NIEUWE
agite ma now agitate.
No 1967
Zondag 2 April 1893
18de Jaargang.
EERSTE BLAD.
Hosanna.
Geef het volk werk!
BUITENLAND.
Dit nummer bostaat uit twee bladen.
70
De Familie Reydel.
Frankrijk.
ïimiMSCHyoDRm
ABONNEMENTSPBIJS
Pei 3 maanden voor Haarlem. t 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het buitenland 1,80
Afzonderlijke nummers0,03
Dit blad verschjjnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG
BURBAtI: St. Janstraat Haarlem.
PBJJS DEB ADVEBTENTIEN.
Van 16 regels 30 Cents
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsrnimte
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterljjk Maandag-, Woensd ag-
en V r b d a g-a vond voor 6 uur ingewacht.
Uitgever, W. KüPPERS.
Wegens het Hoogfeest van Paschen zal
de NIEUWE HAARLEMSCBE COURANT
inplaats van DinsdagWoensdag a. s. worden
uitgegeven. Het dan volgende nummer verschijnt
Zaterdag 8 April e. k.
De straten waren met immer groenende
palmen bestrooid en met feesttapijten over-
spreid, toen de Stichter des Christendoms,
onder den welkomstgroet van het juichende
volk: Hosanna den zoon van Davidgezegend
zij Hijdie komt in den naam des Heeren
zijn triumftocht in 't jubelend Jerusalem
deed. Daar was geen ein Je aan de juichto
nen en zegekreten en dankliederen, waar
mede de Weldoener der menschheid, die kort
te voren nog Lazarus van den dood verwekt
had, overladen werd.
Doch,op Palmzondag volgde Goede Vrijdag!
Nauwelijks hadden de vreugdezangen en
jubeltonen in Davids stad geklonken, of
wederom werd de Heiland in optocht Je
rusalem binnengeleid. Nu echter op eene
gansch verschillende wijze.
Eerst bij helder daglicht,thans in den ake-
ligen nacht. Eerst in de schitterende stralen
der gulden zonne, thans bij het schemerend
licht der bleeke maan en onder den blake
renden gloed van walmende fakkels. Eerst
onder de zegeningen van het dankbare volk,
thans onder vervloeking eener opgewonden
menigte. Eerst bij de streelende klanken
van heilgroeten en jubelzangen thans
onder het dreigend gekletter van moordende
zwaarden. Eerst als een weldoener, thans
als een booswicht. Eerst als een triomfator,
thans als een veroordeelde. Eerst onder
den zegekreet Hosannafilio David, thans
onder het moordgehuil: Tolle, tolle, cruci-
fige euml
Ondank is des werelds loon! En gelijk
het geweest is ten tijde van Christus, zoo
was het gedurende den loop der eeuwen
zoo is het heden en zoo zal het morgen
wezen!
Slaat een blik om u henen of doorbladert
de geschiedenis, overal vindt gij de waarheid
bevestigd van het gezegde:
Niets is op deez' aard bestendig. Dan de
onbestendigheid.
Gisteren gevierd en geëerd, heden verguisd
en bespot!
Ziet eene Maria Stuart, die «gemartelde
majesteit!» Hoe ras werd de glans van haar
koningskroon verduisterd in het donkere
FE ILLET O N.
Per volg.)
„Maar past het ons wel hem te ondervragen
over dingen, die men ons niet wil zeggen?"
„Goed zoo! ook zal ik mjj beperken met alleen
te vragen of hjj Max Reydel heeft gekend, ik
zal geen woord spreken over het terugsturen van
dst inktstel."
„Denkt gjj, dat het geoorloofd ie?/»
//Hoor eens, ik waag het er op, want ik wil
me niet langer kwellen, zooals ik nu doe."
Wjj hebben ook wel eenig recht, te weten, wat
de waarheid kan zjjnl wjj zijn toch in elk geval
kleindochters van grootmama, niet waai?"
Den volgenden dag, kwam Cyprien zooals ge
woonlijk op het voorplein met de twee rjjpaardtn
der dames.//
Hjj hield ze bjj de tengels, terwjjl zjjn oude
draver mak als een houd naast hem stond en
zjjn fijn gesneden kop op den scbooder zijns
meesters legde. Cyprien praatte mei zjjn trouw
paard.
//Wel, wel, 8ana-Souci?« Wat zeg je wel van
het weer, echt jongf juffrouwen weer, né, zond/r
regeD, ncch zon, niet waar. We gaan een aardig
toertje maken oudje, als de kleine dames naar
beneden komen. Maar daar zijn ze al! kjjk! Sana-
Souci, wat zjjn ze lief, om te zien
Zjj kwamen vbd het bordes, beiden gekleed
in elegant rijcostuum, den hearenhoed met een
sluier drogend, met een klein karwatsje in de
hol van den kerker en hoe spoedig het her
melijn van haar vlekkeloozen mantel ge
purperd in haar eigen bloed onder de bijl
van den beul, door eene snoode daad van
haar nicht Elisabeth!
Ziet eene Maria Antoinette, een Louis XVI!
Spoedig was het Hosanna voor dat edele
koningspaar weerklonken en reeds in de
verte hoorde men tolle, tolle, door een muit
zieken volkshoop murmelen. Onder aanhit
sing van eenige bloeddorstige tirannen werd
straks die kreet onder de vensters Yan het
paleis aangeheven, om het Koningspaar te
vervolgen op den somberen tocht naar den
kerker en eerst te verstommen als een
zwarte nacht zijn sluier zal geworpen hebben
over den koningsmoord!
Pius, de onsterfelijke Pius IX, eens onder
de bescherming van «den oudsten zoon der
Kerk» in triumf van Gaeta naar Rome ge
voerd, moest de bitterheid ondervinden,
door zijn «beschermer» prijsgegeven, door
zijne eigen Italiaansehe zonen van kroon en
troon beroofd te worden en het Hosanna
van weleer te zien veranderen in het Tolle,
Tollel
Zijn opvolger, de groote Leo XIII, door
vorsten en volken bewierrookt om zijne ver
heven deugden en geleerdheid laat men
onder dat alles den Gevangene van het
Vaticaan, en niets anders dan hoon en spot
is zijn deel.
De knecht is niet meer dan zijn Meester.
Een andere dienaar des Heeren, een Prins
der Kerk, eens door Frankrijks hoofdstad
toegejuicht, gezegend en gevierd, ona zijne
weldaden, moest de hel zien openscheuren
om het monster der Commune te baren!
Men weet de rest.
Thans wordt nog in de Notre Dame te
Parijs een purperen met bloed bevlekt en
doorkogeld kleed getoond. De schatbewaar
der zegt daarbij met roerende stem tot den
bewogen toeschouwer: «Dit is de toga van
Monseigneur Darboy.»
Duitscbland's legerscharen keerden zege
vierend uit Frankrijk terug.Priesters, Kloos
terlingen en Liefdezusters werden met het
Hosanna toegejuicht bij hun terugkeer in
het vaderland, en menige borst dier gees
telijke helden en heldinnen versierde een
koninklijk teeken, het IJzeren Kruis, als
welverdiende hulde voor hunne opofferingen
en heldenmoed, tijdens den oorlog op het
slagveld en in het lazareth.
Nauwelijks zjjn de zegekreten verruischt
en de milliardenbuit verteerd of het Ho
sanna verandert ook voor hen in Tolle,
tolle, weg met hen! Thans zwerven ze nog
altgd als ballingen in den vreemde!
hand, zeer lief en zeer eenvoudig al'e twee. Dd
oude bediende hielp heu opstijgen en zich in het
zadel zettend, reed het drietal met statige stappen
door de lange lanen.
Alóine hief hnar hoofdje op, Esther zeide haar
zachtjes:
„Zeg niets!/»
Albine antwoordde lachend. //Ja, ik wil toch.//
En zij begon:
//Cyprien, gij zjjt sinds zeer langen tjjd in dienst
onzer familie?//
„Ik. ben de oudste dienaar in het huis van
Mevrouw, autwoordde de oude boschwachter met
een glimlach, wiens verbrand en beenderig gelaat
opklaarde. Ik ben al in dienst gekomen bjj uw
grootvader, mijnheer Maximiliaan, hjj die de „Pê-
cherie" heeft doen bouwen, in het jaar ja in
het jaar, kjjk nu, enfiu twee jaren later
trouwde mijnheer weder met mevrouw.»
//Met grootmama Grootpa heeft het heel
goed overlegd." Maar zeg mjj eens Cyprien, zjjn
er geen andere personen, die denzelfden naam
dragen als wjj? Ik weet niet of wjj nog neven
hebban?//
Cyprien dacht ua, de hand aan het voorhoofd
brengend en de teugels van Sans-Souci hangen
latend, zei hjj: „Ea mjjnheer Maxime!// zeide hjj,
op den toon vau iemand die tot eene ontdekking
komt.
//Mjjnheer Maxime?" vroeg Esther, die zich nu
voor het eerst met het gesprek bemoeide.
„Ja, uw oom Maxime?// de oudste zoon van
uw grootvader. Dat is een Reydel de Romenay!
//En waar is hjj?//
//Ah! waar hjj is? dat weet ik niet, ofschoon
LieU Waterland kannst ruhig sein;
Sie sinds ja fort vom Deutschen Bhein!
Zoo verruischt ook heden nog voor hen,
die God meer dan de verdorven en huiche
lende wereld dienen, voor hen die voor het
gouden kalf niet de knieën buigen, voor
hen die rechtvaardigheid betrachten, niet
tegenstaande de minachting en verguizing
hun deel is, die niets gemeen hebben met het
huichelspel der 19eeuwsche farizeën, het
Hosanna in het Tolle, Tollel
Het is alsof men thans slechts met oc-
mondigen, ooontwikkelden, met dom ge
houden volk (zoo luiden immers altoos de
beschaldigiugea tegen clericals Staten) te
doen heelt; de bemoeiingen tegen de huidige
liberale gouvernementen zjjn, laat staan
goed te keuren, niet eens te begrjjpen, tenzjj
men aanueme dat die regeeringen het volk
beschouwen ais eene hopelooze massa tot
Diets in slaat, als een troep groote kinde
ren, die men, zoo af en toe tevreden moet
stellen.
Wjj wenschen niet in discussie te treden
over aanklachten, tegen vroegere toestanden
ingebracht door lieden die op deze vroegere
toestanden geen invloed kunnen uitoefenen,
6D, wij weten niet waarom, op de tegen
woordige omstandigheden ook geen invloed
schgnen te hebben. Wg bepalen ons tot de
tegeuwoordige.
In plaats van aan het volk weik te ver
schaffen, dat volk op te voeden tot kennis
van een bepaald vak hetwelk in staat stelt
de lasten des levens ooafhankelgk te dragen,
in plaats van de menigte, terwijl ze nog
jong is op te leiden tot het nemen van
gezonde uitspanningen, het zelf orgauiseeren
van volksspelen wg noemen sleeats het
hanteeren van pjjl en boog, bet zicb oefenen
in den voiledigen wapenhandel geeft
men aan dat volk het kiesrecht. Wat is dat,
htt kiesrecht voor bet volk?
De gelegenheid om eens in de twee jaar,
en somwglen één maal meer, als er eene
vacature ont itaaf, een stembriefje in te vol
len met den naam van iemand dien zjj niet
kennen, diea zij nooit gezien of gehoord
hebben, maar wiens naam en voorletters
zjj mosten informeeren, opdat het briefje
geldig zjj.
Hoe onmondig, hoe ontwikkeld, hoe dom
ieu.aud ook zjj, cat kan hij allicht k:aar
spelen. Hjj heeft er zjjn tjjd voor.
Het verdere, dat men aan bet moderne
volk wil verschaffen, is het lezen en dat
ik hem gaarne mocht lijden, ik heb hem ook
paard leereu rijden, zoobIj ik het u nu doe en
ik beu met hem dikwjjls op jacht geweest, niet
eats, neen, maar wel honderd maal. Hjj is van
//de Pêcherie» vertrokken na den dood zjjns va
ders eu men heeft hem er niet teruggezien.//
„Nooit?//
//Zeker, ik heb hem nog eens weergezien.//
//En waar dan Cyprien?//
//Ja, het was in 't jaar. in 't jaar ik
weet het niet, ik beu met de jaren een beetje in
de war; het jaar, nu ja, het was reeds herfst
Mejuftrouw Esther was nog erg jong; ik herin
ner m|j nog goed, dat zjj zoo'n scbik had in
eene oude vrouw, die met eene koffiekan in bare
hand haar tuintje begoot. Dat was toch nog zoo
kwaad niet.//
//Maar Cyprien, mijn oom Maxime was toch
niet op Romenay?//
//O neen! hjj vertoefde te Parjja. Ik was er met
uw vader, mjjnheer Willem om een rjjtuig en
paarden te koopen; kjjk! het is de groote calèche
die mevrouw nog gebruikt en de twee norman-
dische koetspaarden Pitt en Eon, die wjj ook
nog altjjd hebben, en dan dit goede beest Sans-
Souci, dat zoo oud als het is, zjj a gewicht ia
goud nog waard is; goedig, gewillig en erg best
te berijden bjjvoorbeeld. Maar laten wij op ons
onderwerp terugkomen; ik was toen met mjjnheer
Guillaume in eene straat bij de boulerards, wjj
kwamen van den zadelmaker, toen ik een groot
schoon man voorbjj zag gaan met ferme houding,
dien ik terstond herkende. //Dat is mjjnheer
Maxime, zeide ik tot mjjn meester. Ik ga hem
achterop.»
wil zeggen het koopen van allerlei trot
toir-blaadjes die niet het lezen en nog veel
minder het koopen waard zga. Dat heet dan
de vrjjheid van drukpers.
Voorts wordt datzelfde volk in de ampele
gelegenheid gesteld om allerlei half waan
zinnigen en woordenrijke leegloopers, die
wel eens eene volkslezing willen houden,
aan te hooren en dan naar hnis te gaan
e en wjjs en even arm als zjj gekomen
zgo. Dat heet de vrjjheid van het woord,
eene groote verovering van onzen tjjd, eene
oude conquêts trouwens, die reeds lang door
de vischvronwen aller landen behaald was.
Waar bljjft met dit al bet geëmancipeerde,
het vrggewordene, het soovereine volk. Wjj
zien niets dan moderne officieele stakkers,
die geen werk hebben, die aan eigen initia
tief niet eens denken, die blaadjes lezen en
redenaars aanhooren welke hen nog verder
in de onmondigheid dompelen, die straks
misschien eens in de twee jaar, geljjk een
ooievaar die een seizoen in Egypte over
gebleven is, met een wit briefje naar de
stembus mogen vliegen.
't Is een rerrnkkelgk schouwspel van
vooruitstrevende democratie.
Als men na eens, ouderwets aan datzelfde
vols werk verschafte, dat volk eens voor
oogen hield hoezeer geld de ziel van de
negotie, vooral bjj de liberale vooruitstre
vende partg (al beeft ze er op het oogen-
blik gebrek aan) en hoezeer het er aankomt
geld te verdienen en te sparen, om te kan
nen meepraten in deze onze wereldwjj
spreken nu alleen nog maar tan wereld-
scbe motieven, als men dat volk eens
leerde uit eigen beweging de oude grilleD,
maar dau modern ingericht natuurljjk, weer
op te richten, zicb zelf te helpen en te
redden, zelf eens de eigen zaken te bestieren
en in den stand die elk toegewezen is,
naar relatieve onafhaokelgkheid te streven
(want absolute onafhankelijkheid bestaat
z -lfs niet in de hoogste standeu) dan zon
men althans toonen, dat men meent te doen
te hebben met een wèl mondig, wèl ont
wikkeld niet dom gehonden volk.
De gezamenljjka ministers hebben op het
Elysée hun ontslag ingediend en zgo, niet
tegenstaande het aandringen van president
C a r a o t, daarbjj gebleven.
- In de nieuwe kerk te Saint Denis,
hebben gesn verdere wanordeljjkhedeo plaats
gehad. Mgr. Richard, kardinaal-aarts
bisschop van Parjjs, heeft de predikatie van
«Neen, neen, zeida hjj, doe dat niet, laat hem
met vrede.»
Ik zag, dat het mijnbeer hinderde, ik hield das
mjjn gemak, maar ik volgde mjjnheer Maxime
met allebei mjjne oogen, zoolang hjj op een afstand
voor ons liep. Ik heb vergeten u te zeggen, dat
hij een jongentje van een jaar of twaalf bjj zich
had; het kwam zeker uit school.»
//Onze neef Max, zou ik willen wedden, zeide
Albine levendig zich naar haar zuster buigend.
//De straat was lang, hernam Cyprien, ik had
al den tjjd hen goed op te nemen en ik merkte
goed op, dat mjjnheer Maxime erg veranderd
was, zjjne haren waren aan de slapen wit, hjj hield
het hoofd een weinig gebogen; hij die 't vroeger
zoo hoog hield, ik zag wel dat zjjne kleeding
en die van zijn zoon niet erg schitterend waren;
hij droeg een versteld jasje en het kind een man-
telt je geheel kaal tot op de naden.
l)at deed mjj pijnljjk aan en mjjnheer Willem
zeide maar niets, ik hield mijne tanden ook sa-
inengekneld, maar 's avond ging ik in da straat
loopen zoeken, in de hoop hem terng te zien.
Dat was eene domheid, ik zag natuurljjk niemand
en sinds dien tjjd hoorde ik niets meer van mjjn
heer Maxime.//
Albine had wel lust nog meer ti vragen en
dit geheim nog verder te doordringen, maar Es
ther voorkwam haar door tot Cyprien te zeggen:
//Als gjj ons een weinig liet galoppeeren. Het
weer is allerliefst, de weg goed geljjlc, dat zal
ons goed doen.//
[Vervolg in het tweede blad.)