No. 2173. Zondag 19 Augustus 1894. 19de Jaargan Vac Vlctls! B U I T E N L A NO. BUREAU: St. Jansstraat. Haarlem. Hg maakte sneller dan de snelste har- lekgn een saut-pérille ux en springt mij over don kop. Vervolgde onschuld. Hg weet, dat Dr. B r i m a n n, een bekeerde jood van wien het Zeitschrijt j. Jud. Nation.» (1882) getuigl heelt: «dat hjj een der grootste kenners van het He- breeuwsch iiio deze eeuw» in zjjn Ju- denspiegel den Talmud geheel ontmaskerd heeft eu aaugetoond, dat deze Wet vele geheel eu al verfoeilijke stellingen 'oavat (1883.) Duitschland. Transvaal. Engeland. Uit Schotland schrjjft men: Wjj hebben hier niets anders dan slagregen, mist mm in ami in it in. ABONNEMENTSPRIJS. Per 3 maanden voor Haarlemf 0,S5 Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post>1,10 Voor het buitenland 1,80 Afzonderlijke nummers 0,03 Dit blad verschijnt ellcen DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. Redacteu r-U i t g e v e r, W. KÜPPERS. MAISTIEMIRatT 30 Cents. 5 Dit was de titel van het laatste arti kel, hetwelk de Wel.Esrw. Heer Rabbi Dr. P e r e 1 mij het genoegen aandeed in Januari 1892 aan mjja adres te richten. Aanleiding tot dit artikel waren de volgende gebeurtenissen: Iemand, die toe kende W. W. had in de Nieuwe Haar- lemsche Courant mjjne brochure de Jood aanbevolen. Een Israël iet,de Heer K o s t e r, meende hier tegen te moeten protestee ren hjj deed dit in hetzelfde bladmaar de uitslag beantwoordde niet aan Zjjc- Edeles verwachting. Waut W. W. diende hem zoo kranig van antwoord, dat ge noemde Israëliet, Kostor, een kort ant woord schreef, hetwelk in hoofdzaak be stond uit onbeschrijfelijk dikwerf herhaalde verhlarirgen «dat hij onvoorwaardelijk de polemiek sloot». Toen meends Neerland's Joden-kam pioen, mgn vriend de Eerw. Heer P e- r e 1, de eer van de Talmud-vlag te moeten relden. Als een waren Achilles trad hij met allerlei wapenen in het krjjt en thans niet tegen W. W. maar direct tegen den «smerigsten schotschrijver», dien hij nog ooit ontmoet had: A. v. Ros. De 32 Christelijke bladen, die rnjjue bro chure hadden aanbevo'en, moesten wjjken, naar het scheen, voor de uitvallen van dezen polemist. Toch meende ik, dat ik hem op niet geheel te versmaden wjjze kon antwoor den. Eea voor ééahebikal zjjne redenen weerlegd en verzocht om repliek. Maar welk eene verbazing overkwam mg, toen ik het antwoord van denJoodschen Schriftgeleerde onder de oogen krerjf Hg was, in zij i eerste artikel, mij om drie redenen zeer hard gevallen. Deze drie redeien bau ik hier buiten brspre- kiug laten. Maar dit scheen den Rabbjjn allerzius te mishagen. Ik wil het in zeer duidelgk Hollandsch zeggen De Rabbijn, vergetend, verwaarloozend, hoe zal ik het noemen, veronachtzamend de punteD, waarover wij van meening verschilden, schrjjft mg een artikel, zeer bespottelgkerwgze genaamd: «Vae Vic- tis»alles in het midden latende, wat was geschre/en zsgt hij: «gij, A. van «II o s komt mei mij voor eene commissie om over den Talmud te disputeeren en anders «zeg ik, Rabbi P er el, U, dat gij door mij «op de deerlijkste wijze verslagen zijt»Eu de Rabbi verklaarde verder, dat hg de polemiek met mg eindigde. De overwinning, die hij zelf op deze doodnnchtere voorwaarde toezegde, moest deze man natuurljjk in eigen oogen ook bebaleD. Want het was duidelgk, en dit wist hij van te voren, dat ik mgn psendoDieum «A. v. R o s> niet zon lich ten en niet voor P e r e I's commissie zou verscbgneD. Ik bracht hem zjjne onhebbe lijke wgze van doan ouder het oog, en drong nogmaals op weerlegging mjjner antwoorden aaD. De man zweeg. Ik herhaalde mjjne driogeade uituoo- diging, en beteekende hem, dat het toch niet aangaat, iemand met steenen te wer pen en dan op een draijs wegteloopec; FE U ILL ET O N. 19.) (Pervolg.) Toen de man dacht, dat hij alleen was, knielde hjj bij het slapende kind neder en beschouwde het lang met aandacht. „Gij zoet kind,» zeide hij zachtjes, //gij zijt aan mij ver schuldigd dat uw leven gered is. Maar is het leven dan zoo aangenaam, waarin u kommer en ellende te wachten staan.// O, de stroom, waarin gij voor eenige oogenblikken den dood zoudt vinden, is niet zoo vreeselijk als de stroom der wereld. Daar storten de baron van onge luk op u neder en dreigen u op eene schrik kelijke wijze naar den afgrond te sleepen. Daar moet gij dag en nacht strijden, geen mensche- lijke arm is er, die u uit dien strijd trekt. Ach! ik kamp nu reeds jaren lang; reeds me nigvuldige gebeden heb ik ten hemel gezon den om ontferming en nog is de schrikkelijke strijd niet ten einde. Arm kind! God mogeu beware en genadig zijn, opdat gjj in zulk een strijd niet bezwjjke! Nn begon de knaap in zijn slaap te lachen. Dit scheen den armen man aan te moedigen. Gewis vertoonden er zich duizenderlei zoete herinneringen aan gelukkiger tijden voor zijn geest. In zijn hart ging iets verhevens om. Zijne oogen stonden vol tranen; nu eens waren zijne blikken ten hemel, dan weder op den knaap gericht. Hjj vouwde zjjne handen op de borst en scheen te bidden. dat ook de onheusche straatjeugd gewoon is zóó te handelen tegenover fatsoenljjke voorbijgangers. De man bleef zwjjgen. Toen nam ik een laatste middel te baat. Ik schreef een artikel, waarin ik me ar dan 20 handtastelijke bewijzen bgeen- plaatste, die aantoonen, dat de Talmud eeu aartsgemeen wetboek is; ik eindigde d t artikel ougeveer met deze woorden «ziedaar mgne bewjjzeo. Ik daag U uit «lie te weerleggen. Ei opdat gjj dit «artikel niet zondt kunnen doodzwijgen, «deel ik U mede, en weet nu ook het «lezend publiek, dat ik dit nummer heb «gezonden aau (T, aan de Rabbijnen, aan «eenige voorname joden en aan honder- «den Christenen door geheel Nederland». Van dit nummer liet ik op mgne kosten meer dan 3000 extra-exemplaren zenden. De bewgzeo, die ik in dit artikel aan voerde, heb ik doen afdrakkeu als «bij voegsel» pag. 118 tot 120 der 89te tot 101e uitgavo mijner brochure. Ea ook op dit artikel heeft myu R»b- biju'je gezwegen!!! De lezer versta tnjj wel. Als ik spreek van zwijgenna mijne artikelen, heb ik op het oog deu aftocht dien deze Rabbjjn heeft geblazen van bet slagveld, waarop hjj v<jj willig was getreden om mg te be kampen. Hg bad mij in de Nieuwe Haar- lemsche Courant»aangevallen;*) in datzelfde blad had ik hem geantwoorden nu is het toch tegen alle fatsoen in de polemiek, om dan plotseling iemand eene krankzin nige voorwaarde te stellen en, als hg die niet aanneemt, in een ander blad jubel liederen te toeteren Deze vermakelijke hou ling bljjffc het Rabbgotje nog maar immer aannemen. De mai houdt er nameljjk een eigen blad op na: Onajhankelijk Israëlietisch orgaan. Ia dit vau vule regels vau taal en fat soen volkomen onajhankelijk blad, bljjft de Ilabbjju op geheioizinuige wgze zich verkneukelen in de gedachte; dat hij mij in zijne ijzere vuisten heeft doodge drukt,» eu dat hjj «mij met zijne scherp wapenen heeft overwonnen.» Ik zou deu man gaarne dit onschuldig genoegen willen laten. Maar nu bjj naar aanleiding der jongste brochure vau den Heer F. de Vries, al weder met die commiss'e- quaestie aankomt, en den Jood Stern aanraadt ook den H/er de Vries voor eene commissie te dagen» en van de wei- geriog of aanneming van dit voorstel de oplossing der vraag afhankeljjkte maken: «of de Talmud een gemeen wetboek is ja of neen,» nu wil ik den Ribbjju het antwoord indertjjd hem gegeven, nog eens herhalen en toelichten; want dit klaarbljjkeljjk boerenbelrog begiut n>jj een weinig te hinderen. Ik antwoord dus: lo. Voor die commissie niet willen ver- acbjjuen is hoegenaamd geen bewijs van onkunde. De Rabbjja weet immers even goed als ik, dat wij het nimmer eens zooden worden over de quae3tie: welke Talmud-editie daar besproken zou worden». Hjj zou natuurljjk eeu der vervalscbte {«gezuiverde») voorleggen; eeu der uitga ven door de bedriegelgke Synagoge ver vaardigd, om de Christenen te misleiden, - ofwel de editie van Bazel, die op last Wij stonden Dr. P er el toe, zich in ons blad te verdedigen. Bed. Op dit oogenblik kwam de Graaf van achter de rots te voorschijn. Hij was door hetgeen hij gezien had, tot in het diepst zijner ziel bewo gen. //Vergeef//, zeide hij tot den biddenden man, terwijl hij naderbij kwam //vergeef een rei ziger, die op zijne wandeling in deze bekoor lijke streek hier onverwacht getuige geweest is van eene schoone daad.// De man stond verlegen van den grond op. Hij was zeer onthutst. //Vreemdeling, sprak hij sidderend, spaar mij uwe loftuigingen.Wat ik gedaan heb, is niet aan mijne verdiensten toe te schrijven, het is het werk van God. Dag en nacht dank ik Hem, dat Hij mij deze vol doening nog gelaten heeft, om andere onge- lukkigen behulpzaam te kunnen zijn.// //En deze voldoening,// hernam de Graaf," is wel in staat om de droefheid van den onge lukkigste der wereld te lenigen//. Toen liij dit zeide, hief de man zijn gelaat van onder den strooien hoed op en keek hem veelbeteckenend aan. //Hoe? Mag ik mijne oogen gelooven?» riep de Graaf uit en deed een stap vooruit. //En gij, sprak de man, zijt gij mijn weldoener niet die mij met zooveel liefde opgenomen hebt in uwe woning, die mij zoolang hebt geherbergd? Ja, gij zijt het! Met deze woorden trad hij naar den Graaf toe en drukte hem de hand met groote aandoening, dat hij hem terug zag en met de oprechtste danbaarheid in het hart. //Hoe hebt gij toch dit besluit kunnen ne men,// sprak de Graaf kort daarna,// om onder deze rots te wonen ver van den omgang met de menschenj Hoe zijt gij er toe gekomen om AGHTE MA NON AGITATE. PBIJS DER ADVERTENTIEN Van 16 regels. Elke regel meer Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag- en V r ij d a g-a vond voor 6 uur ingewacht. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DA UBESf Co., JOHN F. JONES,Succ., Parijs 31 bis Faubourg Montmartre. der R. Kerk werd uitgegeven, omdat zjj niet langer wilde, dat de gemeenheden van den echten Talmud dm Christenen onder de oogen zouden komen. Ik van mgn kant zou vorderen t) disputeareu over deu echten ouden Talmud, (editia van Ve netië 1520, Krakau, Warschau 1863 euz.) dien de Joden nu uog algemeen a!s wet boek erkennen. Over dit twistpunt zoudeu wjj het toch nooit eens worden I En al zouden wjj dezelfde editie tot groulslag onzer behan deling nemen, dan zon mjja Ribbyotje mij kannen voorleggen de passage uit deu Talmud, waarin staat geschreven dat iedere tekst van dit hoog verheven wetboek voor 49 zuivere en 49 onzuivere uitleggingen vatbaar is. Ik geloof, dat wij derhalve eene eeuw zoudeu uoodig hebben om door het eerste traktaat vau den Talmud heen ie komen. O/er afzonderljjka teksten willen de Rabbynen volstrekt niet diaputaeren, daar men, geljjk zjj bedriegeljjkerwjjze beweren, om ééi tekst te verstaan de zaken in hun verband moet nemen, en dit verband bestaat bjj hen hierin: dat zjj er zooveel bij over deu vloer haleo, dat men welhaast moet gelooven, dat zij voor iede- ren tekst de 93 uitleggiogm vau buiten kennen! Welk nut er in kan liggen onder die omstandigheden door hen voor eene com missie te worden bedrog m, dit ii mij nog immer zeer oadui ielyk. Maar een twaale autwoord, hetwelk toch da domste boer kan bogrjjpan is dit: 2 Wat doat het tot da quaestie af of ik den Talmud lazen kan of niet? En Rabbi Perel weet ook zeer goed, dat zjjn geheele voorstel dus uiets is dau boe renbedrog. Hjj weet, dat het werk van Prof. Dr. Eisenmenger waarin niser dan 2000 aanhalingen staan, waaruit de verfoeiljjk- heid der Joodsehe wetgiving bljjkt on- weerlegd en onweerlegbaar is; dat dit werk in 1768 door drie Universiteiten eu door drie Rabbijnen is onderzocht op last vau deu Koning vau Pruisen, en dat deze offici- eele «commissie» haeft verklaard: «lat da «Citaten door Eisenmenger geleverd, «waar zjji, en vertaald met eeu trouw lie iedereu toets kau doorstian.» Hg weet, dat de beroemdste kenners van het Habreauwsch vau diei tjji ais Prof. Tgcbseu, Michaëlis, onze beroemde Abrah. Schulteus dsn Talmui eeu boek vau verregaande gemeen heid hebben genoemd. Hg weet, dat de bekeerde Rabbjja S i x- tus van Sienna da gemeenheid van den Talmul heeft outhuld, nadat hjj Do minicaner monDik was geworden. (1559.) Hjj weet, dat Dr. Martin, later Bis schop vaa Trier, ia 1848 de verfoeiljjk- heid der Talmadisohe wetgeving heeft in het licht gesteld. Zult gjj zeggen dat deze wereldvermaarde Hebraist ook deu Talmud niet verstond? Hjj weet, dat de bekeerde Ribbijn L. C h i a r i n professor in de Habreeu w- sche taal te Warschau den Talmud heeft uitgekleed op de erbarmelykste wgze; ook deze man was na zjjne bekeering R. K. priester gewordeD, en was overtuigd, dat de Chrisbeljjke liefde hem gebood het schan delijk Jodendom te onthullen (1830.) Hg weet, dat Prof. Dr. R e b b e r t leeraar in het Hebreen wscb te Munster op mijn landgoed met deze arme hut te verwis selen? Hoe, gij weent? Is dan de oude zwaar moedigheid nog niet uit u geweken? Arme man, hoe beklaag ik u! Uit den brief wel ken ik na uwe plotselinge verdwijning op uwe kamer vond, kon ik besluiten dat gij uit vrees voor vervolgers mijn landgoed verliet; meer weet ik niet: gij hebt mij zelfs uw naam niet toevertrouwd. Dikwijls heb ik gewenscht, dien te kennen, doeh uwe stille droefheid en de aanhoudende zwaarmoedigheid hielden mij steeds terug, u dien te vragen. De man met den strcoien hoed drukte den Graaf de hand. //Gij zijt een edelman," zeide hij zeer ontroerd, //die mij tijdens mijne vlucht in uw huis opnaamt, die mijne stilzwijgend heid eerbiedigde en hartelijk deel nam in mijn langdurigen kommer. Waarom zou ik u langer mijn naam en de droefheid mijns harten ver borgen houden, des te meer daar ik onder de ze rots, van vervolgers niets meer te vreezen heb? Weet dan dat ik de ongelukkige graaf Eernando de Oliva ben." //Eernando de Oliva?// riep de Graaf uit en hij kon de hevige onsteltenis niet bedwingen, welke zich van zijn gemoed meester maakte. //Hoe zijt gjj toch zoo verwonderd,// vroeg Eernando. //Gij kont gewis de geheele treurige ge schiedenis van den armen Fernando de Oliva. Wie toch kent die niet?» //Maar was het niet in een nachtelijk ge vecht, dat Eernando in het bosch hij Sevilla vermoord word?// hernam de Graaf. //Dat meenden mijne vervolgers,// antwoordde het werk van Dr. Martin zjjn zegel heeft gezet. Hjj weet, dat de erraran Hebraist Dr. E c k e r naar aanleiding vau een proces over deu Judenspiegeldoor het garecht als deskuudige opgeroepen, onder eede heeft bevestigd: «lat dezs aanhalingen, van Dr. Brituauo, de waarheid bevat ten.» (1884.) Hg weet, dat de, volgens vriend en vjjand ontegenzeggelijk grootste kenner van het Hebreeuwsch dezer tjjden, Prof. Dr. G i 1- deineister, ook ia een soortgelijk pro ces, onder eede hetzelfde haeft bevestigd eu dat geen enkele Rabbijn het gewaagd heeft dezen reus onder de Habruxiten te weerspreken. (1885). Hjj weet, dat bij met opzet onwaar heid spreekt, als hg zegt, dat de grjjze hoogleeraar in het Hebreeuwsch aan de Hoogeschool vanPraig Prof. Dr. Roh- l i u g, iu de polemieken met de Ribbjj- uen het onderspit heeft gedolven; hg weet, dit ik da onwaarheid dezer bewe ring geheel heb ontmaskerd iu myu arti kel vau Jao. 1893, waarop hij geen stomme letter haeft geantwoord, omdat dit onmo gelijk was; hij weet dat Dr. Rohling om de Ribbyueu voor eeuwig te be schamen, bun heett aangeboden op de vergadering vau de beroemde beoefenaa-s der Oosterscho tvleu genaamd «Orienta- listen-vereeniging*de w iarhei f zij uer cita ten, die hjjii zjjue brochure «den Talmud- Juilehad verzimell, te bewjjren; maar de Ribbjju m hebban dezs uitdagiug uiet aangedurfd. Hg weet dat Dr. Rohliug huns ondanks zjjue brochure aan die ge leerden heeft voorgelegd, en dat deze hem volkomen bijvielen. (1886). Hg weet, dat de grootste orieatalist vau Waeaen, Dr. Warhmdad ook R o h 1 i n g s citatou volkomea juist heeft genooml ea deu Talmul uitdrukkelijk heefc veroordeeld. (1889). Hg weet dat Prof. Dr. Praiuaitis laeraar ia het Hebreeuwsch aau de Hoo geschool te St. Patersburg uit den Talmud meer dau 200 citaten heefc gegeven en dit wetboek duioelsch noemt. (1893). Hg weet, dat Prof. Dr. Dillmann van B-irljjn, Prof. de laFargue, Dr. Martinez van Lyra, Prof. Dr. La- marque, Dr. We is bach van Leipzig en nog vele anderen z'eh in geljjken geest over den Ta'mud hebben uitgelaten. Hjj weet dus ook, dat zij u gepraat over eene «commissie* nonsens is. Ik behoef immers geen woord H/breeuwsch te ken nen om djezk geschriften te lezeu eu tot de meest hechte overtuiging te komen dat de Talmud een doemwaardig verderfeljjk wetboek is. Om derhalve aan het boeren bedrog van Dr. Perel een einde te maken publiceer ik dit artikel, waaruit ten duideljjkste bljjkt: lo dat Dr. Perel mjjue artikelen van Januari en Februari 1892 nog immer on- beautwoord liet Eernando, //en dat kan wel de reden geweest zijn, dat zij mijne schuilplaats sedert lang niet meer hebben opgespoord. Ik ontving eene won de aan den arm, waardoor ik voor korten tijd het gebruik mijner zinnen verloor. Doch ik kwam weldra weder tot bewustzijn en behield het leven. //Maar, ach! welk een leven was dat! Onder vrees, kommer en hoop werd het door gebracht! Toen ik op mijn slot aankwam, vond ik het door vrouw en kind verlaten;niemand wist waar zij gebleven waren, noch waarheen zij zich begeven hadden. Dewijl de sleutel der verborgen tuinpoort verdwenen was, vermoedde ik, dat zij de vlucht genomen hadden. Doch waarheen Ik verloor schier mijne zinnen. Om navorschin- gen te doen omtrent hen die verdwenen waren daartoe had ik geen tijd meer. Mijne vervol gers waren reeds bezig om opsporingen te doen. Ik moest mijn eigen leven redden en ontvluchtte in bedelaarsgewaad, gekleed zooals uw mensch- lievendheid mij ontvangen heeft. Doeh ook op uw eenzaam landgoed achtte ik mij niet vei lig genoeg, daarom verliet ik het, als pelgrim gekleed, in den stillenjnacht. Nogmaals schepte ,k moed en wandelde in die kleeding tot na- bjj do overblijfselen van mijn voormalig kas teel. Daar sloop ik tijdens de morgenschemering in alle naburige vrouwenkloosters om degene te kunnen vinden, die ik zoolang zocht. Doch alles te vergeefs. Nu was al mijn hoop uit mijn hart verdwenen. Mijne droefheid kende geen perken meer. Afgemat zonk ik neder bij de puinen van mijn voormalig slot, de laatste ge- f tuigen van mijn vroeger geluk. Ik weende den ganschen nacht, zoodat mijne oogen verduisterd 2o dat hg het publiek misleidt met ziju vooratsl eener «commissie» waarvoor ik dan zou moeten verschgaen; 3o dat dit voorstel handtastelijk bedrog is, waut dat de gemeenheid van den Tal mud geen twistvraag meer is, maar eene zaak, die door de beroemdste Hebraïiten van Europa, op de meest besliste wgze is uitgemaakt 4o dat hunne uitspraken met mijne kennis vaa het Hebreeuwsch niets hebben uitstaan. Ziolang Dr. Perel deze puaten niet weerlegt, zil ik hem de vrijheid guuusn, mg verder in zjju «Orgaan» naar hartelust uit te jouwen. A. Van Ros. Geheel DuiUchlanl door klaagt men over den natten zomer. Uit de buurt vaa Stuttgait schrjjft men: het is hier treuriger dan ooit, steeds regenregen regen. Het gebruiken van petroleum tot het aaDmaken eeoer kachel heeft weer een slachtoffer geëiseht. Eene 72-jarige vrouw uit Essen, die tot verpleging van een harer familieleden tjjdeljjk te Altendorf logeerde, maakte Zaterdag-namiddag het vnur aan en goot toen petroleum erop, om spoediger gereed te kunnen zjjn. De viam deelde zich echter aau den inhoud der kan mede, mat het gevolg, dat de arme vrouw in een oogwenk ia volle vlam stonl. Toen hulp opdaagde, was het reeds te laat, de ongelukkige had zulke vreeseljjke braadwonden gekregen, dat zjj na een paar uren van verschrikkeljjk lij den den geest gaf. Alweer een voorbeeld voor huisvrouwen eu dienstmeisjes, die zch maar al te dikwjjls van petroleum bedieueu om vuur aan ta maken in eene kachel. Zil het echtsr helpan Op Zondig den 26Augustus e. k. z.l de 41 j algemeens vergadering van Duitschland's Katholieken te Keulen ge houden werden. Dj bgesnkomit duurt tot Donderdag 30 Augustus en belooft zeer belangrijk te zullen zga. Meu vergadert in de Gürzanichzial. Duizenden bezoekers worden verwacht eu iu de hotels is het verbazend druk met het bespreken der plaatsen. De troepen die tegen M al a b och hebben gestreden, zjju te Pretoria terug gekomen en door ds Regeering en inge zetenen juichend begroet. De Staatspre- sifent, de ternggekomeuen toesprekende, zeide dat ook vreemdelingen in hun mid den hun leven voor het land hebbm ge waagd en er nu terstond bjj den Volks raad een wetsontwerp zal worden inge diend om hun de rechten van burgers te rerleenen. De in opstand gekomen kafiirs hebban vrouwen en kin leren vermoord. Da Trans- vaalsche tro?pin zullen heden met behulp vau Swazie's een aanval op hen doen. waren. Toen de morgen aanbrak, was ik eenigs- zins verlicht. Ik kon bidden en deeds zulks in het binnenste mijner ziel. Ik nam afscheid van al de vrienden dezer wereld en dwaalde jaren langrond in droefheid en ellende en zonder woning. Mijn grootsten honger stilde ik in de hutten van liefdadige menschcn, tot ik einde lijk in deze eenzame vallei aankwam. Sedert dien tijd leef ik in dit kleine vertrek, dat ech ter groot genoeg is, om mijne droefheid te kunnen uitschreien. En wat mij het genoegen des levens nog draaglijk maakt, is dat de lieve God 'mij bijna dagelijks de gelegenheid toe zendt om lijdende broeders te kunnen helpen. Van mijne echtgenoote of mijn kind heb ik niets meer vernomen; ach zij hebben reeds hun einde gevonden en zijn overgegaan in God's zalige woning. Ik heb geenszins het geluk ge had om de bloemen, die op hun graf groeien met mijne tran*^ te hesproeien. Doch ik bezit eene kleine beeltenis, ecu ge schenk van Valeria, zonder dat zjj zelve dit heeft geweten. Op denzelfden morgen, waarop ik uit het woud terugkeerde, vond ik het op haar werktafeltje. Met hoeveel vreugde ik het aangreep en kuste, kunt gij u voorstellen. Ilct was immers door Valeria voor den terugkecr- renden Eernando bestemd! Sedert draag ik het aan mjjn hart en bewaar het met grooter zorg dan het kostbaarste kleinood.// Bij deze woorden haalde hij het beeld uit de vouwen van zijn kleed te voorschijn, be- sproeidde het met een stroom van tranen en reikte het den Graaf over die het lang met verbazing beschouwde, «Nu sprak dc Graaf

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1894 | | pagina 1