljjkbeid-zelve.
Het wekt niet alleen het medelijden op,
maar het drijft tot werkzaamheid. Niet het
minst omdat het ons tevens een vorgeziebt
opent van groote en verheven schoonheid:
de vorspreidiug van Gods Woord door de
werken der barmhartigheid; de uitbreiding
der christelijke beschaving door de aalmoes;
de zegepraal des geloofs door de liefde.
Wat zal ik hier bjjvoagen? Laat uw
broeder iu de heilige zending ziju kunste-
looze taal doen hooren, en de harten zuilen
opengaan, de handen geveD.
Iets echter wil ik nog zeggen. Zjj die,
evenals ik, zich getroffen voelen door de
berichten van den hongersnood, die de
vlakte van Chéliff tusscheu Miiianah en
Orhausville teistert, zullen tevens voor bun
oog de gestalte zien verrijzen van den man,
die de koninklijke en hoogepriesterljjke
vader was vau deze geheele voor den
Christus te ver- en heroveren wereld. Nu
de daden der witte zusters eu der witte
paters tot ons komen, is het of de machtige
stem vau deu grooten kardinaal ons op-
roepe tot een strijd tegen den honger en
den dood. Het is dan ook in naam van den
kardinaal L a v i g e r i e, die zoo groote en
machtige dingen heeft gewrocht, die een
beid was in geloof en in liefde, dat ik tot
mjjue landgenooten durf zeggen: Geeft! Er
wordt veel gevraagd, er is veel te geven,
maar er is Dog altjjd meer dan het noodige
in onze huizen en binnen onze landpalen;
ginds heerscht de honger, de ellende. Wie
geven kan, geve!
Meer, mjjo waarde pater, durf ik niet
eierd met bloemen en van uit zijne hooge ven
sters de r jjke, uitgestrekte bosschen van den om
trek te aanschouwen gaven. In den hoek van het
landschap stroomde (ie Ssóne.
Mevrouw Reydel nam Genoveva op haar knie
en zeide:
//Welnu, wat is er voor nieuws, wat is er zoo
al gebeurd in mijne afwezigheid?//
//Niets, grootmama, er is een hond in den hof
komen rondloopen en dolen, de menschen zeiden
dat hij dol was, maar Cyprien zei van neen. Hij
heeft hem laten eten en drinken en de hond heeft
hem de handen gelekt."
//En wat nog meer?"
//Ook heeft de postbeambte een klein kistje
aaD uw adres bezorgd, grootma, hjj zeide dat
het van erg ver kwam."
//Waar is het?»
„Ik zal het gaan halen."
Genoveva liep naar de voorkamer en bracht
een wit greenen houten kistje, dat zjj moeite had
om te dragen, met zich mede.
//Maak het open,// zeide mevrouw Reydel, zich
tot Esther wendend. „Ik geloof, dat er eene ver
gissing plaats heeft, want ik verwacht geen enkele
bestelling.//
//Het adres is toch in orde" zeide Esther, terwijl
zjj de koordjes doorsneed en de inhoud uit het pa
pier en linnen ontwikkelde. Zjj verwijderde de pa
pieren de proppen watten en liet een doffen
uitroep hooren.
//Wat is er dan toch?» vroeg mijnheer de la
Ferté.
Esther had het voorwerp, dat zoo zorgvuldig was
ingepakt, opgenomen; zjj zagen het allen, het was
zeggen. Ik laat nu het woord aau uw mis
sionaris, die het reeds lang liad moaten
voeren. Ik blijf in eerbied en trouw
Uw dienstvaardige
Dr. Schaepman.
Het schrijven van den eerw. pater C h ar-
d r o n luidt aldus:
Eerwaarde paterl
Veroorloof mjj u eenige bijzonderheden
mede te deelen o»er eene treurige werkelijk
heid, namelijk den hongersnood, die op
'toogenblik een gedeelte van Afrika teis
tert.
Da feiten, die zich dageljjks onder onze
oogen voordoen, geven overvloedige stof;
doch daar man inoeiljjk den volslagen nood
van onze arme bevolkiug kan begrjjpen,
zonder de eigeuljjke oorzaak te kennen, wil
ik u een en ander mededeelan over de
producten, die het land oplevert, en over de
z den van zjjne bewoners.
Da bezigheid van de inlanders der vlakte
bestaat uitsluitend in den landbouw, en
onder de verschillende soorten van land
bouw is de tarwe-cnltuur de eenige, die
voldoende resultaten oplevert; bjjgevolg is
dit ook het eenige, waarop zij zich uitslui
tend en met bjjzondeie zorg toeleggen,
zoodat, indieD het koren ontbreekt, er vol
slagen gebrek heerscht aan alles.
Dit juar is de oogst totaal mislukt; bet
zaad, aan den grond toevertrouwd, kwam
nauwelijks uit, of de jonge spruitjes ver
dorden; een gevolg van gebrek aan regen;
vandaar de vreeseljjke ellende, die in het
land heerscht.
De Regeering, ongerust over den toestand,
heeft zich weliswaar met de zaak bemoeid
en eene uitdeeling van koren gehouden voor
den zaai, maar behalve dat de uitgedeelde
hoeveelheid ontoereikend is voor de bevol
king, laat de oogst zich nog lang wachten,
en gedurende d en tjj 1 sterven de huiszit
tende armen letterlek van honger, evenals
zy die ver van de dorpen wooen, waarde
overheid thans levonsmiddelen aau de be
woners uitdeelt.
Men moet den toestand van deze arme
lieden goed begrijpen, om al de uitgestrekt
heid van bun ellende te beseffen.
Zjj zjjn genoodzaakt de aarde om te vroe-
teo, om de kleine zwarte boiletjes te zoekeD,
die men hier «wilde traff. Is» noemt, eu die
de vrouweu fijnstampen en met rood zand
vermengen, om er een soort brood van te
bereiden, dat even bitter als zwaar te ver
tereu is. Ik heb zelf dit brood geproefd, dat
de inktkoker met het vouwbeen, de penhouder
en het stempelen in bet zaadpotje van het stel,
zag men een naamkanrtja. Esther gaf het aan haar
grootmoeder, die met eene van toorn ingehouden
stem zeide:
„Ik heb mgu bril niet bjj de hand, lees het
eens.//
Esther gehoorzaamde:
Max Reydel de Romenay, civiel-ingenieur
met weigering en dankzegging.
Deze naam viel als een bliksemstraal te midden
van 't gezelschap. Da heer de la Ferté trok aan
zfjna knevels, mevrouw Reydel verbleekte en de
jenge dames keken elkaar verwonderd aan.
„Wie zon dat gezegd hebben," riep oom Horace.
//Gelooft gij wel,// antwoordde mevrouw Reydel,
//dat die gedachte door mjjn geest ging, toen de
jonkman weigerde mjj zijn naam op te geven?//
//Maar is het dan een bloedverwant?» vroeg
Albine.
„Ja, mijn kind, maar een verwant, waarmede
wjj niet meer in betrekking stonden. Deze trek
teekent hem zeer jnist."
De Heer de la Ferté zeide ja noch neon; tot
zjjn geluk werd het souper aangekondigd en on
der den maaltjjd liep het gesprek over heel andere
onderwerpen. Alleen, toen Esther haar groot
moeder goedeD avond wenschte, zeide deze op
onverschilligen toon.
„Gjj moet dit voorwerp, dit inktstel terug ba-
zorgen, gij moet er een paar snuisterden voor vra
gen van geljjke waarde, bijvoorbeeld een Boston
doos of een jardinière. Gjj moet morgen schrjjven,
kind."
hoegenaamd geen enkele hoedanigheid be
zit van het voedingsmiddel, dat wjj onder
dien naam kennen, en ik moet u verzekeren
dat men werkeljjk tot het uiterste gedrevea
moet zjja, om tot zulk eeu voedsel over
te gaan.
Toch zjjn de arabische vrouwen er jjverig
op uit, om dit zonderling voedsel te zoeken;
ea het gebeurt dikwjjls, dat bjj deze expe
dities de arme kleinen verre van de gour-
bis afdwalen en door de koude en den nacht
overvallen worden, zonder een onderdak
te kannen vinden.
Onlangs beeft men aldus eenige kleine
jongens aangetroffen, uit de omstreken van
Orleacsville; zjj waren S9dert verscheidenen
dagen verdwaald, zonder ander voedsel te
hebben gebal dan gras en onkruid, dat
gegeten hebben, om niet van honger te
sterven; en daar zjj hen die hun te hulp
zjjfl gekomen niet voldoende over hun her
komst konden inlichten, heeft men ze naar
het hosp.taal gezonden, datalle dagen eenigen
opneemt.
Deze arme kinderen hadden zoodanig ge
leden, dat zjj levende skeletten geleken,
zoodat de Zusters van het hospitaal hun het
voedsel in de eerste dagen zeer karig hebben
moeten toedienen, uit vrees dat bun ver
zwakte magen het niet zouden kunnen
verdragen. Dat is trouwens een voorzorg,
die wjj bjjna bjj allen moeten in acht ne
men, die bjj ons hun toevlucht zoeken.
Zjj welke met de truffels een te groote
hoeveelheid aarde gegeten hebben, zjjn allen
te herkennen aan huune donkergele tint en
lflden zeer veel. Anderen hebben zich uit
sluitend gevoel met bladeren van maluwe
of rna.ve, fjjn gehakt en in water gekookt;
dt vreemde voedingsmiddel is minder pjjn-
Ijjk, doch verzwakt hun nog meer.
Elke dag brengt eenige treurige ont
dekking. Nu eens zijn het de overblijf
selen van een meisje, ten halve verslon
den door jakhalzen; dan is het een kind
gevonden aau den oever van den Chéliff,
druipend en geheel door de koade bevangen.
Hjj wjjst op de rivier en tracht te doen
begrijpen, dat men hem heeft willen ver
drinken. Hjj wordt onmidJelljjk in het hos
pitaal opgenomen, doch weldra openbaart
zich eene bezetting op de borst, en hjj sterft
na verloop van eenige dageD, doch gezuiverd
door bet H. Doopsel.
Dikwjjls brengen de ouders zelven ons
hunne kinderen. »Neem onze kinderen,*
zeggen zjj tot de Zuster, die ze ontvangt,
»en geef ons brood, want wjj sterven van
hoDger, en wjj willen liever, dat zjj u toe-
bebooren, dan ze te zien bezwjjken onder
IV.
CYPRIEN.
Men kan best begrjjpen, dat het eenige on
derwerp van het gesprek der twee j'ooge dames
nu gedurig liep over dit voorval. Dit zoo onver
wachts geopenbaard familiegeheim, wekte hnnne
nieuwsgierigheid in booge mate op. Wat bjj Al
bine niet meer was, dan een zoeken in den geest
naar de oplossing van het raadsel bjj Esther
bracht het diepe droefheid des harten voort. Zjj
verklaarde zich de sympathie, de genegenheid,
die zjj voor den onbekenden redder had waarge
nomen en gevoeld, en begreep de bewondering
dat zjjn grootmoedig karakter in haar had opge
wekt, met bitterheid betreurend, dat hjj nn een
voorwerp van minachting was voor hare familie.
En waarom die weigering? waarom die verwijde
ring, waarom zoo'n breuk, waarom die scheiding,
die voor eeuwig scheen te wezen? Zij durfde haar
grootmoeder niets te vragen, maar zij vormde
duizend veronderstellingen, waarvan zjj de eene
al dwazer dan de andere voed.
//Luister,// zeide Albine haar, op een avond n*
een lang onderhond, dat even vruchteoos bleek,
als die waren voorafgegaan.
Ik geloof, dat ik een middel om achter de
waarheid te komen, heb gevonden."
//En welk middel is dat."
„Cyprien!//
//Hoe, Cyprien?
//Zeker; is hjj niet de oudste bediende hierin
huis en moet hij er niet de geheimen van kennen?//
Wordt vervolgd.)