NIEUWE
Het vebhaal van oom.
No 1968
Ponderdag 6 April 1893
18de Jaargang.
Jules Ferry als Staatsman.
Atjeh.
ABONNEMENTSPRIJS
Pei 8 maanden voor Haarlem. t 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het buitenland 1,80
Afzonderlijke nummers0,03
Dit blad verschjjnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG
B TT B E A tl: St. Janstraat Haarlem.
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Van 16 regels30 Cents
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie Contant
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensd ag-
en V r d a g-a rond voor 6 uur ingewacht.
Uitgever, W. KüPPEBS.
Niet zonder bitterheid is op den eersten
dezer maand in de Nederlandsche pers
wjj wezen er reeds op in ons vorig num
mer de twintigste verjaardag gemomo-
reerd van den oorlog met Atjeb. Een treurige
verjaardag voorzeker die veel teleurstelling,
veel vergoten bloed, veel verloren geld in
het geheugen roept. Meer dan vijftien dui
zend manschappen zjjn reeds in het ge
dachte wespennest gebleven en honderden
millioenen guldens, die Nederland en Indië
ten goede hadden hunnen komen, zonder
eenig belangrijk resultaat uitgegeven. Atjeh
is ettelghe malen grooter dan Nederland,
maar de oppervlakte van het gebied door
de onzen bezet, zal wel niet veel aanzien
lijker zgn, dan die een onzer provinciën,
b.v. de provincie Utrecht. En waren wjj
daar dan nog slechts veilig.
Herhaaldelijk doen vgandelgke benden,
dikwerf gevormd door zoogenaamde bond-
genooten, verradeljjke aanvallen op onze
posten. Schildwachten worden overmand,
kleine patrouilles van nit eene hinderlaag
bestookt en niet zelden moorddadige gevech
ten geleverd, die aan de eerste jaren van
den krjjg herinneren. De guerilla-oorlog
duurt in al zjjne hardnekkigheid en onzeker
heid voort en men dreigt er allengs aan
gewoon te raken Atjeh te beschouwen als
een bloedige lastpost voor onze koloniën,
als een soort Danaiden-vat voor de Iudische
financiën. Men vraagt zich somwglen af, of
er wel ooit een einde zal komen aan dien
noodlottigen krjjg, of er wel ooit een stelsel
zal kunnen worden gevonden, dat onze
heerschappjj op de N. W. kust van Sumatra
verzekert!
Er is een tjjdstip geweest, dat wjj op
het pant rekenden te zgn ons eenegewenschte
vrede te verzekeren en men de onderwerping
van het oude sultanaat zeer nabjj achtte.
Dat was omstreeks het jaar 1880. Verschil
lende sebrjjvers over Indische en Atjehsche
zaken zgn het omtrent dit punt eens. Zjj
meenen, dat Nederland zich toen van den
Saltan een werktuig had kunnen maken en
den oorlog in korten tjjd beëindigen. Wjj
waren toen geëerd en gezien in Atjeh en
wjj hadden derhalve een door het Neder-
landsch gouvernement erkenden Sultan ten
zeerste aan ons verplicht.
De gebeurtenissen hebben echter de hoop
volle verwachtingen, die voor een oogeu-
blik waren gewekt, spoedig weer doen
vervliegen. En wat ons in Atjeh veel kwaad
FE U1LLETON.
De Familie Reydel.
9.) (P ervolg.)
Volgens mjj heeft men eene onrechtvaardigheid
begaan; misschien kunt gjj haar eens herstallen,
geheel of gedeeltelijk, en hot komt mjj voor, dat
ik mijn hart ontlast, nu ik u mededeel, wat een
ander u niet z»l zeggen, ofschoon het echter goed
is, dat gjj het te weten komt. Het gezicht van
dien joogen, de zeldzaam groote dienst.dien hjj ons
heeft bewezen, zjjne fierheid tevens hebben bjj mjjn
oude herinneringen opgewekt, ik geloof het werk
van een eerljjk man te doen en ik denk er sinds
lang aan om u zjjne en onze verhouding te doen
kennen.
V.
Mjjnheer de Ia Ferlé dacht lang na, het hoofd
gesteund in zjjne handen, alvoreDS hij iets tot
Esther zeide, die met een kloppend hart wachtte
op een verhaal, dat ongetwjjteld belangrjjk en
vol gewicht zou zgn; eindelijk sbeg de laFerté
de oogen op en alsof hjj over alles goed had
nagedacht en overwogen, begon hjj aldus:
//Veel werd er gesproken over het tweede hu-
weljjk van uw grootvader Msximiliaaa. Iedereen
kende hem en mocht hem gaarne, men was ge
woon hem steeds alleen te zien met zgn zoon
Maxime, levend alleen voor hem en met hem,
zoodat niemand eenige verandering in den stand
van zaken kon vermoeden. Vader en zoon bieren
trouw bjj elkander, jaagden samen en beiden
reden zjj te paard en bezochten de pachters en
heeft gedaan, wat door bjjna iederen be
voegde als de hoofdoorzaak over ons mis
lukken wordt aangewezen, is de aanhou
dende wisseling der be vel voerenden, gepaard
met eene voortdarende verandering van
stelsel. Nu eens beproefde men langs den
weg van agressie, dan weer laugs dien van
concentratie zgn doel te bereiken. Het eene
stelsel na het andere werd prjjs gegeveu
en zoo maakten wjj de bevriendeu hoofden
en staatjes wantrouwend, zoo versterkte
men den overmoed der onwiiligen. Eenheid
en duurzaamheid van stelsel is dan ook de
eisch, die reeds meermalen voor de afdoe
ning van het Atjeh-vraagstuk is gesteld en
die thans ter gelegenheid van den twintig
sten verjaardag der openljjke vjjandschap
met klem wordt herhaald.
Hoedanig dit stelsel moet zjjo, is meer
dan eens aangegeven en uitvoerig bespro
ken; in ons vorig nummer eu door andere
bladen is er mede krachtdadig en bjj her
haling op gewezen. Moge de autoriteiten
die ter zake en ter plaatse geroepeD zgn
de Atjeh-quaestie te behandelen door een
fiink optreden en een concequeut doorgaan
een einde helpen maken aau den zoo ter
kwader ure begonnen onzaligen oorlog.
Immers,zelfs voor Ieeken moet het klaar en
bewezen zgn,dat consequentie een der onmis
bare voorwaarden is om deD outzenuwenden
krjjg te doen ophouden. Eu zoowel het
belang van het Nederlandsche volk als
het prestige der Nederlandsche Regeering
eischen,dat het hiertoe spoedig moge komen.
Engeland onderwierp in korteu tjjd Bir
ma. Frankrjjk vermeesterde Tonkin en Da
homey. Iu Atjeh echter is na twintig jaren
nog niets definitiefs bareikt. Eu hen laat
zich aanzien helaas, dat die uitputtende
oorlog nog groote offers zal vorderen, al
voreas hjj tot het verleden kan worden
gerekend. Voor ons volk is dit geen zaak
die tot onverschilligheid stemmen kan. Ea
onwillekeurig rjjst de vraag, of het niet
gewenscht zoude zjju, dat alle partgen in
den lande zich aaneen sloten om op de af
doening van het Atjeh-vraagstuk aan te
dringen?
Op dezen afgestorvene vestigde de Uni-
vers dezer dagen de aandacht, niettegen
staande den uitbundigen lof hem gegeven
door de bladen van zjjne partjj indeFransche
Republiek en daar buiten.
F e r r y, zegt de Univers, is op den 17n
hunne landerijen; men zou gezegd hebben, ziehier
twee groote vrienden, twee broeders, ofschoon de
een zj|ne haren reeds grjjsden en de andere nog
blond haar bezat. Ternauwernood vjjftig jaar ver
gat men wel een weinig iu den omtrek, dat nw
grootvader met zijn werkzamen en levendigen
geest eeue nog jeugdige kracht had bewaard. Hij
zag in, dat zijn zcon Maxime misschien jong zou
huwen en eene toekomst van eenzaamheid die
hieruit voor hem zou volgen, vervulde hem
met schrik, juist in die jaren, dat zjjn hoofd
niet meer door de vele beslommeringen van zaken
vervuld was. Heeft deze overweging hem een
besluit doen nemen? Ik weet het niet, maar dit
is ook van minder belang.
w Aller oogen nit de geheele streek vestigden
zich op zgn zoon Maxime, die men weldra meende
gehnwd te zullen zien, toen op zekeren dag, nadat
uw grootvader Maximiliaan verscheidene maan
den in Duitachland had doorgebracht, zich hier
als een donderslag het gerucht verspreidde, dat
hij daar in den echt was getreden.
//Ofschoon ik toen nog zeer jong was, herinner ik
mjj dit alles zeer goed. £>e een zeide, dat me
vrouw Reydel eene bekeerde jodin was, buiten
gewoon schoon en onnoemeljjk rjjk, een andere
weer beweerde, dat zjj de dochter was van den
burgemeester van Heidelberg en dat zjj als bruid
schat een wjjngaard meebracht, die evenwel waard
was als de beroemde Johannisberg aan den Rjjn.
//Het pas getrouwde paar kwam eindelijk op de
„Pêcherie,// aan en de nieuwsgierige toeschouwers
zagen nu met eigen oogen, dat mevr. Reydel joeg
was en een aangenaam voorkomen bezat, dat zjj
baar plaats in de wereld met veel bevalligheid en
waardigheid ionam; zjj, die het voorrecht hadden
verder in de geheimen te worden ingewjjd, kwa-
Maart jl. gestorven, d. i. juist 13 jaar na
17 Maart 1880, den dag waarop de Wet
werd aaogeuomen, strekkende tot toepassing
der beruchte Decreten, waarbjj de ver
strooiing derOrden enCongregatiën mogeljjk
werd. Al de vervolgingswetten en maatre
gelen op te noemen, waaraan Ferry ge
durende zjju Ministerschap dat meteen
paar kleine onderbrekingen (respectieveljjk
van zes wekeu eu zes maanden) van 1879
tot 1885 duurde is schuldig geworden,
zou te ver voeren, zegt het blad, maar ook
bjj aanstipping der hoofdzaak verkrjjgt men
eene treurige Ijjst:
De wet op het Hooger onderwjjs, met
opheffing der gemengde jury en andere
waarborgen; de verdrjjving eu vervolging
der religieuzen; de afschaffing der aalmoe
zeniers, der seminariebeurzen en der trak
tementen voor vicarissen-generaal eu kauun-
nikeo; afschaffing der Zondagswet; invoering
der echtscheiding; «zuivering» van het rech-
terspersoneel; laïciseering der liefdadigheids-
bureaux, gasthuiscommissiëo en onderwijs
raden; iulgring van seminaristen bjj het
leger; kosteloos, verplicht leekenonderwjjs;
de nieuwe gemeentewet, waarbjj de Bleutels
der kerken aaa den maire worden uitgele
verd; bemoeiljjking der kerkfabrieken enz.
enz. Inderdaad, de Vrjjmetselarjj is hem
wel een standbeeld schuldig!
In zjjne buitenlandsche politiek heeft F e r-
r y eveneens van veel taaiheid en wilskracht
blijk gegeven, door Frankrgk, als ware het
te dwingen tot veroveriEg van Tunis en
Tongkin en tot machtsuitbreiding op Ma
dagascar.Zware offers heeft dat gekost; maar
eerst de toekomst zal leeren, of zjj roekeloos
te noemen zgu. Ia ieder geval echter wegen
de buit^ulaodsche voordeelen niet op tegen
de binnenlandsche ellende van Ferry's
kerkvervolging!
Eu was nu deze man, die zooveel ver
mocht en, zoo de dood hem gespaard hadde,
wddra nog meer vermochten waarschjjolgk
zelts den Presidents-zetel beklommen zou
hebben, zoo bjj uitstek begaafd? Was hjj
een genie! Allerminstl Hij was enkel
«taai.» Door zjjne taaie volharding alleen
wist hg zich hooger en hooger op te wer
ken, de geheele Republiek te beheerschen
en naar zgn geest te stempelen.
Overigeus was hjj na eerst, zooals
Louis Vueillot in 1869 hem reeds
karakteriseerde, «een klein journalistje, een
heel klein advocaatje en een heel klein
persoouljjkheidje» geweest te zjja een
weinig beduidend maar opgeblazen en alles
men te weten, dat zjj tot eene zeer deftige familie
te Keulen behoorde en dat zij katholiek was. Uw
grootvader had haar san huis gezien; hjj had
meermalen zaken gedaan met haar vader, haar
ernstige eigenschappen hadd.n hem betoo/erd,
hjj h»d om haar hand gevraagd en die verkregen;
ziedaar de geheele roman, de roman die werd
afgespeeld iu het hart van nw grootvader die
zich op nagenoeg vijftig jarigen leeftijd nog jong
gevoelde.
„Maxime ontving zjjn vader en zjjne jeugdige
stiefmoeder op waardige wjjze met grooten om-
baal en niemand was in staat bjj hem slechts
een wolkje van spijt of een bewijsje van afkeuring
te bemerken. Hjj was zoo goed, uw oom Maxime!
//Mevrouw Reydel, schonk na verscheidene ja
ren met hem getronwd te zjjn, baar man een
tweeden zoon: uw vader, lieve Estherl en vanaf
zjjne geboorte, was hij het voorwerp van de uit-
stekendste en hartatochteljjkste liefde zjjner moe
der. Deze vurige en in zich zelf terug getrokken
ziel, wijdde zich met hart en gemoed geheel aan
de wieg van haar eerstgeborenen zoon. Na twee
jaren werd er opnieuw een doohterlje geboren;
dit mei-je zoo beminneljjk en zoo goed, werd
later mjjne vrouw, en gg weet Esther, hoezeer ik
haar heb betreurd! Hjj hield een oogenblik op;
de naam, het beeld zjjner vrouw lieten hem nooit
onverschillig; Esther zuchtte ook bij de herinne
ring aan haar vader, die baar verscheen onder
de schimmen van het verleden als een bescher
mer zoo waakzaam en teeder, dat geen zweem van
onheil haar in zjjue nabjjheid kon bereiken. Mjjn
heer da la Ferte hervatte zijne g* schiedenis:
„Deze twee kinderen, Willem en Alphonsiae
waren de allereerste jeugd voorbjj, de een was
twaalf, de ander tien jaar, toen uw grootvader,
durvend diplomaatje, en niet bijzonder be
kwaam, maar zeer brutaal minister en een
hakkelend, zich telkens versprekend rede
naar. Ook laboreerde hg aan onvrgwillige
dubbelzinnigheden, zooals bjjv. toen hg
indertgd, om te zeggen dat zgn ministerie
met een vast program optrad en niet als
een overgangskabinet beschouwd moest
worden, vol pathos uitriep: «Mjjne heeren,
het nieuwe Kabinet, waartoe ik de eer heb
te behooren, is geen Kabinet van behoefte!
(cabinet de cécessité.)» De Kamer, aan
geheel iets auders deukende, barstte in een
schaterlach uit, terwgl Ferry verbaasd
rondkeek en niet begreep, waar men om
lachte.
Ferry was een intiem vriend van
Gambetta, hoewel hg met dezen een
scherp contrast vormde. Gambetta zeide
hem eens: «Je bent een beste kerel, maar
men moet het weten, want het licht er
niet boven op. Je doet denfaèn aan een ro
zenstruik, waaraan alleen doorns groeien.»
En Ferry antwoordde: «Ja, dat is een
drommels werk. Mes roses poussent en de-
dans!» (Mjjne rozen botten naar binnen nit.)»
Als de echte Vader der Commane, zegt
het Venloosch Weekbladwordt niemand
anders beschouwd dan de man, wien de
republikeinsche Regeering eene nationale
begrafenis heeft waardig gekeurd. Het was
op den 22a Januari 1871, zoo verhaalt
O 1 i v i e r P ic h at,ordonoance-officier van
generaal Dargentolle, dat Parijs nog
eene laatste poging waagde te Buzenva'.
Generaal V i n o y had generaal T r o c h n
bij het bestuur vervangen, en de verdedi
gers der groote nitgehongerde, maar geens
zins ontmoedigde stad, was met Ijjf en ziel
de eenige heldhaftige gedachte van een
nieuwen uitval toegedaan. De Parjjzenaars,
die voor de verdediging der stad de wapenen
hadden opgevat, wilden, het mocht kosten
wat het wilde, vechten. Het bloed der oude
Galliërs vloeide weer door hun aderen. Van
het nieuwe bestaur verwachtten zjj een
manljjk beduit, om op de Pruisen storm te
loopen.
Op eens verbreidde zich het gerucht, dat
eenige bataljons van Belleville kwamen af
zakken, om zich meester te maken van het
stadhuis. Daar zetelde als maire Jules
Ferry. Het stadhuis werd aangevallen en
beschoten.
De communemannen moesten bjj deze
gelegenheid het onderspit delven. Vier eu
tachtig hunner werden met de wapenen in
de hand gevangen genomen en naar het
na eene langdurige ziekte stierf, die san mevrouw
Reydel de gelegenheid had geschonken hare groot
ste opofferingen jegens hem te betoonen.
Steeds aan zjjne zjjde en aan zijn ziekbed toonde
zjj een bewonderenswaardig, oauitpnttel jk geduld
en door hare teedere zorgen gaf zjj een bewjjs
van haar waardig gedrag jagen hen, die vroeger
aan de echteljjke liefde van dit paar mochten
hebben getwjjfeld.
„Ik geloof niet, dat uw grootvader haar noodig
had te roepen, want steeds bevond zjj zich aan
zijne zjjde. Na eeu twintigjarigen echt vol geluk
en tevredenheid, geleidde zjj hem, na een lang
ljjden, kalm naar het onvermjjdeljjke graf, terwjjl
nog tot in de laatste oogenblikken hjj het geluk
smaakte van eene teedere verzorging en toegewijde
liefde. Niets was schooner, edeler en toeh moet....//
//Wat dan, oom? zeide Esther, wat is er ge
beurd?//
//Gjj zult het vernemen, want ik geloof, dat het
goed is, dat gg het weet. Uw grootvader stierf
en iedereen deelde in den ronw der weduwe en
der kinderen, een groote toeloop van volk woonde
zjjne begrafenis bjj. Maxime bestuurde al die
rouw plechtigheden en reeds verwachtte het pu
bliek, dat hjj in zjjne hoedanigheid van oudsten
zoon de successie der vaderljjke zaken op zich zou
nemen en de eigendommen der weduwe en wee
zen zon beheeren, niets was ook meer natnurljjker;
hjj zelf dacht misschien ook wel, dat de zaken
zoo zouden loopen en niemand zon beter de be
langen der weduwe, van zjjn broeder en zuster
behartigd hebben, en in de goedheid van zjjn
loyaal hart stelde hjj zich voor de weduwe zjjns
vaders, en den broeder en de zuster, die mevrouw
Reydel hem had gegeven te besohermen.
(Wordt vervolgd.)
R4ARLMSCHI! COURANT.