NIEUWE No 1978 Zoning 30 April 1893 18 Jaargang. De werkeloosheid in de Kamer. BUITENLAND. De Familie Reydel. Duitschland. H4ARIEMSCH! COMAE ABONNEMENTSPRIJS Pei 8 maanden voor Haarlem. t 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het buitenland >1,80 Afzonderljjke nummers0,03 Dit blad verschjjnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG B TJ B E A U: St. Janstraat Haarlem. AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 16 regels 30 Gents Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie h Contant Advertentie n worden uiterljjk Maandag-, Woensd ag- en V r g d a g-a vond voor 6 uur ingewacht. Uitgev er, W. KÜPPEH8. De werkeloosheid was h9t onderwerp, waarmede de Tweede Kamer zich Donder dag jl. den geheelen dag bezig hield. Dit vraagstuk kwam ter sprake naar aanleiding der interpellatiën van de heeren Pjjttersen en Tijdens over den toe stand ten plattenlande. Die toestand is in de jongste jaren, evenals die van de ar beidende klassen in de steden, verre van rooskleurig. Beide interpellanten en ook andere leden van de Kamer hiDgen van dien toestand een treurig tafereel op, en wij gelooven ook, dat een ieder, die niet moed willig de oogen gesloten wil houden, tot de erkenning moet komen, dat in den te- genwoordigen tjjd velen, zoowel in de ste den als op het platteland, gebrek lijden. Wat hieraan te doen? Dit was de vraag, Waarmede men zich in de Kamer heelt bezig gehouden, 't Spreekt van zelf, dat men allereerst beproefde om de oorzaken van dien treurigen toestand, vooral op het platteland, op te sporen. Volgens sommige sprekers hadden de groote grondbezitters er de meeste schnld aan. De grondbezitters werden dan ook door enkelen voorgesteld als personen, die zich nergens anders over bekommerden als om de pachtsom op tijd binnen te krjjgen, terwjjl zij zich volstrekt niet gelegen lieten liggen aan de sociale omstandigheden van hunne boeren. Uit deze beschouwing volgde natuurlijk instemming met het denkbeeld, door den heer Van Houten in een wetsontwerp neergelegd, om onteigening ten algemeenen nutte mogeljjk te maken van gronden, toe- behoorende aan particulieren, ten einde den minderen man een stukje groud naast zijne woning te geven. Er waren echter ook sprekers, die daar mede niet kouden instemmen, en volgens Welke de werkeloosheid zeer overdreven werd voorgesteld. Zoo wees bijv. de beer Van der P e 11 z er op, dat de bevolking op bet platteland niet sterk toeneemt, daar velen naar de groote steden trekken. Neemt men hierbjj 'D aanmerking, dat in den joogsten tjjd door vermeerderde kennis om den grond prodnctief te maken, vele woeste gronden in vruchtbare akkers zijn herschapen, dan volgt hieruit natuurlijk,dat de werkeloosheid op het platteland in den tegenwoordigen tijd niet zooveel grooter kan zjjn dan 50 of 60 jaren geleden. Dit is volkomen waar. Wij schrijven dan ook mèt genoemden spreker het geroep over de werkeloosheid bjj den landbouwen den stand in het Noorden voor een groot FEUILLETON. 19.) (Vervolg.) Men zette zich wel aan tafel, maar gebruikte nagenoeg Diets; de heer de la Forté sprak en beproefde de conversatie op een ander onderwerp te brengen, dan hetgeen den geest bezig hield, zjjne woorden vonden geen weerklank. De kleine Genoveva wilde, zooals vroeger op de piano eene sonate spelen, die zij leerde, maar mevrouw Rey del ouderbrak haar vrij ODgeduldig en Albine stennde met haar bleek hoofd op het instrument om haar tranen te verbergen. Die tranen vielen op de toetsen, en het scheen of er herinneringen in menigte uitspraken, verscheurende herinnerin gen van verdwenen dagen, herinneringen van gedeelde genegenheid, van te samen ondernomen studie, gemeenschappelijk genoegen, vrooljjke droo- men, zusterlijke eensgezindheid en overeenstem ming, die nooit door een storm was gestoord.^ Mevrouw Reydel keek naar het jonge meisje, dat zoo bedroefd was en tranen vergoot, een diep gevoel van treurigheid en medelijden sprak uit haar blik. Wat zou zjj tot dit kind zeggen, om haar te troosten, welke beloften haar doen voor de toekomst, zelf diep getroffen kon zjj niet spreken van kracht en onderwerping. Eindelijk ving zij aan: //Gjj blijft mij ten minste over, arm kind en zoolang gij er zult zijn, zal het leven draaglijk zijn. Gij hebt nog uwe kleine zuster, die zoo gioota behoefte heeft aan liefde en opgewektheid, u blijft het aandenken en het voorbeeld van Esther deel toe aan de zucht van sommigen om agitatie te maken. Het is uit minder edele drijfveeren, dat enkele zoogenaamde volks leiders de in sommige streken heerschende malaise voorstellen als een toestand, die ten hemel schreit en waaraan de Staat zoo spoedig mogeljjk een eiade moet maken. Ja, de Staat is de almachtige voorzie nigheid, waarvan velen tegenwoordig alle hulp en uitkomst verwachten. De Staat is het doelwit, waarop de oogen zjjn gevestigd van hen, die den minderen man willen vleien, enkel en alleen om door hem ge prezen te worden. Daarop wees o. a. de heer Heems kerk, die zich een tegenstander verklaarde van Staatsinmenging op dit gebied, die dan ook den Minister van Binnenlandscbe Za ken bestreed, waar deze het denkbeeld van hulp aan de Gemeenten door den Staat had goedgekeurd. Door den heer Heemskerk werd te vens eene naar ons inzien zeer juiste uit eenzetting gegeven van de wanverhoudin gen bjj den landbouwenden stand. In te genstelling van den heer Tgdeus gaf hg te kennen, dan niet enkel ontwikkeling de boeren gelukkiger zal maken. Wanneer de godsdienst meer in eere werd gehouden, dan zouden zeker veel misstanden ver dwijnen. Uit het gekeele debat bleek ten dui delijkste, dat de heeren radicalen en «voor uitstrevende! liberalen zich nog altijd vel diepen in theorieën en afgetrokken be schouwingen, zonder daarmede een stap verder te komen. Werkelijk kan gezegd worden, dat deze zitting geen enket practisch resultaat op leverde. Er werden veei woorden gesproken, woorden van liefde voor den landbouwer, woorden van afkeer voor den eigemuchti- gen grondeigenaar, doch het bleef slechts bij woorden. Wel gaf de heer Pyttersen eenige denkbeelden aan de hand, maar het waren niets meer dan algemeenheden, wier practische toepassing onmogeljjk zou blij ken. De R6geering zeide dan ook niets anders toe, dan dat er op de wenken der sprekers zou worden gelet en dat de werkeloosheid bg haar een punt van overweging zou big ven uitmaken. Naar ons inzien, was er ook geen ander antwoord mogeljjk. De werkeloosheid, te ruggebracht tot haar werkelijke grootte, en dns niet overdreven voorgesteld, kan niet door directe Staatszorg worden be dwongen. Zij behoort overgelaten te worden aan het particulier initiatief, want Staats- Dit woord weerklonk in Aloine's geest; het wekte er tegelijkertijd een herdenken eu eene vrees in op. Zij opende haar lippen om te spreken maar haar oog viel op haar grootmoeder, dat strakke gezicht, getroffen maar altijd streng van uiterlijk, wekte een groot medelijden in haar ziel op. Wat had zij niet te zeggen, zou dat sneeuw witte hoofd buigen, zou dat gelaat blozen, zou niet eene nieuwe smart tot haar hart doordringen, dat reeds door zooveol ljjden was gewoud. En toch, zij moest spreken, zij moest da laatste wilsbe schikking van Esther openbaren en beginnen met de z<vare plichten te volbrengen, die baar over leden zuster haar had opgedragen. De arme Albiue leed en beefde bij dit denk beeld; als zij wilde spreken, sloeg haar hart alsof het zou braken eQ maakte zij bjj zich zelve een soort van overeenkomst, zeggend: //Morgen, ja, morgen, zonder uitstel, zal ik het testament van Esther aan mjjne grootmoeder overhandigen Ik zal mjjne arme zuster gehoorzamen, opdat ik rust vicde Voordat zij die rust hoopte te vinden, braoh'. Albine nog eerst een slapelooze nacht door. Haar zuster bezat haar grootste liefde, zjj was haar grootste schat, nooit deed zjj iets zonder Esther te raadplegen. Aan de onuitsprekelijke droefheid over Esthers dood paarde zich pijnlijke gewaar wordingen. 's Nachts telde zij de uren die lang zaam, treurig, mat en vervelend heenliepen, maar toch nog minder geducht was, dan de dag die weer verrees. Mevrouw Reydel was alleen in haar kamer, toen Albine er met het lessenaartje in haar han den binnenkwam, dat het testament harer zuster inmenging leidt in deze zaak tot socialisme. Geen wonder dan ook, dat de beer Bor- g e s i u s, die alles wi! brengen onder het dwingend recht, zich door den heer V a n Houten moest hooren toevoegen, dat hij in dit opzicht niet verschilt van de socialisten. Ook de heer T jj d e n s, een der inter pellanten, begon zjjne rede met te verklaren, dat hg geen radicaal hulpmiddel wist en eindigde met een beroep te doen op den Staat. Zoo dringt zich allengs het begrip op, dat de Staat overal tusschenbeide moet komen, waar de bjjzondere persoon niet da delijk weet te slagen. Het zal op deze wijze zoo ver komen, dat een winkelier, indien zijne zaken niet gaan, zooals hij gaarne zou wenschen,ook aanspraak op hulp van Staats wege gaat maken. En waarom zon hij dit niet? Hij heeft toch evenveel recht op die ondersteuning als de landman, ja misschien nog wel meer, omdat hg hoogere lasten aau den Staat moet opbrengen. Zoo voort gaande, zou men komen tot de onmogelijk ste toestanden, welke den ondergang der samenleving zouden veroorzaken. Wjj hebben diep medeljjden met hen, wier maatschappelijke omstandigheden,door welke oorzaken dan ook, ongunstig zijn, maar wjj bljjven met kracht bestrijden het denkbeeld om van Staatswege hulp te verleeneu. Voor de onvermogenden bestaat gelegenheid om bij de armbesturen tijdelijk onderstand te ontvangen. De Gemeentebesturen dragen hiervoor zorg,maar verder mogen eu kunnen zij niet gaan, want dan overschrijden zjj hnn bevoegdheid. Iu de allereerste plaats zouden wg het geneesmiddel voor de kwalen, waaraan de samenleving ljjdt, niet zoeken in staatshulp, doch in de jjverige werkzaamheid der be trokken personen zelveu en in minder zor geloosheid omtrent hun toekomst. Vandaar, dat wij zoo ernstig waarschu wen tegen de socialistische leer, die koeien met. gouden horens belooft en daardoor eene zorgeloosheid kweekt, welke verderfelijk wei kt. De socialisten leeren, dat, als men zich zelf niet helpen kan, men maar eischen moet, dat de Staat tegemoet komt. Wij bljjven van meeniug, dat veel ver betering in de maatschappelijke toestanden zou komen, indien minder op den Staat en meer op God vertrouwd werd. De kwalen van den tjjd zjjn voor een groot deel voort gekomen uit verslapping van den godsdienst zin en daarom kan de sociale ziekte slechts worden genezen door het betrachten in alle standen van die deugden, welke in den godsdienst haar oorsprong vinden. bevatte. Mevrouw Reydel beproetde weer voor het eerst sinds den slag,die haar had getroffen, brieven te Bchrjjven en rekeningen te regelen; maar tel kens bevochtigden zich haar oogen, die haar hun dienst weigerden. Zij legde haar pen naast haar rouwpostpapier neer. Albine bemerkte haar afmatting en haar tranen, zjj had lust om op haar schreden terug te kee- ren, maar haar grootmoeder wenkte haar met zachtheid en vroeg haar: Wrat hebt gij daar, mjjn kind? Dat is het les senaartje, dunkt me, vau Esther. Gjj moeht het hebben, dochterlief, het komt u toe, evenals haar boeken, papieren en meubeltjes. Ik ral tes- schen u beiden de kleine byouterieën verdoelen,haar mooie snuisterijtjes Die arme lieve Esther! Zjj kon haar woorden, die zich in tianen ver stikten, niet voltooien. Albine legde zich op haar knieën voor haar, zette de cassette cp tafel en zei met een bevend stemmetje: „Esther heeft mjj voor haar sterven bevolen, om n, grootmoeder, dit kistje in handen te stellen. Het bevat Zjj durfde niet verder te spreken. Mevrouw zag haar met verrassing aan en liet niet na eindelijk te zeggen: „Aan mjj? Zit er soms een brief in? En het sleuteltje?// //Het hangt aan de ketting van Esthers hor loge." Mevrouw Reydel haalde nitjeene lade van haar secretaire een doosje, dat de sieraden die Esther had gedragen, bevatte; tusschen de kleinoo- diën bevond zich ook het horloge met een mi niatuurstempel en een kleiD gouden sleuteltje. Met bevende hand opende zjj het lessenaartje, De Eerste Kamer in het groothertog dom Hessen heeft het voorstel tot toela ting van ljjkverbranding, hetwelk door de Tweede Kamer was aangenomen, met 12 tegen 11 stemmen verworpen. De Reichsanzeiger deelt mede dat bjj het onderhond tusschen Keizer W i 1- h e 1 m en Z. H. den Paus geen gewichtige quaestiën van den dag aangeroerd werden. Het onderhond had alleen betrekking op algemeene aangelegenheden,en inzonderheid op dezulke, die gewis in zekeren zin ook in verband staan tot de Kerk. Eeu groot deel van het onderhond was gewjjd aan eene gedachtenwisseling over de sociale qaaestie, en de Paus gaf zijne denkbeelden ta kennen over de arbeidersquaestie, die hg reeds uitvoerig in zjjne bekende encycliek ontwikkeld had. Toch meenen wij te mogen opmerken, dat over het gesprek tusschen Paus en Keizer gevoerd in verband tot den algemeenen toestand, niets met zekerheid valt te con- stateeren. Op politiek en sociaal gebied echter zou de wapening der volken, als een teeken des tjjds in zjjne algemeenheid de aandacht zoo niet verdient, toch kunnen zjjn aangeroerd, daaromtrent behoeft men niet in het duister rond te tasten. Onmogelijk achten ook wjj het niet, dat de beteekenis van den tocht des Keizers naar Rome nog meer moet gezocht worden in zjju vertoeven binnen de m urea van het rustige Vaticaan, dan in het deelnemen aan de woelige feestvreugde, waarvan in deze dagen het Quirinaal en de straten van Rome het schouwspel opleveren. Het blad is gemachtigd te verklaren, dat noch in het onderhoud dat de Keizer met den Paus heeft gehad, noch bg de audiëntie welke Z.H. verleende aan YonMarschall het leger-ontwerp is ter sprake gekomen. Ook constateert de Reichsanzeiger dat in de besprekingen van den Rjjkskaoselier met voorname leden van het centrnm nooit, aan welke zjjde ook, sprake is geweest van concessiëu op kerkelijk gebied, waarmede de ondersteuning der legervoorstellen zon worden verkregen. De heer A h 1 w a r d t is in de Dnit- sche Rijksdag-commissie verschenen die de «documenten» moet onderzoeken, waarop hg zjjne aantggiDgen grondt. De Commissie benoemde de heeren C u n y, Porsch en Bebel tot rapporteurs. Dr. M i q u e 1 en een hoofdambtenaar van het eu een gezegeld vel papier lag boveDop, waarop Esther met nog vaste hand bad neergeschreven: Dit is mijn testament. „Een testament! zeide zjj met verrassing. Wist gjj het, Albiue. //Ja, moeder,//antwoordde Albine meer dood dan levend. //Ik zal het niet openen dan in tegenwoordig heid van mjjnheer de la Ferté, de voogd van u allen drie. Ga hem oogenblikkeljjk roepen, opdat bjj dadeljjk kome." De heer de la Ferté logeerde gedurende eenige weken op het buitenhuisje; men verwittigde hem en gedurende de tien of twaalf minuten die ver liepen voor hij gekomen was, hield mevrouw Reydel maar niet op ongeduldig het oog te werpen op het testament, welks openbaring hare nieuws gierigheid geweldig prikkelde. Oom Horace trad binnen; zjj zeide hem terstond: //Ik heb u laten roepen, mjjn waarde Ferté, omdat wij pas een papier hebben gevonden, dat zonder u niet mag worden gelezen.// „Wat is het dan?// //Een testament van Esther. Begrjjpt gjj dat?" De heer de la Ferté werd min of meer ver legen en stamelde: „Een testament! Eenige liefdadige beschikkin gen misschien!// „Wij zullen zien. Arme kleine! Zjj voelde dus dat zjj zon sterven!// De heer de laFerté nam het testament en verbrak de zegels, waarna hjj las met luide en vaste stem maar die naarmate hjj vorderde, ontroerde in zjjne voorlezing. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1893 | | pagina 1