NIEUWE
m 2172
Vrijdag 17 Angnstus 1894
19de Jaargang.
Een toeken des tijds
it ffri' K L A t>.
1*
Engeland.
Duitschland.
«immmtomMT.
ABONNEMEN TSFBIJB
Pei 3 maanden voor Haarlem. 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het buitenland 1,80
Afzonderlijke nummers 0,03
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
B TT B E A TT: St. Janstraat Haarlem.
PBIJS DEB ADVEBTENTIEN.
Van 16 regels
Elke regel meer
30 Centi
5
AGITE MA NON AGITATE.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie k Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensd ag
on Vrjjda g-a vond voor 6 unr ingewacht.
Redacteur-Uitgever, W. K P P E R 8.
Vervolg en slot).
II.
Behalve degenen, die met hand en tand
zich vasthechten aan het meest volslagen
ODgeloof, zjjn er nog anderen, die niet zoo
zeer allen godsdienst, alle geloof willen ver
bannen van het aardrjjk, als wel een gods
dienst willen samenstellen, welke alle bor
ders van den Staat gelykeljjk tevreden stelt.
Zij willen eene algemeene verdraagzaamheid
tot stand brengen en daarom bieden zjj een
Christendom aan, dat verheven is boven
geloofsverdeeldheid.
Iuderdaal, de uitdrukking klinkt schoon:
Christendom hoven geloojsverdeeldheidHet
ware te wenschen, dat deze uitdrukkiog
ia de juiste beteskenis werd verstaaD Het
ware te wenschen, dat 6r geene verdeeld
heid, geen tweespalt bestond in het Christen
dom. Maar sedert hebben leugenprofeten en
warhoofden het gewaagd hunne heiligschen-
nende hand uit te strekken, om het aloude
voorvaderlijke erfdeel te plunderen, te ver
nielen; sedert velen die noodlottige heilig-
scbenoende pogïogen hebben gesteund, is het
éene, algemeene Christendom verbrokkeld en
verdeeld in tallooze sekten; sinds dien dng
bestaat et Christendom metgeloojsverdeeldheid.
Wel is het ééoe, algemeene Christendom
immer nog hetzelfde als in de dagen van
voorheen; «naar vele sebteD, die den schoot
der Kerk hebben verlateD, pogen een nieu v
soort van Christendom te vormen. En juut
de volgelingen van deze sekten bieden ons
een Christendom aan, hetwelk verhevea
staat boven geloofsverdeeldheid, zooals zjj
althans voorgeven.
Wy staan voor een heilloos toeken des
tjjds: of ongeloof of eigen goeddunken.
Dit laatste komt eigenlijk op hetzelfde
neêr, als het eerste. Immers, de voorstan
ders van het eigen goeddanken veroorloven
ons te gelooveD, wat wjj maar goedvinden,
zonder ons te hechten aan eenigen vorm,
zonder eeoige bovennatuurlijke openbaring
te erkennen. Maar znlk een Christendom,
hetwelk beweerd wordt verheven te zjju
boven geloofsverdeeldheid,is in werkeljjkbeid
een Cüristendom zonder geloof. En wie ziet
niet daghelder in, dat Christendom zonder
geloof eene absurditeit is, eene bespottelijke
ongerijmdheid?
Christendom zonder geloof: deze uitdruk
king bevat eene tegenstrijdigheid in de om
schrijving zelve,want alwie aau niets gelooft,
erkent evenmin een Christus; bjjgevolg
bestaat voor zulkeen geen Christendom.
FEUILLETON.
Vervolgde onschuld.
18.) (Vervolg.)
XIV.
DE MAN VAN J AMELIA.
Onder verschillende gesprekken was de graaf
Von Kreuz door Alexis vergezeld, langs een
bekoorlijk oord tot aan den oever van den
stroom gewandeld en stond geheel verrast aan
den voet ecner rots, toen hij zicli plotseling
voor eene arme hut bevond, die door bergplan-
ten begroeid, met een mosachtig strooien dak
gedekt was.
//Hier, zeide de knaap, terwijl hij den korf
met kruiden op de steenen bank zette, //hier
is de woning van mijn heer. Ofschoon zij klein
is, is zij toch groot genoeg voor mijn heer en
voor mij. En wanneer een vreemde reiziger aan
komt en door den nacht overvallen, zijne reis
niet kan voortzetten, of van vermoeienis onder
weg zou bezwijken, dan brengt mijn heer hem
hierheen en bereid hem eene legerstede in de
hut. Wij leggen ons dan in die laagte neer op
het zachte mos en slapen gerust.
De Graaf was ten hoogste verwonderd op dat
gezicht, alles droeg het kenmerk van armoede,
maar ook alles was met de grootste zorg inge
richt. De hut had een venstor, door hetwelk
men in het midden eene steenen tafel en eene
ruwe houten bank kon zien. In de nabijheid
Daarenboven, de ware godslieust is van
goddelykeo oorsprong. Wil de mensch zelf
een godsdienst stichten en wel een gods
dienst naar eigen willekeur en goedvinden,
geljjk zooveleu reeds hebben gepoogd, dan
bestrijden zjj den warenden godde
ljjkeu godsdienst, die alleen recht heeft
van bestaan. De menschelyke dwaasheid
wil de godde'yko wjjsheiJ ten tweestrijd
uitdagen, de leugen en het bedrog de on
wankelbare waarheid van haar voetstuk
afstooten. De la vérité a Verreur il n'y a
qu'un pas. Wykt men in een, zelfs den
geringsten zjjstap af van den weg der
waarheid, men is helaas! tot de wegen der
dwaling overgegaan, men is verward in de
bedriegeljjke valstrikken van de dwaling.
Wat te doen in dergeljjke omstandighe
den? Er is geen hoop van behond ergens
ter wereld ta vinden dan in de Kerke Gods.
Zy hetfc sinds meer dan achttienhonderd
laoge jaren de aloude en heilige traóitiëa
bewaard, afkomstig van de tydeu der Apos
telen,de eerst) verkondigers en onverschrok
ken getuigen der waarheid. Zy toont sinds
meer daa achttien lange eeuwen aan heel
de wereld het wonderbare hout des Kruises,
het teeken onzer verlossing; terwyl de af
gescheiden sekten, die zich nog den naam
van Christendom durven toeëigenen, zich
schamen over het kruishout en over het
kruisteeken. Ja zelfs, de ongeloovigen onzer
eeuw gaan veel verder: zij bespotten, zy
verguizen dien Godgewydon standaardhet
is voor hen als voor de Joden een teekon
van ergernis, het is voor hen als voor de
heidenen een teeken van dwaasheid.
Vandaar het heftigste strjjden tusschen
de volgelingen des kruises en tusschen de
genen, die zich schamen, zich ergeren aan
het kruis. Ziedaar het gevolg, ontstaan uit
het teeken des tjjds. Een geweldige twee-
strjjd, op leven en dood gevoerd. Uit dien
tweestrjjd vloeien ta'.rjjke andere gevolgen
voort. Overal zien wjj de uitwerkselen van
dien reusachtigen kampstryd. De pers vooral
moet hare krachten leonen van beider zjj-
deD, gelyk de dagbladen, de tydacbriften,
brochures enz. dagelyks te zien geven.
Van dieD stryd hangen zoovele andere
zaken af. By benoemingen van vacante
betrekkingen is het eerste punt waarop
wordt gelet, de godsdienst, welke de solli
citanten beljjden.
In het Staatsbestuur, by de stemmingen
voor leden der parlementszaleD, geldt als
eerste grondslag: de godsdienst welke wordt
beledeD, het kerkgenootschap waartoe iemand
behoor).
Ja zelfs, in het gewone alledaagsche leven
der hut, ontsprong uit de rots eene bron van
kristalhelder water, die door hare menigvuldige
kronkelingen, de weide van de bekoorlijke vallei
besproeide. Tegenover de hut voerden zes steenen
trappen, welke in de rots uitgehouwen wa
ren naar een groot steenen kruis, dat op den
top stond. //Daar klimt mijn heer eiken avond
op om te bidden,// sprak de knaap, //daar legt
hij eene beeltenis voor zich, welke hij al wee-
nende kust. En als hij dan terugkomt en spreekt,
dan zou ik ook kunnen weenen//.
//Gij hebt jnij nu reeds zooveel goeds gezegd
van uw heer,/' antwoordde de Graaf, //doch gij
hebt mij zijn naam nog niet genoemd."
//Ach//, hernam de knaap, //dien zou ik ook
wel willen weten; doch andere menschen weten
dien ook niet en de vrijheid nemen hem zijn
naam te vragen, past mij niet. In de wande
ling heet hij »de man van Jamelia!//
Nu was de Graaf in gespannen verwachting
om den man te leeren kennen, die ieder zooveel
in zijn vermogen was, weldeed en hiervoor geen
dank of wedervergelding vroeg.
//Wat doet hij met deze kruiden?// vroeg de
Graaf opnieuw aan den knaap, die de gewassen
op eene zonnige plaats van de rot3 uitspreidde.
//Ziet gij,// hervatte de knaap, „deze moeten
hier drogen, en als zij droog zijn, dan geeft
mijn heer die aan zieke menschen en zij wor
den weder gezond. Die kruiden groeien hier alle
in de vallei of op de lage bergen; en dagelijks
moet ik daarheen om ze te verzamelen. De krui
den integendeel, welke mijn heer naar huis
brengt, groeien op de hoogste rotsen; hij klau
tert daarop als eene geit en als ik ouder ben,
wordt er op niets zoozeer gelet a's op de
godsdienstige gezindheid. Vooral in han
delszaken en affaires treedt de stryd van
galoof en ongeloof zichtbaar op den voor
grond.
En behoeft het wel opgemerkt, dat juist
zy, die zich scharen rondom de gewyde
banier van het kruis, den druk moeien
gevoelen sinds tal van jaren ia byna alle
omstandigheden des levens hierboven op
gesomd? Hooren wjj niet, byna eiken dag,
laster eu leugentaal verkondigen ten nadeele
van de Katholieke Kerk en ten nadeele
van hare getrouwe kinderen, de Katho
lieken
Zien wy niet, bjj stemmingen en verkie
zingen, hoe er geyverd wordt om op welke
wyze dan ook den Katholiek naar den
achtergrond te schuivenzelfs dan, wanneer
ieder de innige overtuiging by zich zeben
koestert, dat de Katholiek door een beteren
zedelykerwyze niet kan worden vervangen?
Of or aau de billijkheid wordt te kort ge
daan, daarover geen enkel bezwaar.
En al deze pogingen gaan uit van hen, die
met den godsdienst hebben gebroker;zy gaan
uit van mannen, die het wèl nieenen met de
maatschappij en het voik, die beweren het al
gemeen welzjjn te bevorderen. Dergelyke
pogingen gaan nit van manneD, die zich
den naam darven toeëigenen vaa menschen-
vrieoden, weldoeners der meuschheid! O
philanthropie dezer dagen, wat zjjt gij uw
evonmensch uitermate genegenHoe kwistig
strooit gij naar alle kauten milde en ryke
weldaden rond! Waarljjk, uwe liefde kent
palen noch grenzen, wanneer het geldt
uwen broeder te helpen!!
Gelukkig ovenwei mag het genoemd wor
den, dat ondanks al deze kwellingen en
moeilijkheden, die den Katholieken worden
aangedaan, er in het minst niet wordt
toegegeven, waar het Katholieke beginsel)n
geldt. Neen! het Non possumus: Wij kun
nen, wij mogen niet toegeven, hetwelk de
Apo3telen in de eerste dagen des Christen-
doms reeds laide uitriepen, is en blyft nog
van kracht,
Non possumus klinkt het, telkens als er
gepoogd wordt da getrouwe zonen der Kerk
over te halen tot het prijsgeven van onver
ander yke beginselen.
Non possumus is het antwoord,hetwelk met
edele fierheid wordt uitgesproken door het
gryze Opperhoofd derKerk en met algemeene
instemming wordt toegejuicht door Zjjne
gehoorzame onderdanen, tegenover de on
rechtvaardige eischen van ongeloof ea
liberalisme.
Wij moeten wèl ondervinden, hoe knel-
mag ik hem naklauteren.//
Terwijl hij nog zoo sprak, werd er in de verte
geroepen: //Alexis, AlexisDe knaap herkende
aanstonds de stem van zijn heer. //Ik bid u
lieve man,// sprak hij haastig tot den Graaf
//wend de blikken een weinig van hem af, want
hij beeft terstond, als hij een voornaam heer ziet
en meent terstond dat men zijn rust gaat sto
ren.// Met deze woorden liep hij heen, zijn
heer tegemoet. De Graaf verborg zich achter
eene vooruitstekende rots en wachtte in stilte
de komst van den man af.
Eenige oogenblikken later was hij daar. Hij
was een man van groote, slanke gestalte. Zijn
gelaat was, volgens het gebruik der bergbewo
ners van dien tijd, half bedekt met een strooien
hoed, zijne zwarte haren hingen hem op den schou
ders; onder zijn grooten baard kon men duide
lijk zijne edele gelaatstrekken bespeuren. Een
langen donkeren mantel had hij achteloos om
geworpen zijn gang was mannelijk, ernstig en
kalm.
//Maar meester!// riep Alexis uit en sloeg
de handen te zameu, //zijt gij in het water ge
vallen? Uw mantel druipt van het water
//Wacht., Alexis,// zeide de man, //ik zal u alles
vertellen, ga nu en haal het gedroogde mos uit
de hut on maak er een bedje van op deze zon
nige plaats./*
Alexis deed dit met den grootsten spoed. Zoo
dra nu alles gereed was en hij nieuwsgierig
toekeek, wat zijn heer voornemens was te doen,
wierp deze den mantel van de schouders en een
kind lag er in zijne armen. //Wie is dat?// riep
Alexis met verwondering uit; //eeu kind? Waar
lend de kluisters zijn, waarin wy in het
verdedigen van den Katholieken godsdienst
worden geklonken, wij moeten wèl onder
vinden, hoe loodzwaar de lasten op onze
schouderen drukken, door zoovelen daarop
gelegd; maar zij moeten ondervinden,
hoe volhardend wjj zyn in onze eigene
beginselen, hoe standvastig wy pal staan
in den stryd, die er moet gestreden worden
tegenover het heillooza en treurige teeken
des tyds; zij zullen ondervinden eenmaal,
dat de waarheid zegeviert en dat de leugen
vroag of laat zal worden beschaamd.
In Londen komen volgens de rapporten
der geheime politie voortdarend uit alle
landen anarchisten aan. Hun getal wordt
op vierhonderd geraamd.
Keizer Wilhelm die in Engeland
vertoeft, heeft, in Eagelsche uniform ge
kleed, een bezoek gebracht aan de ex-kei
zerin Eugenie van Fiankrjjk, op Farn-
borough. Da ontvangst moet zeer hoffelyk
zjju geweest, en het moet wel voor keizerin
E u g n i e die eenmaal in vollen luister
den toon aangaf onder de Europeesche
vorstinnen, een troost geweest zyn, te wor
den bezocht door Duitschland's Keizer.
Volgens particuliere berichten nit Lon
den hebben de zeer bizondere hoffelijkhe
den, welke de ex-Keizerin in den laatstan
tyd vanwege de Eagelsche en Russische
Hoven onderzond, alsmede de omstandig
heid dat prius Napoleon, die zooals
men weet in het Russische leger dient,
onlangs met den Czarewitch en den Prins
van Wales by de Koningin te Osborne di
neerde, mede in verband met 's Keizers be
zoek bij Eugenie, in Eagelsche kringen
allerlei gissingen in het leven geroepen.
Nu de paters Redemptoristen in Duitsch-
land mogen terugkeeren, ziet men aller
wegen groote feesten ter hunner eere aan
richten, vooral is dit het geval in Beieren
waar de bevolking de sedert jarenlang nit
han vaderland verjaagde priesters met vraag
de en gejuich ontvangen.
De Berlynsche anarchist S c h e w e,
werd eergistereu-avond by eene poging tot
inbraak betrapt. Hjj werd gevangen geno
men en naar de wacht geleid maar wist
te ontsnappen en op zjjne vervolgers zes
revolverschoten te losseD, waarbjj twee
politie-beambten en een paar bargers wer
den gewond. Toen hjj opnieuw werd ge-
hebt gij dat wonderschoone kind gevonden? Be
hoort u dat toe?//
De man luisterde nu zachtjes aan den mond
van het knaapje. Maar welk eene vreugde, welk
eene onbeschrijfelijke blijdschap; het ademde en
leefde! Met tranen in de oogen sloeg hij een
blik van dankbaarheid ten hemel en legde het
knaapje voorzichtig op het zachte mosbedje.
Alexis beschouwde nog steeds met verwon
dering het knaapje. //Weet gij nu,// vroeg de
man, //waarom mijn mantel zoo nat is? Dit lieve
kind speelde aan gene zijde van den stroom, het
viel in het water en werd door de golven me
degevoerd. Juist op dat oogenblik wandelde ik
langs den oever: ik zag het ongeluk, sprong
het kind na en God schonk mij het geluk
het te kunnen redden. Het ademt nog; op dit
zacht warm bedje zullen weldra na een zoeten
slaap, zijne levenskrachten terugkeeren! Maar
God, welk een angst voor de ouders van het
kind! zij zullen het missen, zij zullen het zoe
ken, maar helaas, zij zullen het niet vinden!
Schielijk, Alexis loop naar den stroom! Daar
tusschen het struikgewas ligt het schuitje vast
gemaakt, maak het los, steek naar de andere
zijde over, doe overal onderzoek en moogt gij de
ouders vinden, zeg het hun dan dat zij gerust
kunnen zijn, want dat de knaap bij mij in vei
ligheid is. Breng hen hier om hem te halenl//
Nauwelijks had hij dit met zichtbare vreugde
bevolen of Alexis liep jubelende voort om den
stroom over te steken.
Wordt vervolgd.)