N I E W E
Nfc 2210
Vrijdag 16 November 1894
19do Mrgmg.
Sparen.
KATHOLIEKEN GIDS.
Open brief betreffende den
A g n e s.
ISHRllMSfHE
ABONNEMEN TSPBIJB
Pei 3 maande» voor Haarlem. t 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het buitenland 1,80
Afzonderlijke nummers0,03
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
BUBEiïï: St. Janstraat Haarlem.
PBIJS DEB ADVEBTENTIEH.
AGITB MA HON AGITATE.
Van 16 regels 30 Cents
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie h Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensd ag-
an V r p d a g-a vond voor 6 uur ingewacht.
Redacteur-Uitgever, W. KüPPERS.
lader onzer kent de gulden spreuk«Spaar
in den tijd, dau hebt gij in den nood.»
Maar hoe weinigen zjjn er, die acht geven,
letten op de waarheid vau deze gulden
zegswjjze, in dien zin namelijk, dat zjj haar
metterdaad in beoefening brengen. Voor
waar, het zou er in de tegenwoordige we
reld, nu men overal en op alle gebied
klaagt en jammert eu steent over malaise,
oneindig veel boter uitzieo, indien men in
der tiji gespaard had eu nog spaarde!
Sparen ter juister ure en ter juister
plaatse, is één van de hoogste huiselijke
deugden in het huiseljjk leven. Wie inder
daad ter juister ure en ter jaister plaatse
weet te sparen, hjj bezit éen der grootste
wetenschappen, hjj zal vele moeiljjkhedea
en verdrukkingen kunnen te boven komen.
Hoevelen zjjn er, die thans eene fliuke
positie in de maatsobappjj bekleedeuen
zoo gjj aan hen vraagt, hoe zjj daartoe
zjjn geraakt, dan klinkt hun antwoord:
door vljjt en spaarzaamheid heb ik deze
positie weten te veroveren. Maar ook van
deD auderen kant, hoeveleu zgn er, die
nooit ofte nimmer de hooge waarde van
bet geld hebben leeren kennen en die juist
daardoor niet tot weigezetenheid en eigen
dom zgn gekomen.
Want het is inderdaad verwonder
lijk, hoe lichtzinnig vele measchen met het
geld omsprirgen. Ronduit gezegd, zjj wer
pen het weg, zjj gooieu het le grabbel.
Maar zóo is de geldbeurs uatuurlgkerwjjze
spoedig ledig en dan begint het gejammer
en geklaag, dan begint de nood: men heeik
in der tjjd niet gespaard, alzoo heeft men
ook niet in den nood.
Dergeljjke mecschen, die zoo lichtzinnig
met hun geld omspringen, die het verbras
sen, vorzwendelen, verspelen of verdrioker,
misschien nog erger! dergelijke menscheu
hoort men niet zeggen«Waarvoor toch
eigenljjk gespaard Ik kan oumogeljjk
zooveel geld besparen, dat ik naderhand
daarvan kan leven. Derhalve spaar ik ook
niet.»
Om nn te zeggen, dat dit gezoude en
verstandige logica is, zon allicht een toeken
zgn dat wij over weinig gezond verstand
beschikken. Neen, dit is dwaze, onzinnige
taalwant kan zelfs eene geringe geldsom
voor het geval van nood niet van de hoogste
waarde zgn? KaB eene geringe geldsom
niet over den eersten moeiljjken tjjd heen
helpen?
De aanmaning tot spaarzaamheid moet
vooral gericht worden tot de uiets-bezit-
FEÜ1LLETON.
24.)
{Vervolg.)
Daaraan heb ik reeds gedacht, antwoordde
Agnes bedaard. We hebben de juweelen. die ik
gisteren kreeg reeds als verloren beschouwd. Ik
stel voor ze te verkoopen, ik heb er geen genoegen
meer aan en ze vertegenwoordigen eene groote
waarde.
De Baron keek zijne dochter verrast aan, ter-
wijl mevrouw Von Balten hartelijk lachte. Hij
trok zijne dochter aan zijn hart,kuste haar en zeide:
Ga maar, mijn kind en spreek een goed
woord met den oude. Voor het overige is wel raad
zonder dat gij een offer brengt.
Een half uur later reed Agnes met Willis, die
weer goed genezen was, naar de hut van den
ouden man.
Het was een zonderling gezicht, de barones
Agnes Von Rotheim in de eenvoudige kamer voor
Valentijn te zien staan.Noch baron Rotheim, noch
deVrijvrouw begrepen,welk een zware strijd het de
jonge dame gekost had, den oude te bezoeken.
Zelfs toen haar paard voor de deur stond, aarzelde
ze nog af te stijgen.
Bevende gleed ze van haar paard, beval den
knecht het paard rond te leiden en klopte moe -
dig aan de hut.
Ik ben al hier, heer Directeur, riep de stem
des ouden van binnen.Hij strompelde naar de deur
an de sleutel knarste in het slot.
tende, tot de arbeidersklassen. Want zjj
vooral Lebben het meeste te Ijjden, het
meeste te verduren, wanneer zjj de spaar
zaamheid niet baoefenen. Immers, wanneer
het aan werk ontbreekt, of wanneer ziekte
of een ander ongeval den werkman treft,
en men heeft niet iets ter zgde gelegd, dan
treedt aanstonds het gebrek en de ellende
het gezin van den werkman binnen. Maar
zoo zegt menig arbeider hoe kan ik
sparen, terwjjl ik zoo weinig verdien? Doch
het is hier de bsdoeling nietdat de werk-
mau van zjjne spaarpenningen gemakke
lijk een kapitalist met geheele schatten
worden kan; de bedoeling hier is, eene
spaarpenning ter zgdo te leggen voor den
kwaden of voor den ouden dag.
Men zegge toch nooit: ik verdien te
weinig om iets te kannen sparen. Want
daar zgn vele arbeiders, die in weerwil
van hnnne geringe verdiensten een klein
huisje ia eigendom bezitten of geld op de
spaarbank hebben staan. Wat de eene kan,
dat kan ook de andere. Maar hiervoor is
volharding, onvermoeide standvastige vol
harding noodig.
Het is echter een veelvuldig voorkomend
verschgnsel, dat juist die arbeiders, welke
hot meeste verdienen en daarom gstrak-
keljjk besparingen konden maken, het spa
ren geheel en al verzuimen. Of is het geen
feit, dat juist die werklieden, welke een
groot werkloon verdienen, zich ook groote
levensbehoeften en lasten scheppen, om
welke te bevredigen hun werkloon, hoe
groot ook, ternauwernood toereikend is?
Wat een opschik en opsmukken van de
kleedjj! Welk eene koortsachtige zucht
naar vermaken en genoegens! Welk eene
verkwisting van geld voor overtollige ver
teringen Aan de toekomst wordt niet ge
dacht. Men is steeds met den dag geijjk,
en wanneer man later zonder werk of
ongeschikt voor den arbeid is, dan is men
doodarm, zoo arm ais Job. Eu helaas
hoe vaak schaart men zich dan onder de
ontelbare volgelingen van het Socialisme,
die in hnnne ontevredenheid schelden, razen
en tieren op het kapitalisme, op de ver
rotte maatschappij, alsof zjj de schuld waren
van den ingrypenden nood en van de intre
dende ellende, en niet hnn eigen verkwis
ting en brasserijen.
Niet het groote werkloon allééa is het
eenige middel voor welstander bestaat
nog een ander middel, n. 1. de wjjze, waarop
het verdiende werkloon verstandig wordt
gebrnikt en besteed. Wanneer de uitgaven
immer en altjjd de inkomsten overtreffen,
duideljjker gezegdwanneer men méér
Valentijn liet bijna de kruk vallen,toen bij Agnes
voor zich zag. Zwijgend trad hij ter zijde om de
dame door te laten.
Langzaam ging ze binnen haar eerste blik
zocht het roode kruisbeeld en het kleine portret.
Moedig wendde ze zich tot Valentijn en zei met
hare heldere stem Ik kom van wege mijn Papa,
om een onrecht goed te maken, hetwelk mijngroot-
vader aan u begaan heeft.
De arme oude man snakte naar adem.
Wil u niet gaan zitten, Barones,sprak hij ein
delijk. De weg van het kasteel tot hier is lang, zelfs
te paard.
Agnes ging zitten, nam haren hoed af en legde
de sierlijke rijzweep op tafel. Het was warm in het
vertrek en dit gevoelde de Barones zeer goed na
den harden rit.
Nauwkeurig beschouwde ze het gelaat van den
grijsaard het was geen gewoon gezicht. Men kon
zien, dat hij veel geleden had
Gaat u ook maar zitten, zei ze goedig het
staan valt u zeker lastig.
Zwijgend gehoorzaamde Valentijn en nam op
een eerbiedigen afstand van de jonge dame plaats.
De Barones ging voortGij hebt den directeur
Siegfried uwe levensgeschiedenis verteld, door
hem vernam ik ze. Ze heeft me zeer getroffen en
dadelijk heb ik met Papa gesproken om iets voor
u te doen.
De oude Valentijn schudde zijn grijs hoofd.
Wederom hij, mompelde de oude alsof hij
alleen ware weder de Directeur. God zegene
hem, hij heeft over mij met de schoone Agnes Von
Rotheim gesproken.
Agnes bloosde. We hadden echter liever gehad,
uitgeeft dan men verdient, dan zal men
steeds in eea onzekeren toestand verkeeren.
Men moet rekening houden met zijne
inkomsten, zjjue uitgaven naar die inkom
sten, naar zgae verdiensten regelen, en
bovendien denken aan de toekomst, aan
dagen van tegenspoed, van werkeloosheid,
van ziekte, van ongemak, dat is, men
moet iets sparen, een appeltje bewaren
voor den dorst, zooals men dat noemt.
Men moet, geijjk wjj in den aanvang zei
den, sparen ter juister ure en ter juistsr
plaatse. De spaarzaamheid mag niet ont
aarden in gierigheid men mag zgn lichaam
niet uitmergelen om offers te brengen op
het altaar van den geldgod. Dit is mis
plaatste spaarzaamheid, die den naam van
spaarzaamheid niet dragen magdit is
verachtelijke gierigheid
Wij lezen in de NIE O WE SOHIÊDiM-
SCHE CO URANT van gisteren het navolgende
Den WelEdelea Heer Verhoeve,
redacteur der Nieuwe Schiedamaehe
Courant te Schiedam.
Amicissime
Gij hebt mij nu reeds meermalen als uwen
hartewensch te kennen gegeven, Amice, dat de
Katholieke Gids eens openlijk door mij zoude
besproken worden. Nu Amice, eerst dacht ik bij
het lezen van dien wensch in uwen laatsten
briefwelnu, de eer is aan u Gij hebt zelf eene
goede-versnedene pen, gij zjjt een man, die het
kruis Pro Ecclesia et Pontifi.ce voert, waarom
zwaait gij zelf niet eens met den palmtak? Maar
spoedig daarna bedacht ik, hoeveel drokten reeds
uw deel zijn, dewijl gij schier geheel alleen een
Dagblad redigeert en dus Kreupel zal dan
maar weer voor dansen, ik, uw vriend, ga spre
ken over den Katholieken Gids van Haarlem,
maar ik richt het woord tot u.
Zie Amice, den lof van onzen dierbaren Gids
aanvangende, komt eerst Deseartes mij in de ge
dachten. Dagen en maanden heeft die philosooph,
te Amsterdam en op de buitenplaats Endegeest
bij Leiden, eerst maar gewurmd over de kwestie
van zijn bloot bestaan, en toen de tobberd (want
hij was er een in de philosophie) meende, dat
zijn bestaan eindelijk goed en wel op pooten
stond, ach, toen had hij nog weder valsch gerede
neerd. Nu, is het niet waar, over dat doode punt
is de Katholieke Gids gelukkig heen. Terwijl gij
Hoewel wij al wat in dezen „open brie!" naar per
soonlijken lof zweeft slechts onder beneficie van inventaris
kannen aanvaarden, hebben wij gemeend aan dit schrijven
van onzen hooggeachten medewerker, toch eene eereplaats
te moeten inruimen. Red.
indien ge u onmiddellijk tot ons gewend had,
in plaats van vreemden met de donkere plaat
sen in de geschiedenis der Rotheims bekend te
maken.
Weder schudde de oude het hoofd. Dat is
u zeker niet gemeend, zei hij ernstig. Uw heer
vader was de eerste aan wien ik mijn leed klaag
de hij geloofde mij niet. In het dorp weten
oude lieden nog zeer goed, wiens zoon ik ben.
Ik weigerde de aalmoes, die de Barones mij aan
bood. Wellicht heeft de heer Siegfried u ook
verteld waarom. De Directeur is een goed mensch
hij was de eerste, die in mij niet den kreupelen be
delaar, maar een ongelukkig man zag. II kent ook
directeur Siegfried u zal ook weten, hoe goed en
edel hij is. Daarom vertelde ik hem alles. Dat hij u
echter zou bewegen hierheen te komen,vermoedde
ik niet.
Agnes' blik werd somber. De heer Direc
teur lie .ft mij tot niets bewogen, daartoe was de
kennis der daadzaak noodig, sprak ze koel. Doch
ter zake. Gaarne hadde mijn vader u eene wo -
ning bij ons in het slot verschaft, indien we
niet vreesden dat zulke verandering nadeelig
voor u zou zijn. Doch we wenschen n als fami
lielid ze drukte op dit woord het leven
zoo aangenaam mogelijk te maken en u het leed te
doen vergeten, wat gij verdragen hebt, oom Va
lentijn
Aarzelend sprak het meisje de twee laatste woor
den uit en verwonderde zich, hoe gemakkelijk
het was den grijsaard dien vertrouwelijken naam
te geven.
De oude meende te droomen.Met trillende stem
herhaalde hjjoom Valentijn 1 Gij gij
in de verslagen van de Katholieke Pers van Ne
derland door Gomarius Mes soms heel een kne
kelhuis ontmoet van vroeg gestorvene Roomsche
tijdschriften, heeft de Gids van Küppers niet
alleen zijn bestaan gehandhaafd zes jaren lang,
maar hij is daarenboven iedere maand prompt
op tijd verschenen. Allereerst schrijf ik dit toe
aan den aard van genoemden heer Küppers
Welk een karakter, welk een activiteit in dien
uitgever I Dat reist naar alle zijne medewerkers,
dat vraagt zoo trouwhartig om wat hulp, dat
werkt en zwoegt, dat de Haarlemsche veste, bij
het zien van dien woeligen inwoner, wel moet
opschrikken en schier vergeten zal om hare lip
pen als van ouds langzaam en netjes te blijven
plooien tot de zoete uitspraak van woordjes, als
deze: pruimpjesprisma's en patatjes. Och ja,
Kiiup', gij doet u best wel, goede kerel, maar er
is nog zooveel meer, is 't niet waar Doch
troost u, en denk maar aan de Damiaatjes. Oli
vier van Keulen kan er in zijn Chronijken niet
van zwijgen, hoe kwalijk de lieden, die Damiate
hadden veroverd, bij het verdeelen van den buit
werden herdacht, en hoe slecht zij, zij, de loffe-
lijkste, de gewilligste der Kruisvaarders, bij het
bezetten der veroverde stad werden ingekwartierd!
Ik wil dan maar zeggen, Amice, dat de Gids
zes jaren bestaat, is al iets belangrijks in Holland,
en laten wij ons nu verder eens herinneren,welke
campagnejaren en onder die zes jaren zijn ge
weest. Och hemel, ja, wat hadden wjj allen, nog
voor korten tijd, in de couranten en tijdschriften
een rumor in casa-, op elk bureau peinsden de
journalisten en zaten zij daar neder:
Als wijlen Aladijn, in oorlogszorg gedompeld
Het komt nooit meer terecht, zoo zeiden wij
in die dagen reeds tot elkaar, weet gij nog wel?
En ziedaar, alles is best terecht gekomen; want,
of men al met strootjes in den mond heeft ge-
loopen of niet, de aloude broederliefde tusschen
de paapjes onderling, heeft ons ten laatste weer
bijeen gevoerd, en wij hebben allen elkaar in den
geest alweer omhelsd, alsof wij, op Persgebied
nooit een moeielijkheid met elkaar hebben gehad.
Zooveel heeft het voor onder den kromstaf te
levenMaar dit alles neemt niet weg, dat, toen
de vleermuizen eenmaal aan het vliegen waren,
en toen er eenmaal klappen werden uitgedeeld,
helaas ook die arme Gids soms van zijn eigen
gezelschap, nu links en dan weer rechts, de
noodige duwen en knepen moest uitstaan. Even
zoo is hij vroeger nog eens (doch geheel parti
culier) met zekeren heer Ibsen, een Noorman,
slaags geweest. Toen was hij, hjj de G«'d« zoo
waarlijk eventjes aan het dwalen geraakt. Maar
alle deze en misschien nog wel een paar andere
rencontres, zij hebben ten slotte den Gids toch
in zijne betrekking gelaten, ja, hem nog sterker
en vlugger voor gletchers en bergpassen gemaakt
ook hier, Amice, is dus het woord weer bewaar
heid, hetwelk gij meermalen over den Gids tot
mij hebt gesproken: Zijn begin was een begin met
God, zoo heel gemakkelijk zal hij nooit ondergaan.
En nu, beste vriend, zoude ik nog verder wil
len keuvelen over de medewerkers in den Gids.
Maar, als gij dat aanhooren wilt, moet gij geduld
noemt mij zoo 1 waarnaar ik zoo verlangd heb"
O, wat zijt gij goed en lief 1 Nu verlang ik
niets meer 1
Voor alles wenschen wij, Agnes bloosde,
want ze had //ik// moeten zeggen, dat gjj niet
meer voor vreemden werkt. We verzoeken u eene
nette woning in het dorp te nemen, die zal er wel
te vinden zijn.
U is zeer edelmoedig, Barones, hernam de
oude man, doch ik hoop,dat u mjj toestaat voorloo-
pig dit voorstel te weigeren. De woning verlaten
kan ik niet.
Waarom niet vroeg Agnes.
De directeur Siegfried deed mjj het middel
aan de hand door werken mijn brood te verdienen.
Ik weet, dat ik niet voor niets hier woon,deze klee-
ren draag, het loon verdien. Dit bewustzijn ver
heft mij in mijn eigen oogen, Barones.
Ik blijf in den zaagmolen zoolang als de Direc
teur te Rotheim blijft, wat wel niet lang meer
zal duren. Hij beloofde mij, dan ook nog voor
mij te zorgen.
De Barones stond haastig op.
De Directeur en altijd de Directeur 1 riep het
meisje hartstochtelijk. Sinds hjj hier is, heb ik nog
niemand te Rotheim gesproken, of zijn tiende
woord is //de heer Directeur//. Ik wil niet, dat hij
voor u zorgt, hij heeft geen recht onze verplichtin
gen over te nemen, hij doet het, wijl hjj ons adelljj-
ken vernederen wil.
Elke gelegenheid grijpt hij daartoe aan.
{Wordt vervolgd.)