No. 2287. Donderdag 23 Mei 4 895. j 's Heeren Hemelvaart. Andere tijden, andere zeden. BUITfi NL A ND. Per 3 maanden voor Haarlemf 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post1,10 Voor het buitenland c1,80 Afzonderlijke nummers 0,03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERD AG. Redacteu r-U i t g e v e r, W. KÜPPERS. BUREAU: St. Jansstraat. Haarlem. Van 16 regels. 50 Cents. Elke regel meer7HS Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag- en V r ij d ag-avond voor 6 uur ingewacht. Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBEty Co., JOHN. F. JONES, SuccParijs 31 its Faubourg Montmartre «Gij zjjt bedroefd, omdat ik van u henen ga, maar ik zal u den Heiligen Geest zenden, den Vertrooster, die u alle waar- beid zal leeren.» Zjj stonden daar alleen, die Hij bad uitverkoren, om de waarheid den volkeren te prediken, zij zagap tot den Hemel op, waarin hun meester was verdwenen, en waren bedroefd. Hjj had tot hen gezegd: «Gaat en on derwijst alle volkeren.» En zjj waren slechts werklieden. On wetend waren zjj en hadden geen kennis van talen en wetenschappen. Wat moesten zij aan de volkeren leeren, hoe hen onderwjjzen? Gearbeid hadden zjj steeds in het zweet huns aanschjjus, gearbeid om het dage- ljjksch brood. Harden,onverpoosden arbeid des lichaams, handenarbeid op het veld en op de wa teren. Geestesarbeid was hun vreemd. En Christus had gezsgd: «Gaat en on derwijst alle volkeren.» Waar zouden zjj vinden, wat zij den volkeren moesten leeren? In de boeken der wjjsgeereu konden zij niet lezen en niet begrjjpen, wat daar ge schreven stond. Ook had de Meester hun die boeken niet aangewezen, had niet tot hen gezegd «Leest 1» Ook had Hjj niet gezegd «Gaat tot de wjjsgeeren en leeraars, die spreken op de openbare pleinen en leerlingen om zich heen verzamelen; tot de geleerden der heidenen, die de natuur van het onge schapene en het geschapene trachten te doorgronden. Maar Hjj had tot hen gezegd: «Bidt en ik zal u den H. Geest zendendie zal u alle waarheid leeren.» Zjj vereeuigden zich en zjj baden. De H. Geest daalde neder over hen en zjj kwa men naar buiten en spraken tot het volk. De menigte stond verbaasd over de onge leerde visschers, want zjj spraken vele talen en ieder kon hen verstaan. Gods wjjsheid sprak uit hen en niemand kon de kracht hunner woorden wederstaan. Een nieuw heidendom is over de we reld gekomen. De geleerden en wjjsgeeren hebben op nieuw getracht de natuur van het onge schapene en van het geschapene te door dringen. Maar zjj werden 'niet verlicht door de ongeschapen wijsheid van boven. Zjj konden het ongeschapene niet door gronden, niet bevatten en wat hun ver stand niet kon begrjjpeD, geloofden zjj niet langer. Hun bleef slechts het stoffeljjke. Dit stof verhieven zjj tot hun God en aanbaden het. Het geloof verdween uit de harten der menschen, zjj dienden niet langer den on geschapen God, zjj arbeidden niet meer om een eeuwig loon, maar om een loon op deze wereld. Het kapitaal steeg ten troon en was koning en God Het volk werd zjjn slaaf en de krachten der menschen gebruikt om de macht van FEUILLETON. De uitvinder als slachtoffer. greeds 4.» teW» het kapitaal te vermeerderen. Want het kapitaal is een wreede vorst, hjj kent geen medelyden en ziet niet de tranen der werklieden, die arbeiden in zjjn dienst, het kapitaal in de handen van heD, die niet dienen en aanbidden het ongescbapenen opperste Wezen. Ongelukkig werd het volk, het klaagde en weende en zag nit naar middelen om zjjn treurig lot te verbeteren. Het zag op naarllem, die opgeklommen was ten hemel en gezegd had «Ik zal u den Vertrooster zenden, die u alle wjjs- heid en waarheid zal leeren. De plaatsbekleeder van Hem, die ten Hemel was opgenomen en spreekt tot de wereld in Zijn naam, sprak tot het volk, dat arbeidt in het zweet zjjns aanschjjns en zucht ODder den drnk vandenzwaren scepter vaD koning «Kapitaal.» fijj zeide tot hen «Vereenigt n en bidt en onderzoekt.» Maar Hjj zeide niet tot hen «Vraagt de geleerden en de wjjzon dezer aarde, opdat zjj u voorlichten en u leeren, wat gjj hebt te doeD, tot verbetering van nw lot. Hjj zeide niet tot hen: «Onderzoekt en leest de stelsels van hen, die het aanschjjn der wereld willen veranderen en een nieuwen toestand willen scheppen, zonder die Eeuwigs, ongeschapen Wjjsheid, van wie gezegd is: «Door Zjjne komst zal het aanschjjn der wereld verauddrd worden.» Maar Hjj sprak tot hen, die van den H. Geest de zending ontvingen om te gaan tot alle volkeren: «Gaat tot het volk, tot de werklieden, vereenigt u met hen en bidt en leert hen, leidt henen richt hen opuit de verdrukking, waaronder zij lgden.» s< Ea daarom, gjj werklieden, vereenigt u en bidt en hoort. Maar houdt n verre van hen, die niet de zending en het leeraarsambt ontvingen van den Vertrooster, diea de Heer be loofde, toen Hjj opsteeg ten Hemel. Vereenigt u, maar niet met hen, die het stof dienen en hunne wjjsheid putten nit de geschriften der wereldsche wjjsgee ren alleen, en die den God niet kennen, van Wien alle wjjsheid komt. Hoort, maar niet naar heD, die n spre ken van eene volmaakte wereld, waar allen gelijk en vrjj zullen zjjn en die het eeuwige leven niet kennen of willen kennen. Maar, put uwe wjjsheid uit het eeuwige geschreven woord der wjjsheid Gods, uit het boek, dat bevat de eerste en de nood zakelijkste en de volmaakste onder alle wetenschappen en nit het gesproken woord van hen, die tot u spreken uit kracht hunner zending, in den naam der Eeuwige Wjjsheid, die de wereld beloofd werd op deu dag van 's Heeren Hemelvaart en door Wier komst «het aanschijn der aarde zal vernieuwd worden.» A. A. 0. d. L. Tempora mutantur et nos mutamur cum illes»: De tjjdeu veranderen en wjj, men schen, veranderen met hen, of korter ge zegd: andere tjjdeD, andere zeden deze spreekwjjze van alouden datum blijkt nog steeds proefondervindeljjk groote waarheid te bevatten. Voor eenigen tijd geleden lazen wjj in de Figaro een artikel vau de hand van Jules Simon, en aanstonds trad bovengenoemde spreekwjjze in onzen geest op den voorgroud. «Tempora mutan tur et nos mutamur cum illis.» Het gevaar van de revolutie schijnt in derdaad de oogen van Jules Simon geopend te hebben, geljjk dit weleer ook het geval geweest is bjj Thiers. Als men leest, wat Jules Simon in bedoeld artikel sehrjjft, daa zon men niet vermoe den, dat bij langen tjjd aan het hoofd gestaan heeft van de laïcisatie in Frank- rjjk, d. i. gejjverd heeft om alles te ver- wereldljjken, te ontkerstenen. Ia het jaar 1870 tijdens het beleg van Parjj9 rukte mevrouw Jules Simon, die benoemd was tot opzieneres van de scholen van Parijs, het kruisbeeld van de schoolmuren af. Ea nu? Na verklaart mjjnheer Jules Simon, dat de aanhangers van ongods dienstige leeringen achterlingen zijn. Hij schreef onlangs in de Figaro: «Een volk kan onmogeljjk vele jaren lang straffeloos het Godsidee bij het on- derwjjs weren. Ik weet wel, dat de Regee ring den godsdienst niet vogel ?rjj ver klaarde maar zjj verbande, zjj drong terug, zjj verborg den godsdienst. De Regeering begon met eerst de kloosterlingen te ver wijderen, varvolgens verwjjderde zij de priesters en zelfs de godsdienstige boeken. Een katechis nus-bo8k, gevonden in den lessenaar van een leerling, was een argu ment tegen den meester; er verschenen vrachtkarren voor de scholen om de kruis beelden weg te halen, want de kruisbeelden werden vooriaau beschouwd als een onnut meubel in de school. Men verwjjderde het kruisbeeld ook uit de gerechtshoven, uit de zalen der gasthuizen. Sommige gemeen telijke raadsheeren namen de zending op zich om de school-bibliotheken te onder zoeken, ten einde die boeken te verwjjderen, waar de naam van God in voorkwam. Toen een lid van het parlement, wiens geweten zich daarfcegsn verzette, voor stelde om aan het hoof i der programma's van het lager onderwjjs de liefde tot God en het vaderland te schrjjven, riep men van alle kanten toe: weikan God? Het geen wilde zeggen: er bestaat geen God, of ten minsto er is geen God, die men aan onze kinderen behoeft te leeren bennen «Zonder schroom plaats ik den priester naast den meester, niet omdat ik wil te- rugkeeren tot den Staats-godsdieiist of tot de clericale overheerschiDg; het is-voor de wereld onmogeljjk om op dit punt ach terwaarts te treden. Indien deze gang ach terwaarts niet onmogeljjk was, zou ik de eerste zjjn om hem te bestrjjden. Ik vraag voor den godsdienst alleen eerbied en vrjj- heid. Ik vorder voor het Gods-idee alleen burgerrecht. Het is mij genoeg, wanneer iedereen in vrijheid, volgens het geloof zjjner voorvaderen, God mag aanroepen. Ik kan het niet vergeten, dat zelfs in tjjdperken, toen de tegenwerking van alle kerkgenootschappen het geweldigste was, Frankrjjk den naam Gods boven zjjne staatsregelingen schreef.» De anarchistische leeringen hebben niet enkel Jules Si m 0n vreeze ingeboezemd, zoodat h|j verlangt dat men terugkeere tot de godsdienstige gebruiken. Zeer vele anderen zijn eveneens teruggekomen van hunne vijandelijkheid ten opzichte van den godsdienst. Halen wjj nog aan Franciscus Sarcey, die beschouwd wordt als de ge machtigde vertegenwoordiger van het dom me burgerljjke ongeloof. Hjj schreef: «Weleer heb ik gedroomd van de af schaffing van alle onde godsdiensten, om daarvoor in de plaats te stellen eene goede redeljjke gezonde wjjsbege8rte. Van deze denkbeelden ben ik geheel teruggekomen. Er is godsdienst noodig, wil alles in een land goed gaan. Want de Katholieke of andere geloofsstukken, die ons de schou deren doen ophalen, ons die de uitverko renen zjjn, zjjn voor het gewone volk, dat niet alles weet hetgeen wjj weten, aller- voordealigst. Eu bovendien zjjo er zeer goede zaken in het Christendom. De be grippen van liefdadigheid, van gelaten heid, van wederkeerig hulpbetoon, in een woord van menscheljjkheid, zjjn daar over vloedig aanwezig.» Hoe goed kenschetsen deze onbeschaam de woorden dien man! Hoe dnidelgk ge ven die woorden de minachting aaD, welke die voorname vrjjdeakers voor het volk koesteren, en den hoogen dunk, dien zjj van zich zeiven hebbea«De godsdienst is goed voor het gewone volk, maar wjj, die de kenrbloem der natie, de uitverko renen zjjn, wjj kunnen den godsdienst wel missen!» Kan het cynisme nog verder worden ge voerd Bestaan er dan twee waarheden: een voor het volk en éen voor het uit verkoren keurgebloemta der maatschappjj Indien zjj alle3 rondborstig wilden be kennen, daa zoudea zij zeggen: «Wjj er- kenuen, dat de godsdienst noodzakeljjk is, maar hij kwelt ons, hjj dwinjt ons tot een geregeld leven, en daarvan willen wij niet weten,» Nadat zjj het volk ongelnnvig gemaakt hebben, zeggen zij nu: «Em land moet godsdienst bezitteu, wil alles daar goed gaan.» Ia hun moud beteekeat dit in andere woorden: «Wjj erkennen dat er godsdienst noodig is om het volk te be teugelen, opdat het ons met rast late.» Ja! Gedsdienst moet er zjjn, wil alles goed gaan, maar die godsdienst is noodzakeljjk voor allen: de burgers, de hoogste standen hebben den godsdienst niet minder noodig daa het gewone volk, Zonder godsdienst geen gezag, geen recht vaardigheid, geen liefde onder de menschen en bijgevolg geen maatschappeljjfee vrede, zooals de ervaring van onzon tij d treurig genoeg leert. Oostenrijk-Hongarije. Hg is gehuwd met prinses M u r a t, een kleindochter van den bekenden Her tog van Wagram. Deze echt werd in de Madeleinekerk te Parijs ingezegend, en bjj die gelegenheid prees de Panseljjke Nun- tins Golnchowski wegens zjjne aan hankelijkheid aan de Kerk en zijn *ast geloof. Graaf Kalnoky heeft de nieuw be noemde Minister vanBuitenlandscheZaken den Keizer aanbevolen als zjjn waardige opvolger die het vertrouwen van keizer Frars Jozef waardig is. Jl. Zaterdag nam graaf Kalnoky afscheid van het personeel van zjjn de partement, dat hjj nu ruim 14 jaren be heerd had, en zjjn opvolger, graaf G 0- 1 u c h 0 w s k i, legde dienzelfden dag in 's Keizers handen den eed af. Ü8 bladen betreuren het heengaan van K a 1 n ok y, en brengeu als om strijd hem hulde voor zjjn vele verdiensten. De Rus sische bladen geven er in artikelen vol warme sympathie hunne verwondering over te kennen, dat keizer Frans Jo zef een Staatsman als Kalnoky gaan liet, die door zijn opvolger bezwaarlijk geëvenaard zal kunnen worden, laat staan dus overtroffen. Keizer Frans Jozef heeft, zoo dee- len de Oostenrjjksohe en Hongaarsche Staatscouranten mede, in een schrjjven aan graaf Kalnoky zjjn leedwezsn betuigd over het beslait waardoor deze Minister zjjn post heeft verlaten. Z. M. brengt hnlde aan hetgeen bij gedurende zjjn lang durig ministerschap voor Oostenrijk en Hongarije heeft gedaan en verleent hem, als blflk vau waardeering, het grootkruis der Stephanus-Orde met briljanten. Da hoofdredacteur van het Italiaan- sche blad Paese, dat te Triëst verscheen, Ello Trewe, is ten lande uitgewezen binnen acht dagen moet hjj het Oosten- rjjkseh grondgebied verlaten. Hjj is Italï- aansch staatsburger eD een van de knapste en handigste journalisten van Triëst; ais reden van zjjue verbanning wordt genoemd storing van de openbare orde. Zjjo blad volgt eene sterk vooruitstrevende politiek, en herhaaldelijk zjjn er nummers van ver beur! verklaard. Frankrijk. Volgens particuliere berichten zal ko ning Umberto van Italië in, het laatst dezer maand van plan zjjn onder streng incognito Parjjs te bezoeken. Het Ijjk van den heer Al ban La rose in leven Resident vau Frankrijk in Tonkin, aldaar overleden, zal naar Frankrjjk worden overgebracht. Op het plein Cassini te Nizza, te genover de haven is men aan een monu ment begonnen, dat daar ter eere van wjjlen den president der Fransche Republiek, den heer C a r n 0 t, zal worden opgericht. Het monument zal worden onthuld op den ver jaardag van zjjn gewelddadigen dood. Italië. Te Arreszo, Pisa, Piacenza, Bologna en op nog veel andere plaatsen heeft men hevige aardschokken gevoeld. Te Grassina zjjn 40 hnizeu ingestort en andere be schadigd. Te San Martino is de Kerk ver woest; men telt er vele dooden en gewon den. Soldaten zjjn naar de meest geteis terde plaatsen gezonden om hulp te bieden. Zelfs in Florence zjjn hevige aardschokken waargenomen, daar bracht een groot ge- ABONNEMENTSPRIJS. AEiM AIS TIEN DR 4 j AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIEN. (Ingezonden}. Sedert een half jaar had Ernst Erotica, de drogist- en parfumerie-zaak van zijn vader over genomen; sedert dien dood had hij, de oude familie-traditie volgend, de oude zaak buiten in de stille voorstad onder zijnen naam ge voerd. Hij durfde zich niet voorstellen, dat het aan tal klanten zich mettertijd sterk zou uitbreiden; hij moest zich tevreden stellen met do gedachte, dat de klanten, die in de buurt woonden en van geslacht op geslacht ook de zaak van zijnen vader en grootvader hadden bezocht, de zijne zouden worden. De zaak ging overigens heel goed; niet slechts een enkel persoon, maar eene geheele familie had er voortdurend een be staan in gevonden. De jonge Frolich schoon ongehuwd, was evenzeer verplicht voor dit laatste te zorgen; jaarlijks toch moest hij zijne moeder en zijne zuster eene bepaalde som uit- keeren. Niettegenstaande deze voor een jong beginner onaangename uitgave, had hij toch gerust den stap kunnen wagen en in het hu welijk treden; de zaak leverde een zoo flink bestaan op, dat zelfs eene vrouw, die aan het leven nogal tamelijk hooge eischen stelde, die eiscken vervuld had kunnen zien. 38 jaar bereikt. Wat hem tot dusver had te ruggehouden om van een huwelijk werkte maken, was, dat hij in de eerste plaats nog geen meisje had ontmoet, aan wie hij zijne geheele liefde kon schenken en in de tweede plaats en dat was de voornaamste reden van zij n weife len ging het hem als vele jongelieden, die meenen op een goeden dag misschien wel eens eene uitvinding te zullen doen, die hun rijk en beroemd maakt of hen ten minste in de gelegenheid stelt hun bescheiden zaak in een van grooten omvang te zetten. Dat was de droom, dien hij reeds had gedroomd, toen zijn vader nog leefde. Zooals vanzelf spreekt, moest de uitvinding, die Erolich me°nde te moeten doen, vallen op het gebied der parfumerie, ten minste op dat der cosmétique. En hij had reeds berekend, dat hij in de eerste plaats op dit gebied iets moest doen uitviuden, dat der dames ter goede kwam. Maar hoe zoo iets te vinden. De enkele bloemengeuren, die de na tuur ons aanbiedt, waren reeds lang door han dige fabrikanten in kleine fleschjes opgesloten welke in zijn uitstalkast pronkten; welriekende zeepen, poeder en] fijne haarolie was er te kunst en te keur. Op zijn hoogst was er dus nog een schmink of een ander te vinden, dat dei- dames de rozige kleur der jeugd op de reeds lang niet meer jeugdige wangen tooverdc. Tot nu toe was alles wat men daarvoor gebruikte, slechts zeer onvolkomen geweest en wel verre dat men met schminken bovenstaand doel be reikte, gaf het veeleer een opzichtige onna tuurlijke kleur aan het gelaat, die bovendien door het transpireeren dikwijls spoedig weder verdween. Erolich wist, dat de dames die zich van het eventueel door hem uit te vinden preparaat zouden bedienen, de eerste jeugd reeds lang achter den rug hadden, zoodat het zaak was, dat het middel aan transpireeren en andere vochtigheid weerstand bood, ja, dat hij zelfs eene zeep moest trachten te vervaardigen, die de //frissche kleur// nog verhoogde. Kon hij zoo iets vinden, dan was zijn fortuin ge maakt. Maanden gingen voorbij, gedurende welke Erolich elk vrij uur benutte om over zijne uit te vinden schoonheidsmiddelen na te deuken. Eindelijk vond hij wat hij zocht. Op zekeren dag pronkten voor de vensters van zijne uitstalkast eenige sierlijke, dikbui kige fleschjes met het opschrift „Erolich's on veranderlijk rozerood. Geeft aan de wangen de frischheid en het incarnaat der jeugd.// Tege lijkertijd adverteerde hij in alle voorname dag bladen der residentie en een paar dagen later kon hij met een triomfeerend gezicht verkla ren, dat hij in al den tijd, dat hij zijne zaak had gedreven nog niet zooveel koopers, respec table koopsters, in zijn windel had gehad als in deze beide dagen. Na verloop van een half jaar na zijne uit vinding had zijn debiet reeds zulk een vlucht genomen, dat hij een paar bedienden had moeten nemen cn eindelijk besloot hjj, het oude, bouwvallige huis, waarin zijn vader en groot- vader reeds hunne zaak hadden uitgeoefend, tegen den grond te laten gooien en er een flink modern winkelhuis voor in de plaatste zetten. De opvolger vaa graaf Kalnoky als minister van Baitenlandsche Zaken in Oostenrijk, graaf Agenor Goln- c h o ws ki is een toonbeeld van een ele gant edelman. Hg is zeer rjjk, bezit eene grooto mate van zeifbewustzjo, heeft zich doen kennen als een man met een sterken wil en met groote geestkracht. Hij volvoerde zijn plan. Nauwelijks een jaar na de uitvinding van zijn beroemd schoon heidsmiddel stond op de plaats van het oude huis een niemv, fraai gebouw, een sieraad der straat, uit en inwendig met smaak en elegance ingericht. Weinig dames der stad, die niet reeds met //Erolich's rozerood// cn de daarbij bc- hoorende zeep hadden kennis gemaakt. Ernst zag ze zjjn winkel in en uitgaan, jonge en oude, vriendelijke en terugstootende, verwelkte en bloeiende figuren onder de laatste dik wijls die, welke de Natuur schooner teint op de wangen had getooverd dan zijn schoon heidsmiddel vermocht maar die zwak genoog waren aan de mode te offeren. Hij kende ze allen en wist waaraan zij hare //jeugdige frischheid te danken hadden. In den laatston tijd evenwel had Ernst Ero lich er ernstig over gedacht om te gaan trou wen. Wat zijne zaak betrof, bestond er niet het minste bezwaar; bovendien was hij een solied jongmensch, van eene familie, waarin bet van vader op zoon tot den goeden toon had be hoord op zijn vijf-en twintigste jaar te huwen. Hij had reeds vier jaar langer gewacht dan dit in zijne familie gebruikelijk was thans, nu het met zijne zaak zoo goed ging, durfde hij niet langer wachten. Hij behoefde niet naar een meisje met fortuin om tc zien; bo vendien had hij te weinig vooroordeel dan dat hij angstvallig op den stand zjjner uitverkorene zou hebben gelethij behoefde slechts de de inspraak zijns harten te volgen; hij kon in een woord een meisje tot vrouw nemen al was zij doodarm, indien zij slechts eerlijk wa». Een ding evenwel stond bij hem vast: hij wilde geen meisje huwen, dat in zijn winkel kwam als koopster van zijn //rozerood» .Hij wilde een frisch bloeiend meisje tot vrouw hebben, die hem niet met valschc kunst een jeugd voorloog, welke zij niet bezat. Maar helaas! alle jonge, meer of mindere hupsche meisjes, die hij ach tereenvolgens hier en daar in gezelschappen had leeren kennen, behoorde tot zijne klanten of werden het na kennismaking met zijn ver- jongspoeder. Dit kwelde den armen idealis- tischen Ernst. Wel had de ijd.elh.eid der vrou wen hem fortuin doen maken, maar als echt genoot begeerde hij gcene dier vrouwen, die daartoe hadden bijgedragen. Maar helaas! het noodlot voerde hem geen meisje tegemoet, dat in dit opzicht volkomen aan zijne wcnschcn voldeed en de arme man gaf eindelijk de hoop geheel en al ojj een meisje te vinden, dat aan zijne idealen beantwoordde. Op zekeren dag ontmoette hij evenwel op eene wandeling in denDierentuin een jong meisje met frissche, roode wangen en heldere bruine oogen, die hjj op hoogstens twintig jaren schatte. De ge legenheid was hem gunstig:Erust onderhield zich eenige malen met liet meisje en vernam dat zij onderwijzeres was. Zij beviel hem uitstekend, en hij beviel vooral aan de tante want zij was een wees hij wist meerdere samenkomsten met aar tc verkrijgen. Hij verbeeldde zich dat nj in Marg&retha had gevonden wat hij zocht maar kon,toen hij eenmaal met haar verloofd was en de ontdekking deed dat zij niet even twin tig maar in alle eer en deugd twee-en-dertig jaar oud was, een gevoel vau ouaangemoxo

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1895 | | pagina 1