No. 2173.
Zondag 19 Augustus 1894.
19de Jaargan
Vac Vlctls!
B U I T E N L A NO.
BUREAU: St. Jansstraat. Haarlem.
Hg maakte sneller dan de snelste har-
lekgn een saut-pérille ux en springt mij
over don kop.
Vervolgde onschuld.
Hg weet, dat Dr. B r i m a n n, een
bekeerde jood van wien het Zeitschrijt
j. Jud. Nation.» (1882) getuigl heelt: «dat
hjj een der grootste kenners van het He-
breeuwsch iiio deze eeuw» in zjjn Ju-
denspiegel den Talmud geheel ontmaskerd
heeft eu aaugetoond, dat deze Wet vele
geheel eu al verfoeilijke stellingen 'oavat
(1883.)
Duitschland.
Transvaal.
Engeland.
Uit Schotland schrjjft men: Wjj hebben
hier niets anders dan slagregen, mist
mm in ami
in it in.
ABONNEMENTSPRIJS.
Per 3 maanden voor Haarlemf 0,S5
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post>1,10
Voor het buitenland 1,80
Afzonderlijke nummers 0,03
Dit blad verschijnt ellcen DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
Redacteu r-U i t g e v e r, W. KÜPPERS.
MAISTIEMIRatT
30 Cents.
5
Dit was de titel van het laatste arti
kel, hetwelk de Wel.Esrw. Heer Rabbi
Dr. P e r e 1 mij het genoegen aandeed in
Januari 1892 aan mjja adres te richten.
Aanleiding tot dit artikel waren de
volgende gebeurtenissen: Iemand, die toe
kende W. W. had in de Nieuwe Haar-
lemsche Courant mjjne brochure de Jood
aanbevolen. Een Israël iet,de Heer K o s t e r,
meende hier tegen te moeten protestee
ren hjj deed dit in hetzelfde bladmaar
de uitslag beantwoordde niet aan Zjjc-
Edeles verwachting. Waut W. W. diende
hem zoo kranig van antwoord, dat ge
noemde Israëliet, Kostor, een kort ant
woord schreef, hetwelk in hoofdzaak be
stond uit onbeschrijfelijk dikwerf herhaalde
verhlarirgen «dat hij onvoorwaardelijk de
polemiek sloot».
Toen meends Neerland's Joden-kam
pioen, mgn vriend de Eerw. Heer P e-
r e 1, de eer van de Talmud-vlag te
moeten relden. Als een waren Achilles
trad hij met allerlei wapenen in het krjjt
en thans niet tegen W. W. maar direct
tegen den «smerigsten schotschrijver», dien
hij nog ooit ontmoet had: A. v. Ros. De
32 Christelijke bladen, die rnjjue bro
chure hadden aanbevo'en, moesten wjjken,
naar het scheen, voor de uitvallen van
dezen polemist.
Toch meende ik, dat ik hem op niet
geheel te versmaden wjjze kon antwoor
den. Eea voor ééahebikal zjjne redenen
weerlegd en verzocht om repliek.
Maar welk eene verbazing overkwam mg,
toen ik het antwoord van denJoodschen
Schriftgeleerde onder de oogen krerjf
Hg was, in zij i eerste artikel, mij om
drie redenen zeer hard gevallen. Deze
drie redeien bau ik hier buiten brspre-
kiug laten. Maar dit scheen den Rabbjjn
allerzius te mishagen.
Ik wil het in zeer duidelgk Hollandsch
zeggen
De Rabbijn, vergetend, verwaarloozend,
hoe zal ik het noemen, veronachtzamend
de punteD, waarover wij van meening
verschilden, schrjjft mg een artikel, zeer
bespottelgkerwgze genaamd: «Vae Vic-
tis»alles in het midden latende, wat
was geschre/en zsgt hij: «gij, A. van
«II o s komt mei mij voor eene commissie om
over den Talmud te disputeeren en anders
«zeg ik, Rabbi P er el, U, dat gij door mij
«op de deerlijkste wijze verslagen zijt»Eu
de Rabbi verklaarde verder, dat hg de
polemiek met mg eindigde.
De overwinning, die hij zelf op deze
doodnnchtere voorwaarde toezegde, moest
deze man natuurljjk in eigen oogen
ook bebaleD. Want het was duidelgk,
en dit wist hij van te voren, dat ik mgn
psendoDieum «A. v. R o s> niet zon lich
ten en niet voor P e r e I's commissie zou
verscbgneD. Ik bracht hem zjjne onhebbe
lijke wgze van doan ouder het oog, en
drong nogmaals op weerlegging mjjner
antwoorden aaD. De man zweeg.
Ik herhaalde mjjne driogeade uituoo-
diging, en beteekende hem, dat het toch
niet aangaat, iemand met steenen te wer
pen en dan op een draijs wegteloopec;
FE U ILL ET O N.
19.)
(Pervolg.)
Toen de man dacht, dat hij alleen was,
knielde hjj bij het slapende kind neder en
beschouwde het lang met aandacht. „Gij zoet
kind,» zeide hij zachtjes, //gij zijt aan mij ver
schuldigd dat uw leven gered is. Maar is het
leven dan zoo aangenaam, waarin u kommer
en ellende te wachten staan.// O, de stroom,
waarin gij voor eenige oogenblikken den dood
zoudt vinden, is niet zoo vreeselijk als de stroom
der wereld. Daar storten de baron van onge
luk op u neder en dreigen u op eene schrik
kelijke wijze naar den afgrond te sleepen. Daar
moet gij dag en nacht strijden, geen mensche-
lijke arm is er, die u uit dien strijd trekt.
Ach! ik kamp nu reeds jaren lang; reeds me
nigvuldige gebeden heb ik ten hemel gezon
den om ontferming en nog is de schrikkelijke
strijd niet ten einde. Arm kind! God mogeu
beware en genadig zijn, opdat gjj in zulk een
strijd niet bezwjjke!
Nn begon de knaap in zijn slaap te lachen.
Dit scheen den armen man aan te moedigen.
Gewis vertoonden er zich duizenderlei zoete
herinneringen aan gelukkiger tijden voor zijn
geest. In zijn hart ging iets verhevens om.
Zijne oogen stonden vol tranen; nu eens waren
zijne blikken ten hemel, dan weder op den
knaap gericht. Hjj vouwde zjjne handen op
de borst en scheen te bidden.
dat ook de onheusche straatjeugd gewoon
is zóó te handelen tegenover fatsoenljjke
voorbijgangers.
De man bleef zwjjgen.
Toen nam ik een laatste middel te baat.
Ik schreef een artikel, waarin ik me ar
dan 20 handtastelijke bewijzen bgeen-
plaatste, die aantoonen, dat de Talmud
eeu aartsgemeen wetboek is; ik eindigde
d t artikel ougeveer met deze woorden
«ziedaar mgne bewjjzeo. Ik daag U uit
«lie te weerleggen. Ei opdat gjj dit
«artikel niet zondt kunnen doodzwijgen,
«deel ik U mede, en weet nu ook het
«lezend publiek, dat ik dit nummer heb
«gezonden aau (T, aan de Rabbijnen, aan
«eenige voorname joden en aan honder-
«den Christenen door geheel Nederland».
Van dit nummer liet ik op mgne kosten
meer dan 3000 extra-exemplaren zenden.
De bewgzeo, die ik in dit artikel aan
voerde, heb ik doen afdrakkeu als «bij
voegsel» pag. 118 tot 120 der 89te tot
101e uitgavo mijner brochure.
Ea ook op dit artikel heeft myu R»b-
biju'je gezwegen!!!
De lezer versta tnjj wel. Als ik spreek
van zwijgenna mijne artikelen, heb ik
op het oog deu aftocht dien deze Rabbjjn
heeft geblazen van bet slagveld, waarop
hjj v<jj willig was getreden om mg te be
kampen. Hg bad mij in de Nieuwe Haar-
lemsche Courant»aangevallen;*) in datzelfde
blad had ik hem geantwoorden nu is
het toch tegen alle fatsoen in de polemiek,
om dan plotseling iemand eene krankzin
nige voorwaarde te stellen en, als hg die
niet aanneemt, in een ander blad jubel
liederen te toeteren
Deze vermakelijke hou ling bljjffc het
Rabbgotje nog maar immer aannemen.
De mai houdt er nameljjk een eigen blad
op na: Onajhankelijk Israëlietisch orgaan.
Ia dit vau vule regels vau taal en fat
soen volkomen onajhankelijk blad, bljjft
de Ilabbjju op geheioizinuige wgze zich
verkneukelen in de gedachte; dat hij
mij in zijne ijzere vuisten heeft doodge
drukt,» eu dat hjj «mij met zijne scherp
wapenen heeft overwonnen.» Ik zou deu man
gaarne dit onschuldig genoegen willen
laten. Maar nu bjj naar aanleiding der
jongste brochure vau den Heer F. de
Vries, al weder met die commiss'e-
quaestie aankomt, en den Jood Stern
aanraadt ook den H/er de Vries voor
eene commissie te dagen» en van de wei-
geriog of aanneming van dit voorstel de
oplossing der vraag afhankeljjkte maken:
«of de Talmud een gemeen wetboek is
ja of neen,» nu wil ik den Ribbjju
het antwoord indertjjd hem gegeven, nog
eens herhalen en toelichten; want dit
klaarbljjkeljjk boerenbelrog begiut n>jj
een weinig te hinderen. Ik antwoord dus:
lo. Voor die commissie niet willen ver-
acbjjuen is hoegenaamd geen bewijs van
onkunde. De Rabbjja weet immers even
goed als ik, dat wij het nimmer eens
zooden worden over de quae3tie: welke
Talmud-editie daar besproken zou worden».
Hjj zou natuurljjk eeu der vervalscbte
{«gezuiverde») voorleggen; eeu der uitga
ven door de bedriegelgke Synagoge ver
vaardigd, om de Christenen te misleiden,
- ofwel de editie van Bazel, die op last
Wij stonden Dr. P er el toe, zich in ons
blad te verdedigen. Bed.
Op dit oogenblik kwam de Graaf van achter
de rots te voorschijn. Hij was door hetgeen hij
gezien had, tot in het diepst zijner ziel bewo
gen. //Vergeef//, zeide hij tot den biddenden
man, terwijl hij naderbij kwam //vergeef een rei
ziger, die op zijne wandeling in deze bekoor
lijke streek hier onverwacht getuige geweest is
van eene schoone daad.//
De man stond verlegen van den grond op.
Hij was zeer onthutst. //Vreemdeling, sprak
hij sidderend, spaar mij uwe loftuigingen.Wat ik
gedaan heb, is niet aan mijne verdiensten toe
te schrijven, het is het werk van God. Dag
en nacht dank ik Hem, dat Hij mij deze vol
doening nog gelaten heeft, om andere onge-
lukkigen behulpzaam te kunnen zijn.//
//En deze voldoening,// hernam de Graaf," is
wel in staat om de droefheid van den onge
lukkigste der wereld te lenigen//.
Toen liij dit zeide, hief de man zijn gelaat
van onder den strooien hoed op en keek hem
veelbeteckenend aan.
//Hoe? Mag ik mijne oogen gelooven?» riep
de Graaf uit en deed een stap vooruit. //En
gij, sprak de man, zijt gij mijn weldoener niet
die mij met zooveel liefde opgenomen hebt in
uwe woning, die mij zoolang hebt geherbergd?
Ja, gij zijt het! Met deze woorden trad
hij naar den Graaf toe en drukte hem de hand
met groote aandoening, dat hij hem terug zag
en met de oprechtste danbaarheid in het hart.
//Hoe hebt gij toch dit besluit kunnen ne
men,// sprak de Graaf kort daarna,// om onder
deze rots te wonen ver van den omgang met
de menschenj Hoe zijt gij er toe gekomen om
AGHTE MA NON AGITATE.
PBIJS DER ADVERTENTIEN
Van 16 regels.
Elke regel meer
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag- en V r ij d a g-a vond
voor 6 uur ingewacht.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère
G. L. DA UBESf Co., JOHN F. JONES,Succ., Parijs 31 bis Faubourg Montmartre.
der R. Kerk werd uitgegeven, omdat zjj
niet langer wilde, dat de gemeenheden van
den echten Talmud dm Christenen onder
de oogen zouden komen. Ik van mgn
kant zou vorderen t) disputeareu over deu
echten ouden Talmud, (editia van Ve
netië 1520, Krakau, Warschau 1863 euz.)
dien de Joden nu uog algemeen a!s wet
boek erkennen.
Over dit twistpunt zoudeu wjj het toch
nooit eens worden I En al zouden wjj
dezelfde editie tot groulslag onzer behan
deling nemen, dan zon mjja Ribbyotje
mij kannen voorleggen de passage uit deu
Talmud, waarin staat geschreven dat iedere
tekst van dit hoog verheven wetboek voor
49 zuivere en 49 onzuivere uitleggingen
vatbaar is. Ik geloof, dat wij derhalve eene
eeuw zoudeu uoodig hebben om door het
eerste traktaat vau den Talmud heen ie
komen. O/er afzonderljjka teksten willen
de Rabbynen volstrekt niet diaputaeren,
daar men, geljjk zjj bedriegeljjkerwjjze
beweren, om ééi tekst te verstaan de
zaken in hun verband moet nemen, en dit
verband bestaat bjj hen hierin: dat zjj er
zooveel bij over deu vloer haleo, dat men
welhaast moet gelooven, dat zij voor iede-
ren tekst de 93 uitleggiogm vau buiten
kennen! Welk nut er in kan liggen onder
die omstandigheden door hen voor eene com
missie te worden bedrog m, dit ii mij nog
immer zeer oadui ielyk.
Maar een twaale autwoord, hetwelk
toch da domste boer kan bogrjjpan is dit:
2 Wat doat het tot da quaestie af of
ik den Talmud lazen kan of niet? En
Rabbi Perel weet ook zeer goed, dat
zjjn geheele voorstel dus uiets is dau boe
renbedrog.
Hjj weet, dat het werk van Prof. Dr.
Eisenmenger waarin niser dan 2000
aanhalingen staan, waaruit de verfoeiljjk-
heid der Joodsehe wetgiving bljjkt on-
weerlegd en onweerlegbaar is; dat dit werk
in 1768 door drie Universiteiten eu door
drie Rabbijnen is onderzocht op last vau
deu Koning vau Pruisen, en dat deze offici-
eele «commissie» haeft verklaard: «lat da
«Citaten door Eisenmenger geleverd,
«waar zjji, en vertaald met eeu trouw
lie iedereu toets kau doorstian.»
Hg weet, dat de beroemdste kenners
van het Habreauwsch vau diei tjji ais
Prof. Tgcbseu, Michaëlis, onze
beroemde Abrah. Schulteus dsn
Talmui eeu boek vau verregaande gemeen
heid hebben genoemd.
Hg weet, dat de bekeerde Rabbjja S i x-
tus van Sienna da gemeenheid van
den Talmul heeft outhuld, nadat hjj Do
minicaner monDik was geworden. (1559.)
Hjj weet, dat Dr. Martin, later Bis
schop vaa Trier, ia 1848 de verfoeiljjk-
heid der Talmadisohe wetgeving heeft in
het licht gesteld. Zult gjj zeggen dat deze
wereldvermaarde Hebraist ook deu Talmud
niet verstond?
Hjj weet, dat de bekeerde Ribbijn
L. C h i a r i n professor in de Habreeu w-
sche taal te Warschau den Talmud heeft
uitgekleed op de erbarmelykste wgze; ook
deze man was na zjjne bekeering R. K.
priester gewordeD, en was overtuigd, dat
de Chrisbeljjke liefde hem gebood het schan
delijk Jodendom te onthullen (1830.)
Hg weet, dat Prof. Dr. R e b b e r t
leeraar in het Hebreen wscb te Munster op
mijn landgoed met deze arme hut te verwis
selen? Hoe, gij weent? Is dan de oude zwaar
moedigheid nog niet uit u geweken? Arme
man, hoe beklaag ik u! Uit den brief wel
ken ik na uwe plotselinge verdwijning op uwe
kamer vond, kon ik besluiten dat gij uit vrees
voor vervolgers mijn landgoed verliet; meer
weet ik niet: gij hebt mij zelfs uw naam niet
toevertrouwd. Dikwijls heb ik gewenscht, dien
te kennen, doeh uwe stille droefheid en de
aanhoudende zwaarmoedigheid hielden mij steeds
terug, u dien te vragen.
De man met den strcoien hoed drukte den
Graaf de hand. //Gij zijt een edelman," zeide
hij zeer ontroerd, //die mij tijdens mijne vlucht
in uw huis opnaamt, die mijne stilzwijgend
heid eerbiedigde en hartelijk deel nam in mijn
langdurigen kommer. Waarom zou ik u langer
mijn naam en de droefheid mijns harten ver
borgen houden, des te meer daar ik onder de
ze rots, van vervolgers niets meer te vreezen
heb? Weet dan dat ik de ongelukkige graaf
Eernando de Oliva ben."
//Eernando de Oliva?// riep de Graaf uit en
hij kon de hevige onsteltenis niet bedwingen,
welke zich van zijn gemoed meester maakte.
//Hoe zijt gjj toch zoo verwonderd,// vroeg
Eernando.
//Gij kont gewis de geheele treurige ge
schiedenis van den armen Fernando de Oliva.
Wie toch kent die niet?»
//Maar was het niet in een nachtelijk ge
vecht, dat Eernando in het bosch hij Sevilla
vermoord word?// hernam de Graaf.
//Dat meenden mijne vervolgers,// antwoordde
het werk van Dr. Martin zjjn zegel
heeft gezet.
Hjj weet, dat de erraran Hebraist Dr.
E c k e r naar aanleiding vau een proces
over deu Judenspiegeldoor het garecht
als deskuudige opgeroepen, onder eede
heeft bevestigd: «lat dezs aanhalingen,
van Dr. Brituauo, de waarheid bevat
ten.» (1884.)
Hg weet, dat de, volgens vriend en vjjand
ontegenzeggelijk grootste kenner van het
Hebreeuwsch dezer tjjden, Prof. Dr. G i 1-
deineister, ook ia een soortgelijk pro
ces, onder eede hetzelfde haeft bevestigd
eu dat geen enkele Rabbijn het gewaagd
heeft dezen reus onder de Habruxiten te
weerspreken. (1885).
Hjj weet, dat bij met opzet onwaar
heid spreekt, als hg zegt, dat de grjjze
hoogleeraar in het Hebreeuwsch aan de
Hoogeschool vanPraig Prof. Dr. Roh-
l i u g, iu de polemieken met de Ribbjj-
uen het onderspit heeft gedolven; hg
weet, dit ik da onwaarheid dezer bewe
ring geheel heb ontmaskerd iu myu arti
kel vau Jao. 1893, waarop hij geen stomme
letter haeft geantwoord, omdat dit onmo
gelijk was; hij weet dat Dr. Rohling
om de Ribbyueu voor eeuwig te be
schamen, bun heett aangeboden op de
vergadering vau de beroemde beoefenaa-s
der Oosterscho tvleu genaamd «Orienta-
listen-vereeniging*de w iarhei f zij uer cita
ten, die hjjii zjjue brochure «den Talmud-
Juilehad verzimell, te bewjjren; maar
de Ribbjju m hebban dezs uitdagiug uiet
aangedurfd. Hg weet dat Dr. Rohliug
huns ondanks zjjue brochure aan die ge
leerden heeft voorgelegd, en dat deze hem
volkomen bijvielen. (1886).
Hg weet, dat de grootste orieatalist
vau Waeaen, Dr. Warhmdad ook
R o h 1 i n g s citatou volkomea juist heeft
genooml ea deu Talmul uitdrukkelijk
heefc veroordeeld. (1889).
Hg weet dat Prof. Dr. Praiuaitis
laeraar ia het Hebreeuwsch aau de Hoo
geschool te St. Patersburg uit den Talmud
meer dau 200 citaten heefc gegeven en
dit wetboek duioelsch noemt. (1893).
Hg weet, dat Prof. Dr. Dillmann
van B-irljjn, Prof. de laFargue, Dr.
Martinez van Lyra, Prof. Dr. La-
marque, Dr. We is bach van Leipzig
en nog vele anderen z'eh in geljjken
geest over den Ta'mud hebben uitgelaten.
Hjj weet dus ook, dat zij u gepraat over
eene «commissie* nonsens is. Ik behoef
immers geen woord H/breeuwsch te ken
nen om djezk geschriften te lezeu eu tot
de meest hechte overtuiging te komen dat
de Talmud een doemwaardig verderfeljjk
wetboek is. Om derhalve aan het boeren
bedrog van Dr. Perel een einde te
maken publiceer ik dit artikel, waaruit
ten duideljjkste bljjkt:
lo dat Dr. Perel mjjue artikelen van
Januari en Februari 1892 nog immer on-
beautwoord liet
Eernando, //en dat kan wel de reden geweest
zijn, dat zij mijne schuilplaats sedert lang niet
meer hebben opgespoord. Ik ontving eene won
de aan den arm, waardoor ik voor korten tijd
het gebruik mijner zinnen verloor. Doch ik
kwam weldra weder tot bewustzijn en behield
het leven. //Maar, ach! welk een leven was dat!
Onder vrees, kommer en hoop werd het door
gebracht! Toen ik op mijn slot aankwam, vond
ik het door vrouw en kind verlaten;niemand wist
waar zij gebleven waren, noch waarheen zij zich
begeven hadden. Dewijl de sleutel der verborgen
tuinpoort verdwenen was, vermoedde ik, dat zij
de vlucht genomen hadden. Doch waarheen
Ik verloor schier mijne zinnen. Om navorschin-
gen te doen omtrent hen die verdwenen waren
daartoe had ik geen tijd meer. Mijne vervol
gers waren reeds bezig om opsporingen te doen.
Ik moest mijn eigen leven redden en ontvluchtte
in bedelaarsgewaad, gekleed zooals uw mensch-
lievendheid mij ontvangen heeft. Doeh ook op
uw eenzaam landgoed achtte ik mij niet vei
lig genoeg, daarom verliet ik het, als pelgrim
gekleed, in den stillenjnacht. Nogmaals schepte
,k moed en wandelde in die kleeding tot na-
bjj do overblijfselen van mijn voormalig kas
teel. Daar sloop ik tijdens de morgenschemering
in alle naburige vrouwenkloosters om degene
te kunnen vinden, die ik zoolang zocht. Doch
alles te vergeefs. Nu was al mijn hoop uit mijn
hart verdwenen. Mijne droefheid kende geen
perken meer. Afgemat zonk ik neder bij de
puinen van mijn voormalig slot, de laatste ge- f
tuigen van mijn vroeger geluk. Ik weende den
ganschen nacht, zoodat mijne oogen verduisterd
2o dat hg het publiek misleidt met ziju
vooratsl eener «commissie» waarvoor ik
dan zou moeten verschgaen;
3o dat dit voorstel handtastelijk bedrog
is, waut dat de gemeenheid van den Tal
mud geen twistvraag meer is, maar eene
zaak, die door de beroemdste Hebraïiten
van Europa, op de meest besliste wgze is
uitgemaakt
4o dat hunne uitspraken met mijne
kennis vaa het Hebreeuwsch niets hebben
uitstaan.
Ziolang Dr. Perel deze puaten niet
weerlegt, zil ik hem de vrijheid guuusn,
mg verder in zjju «Orgaan» naar hartelust
uit te jouwen.
A. Van Ros.
Geheel DuiUchlanl door klaagt men
over den natten zomer. Uit de buurt vaa
Stuttgait schrjjft men: het is hier treuriger
dan ooit, steeds regenregen
regen.
Het gebruiken van petroleum tot
het aaDmaken eeoer kachel heeft weer een
slachtoffer geëiseht. Eene 72-jarige vrouw
uit Essen, die tot verpleging van een
harer familieleden tjjdeljjk te Altendorf
logeerde, maakte Zaterdag-namiddag het
vnur aan en goot toen petroleum erop,
om spoediger gereed te kunnen zjjn. De
viam deelde zich echter aau den inhoud
der kan mede, mat het gevolg, dat de
arme vrouw in een oogwenk ia volle
vlam stonl. Toen hulp opdaagde, was het
reeds te laat, de ongelukkige had zulke
vreeseljjke braadwonden gekregen, dat zjj
na een paar uren van verschrikkeljjk lij
den den geest gaf. Alweer een voorbeeld
voor huisvrouwen eu dienstmeisjes, die
zch maar al te dikwjjls van petroleum
bedieueu om vuur aan ta maken in eene
kachel. Zil het echtsr helpan
Op Zondig den 26Augustus e. k.
z.l de 41 j algemeens vergadering van
Duitschland's Katholieken te Keulen ge
houden werden. Dj bgesnkomit duurt tot
Donderdag 30 Augustus en belooft zeer
belangrijk te zullen zga.
Meu vergadert in de Gürzanichzial.
Duizenden bezoekers worden verwacht eu
iu de hotels is het verbazend druk met
het bespreken der plaatsen.
De troepen die tegen M al a b och
hebben gestreden, zjju te Pretoria terug
gekomen en door ds Regeering en inge
zetenen juichend begroet. De Staatspre-
sifent, de ternggekomeuen toesprekende,
zeide dat ook vreemdelingen in hun mid
den hun leven voor het land hebbm ge
waagd en er nu terstond bjj den Volks
raad een wetsontwerp zal worden inge
diend om hun de rechten van burgers te
rerleenen.
De in opstand gekomen kafiirs hebban
vrouwen en kin leren vermoord. Da Trans-
vaalsche tro?pin zullen heden met behulp
vau Swazie's een aanval op hen doen.
waren. Toen de morgen aanbrak, was ik eenigs-
zins verlicht. Ik kon bidden en deeds zulks
in het binnenste mijner ziel. Ik nam afscheid
van al de vrienden dezer wereld en dwaalde
jaren langrond in droefheid en ellende en zonder
woning. Mijn grootsten honger stilde ik in de
hutten van liefdadige menschcn, tot ik einde
lijk in deze eenzame vallei aankwam. Sedert
dien tijd leef ik in dit kleine vertrek, dat ech
ter groot genoeg is, om mijne droefheid te
kunnen uitschreien. En wat mij het genoegen
des levens nog draaglijk maakt, is dat de lieve
God 'mij bijna dagelijks de gelegenheid toe
zendt om lijdende broeders te kunnen helpen.
Van mijne echtgenoote of mijn kind heb ik
niets meer vernomen; ach zij hebben reeds
hun einde gevonden en zijn overgegaan in God's
zalige woning. Ik heb geenszins het geluk ge
had om de bloemen, die op hun graf groeien
met mijne tran*^ te hesproeien.
Doch ik bezit eene kleine beeltenis, ecu ge
schenk van Valeria, zonder dat zjj zelve dit
heeft geweten. Op denzelfden morgen, waarop
ik uit het woud terugkeerde, vond ik het op
haar werktafeltje. Met hoeveel vreugde ik het
aangreep en kuste, kunt gij u voorstellen. Ilct
was immers door Valeria voor den terugkecr-
renden Eernando bestemd! Sedert draag ik het
aan mjjn hart en bewaar het met grooter zorg
dan het kostbaarste kleinood.//
Bij deze woorden haalde hij het beeld uit
de vouwen van zijn kleed te voorschijn, be-
sproeidde het met een stroom van tranen en
reikte het den Graaf over die het lang met
verbazing beschouwde, «Nu sprak dc Graaf