No. 2287.
Donderdag 23 Mei 4 895.
j
's Heeren Hemelvaart.
Andere tijden, andere zeden.
BUITfi NL A ND.
Per 3 maanden voor Haarlemf 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post1,10
Voor het buitenland c1,80
Afzonderlijke nummers 0,03
Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERD AG.
Redacteu r-U i t g e v e r, W. KÜPPERS.
BUREAU: St. Jansstraat. Haarlem.
Van 16 regels. 50 Cents.
Elke regel meer7HS
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag- en V r ij d ag-avond
voor 6 uur ingewacht.
Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère
G. L. DAUBEty Co., JOHN. F. JONES, SuccParijs 31 its Faubourg Montmartre
«Gij zjjt bedroefd, omdat ik van u henen
ga, maar ik zal u den Heiligen Geest
zenden, den Vertrooster, die u alle waar-
beid zal leeren.»
Zjj stonden daar alleen, die Hij bad
uitverkoren, om de waarheid den volkeren
te prediken, zij zagap tot den Hemel op,
waarin hun meester was verdwenen, en
waren bedroefd.
Hjj had tot hen gezegd: «Gaat en on
derwijst alle volkeren.»
En zjj waren slechts werklieden. On
wetend waren zjj en hadden geen kennis
van talen en wetenschappen.
Wat moesten zij aan de volkeren leeren,
hoe hen onderwjjzen?
Gearbeid hadden zjj steeds in het zweet
huns aanschjjus, gearbeid om het dage-
ljjksch brood.
Harden,onverpoosden arbeid des lichaams,
handenarbeid op het veld en op de wa
teren. Geestesarbeid was hun vreemd.
En Christus had gezsgd: «Gaat en on
derwijst alle volkeren.»
Waar zouden zjj vinden, wat zij den
volkeren moesten leeren?
In de boeken der wjjsgeereu konden zij
niet lezen en niet begrjjpen, wat daar ge
schreven stond.
Ook had de Meester hun die boeken
niet aangewezen, had niet tot hen gezegd
«Leest 1»
Ook had Hjj niet gezegd «Gaat tot de
wjjsgeeren en leeraars, die spreken op de
openbare pleinen en leerlingen om zich
heen verzamelen; tot de geleerden der
heidenen, die de natuur van het onge
schapene en het geschapene trachten te
doorgronden.
Maar Hjj had tot hen gezegd: «Bidt
en ik zal u den H. Geest zendendie
zal u alle waarheid leeren.»
Zjj vereeuigden zich en zjj baden. De
H. Geest daalde neder over hen en zjj kwa
men naar buiten en spraken tot het volk.
De menigte stond verbaasd over de onge
leerde visschers, want zjj spraken vele
talen en ieder kon hen verstaan. Gods
wjjsheid sprak uit hen en niemand kon
de kracht hunner woorden wederstaan.
Een nieuw heidendom is over de we
reld gekomen.
De geleerden en wjjsgeeren hebben op
nieuw getracht de natuur van het onge
schapene en van het geschapene te door
dringen.
Maar zjj werden 'niet verlicht door de
ongeschapen wijsheid van boven.
Zjj konden het ongeschapene niet door
gronden, niet bevatten en wat hun ver
stand niet kon begrjjpeD, geloofden zjj
niet langer.
Hun bleef slechts het stoffeljjke.
Dit stof verhieven zjj tot hun God en
aanbaden het.
Het geloof verdween uit de harten der
menschen, zjj dienden niet langer den on
geschapen God, zjj arbeidden niet meer
om een eeuwig loon, maar om een loon
op deze wereld.
Het kapitaal steeg ten troon en was
koning en God
Het volk werd zjjn slaaf en de krachten
der menschen gebruikt om de macht van
FEUILLETON.
De uitvinder als slachtoffer.
greeds 4.» teW»
het kapitaal te vermeerderen.
Want het kapitaal is een wreede vorst,
hjj kent geen medelyden en ziet niet de
tranen der werklieden, die arbeiden in
zjjn dienst, het kapitaal in de handen van
heD, die niet dienen en aanbidden het
ongescbapenen opperste Wezen.
Ongelukkig werd het volk, het klaagde
en weende en zag nit naar middelen om
zjjn treurig lot te verbeteren.
Het zag op naarllem, die opgeklommen
was ten hemel en gezegd had «Ik zal
u den Vertrooster zenden, die u alle wjjs-
heid en waarheid zal leeren.
De plaatsbekleeder van Hem, die ten
Hemel was opgenomen en spreekt tot de
wereld in Zijn naam, sprak tot het volk,
dat arbeidt in het zweet zjjns aanschjjns
en zucht ODder den drnk vandenzwaren
scepter vaD koning «Kapitaal.»
fijj zeide tot hen «Vereenigt n en bidt
en onderzoekt.»
Maar Hjj zeide niet tot hen «Vraagt
de geleerden en de wjjzon dezer aarde,
opdat zjj u voorlichten en u leeren, wat
gjj hebt te doeD, tot verbetering van
nw lot.
Hjj zeide niet tot hen: «Onderzoekt en
leest de stelsels van hen, die het aanschjjn
der wereld willen veranderen en een
nieuwen toestand willen scheppen, zonder
die Eeuwigs, ongeschapen Wjjsheid, van
wie gezegd is: «Door Zjjne komst zal het
aanschjjn der wereld verauddrd worden.»
Maar Hjj sprak tot hen, die van den
H. Geest de zending ontvingen om te gaan
tot alle volkeren: «Gaat tot het volk, tot
de werklieden, vereenigt u met hen en bidt
en leert hen, leidt henen richt hen opuit
de verdrukking, waaronder zij lgden.»
s<
Ea daarom, gjj werklieden, vereenigt
u en bidt en hoort.
Maar houdt n verre van hen, die niet
de zending en het leeraarsambt ontvingen
van den Vertrooster, diea de Heer be
loofde, toen Hjj opsteeg ten Hemel.
Vereenigt u, maar niet met hen, die
het stof dienen en hunne wjjsheid putten
nit de geschriften der wereldsche wjjsgee
ren alleen, en die den God niet kennen,
van Wien alle wjjsheid komt.
Hoort, maar niet naar heD, die n spre
ken van eene volmaakte wereld, waar
allen gelijk en vrjj zullen zjjn en die het
eeuwige leven niet kennen of willen
kennen.
Maar, put uwe wjjsheid uit het eeuwige
geschreven woord der wjjsheid Gods, uit
het boek, dat bevat de eerste en de nood
zakelijkste en de volmaakste onder alle
wetenschappen en nit het gesproken woord
van hen, die tot u spreken uit kracht
hunner zending, in den naam der Eeuwige
Wjjsheid, die de wereld beloofd werd op
deu dag van 's Heeren Hemelvaart en door
Wier komst «het aanschijn der aarde zal
vernieuwd worden.»
A. A. 0. d. L.
Tempora mutantur et nos mutamur cum
illes»: De tjjdeu veranderen en wjj, men
schen, veranderen met hen, of korter ge
zegd: andere tjjdeD, andere zeden deze
spreekwjjze van alouden datum blijkt nog
steeds proefondervindeljjk groote waarheid
te bevatten. Voor eenigen tijd geleden
lazen wjj in de Figaro een artikel vau de
hand van Jules Simon, en aanstonds
trad bovengenoemde spreekwjjze in onzen
geest op den voorgroud. «Tempora mutan
tur et nos mutamur cum illis.»
Het gevaar van de revolutie schijnt in
derdaad de oogen van Jules Simon
geopend te hebben, geljjk dit weleer ook
het geval geweest is bjj Thiers. Als men
leest, wat Jules Simon in bedoeld
artikel sehrjjft, daa zon men niet vermoe
den, dat bij langen tjjd aan het hoofd
gestaan heeft van de laïcisatie in Frank-
rjjk, d. i. gejjverd heeft om alles te ver-
wereldljjken, te ontkerstenen. Ia het jaar
1870 tijdens het beleg van Parjj9 rukte
mevrouw Jules Simon, die benoemd
was tot opzieneres van de scholen van
Parijs, het kruisbeeld van de schoolmuren
af. Ea nu? Na verklaart mjjnheer Jules
Simon, dat de aanhangers van ongods
dienstige leeringen achterlingen zijn.
Hij schreef onlangs in de Figaro:
«Een volk kan onmogeljjk vele jaren
lang straffeloos het Godsidee bij het on-
derwjjs weren. Ik weet wel, dat de Regee
ring den godsdienst niet vogel ?rjj ver
klaarde maar zjj verbande, zjj drong terug,
zjj verborg den godsdienst. De Regeering
begon met eerst de kloosterlingen te ver
wijderen, varvolgens verwjjderde zij de
priesters en zelfs de godsdienstige boeken.
Een katechis nus-bo8k, gevonden in den
lessenaar van een leerling, was een argu
ment tegen den meester; er verschenen
vrachtkarren voor de scholen om de kruis
beelden weg te halen, want de kruisbeelden
werden vooriaau beschouwd als een onnut
meubel in de school. Men verwjjderde het
kruisbeeld ook uit de gerechtshoven, uit
de zalen der gasthuizen. Sommige gemeen
telijke raadsheeren namen de zending op
zich om de school-bibliotheken te onder
zoeken, ten einde die boeken te verwjjderen,
waar de naam van God in voorkwam.
Toen een lid van het parlement, wiens
geweten zich daarfcegsn verzette, voor
stelde om aan het hoof i der programma's
van het lager onderwjjs de liefde tot God
en het vaderland te schrjjven, riep men
van alle kanten toe: weikan God? Het
geen wilde zeggen: er bestaat geen God,
of ten minsto er is geen God, die men aan
onze kinderen behoeft te leeren bennen
«Zonder schroom plaats ik den priester
naast den meester, niet omdat ik wil te-
rugkeeren tot den Staats-godsdieiist of tot
de clericale overheerschiDg; het is-voor de
wereld onmogeljjk om op dit punt ach
terwaarts te treden. Indien deze gang ach
terwaarts niet onmogeljjk was, zou ik de
eerste zjjn om hem te bestrjjden. Ik vraag
voor den godsdienst alleen eerbied en vrjj-
heid. Ik vorder voor het Gods-idee alleen
burgerrecht. Het is mij genoeg, wanneer
iedereen in vrijheid, volgens het geloof
zjjner voorvaderen, God mag aanroepen.
Ik kan het niet vergeten, dat zelfs in
tjjdperken, toen de tegenwerking van alle
kerkgenootschappen het geweldigste was,
Frankrjjk den naam Gods boven zjjne
staatsregelingen schreef.»
De anarchistische leeringen hebben niet
enkel Jules Si m 0n vreeze ingeboezemd,
zoodat h|j verlangt dat men terugkeere
tot de godsdienstige gebruiken. Zeer vele
anderen zijn eveneens teruggekomen van
hunne vijandelijkheid ten opzichte van den
godsdienst. Halen wjj nog aan Franciscus
Sarcey, die beschouwd wordt als de ge
machtigde vertegenwoordiger van het dom
me burgerljjke ongeloof. Hjj schreef:
«Weleer heb ik gedroomd van de af
schaffing van alle onde godsdiensten, om
daarvoor in de plaats te stellen eene goede
redeljjke gezonde wjjsbege8rte. Van deze
denkbeelden ben ik geheel teruggekomen.
Er is godsdienst noodig, wil alles in een
land goed gaan. Want de Katholieke of
andere geloofsstukken, die ons de schou
deren doen ophalen, ons die de uitverko
renen zjjn, zjjn voor het gewone volk, dat
niet alles weet hetgeen wjj weten, aller-
voordealigst. Eu bovendien zjjo er zeer
goede zaken in het Christendom. De be
grippen van liefdadigheid, van gelaten
heid, van wederkeerig hulpbetoon, in een
woord van menscheljjkheid, zjjn daar over
vloedig aanwezig.»
Hoe goed kenschetsen deze onbeschaam
de woorden dien man! Hoe dnidelgk ge
ven die woorden de minachting aaD, welke
die voorname vrjjdeakers voor het volk
koesteren, en den hoogen dunk, dien zjj
van zich zeiven hebbea«De godsdienst
is goed voor het gewone volk, maar wjj,
die de kenrbloem der natie, de uitverko
renen zjjn, wjj kunnen den godsdienst wel
missen!»
Kan het cynisme nog verder worden ge
voerd Bestaan er dan twee waarheden:
een voor het volk en éen voor het uit
verkoren keurgebloemta der maatschappjj
Indien zjj alle3 rondborstig wilden be
kennen, daa zoudea zij zeggen: «Wjj er-
kenuen, dat de godsdienst noodzakeljjk is,
maar hij kwelt ons, hjj dwinjt ons tot een
geregeld leven, en daarvan willen wij niet
weten,»
Nadat zjj het volk ongelnnvig gemaakt
hebben, zeggen zij nu: «Em land moet
godsdienst bezitteu, wil alles daar goed
gaan.» Ia hun moud beteekeat dit in
andere woorden: «Wjj erkennen dat er
godsdienst noodig is om het volk te be
teugelen, opdat het ons met rast late.»
Ja! Gedsdienst moet er zjjn, wil
alles goed gaan, maar die godsdienst is
noodzakeljjk voor allen: de burgers, de
hoogste standen hebben den godsdienst
niet minder noodig daa het gewone volk,
Zonder godsdienst geen gezag, geen recht
vaardigheid, geen liefde onder de menschen
en bijgevolg geen maatschappeljjfee vrede,
zooals de ervaring van onzon tij d treurig
genoeg leert.
Oostenrijk-Hongarije.
Hg is gehuwd met prinses M u r a t,
een kleindochter van den bekenden Her
tog van Wagram. Deze echt werd in de
Madeleinekerk te Parijs ingezegend, en bjj
die gelegenheid prees de Panseljjke Nun-
tins Golnchowski wegens zjjne aan
hankelijkheid aan de Kerk en zijn *ast
geloof.
Graaf Kalnoky heeft de nieuw be
noemde Minister vanBuitenlandscheZaken
den Keizer aanbevolen als zjjn waardige
opvolger die het vertrouwen van keizer
Frars Jozef waardig is.
Jl. Zaterdag nam graaf Kalnoky
afscheid van het personeel van zjjn de
partement, dat hjj nu ruim 14 jaren be
heerd had, en zjjn opvolger, graaf G 0-
1 u c h 0 w s k i, legde dienzelfden dag in
's Keizers handen den eed af.
Ü8 bladen betreuren het heengaan van
K a 1 n ok y, en brengeu als om strijd hem
hulde voor zjjn vele verdiensten. De Rus
sische bladen geven er in artikelen vol
warme sympathie hunne verwondering
over te kennen, dat keizer Frans Jo
zef een Staatsman als Kalnoky gaan
liet, die door zijn opvolger bezwaarlijk
geëvenaard zal kunnen worden, laat staan
dus overtroffen.
Keizer Frans Jozef heeft, zoo dee-
len de Oostenrjjksohe en Hongaarsche
Staatscouranten mede, in een schrjjven aan
graaf Kalnoky zjjn leedwezsn betuigd
over het beslait waardoor deze Minister
zjjn post heeft verlaten. Z. M. brengt
hnlde aan hetgeen bij gedurende zjjn lang
durig ministerschap voor Oostenrijk en
Hongarije heeft gedaan en verleent hem, als
blflk vau waardeering, het grootkruis der
Stephanus-Orde met briljanten.
Da hoofdredacteur van het Italiaan-
sche blad Paese, dat te Triëst verscheen,
Ello Trewe, is ten lande uitgewezen
binnen acht dagen moet hjj het Oosten-
rjjkseh grondgebied verlaten. Hjj is Italï-
aansch staatsburger eD een van de knapste
en handigste journalisten van Triëst; ais
reden van zjjue verbanning wordt genoemd
storing van de openbare orde. Zjjo blad
volgt eene sterk vooruitstrevende politiek,
en herhaaldelijk zjjn er nummers van ver
beur! verklaard.
Frankrijk.
Volgens particuliere berichten zal ko
ning Umberto van Italië in, het laatst
dezer maand van plan zjjn onder streng
incognito Parjjs te bezoeken.
Het Ijjk van den heer Al ban
La rose in leven Resident vau Frankrijk
in Tonkin, aldaar overleden, zal naar
Frankrjjk worden overgebracht.
Op het plein Cassini te Nizza, te
genover de haven is men aan een monu
ment begonnen, dat daar ter eere van wjjlen
den president der Fransche Republiek, den
heer C a r n 0 t, zal worden opgericht. Het
monument zal worden onthuld op den ver
jaardag van zjjn gewelddadigen dood.
Italië.
Te Arreszo, Pisa, Piacenza, Bologna en
op nog veel andere plaatsen heeft men
hevige aardschokken gevoeld. Te Grassina
zjjn 40 hnizeu ingestort en andere be
schadigd. Te San Martino is de Kerk ver
woest; men telt er vele dooden en gewon
den. Soldaten zjjn naar de meest geteis
terde plaatsen gezonden om hulp te bieden.
Zelfs in Florence zjjn hevige aardschokken
waargenomen, daar bracht een groot ge-
ABONNEMENTSPRIJS.
AEiM AIS TIEN DR 4 j
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
(Ingezonden}.
Sedert een half jaar had Ernst Erotica, de
drogist- en parfumerie-zaak van zijn vader over
genomen; sedert dien dood had hij, de oude
familie-traditie volgend, de oude zaak buiten
in de stille voorstad onder zijnen naam ge
voerd.
Hij durfde zich niet voorstellen, dat het aan
tal klanten zich mettertijd sterk zou uitbreiden;
hij moest zich tevreden stellen met do gedachte,
dat de klanten, die in de buurt woonden en
van geslacht op geslacht ook de zaak van zijnen
vader en grootvader hadden bezocht, de zijne
zouden worden. De zaak ging overigens heel
goed; niet slechts een enkel persoon, maar eene
geheele familie had er voortdurend een be
staan in gevonden. De jonge Frolich schoon
ongehuwd, was evenzeer verplicht voor dit
laatste te zorgen; jaarlijks toch moest hij zijne
moeder en zijne zuster eene bepaalde som uit-
keeren. Niettegenstaande deze voor een jong
beginner onaangename uitgave, had hij toch
gerust den stap kunnen wagen en in het hu
welijk treden; de zaak leverde een zoo flink
bestaan op, dat zelfs eene vrouw, die aan het
leven nogal tamelijk hooge eischen stelde, die
eiscken vervuld had kunnen zien.
38 jaar bereikt. Wat hem tot dusver had te
ruggehouden om van een huwelijk werkte maken,
was, dat hij in de eerste plaats nog geen meisje
had ontmoet, aan wie hij zijne geheele liefde
kon schenken en in de tweede plaats en
dat was de voornaamste reden van zij n weife
len ging het hem als vele jongelieden, die
meenen op een goeden dag misschien wel eens
eene uitvinding te zullen doen, die hun rijk
en beroemd maakt of hen ten minste in de
gelegenheid stelt hun bescheiden zaak in een
van grooten omvang te zetten. Dat was de
droom, dien hij reeds had gedroomd, toen zijn
vader nog leefde. Zooals vanzelf spreekt, moest
de uitvinding, die Erolich me°nde te moeten
doen, vallen op het gebied der parfumerie,
ten minste op dat der cosmétique. En hij had
reeds berekend, dat hij in de eerste plaats op
dit gebied iets moest doen uitviuden, dat der
dames ter goede kwam. Maar hoe zoo iets te
vinden. De enkele bloemengeuren, die de na
tuur ons aanbiedt, waren reeds lang door han
dige fabrikanten in kleine fleschjes opgesloten
welke in zijn uitstalkast pronkten; welriekende
zeepen, poeder en] fijne haarolie was er te kunst
en te keur. Op zijn hoogst was er dus nog
een schmink of een ander te vinden, dat dei-
dames de rozige kleur der jeugd op de reeds
lang niet meer jeugdige wangen tooverdc. Tot
nu toe was alles wat men daarvoor gebruikte,
slechts zeer onvolkomen geweest en wel verre
dat men met schminken bovenstaand doel be
reikte, gaf het veeleer een opzichtige onna
tuurlijke kleur aan het gelaat, die bovendien
door het transpireeren dikwijls spoedig weder
verdween. Erolich wist, dat de dames die zich
van het eventueel door hem uit te vinden
preparaat zouden bedienen, de eerste jeugd
reeds lang achter den rug hadden, zoodat het
zaak was, dat het middel aan transpireeren en
andere vochtigheid weerstand bood, ja, dat hij
zelfs eene zeep moest trachten te vervaardigen,
die de //frissche kleur// nog verhoogde. Kon
hij zoo iets vinden, dan was zijn fortuin ge
maakt.
Maanden gingen voorbij, gedurende welke
Erolich elk vrij uur benutte om over zijne uit
te vinden schoonheidsmiddelen na te deuken.
Eindelijk vond hij wat hij zocht.
Op zekeren dag pronkten voor de vensters
van zijne uitstalkast eenige sierlijke, dikbui
kige fleschjes met het opschrift „Erolich's on
veranderlijk rozerood. Geeft aan de wangen de
frischheid en het incarnaat der jeugd.// Tege
lijkertijd adverteerde hij in alle voorname dag
bladen der residentie en een paar dagen later
kon hij met een triomfeerend gezicht verkla
ren, dat hij in al den tijd, dat hij zijne zaak
had gedreven nog niet zooveel koopers, respec
table koopsters, in zijn windel had gehad als
in deze beide dagen.
Na verloop van een half jaar na zijne uit
vinding had zijn debiet reeds zulk een vlucht
genomen, dat hij een paar bedienden had
moeten nemen cn eindelijk besloot hjj, het oude,
bouwvallige huis, waarin zijn vader en groot-
vader reeds hunne zaak hadden uitgeoefend,
tegen den grond te laten gooien en er een
flink modern winkelhuis voor in de plaatste
zetten.
De opvolger vaa graaf Kalnoky
als minister van Baitenlandsche Zaken
in Oostenrijk, graaf Agenor Goln-
c h o ws ki is een toonbeeld van een ele
gant edelman. Hg is zeer rjjk, bezit eene
grooto mate van zeifbewustzjo, heeft zich
doen kennen als een man met een sterken
wil en met groote geestkracht.
Hij volvoerde zijn plan. Nauwelijks een jaar
na de uitvinding van zijn beroemd schoon
heidsmiddel stond op de plaats van het oude
huis een niemv, fraai gebouw, een sieraad der
straat, uit en inwendig met smaak en elegance
ingericht. Weinig dames der stad, die niet reeds
met //Erolich's rozerood// cn de daarbij bc-
hoorende zeep hadden kennis gemaakt. Ernst
zag ze zjjn winkel in en uitgaan, jonge en
oude, vriendelijke en terugstootende, verwelkte
en bloeiende figuren onder de laatste dik
wijls die, welke de Natuur schooner teint op
de wangen had getooverd dan zijn schoon
heidsmiddel vermocht maar die zwak genoog
waren aan de mode te offeren. Hij kende ze
allen en wist waaraan zij hare //jeugdige
frischheid te danken hadden.
In den laatston tijd evenwel had Ernst Ero
lich er ernstig over gedacht om te gaan trou
wen. Wat zijne zaak betrof, bestond er niet het
minste bezwaar; bovendien was hij een solied
jongmensch, van eene familie, waarin bet van
vader op zoon tot den goeden toon had be
hoord op zijn vijf-en twintigste jaar te huwen.
Hij had reeds vier jaar langer gewacht dan
dit in zijne familie gebruikelijk was thans,
nu het met zijne zaak zoo goed ging, durfde
hij niet langer wachten. Hij behoefde niet
naar een meisje met fortuin om tc zien; bo
vendien had hij te weinig vooroordeel dan dat hij
angstvallig op den stand zjjner uitverkorene
zou hebben gelethij behoefde slechts de
de inspraak zijns harten te volgen; hij kon in
een woord een meisje tot vrouw nemen al
was zij doodarm, indien zij slechts eerlijk wa».
Een ding evenwel stond bij hem vast: hij wilde
geen meisje huwen, dat in zijn winkel kwam als
koopster van zijn //rozerood» .Hij wilde een frisch
bloeiend meisje tot vrouw hebben, die hem
niet met valschc kunst een jeugd voorloog,
welke zij niet bezat. Maar helaas! alle jonge,
meer of mindere hupsche meisjes, die hij ach
tereenvolgens hier en daar in gezelschappen
had leeren kennen, behoorde tot zijne klanten
of werden het na kennismaking met zijn ver-
jongspoeder. Dit kwelde den armen idealis-
tischen Ernst. Wel had de ijd.elh.eid der vrou
wen hem fortuin doen maken, maar als echt
genoot begeerde hij gcene dier vrouwen, die
daartoe hadden bijgedragen. Maar helaas! het
noodlot voerde hem geen meisje tegemoet, dat
in dit opzicht volkomen aan zijne wcnschcn
voldeed en de arme man gaf eindelijk de hoop
geheel en al ojj een meisje te vinden, dat
aan zijne idealen beantwoordde.
Op zekeren dag ontmoette hij evenwel op eene
wandeling in denDierentuin een jong meisje met
frissche, roode wangen en heldere bruine oogen,
die hjj op hoogstens twintig jaren schatte. De ge
legenheid was hem gunstig:Erust onderhield zich
eenige malen met liet meisje en vernam dat zij
onderwijzeres was. Zij beviel hem uitstekend, en
hij beviel vooral aan de tante want zij was
een wees hij wist meerdere samenkomsten
met aar tc verkrijgen. Hij verbeeldde zich dat
nj in Marg&retha had gevonden wat hij zocht
maar kon,toen hij eenmaal met haar verloofd was
en de ontdekking deed dat zij niet even twin
tig maar in alle eer en deugd twee-en-dertig
jaar oud was, een gevoel vau ouaangemoxo