NIEUWE No. 1985 Vrijdag !9*Mei 1893. 18de Jaargang. Noodig en overbodig^ BUITENLAND. ABONNEMENTSPRIJS Pei 3 maanden voor Haarlem. t 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het buitenland 1,80 Afzonderlijke nummers 0,03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG BUREAU: St. Janstraat Haarlem. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 16 regels Elke regel meer 30 Cents 5 AGITE MA NON AGITATE. Groote letters worden berekend naar plaatsrnimte Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensd ag- en V r jj d a g-a vond voor 6 unr ingewacht. Uitgever, W. KüPPERS. Er wordt in onze dagen druk geklaagd en gemopperd; ieder doet het in eiken stand, in eiken rang. Een mensch die niet klaagt is een exemplaar geworden zeldzamer dan de traditioneels witte raaf. Onbegrijpelijk mag het genoemd worden dat juist nu, men alles in het werk stelt om het laven zoo gemakkeljjk en aangenaam mogeljjk te ma ken het klagen tot een bepaalde epide mie is geworden. De meeste menschen ge voelen zich niet thuis in hun positie, den eene ontbreekt dit, den andere dat, maar allen voelen dat er iets is, wat zij gaarne anders zouden wenschen. Die niet klaagt over te weinig eten, te benauwd wonen, zucht en jammert over onvoldoend geestes genot, die niets aan te merken vindt op den toestand van zgn gezondheid, kermt over de ziekelijkheid zjjnsr ziel of van zijn zenuwen. Dat komt tegenwoordig zoowat op hetzelfde neer. Overal een gevoel van onbevreliging, van landerigheid, bjj groot en klein, bjj rjjk en arm, bij werkgevers en werklieden, dat zich uit in een eindeloos gepruttel, zoo wel in de conversatie als in de boeken en de couranten. Wat daar de reden van is? Er is niet een reden voor, maar een massa; er zouden deelen over zij a vol te schrjjven, waaraan die algemeeae ontevre denheid te wijten is; wjj wilieu echter ons onderzoek niet al te diep laten ingaan en slechts op een der vele oorzaken wijzen, welke daarvan te vinden is. Wjj bedoelen de hooge waarde, die men tegenwoordig hecht aan het overtollige, hetgeen onfeil baar leiden moet tot verwaarloozing van het noodzakelijke. Wat zjju de noodzakelijke behoeften van het leven eigenljjk? Op treffende wijze wordt het ons genoemd in het «Onze Vader,» het dagelijbsche brood. Zonder brood kan de mensch met leven; tegenwoordig hoort daar zooveel zoets en pikants bjj dat het broed geheel vergeten wordt en zoo gaat het op elk gebied. Men denkt eerst aan de sieraden van het leveD, later eerst aan het leven zelf. Let eens op een paar jong getrouwden, liefst van den minderen stand, die een huis honden opzetten. Wat is in de eerste plaats hnn zorg? De noodzakelijke kleederen, de voornaamste meubeleD, de winterprovicie van het eten? Alles behalve! Eerst de brui loft in een zaal, de koetsen met geinviteer- deD, de trouwjapon liefst van zijde met sluier en bloemen, de rest volgt van zelf, aan het noodigste denkt men niet. FE UIL LET ON. De Familie Reydel. (Vervolg.) Hjj trok langzaam uit zijne portefeuille een klein briefje,dat zeer elegant was,en overhandigde het aan mevrouw Reydel, die het aan Albine gaf, zeggend: „Lees het." Albine gehoorzaamde, en las snel de vier kanfjes van een fijn schrift, zij las tot het einde, reikte haar grootmoeder bet briefje en zeide: Marie noodigt mg uit eenigen tijd bij haar te komen doorbrengen.// „Inderdaad! maar dit is een uitmuntend idee,// meende oom Horace met een onschuldig gezicht. //Vindt gij la Ferté? En heeft mevrouw d'Alville altgd nog haar paviljoen hg Passy?" //Altijd, zg brengt er negen maanden van het jaar door en gaat niet naar haar vertrekken in de me de la Perme dan na Kerstmis. Zeer mooi, zeer lief is dat „Paesy,//voor dames wol te verstaan, want jacht of visscherij ig er niet en in tien minuten loopt men het heelemsal rond. Bloemen in over vloed, eene serre in miniatuur, een waterval, een huis uitwendig landelijk, allerliefst van binneD, en vervolgens een prachtig panorama; ziedaar het landgoed van mevrouw d'Alville,dat in de nabgheid van Pargs ligt." //En daar wordt Albine gevraagd," vroeg me vrouw Reydel, die op haar onderwerp terugkwam. „Ja, grootmoeder,// antwoordde Albine; //Marie, om mg te verleiden, doet mg zelfs de beschrijving van haar huis.// Gezinnen uit den burgenstand, dia over een bescheiden inkomen beschikken kunnen, achten heteenrechtdat hun toekomt'savonds een paar maal in de week naar een koffie huis, een comedie of concert te gaan, maar denken er niet aan, dat door het toegeven aan deze overbodige vermaken zij zich te hnis het noodigste aan voedsel, bleeding, woning moeten ontzeggen, dat al deze uitspannin- gekockt worden door opoffering van de noodzakelijke eischeu des levens. Weer hooger geplaatsten op den maat- schappelgken ladder, leven een heel jaar lang zuinig en bekrompen om voor een paar weken op reis te kunnen gaan, of een badplaats te bezoeken, zg verwaarloozen de onderkleeding hunner kinderen, alleer om hen met mooie toiletten te laten pron ken, geven veel geld uit aan muziek, zang of schilderlessen en verzuimen hun iets te leeren waardoor zg later zelf hun brood kunnen verdienen. Hoe meer men rondziet in de tegenwoor dige maatschappij, hoe meer men tot het besluit komt, dat daar, waar men één gul den uitgeeft, voor iets, waaraan men wer kelijk behoefte heeft, men er minstens vjjf verspilt aan dingen, welke men zeer goed missen kon. Maar boe kan men dit missen, het over bodige is immers juist het noodzakelijke geworden. Wat zal buurman A of juffrouw B of mevrouw C ervan zeggen, wanneer men niet met hen meedoet, wanneer men alles bescheiden en zuinig aanlegt, zich netjes maar eenvoudig kleedt, zjjn kinderen naar goede, goeikoope scholen stuurt, wei nig omgang houdt, nooit dan bg hooge uitzondering plaatsen van openbare ver makelijkheid bezoekt, en zgn genoegens in huis vindt, geen kostbare reizen maakt, geen feesten aanlegt en er ook geen uitnoodi- giugeu voor aanneemt. Dat is niet met zjju tjjd meegaan, dit is achterblijven, tot spot van ieder strekken. En wanneer men, ca aan dit alles zijn goeie geld en zelfs zgn crediet geofferd te hebben, door den nood gedwongen tehuis moet bljjven en uit de verte het aanziet hoe anderen nog profiieeren van hetgeen ons levensbehoefte geworden is en dat wjj zoo moeilijk ontberen, wat is dan het nood zakelijke gevolg? Klagen, ontevredenheid, onvoldaanheid, opstand togen God en het gezag! Luister maar eens naar de stemmen dier eeuwige klagers! Jammeren zjj omdat het hun aan eten en drinken, kleeding en huis raad ontbreekt, omdat zij onvoldoende wonen? //En hebt gg grooten last er heen te gaan?// „Ik weet het niet," zeide zij, „ik weet het heusch niet." Mevrouw Reydel keek haar aan, en zeide haar, niet zonder een gevoel van wrevel: „Gg weet het niet Albiae? Als men de verveling ziet, waaronder gg gebukt gaat bjj mij, dan zou men geloofd hebben, dat gjj liever ergens anders waart.// „Dat is geen vervelinggrootmoeder,// hernam zg. Mijnheer de la Perté kwam tusschenbeiden. //Ik moet de zaak mijner nichtjes verdedigen en er op aandringen, dat de uitnoodiging van Marie wordt aangenomen. Dat zal haar beiden het groot ste genoegen doen en ik geloof dat Albine er een weinig verstrooiing in zal vinden bij eene vriendin van haar leeftjjd.eene gezellin nit het pensionaat... Denkt gg dat ook niet, mevrouw?// //Gjj weet het, Horace, hoe ik altijd eerst het welsgn mijner kleinkinderen in het oog heb ge houden en zoo deze reis aan Albine bevalt «Ik sta voor haar in," zeide mijnheer de la Perté met levendigheid, „als 'gij het toestaat, zal ik haar naar Parjjs brengeu en athalan." Albine verliet langzaam de kamer en toen mjjn- hearde IsPertéen zjjne schoonmoeder alleen waren, zeide zjj tot hem: „Ziet gij dan geen enkele ongepastheid in deze reis. „Neen mevrouw, integendeel, ik voorzie er goede gevolgen van: Albine is diep bedroefd sinds den dood barer zuster." „Ja, dat ben ik mot u eens, zjj gaat gebukt onder eene sombere zwjjgende droefheid,die in het geheel niet aan haar leeitjjd past.// Meestal niet! Geldgebrek is het hoofd thema van hun zuchten; zg hebben geld noodig, maar waarvoor? Voor duizend lief hebbergen, zonder welke zij zeer goed, ge zond, vroolijk en zelfs gelukkig bonden zgn. Da een jammert om een plaats in de opera, de andere om e6n vélocipède, de derde om een mooien hoed of zijden japon, de vierde om een buitenlandsche reis, de vjjfde om eea fijn diner in de een of andere groote restauratie. Men kan altijd wenschen en altjjd klagen. Bleef li9t hier nu maar bjj; on tevredenheid en klagen verbittert het ge moed wel is waar, het vergiftigt de ziel, bederft het humeur, verstoort den huiselgken vrede, maar erger is het nog waaneer de lust naar al die heerlijkheden waarvan cou ranten, boeken en den mond van goede vrienden en vriendinnen vol is, zoo on weerstaanbaar wordt, dat men dien zucht tracht te bevredigen op elke manier. Dan is de eerste schrede gezet op den hellenden weg,die leidt naar schalden, failliet, schande, armoede, misschien gevangenis. Zeker het is moeilgk tegenwoordig nu alles spreekt van genieten en profiteeren, nu elk genot, vroeger het voorrecht van enkelen, onder het "bereik van iedereen scbjjnt geplaatst, zich telkens te moeten beheerschen, zgn kinderen te ontzeggen wat men hun zoo gaarde gunt, het valt hard, maar is't niet nog veel harder het noodige op te offeren, zich te bekrimpen in da meest noodzakelijke behoeften van den mensch? Is dit noodige niet op den duur het baste en geschibste voor ons? Wie 6en maand lang niets dan zoeten koek gegeten heeft, smacht naar een hartig sneetje brood en zoo gaat het ook in het groote leven, Wanneer wij het bestaan eenvoudiger, minder ingewikkeld maakten, wanneer wjj gematigder en bescheidener in onze eischen waren, zouden wg inzien, dat wjj minder reden hadden tot klagen en ontevredenheid en wg zonden ons stellig veel beter t'huis voelen in den stand en de omgeving, waarin God ons geplaatst heeft, Engeland. In de Albert Hall te Londen, werd on der voorzitterschap van den Aartsbisscho p van Canterbury, eeDe bijeenkomst gehouden, om tö protesteeren tegen bet Regeerings- ontwerp tot afschaffing der Staatskerk in Wales. De groote zaal was stampvol. De bijeenkomst, grootendeels bestaande uit An- glicaansche geesteljjkeD, verklaarde den //Welnu zoo'n reis, nieuwe gezichtspunten, hot gezelschap van een lief jong meisje zullen Laar afleiden.// //Zeer wel, maar zijn er naast dat lieve meisje ook geen beminnelijke jongelieden? Mevrouw d Al- ville beeft verscheidene zoons, waarvan twee hier in het geval niet meetellen, zjj zgn op't college. De derde is een geleerde, die nog al op zgn stuk staat, en veel kunde heeft van chemie en oudheid kunde. Hij woont voortdurend te Parjjs ee volgt daar nog wetecsekappaljjke cursussen, daarmede houdt hij zich alleen bezie, maar zoo het hem over kwam, zijn aandacht af te wenden van hydrogene en oxygene, of de nieuwe ontdekkingen in Tyr of ia Ninive en aan Albine te gaan denken, dan zou hjj niets beters doen en zjj kon veel slechter keus doen.// „Zjjt gjj dit mat mij eens Horace?" „Parbleu! een eervolle, mooie fortuin, goed ge vestigd en lieden van ouden adel." //Dan zou Albine van huis vsrwjjderd zjjn." «Voor Esther stemdet gij hierin toe.// „Het is waar, en ik geloof Horace, dat als het geval zich voordeed, men er toe zou kunnen over gaan tot wat gjj wilt. Maar, Goddank, zoo ver zijn wij nog niet.// Den volgenden dag ontmoette Albine haar oom voor het diner in den tuio. Zij ging naar hem toe en zeide hem met halver stem.- "Oomlief, ik geloof, dat ik aan u deze uitnoodi ging te danken heb.// „Gelooft gij dat, bssle meid?// //Ja, en ik bedank u uit geheel mjjn hart.// „Gij verveelt u dus erg, arme Albine." „Neen, ik verveel mjj niet; men heeft mjj in de voorgesteldeu maatregel voor onrechtvaardig en nadeelig voor de belangen der Kerk. Ia het Lagerhuis, bij de behandeling van art. 2 der Homé-Rule-Bill, stelde Hen ry James een amendement voor, strek kende om te bepalen dat het oppergezag des Rjjksparlements over alle personen en zaken binnen het gebied der Koningin on verzwakt en onverminderd bljjven zal. Gladstone achtte dit amendement niet noodig, doch verklaarde zich bereid het aan te nemen, indien James er in toestemt het als een speciaal artikel in te dienen. Na een vrjj levendig debat heeft Glad stone er in toegestemd het amendement van James te aanvaarden als toevoegsel aan art. 2. Hg verklaarde echter dat de Regeeriug zich het recht voorbehoudt om later dit toevoegsel te hervormen in een afzonderljjk artikel, en dat zij zich beslist verzetten zal tegen de bedoeling van Cham berlain om het amendement van J a- m es te maken tot grondslag voor verdere amendementen om de bevoegdheid der Ier- sche wetgevende macht te beperken. Het amendement van James werd hierop aan genomen. Voor den uitzet van Prinses May zgn door den Hertog en de Hertogin Van Teek reeds talrijke bestellingen gedaan bg En- gelsche en Iersche firma's. De Hertogelijke ouders hebben bepaald, dat de zgden cos tumes van de aanstaande Erfprinses allen in Engeland zullen worden vervaardigd. Te Spitalfieids zgn dan ook reeds verscheiden weefgetonwen Ijverig in de weer om het ma teriaal te maken. Te Londen is reeds een dames-comité opgericht, om alle vronwen van Groot-Brit- taunië en Ierland in de gelegenheid te stel len iets b|j te dragen voor een eeregeschenk aan Priuses May, bij gelegenheid van haar hnweljjk. Op eene boerderjj bij het Winander- meer, in Engeland, ziju Woensdag uit eene kodde van vjjltig schapen veertig doodge beten door twee bonden (Cocker spaniels), terwjjl zg nog vijl schapen zeer hadden ge marteld. De houden behoorden aan een heer te Ambleside en zgn naderhand doodgescho ten, terwjjl bg de waarde der schapen moet vergoeden. Te Derrycassao, in Longford, ligt een jong meisje sedert kort na Kerstmis in slaap; althans baar oogen en mond zgn gesloten; nu en dan beweegt zjj baar lip pen. Zjj is koud en haar polslag is 109. Haar ziekte begon met kiespjjn, daarna volgde eene keelaandoening;zjj kreeg eene flauwte en sinds bleef zjj in dien toestand van catalepsy. school an Sacré-Coeur geleerd zich bezig te hon den en mjjne uren nnttig te besteden, maar ik ben zoo treurig! en verder, zie oom, ik heb niet de groote deugd van Esther, ik." „Gjj wilt zeggen dat het u pjjolgk aandoet, somB naast mevrouw Reydel te leven?" Zjj bedekte haar gelaat met haar handen en her nam na een oogenbiik: „Het is afschuwelijk! maar sedert die weigering betreffende het testament mjjner arme zuster, ben ik niet meer dezelfde ik zie haar niet meer met dezelfde oogea van vroeger.Het is treurig oom, ik word slecht, en ik pooz mtzelve te overtuigen en te overreden, en te willen beprateD, maat ik slaag niet, om mij zelf te overwinnen. Oh! zoo grootmoeder Esther'a wil had gedaan, dat zou bg mg de smart over haar verlies verzacht hebben en ik verduur alles te gelgk nu, den dood mgner zuster, de spijt van niet haar laatsten wil te kunnen uitvoeren en de kilheid, die zich heeft geplaatst tusschen mgne grootmoeder en mij, omdat wij niet eender denken Alles valt op mg en het leven is zoo lang.// Zg hield op met spreken, verstikt in haar tranen. „Wordt kalm, mgn lief kind, zeide oom vriendeiyk, op uw leeftijd bëstaat geen onher stelbaar leed; wij zullen u wat afleiding bezorgen en de toekomst heeft misschien iets beters voor u weggelegd. Kom, pak uwe koffers, want wg ver trekken overmorgen. Wórdt v&volgd.) ii\inLEHsin£ (oratiT. 26.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1893 | | pagina 1