NIEUWE
No 2041
Woensdag 4 October 1893
18de Jaargang.
Een antwoord
Een feest.
ABONNEMENTSPRIJS
Pei 3 maanden voor Haarlem. t 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het buitenland 1,80
Afzonderlijke nummers0,03
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG
BUREAÏÏ: St. Janstraat Haarlem.
AQITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER advertentien;
Van 16 regels30 Cents
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentien worden uiterljjk Maandag-, Woensd ag-
en V r ij d a g-a vond voor 6 uur ingewacht.
Redacteur-Uitgever, W. KüPPBRS.
Naar aanleiding van eene brochure, onder
den titel: «is het niet hoog tijd,» waarin
Mr. C. F. A. J. L e e s b e r g met den zeer-
eerwaarden beer P. M. B o t s «een tournooi
bad geopend,» heeft laatstgenoemde thans
een Antwoord uitgegeven, waaraan wij een
en ander ontleenen.
Het was vooral éene zinsnede in een
artikel, door den zeereerw. heer B o t s in
de Maasbode geschreven en tot titel dra
gende: Napleitenwelke beknopteljjk de
argumenten van bet hangend twistgeding
tusschen de Katholieken aangeeft. Deze
zinsnede luidde: «Verklaren bgv. de in
Noord-Brabant verworpen heeren B o r ret
cum suis, dat zjj met hunne vorige vrien
den en zienswijze brebeD, dat zg nu tegen
dienstplicht, tegen kieBwet, tegen minister
Tak zjjn, oprecht en zonder reatrictiën,
waarom zouden deze heeren dan niet te
kiezen zjjn?
Deze zelfde zinsnede gaf Mr. Lees
berg stof om in 't breede drie argumen
ten tegen den zeereerw. heer Bots uiteen
te zetteii.
Vooreerst het bondgenootschap met de
Calvinisten, waaromtrent wjj bier h*t vol
gend standpunt van den eerw. heer Bots
mededeelen: «Voor zoover ik als Roomsch-
Katholiek priester, jure meo hierover mag
medespreben, ben ik van oordeel, dat men
J a n s e n s woord om met alle Christenen
treu zu püegen te verre en zonder vrucht wil
zien toegepast. Der Calvinisten steilheid
zegt men waarborgt onze steilheid. Maar
menige stemming leerde alvast, hoe wg
Katholieken voor de valsche broeders het
gelag begonnen te betalen. Believen dus de
Calvinisten hier of daar met ons saam te
gaan, de omstandigheden kunnen ons ja
of neen bepalen, maar in geen geval moet
het m. i. gebeuren in vertrouwen op hun
Christenthum. Dan worden wg misleid en
moeten (als alle misleiden) op eene of an
dere wgze, op onbehoorlijke wijze, slippen
dragen. Nogmaals, niet per se en niet al
toos ben ik voor mg tegen eenig verbond,
maar ik ben er tegen, dat zulk een ver
bond op vertrouwbaar Christendom heet te
steunen.»
Ook de persoonlijke dienstplicht maakte
een onderwerp van bespreking uit. De eerw.
heer Bots stelt tegenover alles wat de heer
Leesberg hieromtrent aanvoert het feit,
«dat doctor Schaepman zich niet ge
heel en al als verklaard tegenstander van
den persoonleken dienstplicht heeft uitge
sproken.» Voorts verklaart de eerw. heer
FEUILLETON.
Mij is de wraak,
door JULIUS.
7. {Vervolg.)
V. Ik zal zelf vebgelden!
Slechts nog weinige dagen zouden de zustois
in de woning hunner jeugd verblijven. Zij hadden
besloten naar het nabijgelegen stadje te gaan wo
nen en daar eene zaak op te zetten in kanten
en linten, want Geertruda zoowel als Rosa konden
flink de naald hantesren. Rosa en de oude Lot
waren reeds eenige dagen te voren nsar de stad
vertrokken om hnnne nieuwe woning in orde te
brengen. Geertrada evenwel was in deboutves-
terswoning achter gebleven en ruimde kisten en
kaBten op. Bjj deze bezigheid kwam zjj ook aan
de kleerkast van Marcel, die door beide zusters
tot op heden niet geopend was. Nieuw hartzeer
deed zich bjj Truida gevoelen, toen zij alle voor
werpen, die haar broeder had gebruikt, ter hand
nam. Br waren nog zoovele herinneringen uit de
jeugd van hun vroeg gestorven vader, van hunne
geliefde moeder, vau hen zeiven, waarmede zjj
hun broeder pleizier hadden gedaan. Zorgvuldig
in vloeipapier gewikkeld lag in eene lade een
klein doosje. Truida deed het open en met een
gebaar van afschuw slingerde zjj het weg, het
was het portret van Marie. Maar daar vond zjj
nog iets anders. Ben pakje achteloos weggelegen
brieven lag onderaan in de lade. Werktuigetijk
opende Geertrada er een en daarna haastig meer-
B o t s niet de geheele stelling te onder
schrijven, door Mr. Leesberg in volle
overtuiging neergeschreven, wetke stelling
aldus iuidt: «De Dr. was en is tegen per
soonlijken dienstplicht.»
Het derde pu t was de Kieswet (of tegen
den minister Tak zijn,) waaromtrent de
heer Leesberg de meeuing ten beste
gaf, dat Mr. B o r r e t c. s., met andere
woorden de Dr. tegen de kieswet, tegen
Tak zgn en dat niemand ter wereld meer
gedaan heeft dan de Dr. om ons het libe
rale Ministerie, met inbegrip van minister
Tak en fortiori diens Kieswet, van het
!gf te houden, terwjjl hij verder betoog ie,
dat eene uitbreiding van het kiesrecht de
triumf d8r godsdienstige partgen zou zjjn,
daar de lagere klassen niet de minst daai-
werkelijk godsdienstige zijn. Doch dit zon
volgens Mr. Leesberg voeren tot
een nieuw bondgenootschap, wat men pas
de eer en het genoegenjhad te vernietigen.
Hieraan schreef Mr. Leesberg de vin
nigheid in den strjjd toe en daaruit is het
ook alleen volgens hem verklaarbaar, dat
men een liberaal boven een anti-revolu-
tionnair, ja den gehaten anti-revolutionnair
zelfs boven den echten katholiek kiest.
Daartegenover bHoogt de eerw. heer
Bots, c'at een aanzienljjk deel der kiezers
onder het wachtwoord: geen candidaat voor
algemeen stemrecht in Beverwgk den strjjd
heeft gestreden en dat das eene verklaring
van Mr. B o r r e t: ik ben tegen kieswet-uit
breiding daar geen weelde zou geweest zjjo.
En wat het streven betreft om den triumf
der godsdienstige partgen a tort et a travers
bij de Kieswet te keeren uit vrees voor een
nieuw bondgenootschap, zegt de eerw. heer
Bots, dat bjj, schoon overzadigd zjjnde van
de Calvinisten, die ons de soldaterij reeds
dadelijk op den nek hadden willen schuiven,
schoon hg meent, dat de «pestholee» der
kazernen nog sterker zgn te qnal'ficeeren,
dan gedaan wordt, dat hjj als er een ivare
triumf te behalen zou zgn voor waarlijk
godsdienstige partgen door middel van een
Monsterverbond, het aangaan van dat Mon
sterverbond niet ten koste van allerlei voor-
deelen zou willen keeren. Doch de moeilgk-
heid is hier maar zegt de schrgver
wat ]gg in eere en in trouwe als toekomstig
goed gevolg van kiesrecht-uitbreiding met
zekerheid aanneemt, door anderen niet als
toekomstig goed gevolg wordt aangenomen.
Voorts zet de eerw. heer B o t s, de bro
chure van Mr. Leesberg volgende, uit
een dat hg Dr. Schaepman, hoewel hjj
hem naar aanleiding van diens Aya Sojia
groote holde bracht, niet in de politiek kan
dere. Dreigend en onheilspellend schitterde het
in hare oogen, in groote opgewondenheid ging
zjj in een leunstoel zitten en las met pjjiilqke
zorgvuldigheid blad voor blad. De brieven waren
afkomstig van de tegenwoordige gravin Bertha
Steinbach en uit den tjjd, dat zjj nog ongehuwd
was. In een ervan verzocht Beitha den jongen
houtvester of hjj zoo vriendeljjk zou willen zjjo
haar eenige woud- en bergplanten te brengen; in
een tweede bedankte zij hum voor zjjne welwil
lendheid; in een volgenden brief vroeg zjj hem
weer iets of bedankte zjj hem harteljjk voor zijne
diensten. Hel scheeD wel of het voor de jonge
datne in die dagen eene werkelijke behoefte was
minstens eens per week een brief aan Marctl te
schrjjven. Later klaagde zjj, dat hq zoo weinig op
het slot kwam, haar taDte was zoo alleen en zij
had niemand met v ien zjj eer.ige degelijke woorden
kon spreker, enz; zjj maakte hem dan kleine
berispingen over zjjne al te strenge uitoefening
van zijn ambt of was kwaad, dat hij bare brieven
niet beantwoordde; zij verweet hem, dat hjj bjj
eene toevallige ontmoeting haar nooit iets anders
ter verontschuldiging wist te zeggen, als dat bjj
te weinig tijd had. Een poosje daarna liet zij
van hare genegenheid voor Marcel blijken en
vroeg hem hoonond, of de boerenmeid dan wer-
keljjk boven haar ging. Daar zij echter wel wist,
dat Marcel dit wel niet zou willen, noodigde de
jonge dame hem uit op een rendez-vons. Marcel
echter was niet gekomen en hierover overlaadde
zjj hem in een volgenden brief met de bitterste
verwjjten. Spoedig daarop schreef zij, dat zij zich
ten laatste en op aandringen harer tante had
verloofd met haar neef, graaf Steinbach. Maar ook
volgen. Of zoo vraagt de schrgver:
«Zwenkt dan iemand, die in onze dagen de
democratie voetstoots brnikbaar acht onder
de Monarchie, niet naar de Republiek?» Hier
na haalt de schrijver een artikel van 19 Sep
tember jl.,(moet zijn 17 Sept.) uit ons blad,de
Nieuwe HaarlemscheCourant aan, waarin ge
wezen wordt op de standenoverheersching,
die het gevolg der onveranderde aanneming
van T a k's kieswet zal zgn en besluit dit deel
zgner brochure dan met de verklaring, dat
hg niet zoo absoluut verre van kiesrechtuit-
breidiug afstaat als sommigen wel eens
sehgaen te meenen, maar dat hg vóór alles
wenscht, dat de gezagvoerders in gelijke
evenredigheid als het volk hun zaken ver
dedigd zien bg de wet.
Hierna zet de eerw. heer Bots zjjne
verhouding tot de Katholieke bladen en in
't bgzonder tot de Maasbode uiteeu, naar
aanleiding van enkele «vormfouten», waar
van hij was beschuldigd door Mr. Lees
berg. Zeer juist scbrgft hij ten slotte:
«Waar ik een of andere redeneering
juist om niet te scherp te worden ineen
vrjj onschuldig parabeltje heb gekleed, daar
moet dat zaakje, dunkt me, in het duister
en omkleed big ven liggen. Intnsschen quis-
que in suo sensa abundet! Aan ieder zjjne
vrgheid van meening! Heb ik gedwaald, ik
betreure het.»
Het Antwoord aan Mr. Leesberg
wordt besloten met de verklaring, dat wan
neer de schrgver soms van «groene jaren»
en «betere inzichten» in betrekking tot Dr.
Schaepman heeft gesproken, dit den
zin niet had, alsof hg iets zou willen af
dingen op de grootheid van eene passende
herroeping of dat bjj Dr. Schaepman
niet als een reus van geleerdheid enz. zon
achten. Da schrjjver vraagt echter: «Voegt
het dat iemand, dien men juist gaarne laat
gelden als een weergaloos groot leider in
de politiek, nog wil bg het behandelen der
ingrijpendste landquaestien, zjjne meeningen
wisselt met een beroep op abuizen en groens
jaren? Zoo ja, excuseer dan mjjne kortzich
tigheid, want ik zal dat zaakje nooit be-
grgpen.»
Wat het herstel van den vrede onder de
katholieke broeders betreft, verklaart de
eerw. heer Bots ten slotte:
«Voor zoover die voorstellen ook mg be-
t effen, aanvaard ik ze allen op een na. Mg
zouden herhaalde ieesteD, met den geest in
vino veritas gevierd, door eene lastige kwaal
zóó onmogelgk zjjn, dat ik hieraau geen
enkel deel zon kunnen hebbeD. Maar voor
de andere middelen wil ik pro posse gaarne
partjj kiezen; vooral wil ik gaarne arbeiden,
toen nog liet zij niet na, openljjk den jongen
man er toa te dwingen met haar te spreken, om
hem dan natuurlijk uit wraakzucht te beleedi-
gen. Deze briefen waren eene treurige getuigenis
voor de gevoellooze jjdelheid der jonge dame. Zij
mocht de geheele geschiedenis van het beg:n af
tot hot einde voor een grap hebben gehouden
of tot aangenaam tjjdverdrjjf, zonder eigenlijk de
moraal te kwetsen; maar toch zoa baar het b ave,
joige mensch niet te goed zijn geweest, om met
ham het vrije spel te spelen. Het romaolezen
had h ar zoo ver gebracht. Ten laatste scheen
echter ook Marcel eens geschreven te hebben, wei-
n!ge dagen voor haar huwelijk, want de laatste
brief der jonge dame was geheel en al een ant
woord daarop. Zij uitte daarin een vreeselijken haat
tegen Marcel en overlaadde hem met beleedigin-
gen en smaadredenen. Zij noemde hem een schijn
heiligen huichelaar, een dommen jongen en zjj
dreigde hem, dat zoodra zjj gravin was, zij baar
macht zou doen gevoelen, zooals hjj het verdiend
had en dan zou hij zich nog wel eens beklagen.
Hoe zich deze voorspelling had bewaarheid, kon
Marcel's ontslag getuigen. Hoe vernietigd zat
Goeitruda daar. Hoa stond heden haar broer's
beeltenis haar duidelijk voor den geest; welk eene
grootheid van ziel, want hjj had immers door
deze brieven de valsche beschuldigingen van den
graaf kannen weorlegd hebben. Maar Marcel dacht
alleen aan het groote ongeluk, dat hjj door deze
brieven teweeg zou bre: gen, het geluk van het
jonge, grafelijke echtpaar zou immers verwoest
geworden zqn. Daarom had hjj gezwegen en de
onrechtvaardige beschuldingen gedragen.
Geertruda echter lachte woest, daar lag voor
om op samenroeping van eenig bevoegl per
soon; (mg fis ook Dr. S. hierin welkom)
een katholiek congres te helpen stennen
bij zijne viering, maar nog veel meer bg de
onderhouding zgner uitspraken. Wg geraak
ten dan wellicht voor goed van het soms
onaangename, maar vaak-noodige en leer
zame «Napleiten» bevrjjd. Hoog tijd echter
voor zulk congres noem ik liefst onze dagen
nog niet, immers er zjjn autoriteiten in
den lande, die, als het hoog tgd ware, zulk
een congres reeds zouden hebben saamge
roepen.»
Onder dezen titel gaf de Staatsraad Mr.
C. J. A. Heydenrjjck in het Dagblad
van Zuid-Holland en 's Gravenhage het voor
onze dagen zeer belangrijk artikel:
«Het feest van 21 September jl. in de
Maliebaan was verrukkelijk schoon
Er werd reeds veel over gezegd en ge
schrevenmgns bedunkens, waren de be
schouwingen ietwat eeuzgdig.
Ik moet mg ontboezemen.
Niet slechts de hoofdfactor, het Leger,
maar alle standen, alle klasseD der maat
schappij waren op die plek, vol van nationale
herinneringen, vertegenwoordigd,in eene har
monie, zóweldadig voor geest en hart,
zóo getemperd, zóo geschakeerd, zóo vol
gloed, dat men ze Diet kan wedergeven.
Het overschoone lag in het Middenpunt
der feestviering, zooals het uitstraalde in de
schitterende, uitnemend geordendege
oefende, sympathieke gelederen onzer krijgs
macht; in d8 overvulde rangen der Verte
genwoordigers van de andere Mogendheden,
der Hooge Collegien van Staat, inzonder
heid derVolksvertegenwoordiging, maar ook,
en ziedaar wat mg boven alles trof, inde
breede omljjsting van het groote vierkant:
bet volk zélj, dat juichte, jubelde, als wilde
het den afstand dempen, die het scheidt van
den Trooc; maatschappelijk verre, van
harte n a b jj.
Zelfs de natuur gaf te denken, te hopen.
Wel lag er een lichte nevel over het ge
heel verspreid; wie ook ontkent den ernst
der tgde^? De zon brak niet door, doch
liet zich telkens in omhulselen zien; het
zinnebeeld, bidden we, der toekomst, die,
wat nu klein is en zwak, eenmaal zal too-
nen als den herboreD, machtigen stam, hoog
opgegroeid, zjjne takken in bonte mengeling
uitstrekkende: ons allen beschermende;
machtige eenheid in de meest mogelijke
verscheidenheid.
Klein en zwak maar daarin lag
baar, waarnaar zjj weken lang had gezocht! Na
kon zjj ook de gravin Steinbach vernietigen evenals
zij Marie Hartmaan had vernietigd, dan bad zjj
haar broer gewroken op beiden, die hun verderf
hadden gezocht. Zorgvuldig legde zjj de brievea
volgens de datums bjj elkaar, pakte dezen bjjeen
en a Iresseerden ze aan den graaf Steinbach. Even
daarna kwam de postbode voorbjj en aaD hem
gaf zjj het pakje, opdat zjj zaker was, dat de graap
het persoonljjk in handen zou krjjgen.
Op den avond van den volgenden dag, een
heerljjken Zondag-avond, gingen Truida en Rosa
afscheid nemend door het woud. Nog eenmaal
zochten zij alle plekjes op, die hnn door herinne
ringen lief waren geworden. Op de plaatB waar
hun vader was gestorven, lagen zij voor den laat-
sten maal een krans neer, en nu stonden zjj iu
het dal, vanwaar een straatweg naar het slot
Steinbach leidde. Jonge knapen trokkend in Zon-
dagskleeding hen zingend voorbjj.
„In het schoonste dal van het bosch ligt mijns vaders hnis,"
weerklonk hot volkslied. Rosa weende, Geertruda
stond met smarteljjk gesloten lippen tegen een
den geleund en luisterde naar het lied. Lang
zamerhand verdween het gezang iu de verte, tot
het opeens zich weer luider en duideijjk deed
hooren:
„Sterf ik: in het dal wil ik begraven zijn,"
V, mijn rustig, heerljjk dal, groet ik voor den laatsten
laatsten maal."
{Wordt vervolgd.)
RAARLMS