NIEUWE No 2006 Woensdag 12 Jnll 1893. 18de Jaargang. Een brandende quaestle. BUITENLAND, ABONNEMENTSPRIJS Pei 3 maanden voor Haarlem. 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het buitenland 1,80 Afzonderlijke nummers 0,03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG BUREAU: St. Janstraat Haarlem. AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 16 regels 30 Cents Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Advertentie n worden uiterlijk Maandag-, Woensd ag- en Vrgda g-a vond voor 6 uur ingewacht. Uitgever, W. KüPPES 8. Op het oogenblik is de aandacht van ge heel Nederlaad gevestigd op de weesinrich- ting Neerbosch. Tot nu toe was Neerboseh de trots dar protestanten, zjj zagen in deze liefdadige stichting iets, wat zjj met recht naast de grootsche katholieke liefdadige gestichten konden plaatsen. De Heer van 's Liudeuhout ging door voor een ideaal van een christeljjken philan- tropist, een menschenvriend die zich zelf in de eerste plaats, zijn talenten, zjjn leven ten beste gaf voor da arme, verwaarloosde kinderen; hg heette een vader voor den aan zjjne zorg toevertrouwde kleinen. De orthodoxe protestanten wezen op hun Neerbosch als op hun glorie en kroon, geen offers vielen hen te zwaar om de in richting te doen bloeien en uit te breiden. Eensklaps is er over die groota ingeno menheid een donkere schaduw gevallen, de glorie van Neerbosch is verduisterd. Vree- selijke beschuldigingen werden den weesva der den grooten Lindenhont naar hat hoofd geslingerd; er kwamen onthullingen, die de harten van allen, die ze lazen van mede lijden en verontwaardiging deden ineen- krimpeD. De arme weezen werden verwaar loosd, mishandeld, afgebeuld; de Heer van 't Llndenhout liet hun hongerlijden om zich zelf en zjjn gezin te verrijken, hjj baadde zich met de zjjnen in weelde dank de giften der beschermers en weldoeners van de wee zen, hen liet hg ellende jen gebrek Ijj- den. Zgn gezag was niet dat van een vader maar van een tyran, een fceul; op die onthullingen verhief zich door geheel Nederland een stem vol verontwaardiging, men drong aan op meer licht, op een ge rechtelijk onderzoek, op verantwoording af gelegd door de beschuldigden. Een hevige pennestrjjd ontvlamde, er werden vergaderingen bijeengeroepen, be schuldigingen gedaan eu weerlegd, des rech ters tusschenkomst is ingeroepen en de zaak bljjft intusschen in vollen gang, de couran ten zwijgen niet, velen loopen de beslissing van den Rechter vooruit. Daar het hier een werk met godsdien stige grondslag geldt is hun jjver natuurlijk oog eens zoo groot dan wanneer het bijvoor beeld een stichting van vrijmetselaars betr of; geen woorden zjjn scherp genoeg om de han delwijze van den Directeur van Neerbosch van zgne vrouw en andere helpers te laken. Het zjj verre van ons dit voorbeeld te I L V ILL ET ON. De Houthakker van Faubois. E] Vervolg.) Om de waarheid te zeggen, begin ik ook aan de terechtkoming te twijfelen. Nog waren zjj in druk gesprek, toen Gérard Weder binnenkwam. Mjjnlieer de Graaf, ztide hij, er is iemand In het voorhuis, die met aandrang vraagt om u te spreken. Mij of Gustaaf? vroeg de Sulgies opziende. Dea heer Gustaaf. Wie is het? Een boer, ik heb hom meer gezien, maar herinner mij zijn naam niet; toen ik hem zeide, van straks terng te komen, antwoordde hjj, dat het onderhoud slechts een paar minuten zou du- 'en, en voegde er eindeljjk bij, dat hjj u volstrekt ®oest spreken, omdat de zaak geen uitstel kon Laat hem in de spreekkamer, Gerard, ik ïal komen. Da jonge Graaf dronk een kop thee en ver wijderde zich, terwijl zijn vader opstond, peinzend door het vertrek wandelde en eene maandroos, •he voor een der ramen stond, afplakte, zonder te denken, dat zij sedert langen tijd het voorwerp •ter zorgen van den tuinman was geweest. Komt gij eindeljjk terug, zeide hjj, toen Gustaaf na verloop van een kwartier weder bin- eeckwam, wjj zullen het ontbjjt nu eindigen, of het zou tot aan den middag duren. Wat was ■et voor eeno boodschap? De lust tot eten zou ons benomen worden, volgen en een steen op de weesinrichting te werpen voor dat wjj zeker en stellig weten dat dia beschuldigingen niet overdre ven, de opgewekte verontwaardiging niet onverdiend is. Wjj hebben met geduld kalm te wachten op de resultaten die het ge rechtelijke onderzoek zal opleveren, ons doel is alleen hier te wjjzen op een der grieven tegen da familie van't Lindenhont, welke hoe breed ook uitgemeten misschien, toch zeker een grond althans een scbjjn van waarheid bevat, een grief, die echter nooit tegen de oversten onzer katholieke gestichten van weldadigheid kan aangevoerd worden. Onder de bitterste redenen tot ergernis en verbittering welke de oud-weezen tegen den Heer van 't Lindenhont en zijn gezin aanvoeren behoort zeker die, welke hun verbljjf in fraaie, luchtige woningen betreft, hun weelderige of ten minste laten wij het met een zachter woord noemen, aangena me manier van leven terwjjl de weezeu opgepakt heeten te zgn in al te kleine, on gezonde walgelijke ruimten. Verder laat de familie het zich aan goed eten en drinken niet ontbreken; mjjnhear, mevronw en haar kinderen zoo heet het, nemen het er goed van, en laten de arme weezen honger en zelfs gebrek ljjden. Dit wordt gezegd en nogmaals wij willen niet in do verst9 verte beslissen in hoeverre deze aantjjging waarheid bevat; dat het wordt gezegd bewgst reeds genoeg welk hemelsbreed verschil er bestaat tusschen de katholieke en protestantsche liefdadigheid. Bjj ons katholieken staan dergeljjke barm hartige instellingen, wees- gast- oude man nen of vrouwenhuizeu onder leidiug van geestelijke broeders en zusters, die met hun wereldsch klsed ook alle aanspraak op we- reldsch genot, eer en gemak hebben afge legd,die zelf de armoede vrijwillig aannamen, welke zjj voortaan gaan dienen, Bjj hen is geen sprake meer van de aan genaamheden des levens, die zulk een sterk contrast vormen met het leven van ontbe ring dat de armen, die in hun huizen een toevlucht vondeD, gedwongen zgn te lgden. Deze weten dat hun oversten niets meer genieteD dan zjj, dat ook zij een leven van armoede en versterving leiden, dat hun tafel schraal, hun cellen kaai, hun bedden hard zijD, dat alle tijdeljjke winst voor hen niet bestaat, dat zjj vau geen sparen, geen geld maken, geen rustigen, onbezorgdon ouden dag iets weten. Hoe eenvoudig ook de tafel moge zgn der verpleegderi, die van de verplegers is nog eenvoudiger; hoe hard hun legerstede, wanneer wjj die hoorden: het was een boer, wiens vader voor een vriend borg is gebleven en deze kan niet betalen; men wil zjjn klein erf, de vrucht van vele jaren arbeids, verkoopen; de man is radeloos en verzoekt als laatste toevlucht uwe hulp; deze alleen kan hem redden, weigert gij die, dan is het gansche huisgezin ongelukkig: grjjsaard, vrouw eu zoon bevinden zich zonder woning; papa, help hem in 's hemels naam. Het is ongelukkig, maar waarom is men toch niet voorzichtiger met het borg bljjven; men zegt ja, en denkt niet aan de gevolgen. Zult gjj hen helpen? niet alleen heD, maar ook mij zoudt gij er buitengewoon door verplich ten, ik stel veel belang in de familie. Wij zullen zien, wie is het? De zoon zweeg een oogenblik, want bjj voorzag, dat de naam een ongunstigen indruk op zjjn vader zou maken. Wie is het, Gnstaaf? De houthakker Feillé, antwoordde hjj den Graaf aanziende. Feillé, herhaalde deze en veranderde van klenr; want ofschoon bij zich-zelven altijd meester was, kon hij toch den afkeer, welken hjj vau den man had, die hem zoo zeer haatte, niet verbergen. Papa, het hangt van u af, om hen te redden of ongelokkig te maken. Ik zal zien, zeide de Sulgies; tot uw naricht dient, dat ik Feillé beklaag, omdat hjj, door iemand te willen helpeD, zelf ongelukkig wordt; maar weet, dat deze persooD, indien ik ia zgne plaats ware, en hij mij kon redden, bet niet zou doen; hij haat mjj; ik ben juist niet bang en toch durf ik het nimmer wagen, om op een avonduur alleen langs zjjn huis te gaan; wanneer ik hem zie, sla de hunne is nog harder, hoe eenvoudig huu omgeving de hnnne nog veel eenvoudiger. Er is geen ontbering welke zij niet met hen deelen; nooit wordt hun gelegenheid gege ven met njjd en afgunst op te zien naar hun oversten als zouden deze hen tot een voud en noodzakelijk gemis van de aange naamheden des levens dwingaD, terwgl zij zelf daarvan in ruimer mate genieten en met dit gebrek aan reden tot jalouzie missen zg een voorname factor tot ontevreJenheid sa gemor. Zjj weten dat zoo hun leiders het ruimer mochten hebben, hua dit in de eerste plaats ten goede zal komen; dat die broeders en zusters, welke zich aan han zorg wjjden sedert lang vrijwillig voor zichzelf afstand hebben gedaan van voorrechten, welko zjj, zoo het eenigszins mogelijk was met liefde aaa hua beschermelingen zouden gunnen en dit bawustzjjn geeft hun de kracht om des uoods hun strengheid te dragers, niet te klagen over hnn lot. Vandaar dat katholieke gestichten zoo verbazend veel voor hebben boven die van andersgezinden zelfs die van de best mee- nende, meest oprechte en geloovige protes tanten. Zoolang men zelf niet aan höt voorbeeld van zgu Goddeljjken Meoster ge'jjk is ge worden aan dan minste Zijner leerlingen,- staat men op een verkeerd standpuut om van hen tevredenheid, onderwerping, be rusting te eischen. Altijd zullen er oproerkraaiers en prutte laars gevonden wordeo, dia zullen zeggen: Waarom hebban zg, die als onze oversten reeds zooveel voorrechten bezitter?, het zoo veel betsr dan wg? Altjji zullen er wantrouwenden zjju die vragen: «Genieten zg niet vaa het geld voor ons bestemd?» Dat deze vraag in katholieke wees- eu andere armenhuizen niet gedaan kan wor den is een der grootste voorrechten van de bewonderenswaardige organisatie der katho lieke liefdadigheid, welke evenals alles in die Kerk, op haar goddeljjkeo oorsprong wjjst. Frankrijk. Te Grenoble heeft j!. Zondag een diner van «dikkerds» plaats gehad. Minimum ge wicht van 100 kilo, de prijs per couvert was 5 franks, met aftrek van 5 centimes ik altjjd een anderen weg in, hjj is tot alles ia staat; de reden hiervan is, dat, vele jaren geleden, een mijner jagers; die, ik beken hef, wat te ge streng te werk ging, zjjn vader heeft gewond; reeds dikwjjls werd er op de faisantenjaebt ge stroopt; op zekeren avond, het was omstreeks dit jaargetijde, kwam de oppasser op het terrein, hjj had een geweer bij zich: iemand in het hout ziendo liggen, hield hjj zich schuil; de wilddief schoot en doodde een vogel, de jager loste en wondde dan st.rooper; zoodra ik het voirva! wist, begaf ik mjj naar de woning van den ouden Feillé; zijn zoon weigerde mij den to gang, er bij voegende, dat onze rekening eenmaal zou vereffend worden; sedert dien tjjd heb ik alle moeite gedaan, om hem handelbaarder te doen worden, maar het mocht mij nimmer gelukken; verleden winter deed ik hem het werk in een gedeelte der bos- schen aanbieden, maar met verachting werd het geweigerd. Herinner u, dat men moet vergeven; gjj hebt immers nog niet vergeten, wat do Pastoor ons Zondag voorhield, hernam Gustaaf; het ge val met de patrjjzen kwam hem nu ook voor den geest, masr hij wachtte zich wel er van te spreken. Ik weet het, maar de man wil naar niets hooren, hjj gedraagt zich als een dwaas. De jonge Graaf zuchtte. A propos, sprak eensklaps de Sulgies, aan het gesprek eene andere wending gevende, hebt gij de faisanten al gezien, die ik gisteren gekre gen heb? zij zjjn schoon, het zgu idealen in hunne soort, zij zullen het sieraad van de basee- cour zijn; hebt gij ze nog niet gezien. Neen, antwoordde Gustaaf, die als het ware j voor ieder kilo boven de 100. Alzoo kon j iemand, die 200 kilo woog, voor niets mede spijzen. Zoo gelukkig was echter geen der 20 deelnemers, de «eerepresident» woog slechts 130 kilo, aan 't eind van den maal- was dit cjjfer tot 134 geklommen. Een der gasten sloeg een toost op de jaarljjksche hereeniging der dischgenooten. Op gevaar af dat hg «legér» zou schijnen, verdedigde hij de stelling, dat hun banket een daad van sociale emancipatie was.Groote maunen en vrouwen worden wel gehuldigd, waarom dan de dikke niet? vroeg hg. Daar het publiek hen niet scheen op te maken, moestan zg zich wel vereenigen om de al- gemeene consideratie op zich ta vestigen. Want wjj zgn mannen van ge wicht, zeide hg, en alleszins in staat om de weegschaal naar onze zjjde te doea overslaan. Wij makan daarvan echter geen misbruik, hoog stens beklagen onze kleedermakers zich over ons en zelfs dazan moettr erkennen, dat er vrjj wat goede stof aan ons zit. Daarom stelde hg de vraag, waarom z >uden wjj ons als onbeduidendheden laten ter zjjde schui ven, watfneer wij eene vereenigiog kunnen stichten, die op zoo breede en stevige ba sis rust? Zgn toost had een welverdiend succes. Figaro raadt den he6ren aan bjj hun vol gend feest ook dames te noodigeD. Aan de vrouwen ontbreekt toch ook 't gewicht in de samenleving riet. Indien de beroemde bakkersvrouw uit Foatainebleau mededeed, zou volgens het blad aau haar zeker het oerevoorzitterechap» ten deel vallen. Deze bevallige matrone heeft zich ten vorige jare wegens haar al te weelderige vormen, die 't haar moeiljjk maakten zich veel te bewegen, uit de zaken teruggetrok ken. Zij basloot een bezoek bjj haar kin deren te Nancy te gaan brengen eu profi teerde van een reisgelegenheid vau den Oosterspoorweg, die retourkaarten, 60 dagen geldig, aankondigde. Bjj het vertrek der waarts slaagde zjj met veel moeite zich zijwaarts door het portier in het spoorweg- rijtuig te persen. Maar toen zjj wilde te- rogkeereu hadden de kalme genietingen bjj hare kinderen haar zoodanig doen aanzwel len, dat er geen kans was haar door een der portieren van de conpés heen te duwen. Zjj eischte echter haar recht om op baar geldige retourkaart huiswaarts te reizen en de stationschef zag zich verplicht eeD sofa in den bagagewagen te plaatsen en haar op dien troon te doen vervoeren. Zulk een verdienstelijk medelid behooren de feestvie renden van Grenoble t8 annexeeren. op gloeiende kolen stond, en op gansch iets anders dan op faisanten dacht. Wjj zullen dit verbljjf spoedig mo.ten ver laten; lag het wat dichter bjj don grooleu weg, dan konden wij er den winter doorbrengen: maar ia dat jaargetjj is het hier als een twoede Siberië, men is er van de wereld afgescheiden; dus op marsch nrar Parjjs! ging da valer voort, als merkte hij de verwarring van zjjn zoon niet. D is antwoordde niet, sloeg met de vingers op de tafela eu zag naar het plafond. Hoe hebt gjj het op jacht gemaakt, Gustaaf? De jonge graaf bedacht dadeljjk, dat er nu eene goede gelegenheid was, om het verlangde gesprek te vervolgen, en antwoordde haastig: Bjjzonder wel, er is veel wild. Sedert twee dagen heb ik er niets van ver nomen. De reden hiervan is, dat ik voor zonne- opgang reeds weg was, en toen ik 's avonds terug kwam, sliept gjj bereids. Eergisteren heeft de regen mg lang opgehouden, gelukkig voor mij en mjjne makkere, dat wjj eene schuilplaats vonden. Onder de boomen? vroeg de grjjsaard lachende, waarlijk eene slechte toevlucht voor watergieting. Neen, neen bij stortregen is eene zoo luchtige tent niet aanbevelenswaardig; ik zag in de verte een licht en, na lang loopen, kwamen wjj iu een huisje, waar het helder knappende vuur ons wel kom was: gulhartig boden de goede lieden ons het avondeten aan, dat ju:st van pas kwam, want de maag begon haar recht te doen gelden, en nadat wjj ons verzadigd hadden, keerden wjj huiswaarts. {Wordt vervolgd.) iïüRlEMSCHICOIJRAÏT. MMTTT.Mn

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1893 | | pagina 1