NIEUWE
22$9
Woensdag 29 Mel 1895
20ste Jaargang
Een groot gevaar.
BUITENLAND.
Pei 3 maanden voor Haarlem. 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het buitenland 1,80
Afzonderlijke nummers 0,08
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
BÏÏBEAO: St. Janstraat Haarlem.
Van 16 regels 50 Cents
Elke regel meer 7%
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensd ag-
em V r 5 d a g-a vond voor 6 uur ingewacht.
Redacteur-Uitgever, W. KAFFERS.
De grootste geesel van onze dageD, die
net geloof bedreigt, is de zondvloed der
slechte couranten. Het is de steeds kna
gende worm, het is de voortvretende
kanker.
Daar gaan wel stemmen op om, zooveel mo
gelijk, dien wreedaardigen geesel af te wen
den, dien zondvloed tegen te honden, dien
worm onschadelijk te maken, dien kanker
te bezweren, maar se gelijken op een roe
pende in de woestijn. Men leest den aan
val tegen het geloof en de verdediging leest
men niet. In den naam der rede wil men
niet luisteren naar de tegen-bawjjzen in
den naam van bet vrije onderzoek wil men
niet onderzoeken; in den naam van het
licht wil men het ware licht niet aanschou
wen in den naam van den vooruitgang
herhaalt men steeds en altpd dezelfde tegen
werpingen, die reeds honderden malen zgn
weerlegd; in den naam der vrjjheid neemt
men de opgedischte meeningen van den
eersten den besten vuil-scbrijver zoo maar
onvoorwaardelijk aan.
En zulke menschen behandelen en beschou
wen ons als onwetenden en domooren. In
derdaad, de heeren, die eiken dag, zonder
voorafgaande degeljjke stadie, door voor-
oordeelen en hartstocht verblind, door par
tijdigheid vervoerd, als hooggeleerden Bchrg-
ven over politiek, over wijsbegeerte, over
geschiedenis, over allerlei wetenschap, ja
zelfs over godsdienst, zg zijn de ware ge
leerden, de groote lichten op deze wereld.
En wij, Katholieken, wg, die geleerde man
nen en schrijvers en redenaars bezitten,
wier werken en geschriften en redevoerin
gen geheel de wereld schokken en verba
zen, wij zijn de onwetenden, de domooren,
de dompers
Maar keeren we tot ons onderwerp terug.
Onderzoeken we eens, wie de slechte dag
bladen en couranten in het leven roepen,
wie die bedorven producten der pers onder
steunen, verbreiden en verspreiden, wie die
vuile persproducten huldigen, steunen en
prijzenwie die bedorven en bedervende
bladen redigeeren. Onderzoeken we eens,
wie aan deze bladen de berichten, de arti
kelen, de feuilletons leveren. Zgn het niet
de mannen, die met alle geloof, met allen
godsdienst hebben gebroken Zjjn het niet
de pennen van hen, die geheel de wereld
door berucht zjjn om hunne goddeloosheid,
zjjn het niet de pennen der loge-mannen
Daar zijn er onder hen, ^maar datzjjn
FEUILLETON.
De zegepraal des Geloofs,
door
Julius.
I
INLEIDING.
In Bülau heerschte opgewekt leven. Het wai
in het midden van Mei. De hooge gebouwen,
waarvan de meeste het kenmerk droegen van
vervlogene eeuwen, werden met vlaggen, bloe
men en guirlandes versierd. De inwoners wed
ijverden als het ware met elkander om de stad
een prachtig, ie est cl ijk aanzien te geven.
Deze rijk aangebrachte versieringen golden
het op handen zijnde kinderfeest. Bülau be-
Teidde namelijk sinds menschenheugenis ieder
jaar, wanneer de lieve Mei het aardrijk nieuwen tooi
schonk en de bezielende stralen der lentezonne
knop en bloesem deden ontluiken, der hoop
volle jeugd esn luisterrijk feest.
Met ieder jaar klom bij deze gelegenheid de
vreugde, zoowel de kosten besteed aan de ver-
versiering der huizen, als de geschenken van
kleederen, speelgoed en luxe-artikelen voor de
kleine feestgasten.
De burgemeester der stad Bülau, Kuno pta-
daux, stond op den voor-avond van het feest
voor 'een der hooge boogvensters van het raad
huis en beschouwde het groote marktplein en
de daarop uitloopende hoofdstraathij had zich
reeds in feestgewaad gehuld.
Stadaux' groote, krachtige gestalte scheen
bij het beschouwen van de vele opnieuw ge-
juist de listigste en sluwste), die de houding
aannemen van gematigdheid. Maar toch,
hoe gematigd zjj ook schijnen, nooit heb
ben zij eene wet veroordeeld, die der Ka
tholieken vrjjheid belaagt en aanrandt.
Nooit hebben zjj andere candidaten ge
steund, hetzij bjj verkiezingen, hetzij bjj
andere gelegenheden, dan juist de candi
daten der loge. Wie zal dit durven be
twisten
Maar hier roepen wij luide: A bas les
masquesl» «De maskers af!» Hoevelen on
der ons en dat is zeer treurig steu
nen de slechte pers en laten zich verleiden
door den uiterljjken sohjjn, door bedriege-
ljjke woordenOf lierer, hoevelen laten
zich blinddoeken door een bedriegelgk neu
traliteitsbegrip. Hoevelen big ven, tegen be
ter weten in, op dien eenmaal ingeslagen
weg der duisternis, ronddolen 1
Mgr. Dechsmpi, zaliger eo roomrjj-
ker gedachtenis, zeide weleer«De (slechte)
dagbladen verguizen de goddelijke waar
heid niet alleen door hetgeen zjj zeggeo,
maar bovendien door alles, wat zjj ver
zwijgen, door hnnne berekende stilzwijgend
heid over de tallooze werken van christe
lijke wetenschap en van christelijke liefde
terwjjl zjj in alle hoeken der wereld jacht
maken op fonten en ergernissen. Die er
gernissen verzamelen zjj; maar zij bepalen
er zich niet bjj om deze ergernissen op te spo
ren. WanDeer zjj er gebrek aan hebben,
vinden zg ze ook uit. Het kan hnn weinig
schelen, of zjj ook al zeer spoedig over
tuigd worden van onwaarheid en verval-
schin?. Na den laster over de wereld te
hebben uitgespreid, wachten zij er zich
zorgvuldig voor, om getuigenis af te leggen
van de algemeen erkende waarheid, of wel
zjj loggen daarvan slechts half getuigenis
af ten einde aldns door de lengen de goed-
gezinden te bedriegen, de goddeloozen te
verbljjden, en de menigte, die verblind is
en verbitterd op de heiligste instellingen,
op te ruien. De lezers van slechte dagbla
den weten het goede niet te onderschei
den van het kwade. Leerstellingen, feiten,
gebenrteaissen, alles wordt in hnnne dag
bladen onder een valsch daglicht voorge
steld. Alles wat er gezegd, geschreven of
gedaan wordt tegen het Christendom, dat
alles verkondigen en verheerlijken die dag
bladen, maar alles wat er gezegd, geschre
ven of gedaan wordt in het Christendom,
dat alles verbergen of verdraaien die dag
bladen.»
De lezers en abonnés van de slechte
schilderde en versierde winkelhuizen nog groo-
ter te worden, en zijne grijze oogen gingen on
derzoekend over de aangebrachte versieringen.
Zijn flink gezond gelaat drukte tevredenheid uit.
Maar eensklaps trokken zijne wenkbrauwen te
zamen. Stadaux keerde zich van het venster af
en riep met krachtige stem den bode van het
raadhuis, Vincent Klein.
Aanstonds kwam de geroepene, een reeds be
jaard man. om de bevelen van zijn gestrengen
heer te ontvangen.
//Daar aan den overkant, aan het huis van
den parapluie-fabrikant Joseph Eaber, is nog
geen begin eeniger versiering te bemerken.
Het huis staat daar gelijk eene verweerde ruïne.
Het bederft het feestelijk aanzien der overige.
Loop er spoedig heen en zorg dat Faber esn
begin make, doe hem verstaan, dat hij mijn
wensch als een bevel dient op te volgen
Met een zucht maakte zich de raadsdienaar
gereed den bevelenden wensch van den Burge
meester te doen kennen.
„Wie zal echter dit bevel opvolgen De lieer
des huizes zag ik van morgen met zijne drink
en speel vrienden zijn café binnen gaan. Hij is
zeker nog niet thuis gekomen. Zijne vrouw is
lijdende en de kinderen zijn te zwak,// fluisterde
Vincent, die de gewoonte had, zijne gedachten
in een zacht gesprek met zichzelven te voeren.
Even daarna trad een der raadsleden van Bü
lau de groote vergaderzaal binnen. Met vluggen,
vroolijken tred stapte hij op Stadaux toe en
riep hem toe//Verheug u, vriend, de geheele
stad wedijvert in haar streven om het feest, voor
den eersten maal onder uwe ambtsvervulling,
zoo schitterend mogelijk te doen plaats hebben 1
Alle burgers zijn eens van gevoelen \n
pers plegen te zeggen, dat de bedoelde
bladen niet slecht zjjn. En niettemin is het
overduidelijk jjwaar te nemeD, dat de kolom_
men niets anders bevatten dan wat tegen
het Katholicisme is, en de feuilletons niets
anders dan wat met de goede zeden in
strjjd is. Dan zegt men gewoonlgk: het
kwaad is zoo ontzaglgk groot niet. Maar
wg vragen het uworden in die dagbladen
vaak niet verheerlijkt godloochenaars
en goddeloozen, zooals een V oltaire,
Machiavelli, Mazzini en al hnnne
volgelingen? En kan men niet in diezelfde
bladen dikwgls lezen allerlei doivelacbtige
scheldnamen op Kerk en Paus, op kloos
terstichtingen, op de zusters van liefde
Neen, het is niet te verwonderen, dat
alle staatslieden bevreesd zjjn voorde ver
schrikkelijke maeht der pers, die reeds
zooveel verwoest en vernield heeft, tegen
welke macht geen enkele instellingwheeft
wetea weerstand te bieden, en die ook den
godsdienst onvermjjdeljjk zon hebben ver
delgd, ware deze godsdienst niet van god-
delijken oorsprong en derhalve onvergan
kelijk. Voorwaar, het misbruik der pers
is ontzaglgk groot en verderfelijk. Tegen
dat misbruik moeten wg strgden met edele,
waardige en christelijke kracht. Het is de
taak der goede dagbladen en couranten om,
zooveel in hnn vermogen is, de verwoes
tingen te herstellen, die door de slechte,
goddelooze bladen zjjn aangericht.
Maar hoe schuldig zjjn dan de Katholie
ken, die, niet tevreden met deze verfoeilijke
daaddat zg in hun hniselijken kring geen
fatsoenlijk blad willen toelaten, daarenbo
ven nog met hun geld en door hnn voor
beeld die bladen steunen, welke hun geloof
vjjandig zjjnAls voorwendsel brengen zg
voor: de goede bladen zjjn niet spoedig
genoeg van alles op de hoogte; het
abonnement is te daur. Veronderstellen
we eens, dat deze bewering inderdaad waar
heid bevatte; maar dan antwoorden wg
aan zulke lieden: gg zoudt dit verwgt
nimmer kannen doen, indien de bladen,
die gij van die fonten beschuldigt, een
grooter aantal abonnés hadden, m. a. w.
indien er niet zoovele lauwe en trage lie
den waren op het punt van het steunen der
goede pers, zooals gg er een uit de velen
zgt.
Maar neen, hier wringt de schoen vol
strekt niet. Laten zg liever zeggenik wil
niet voor een clericaal gehouden worden.
Laten dezulken liever bekennen, dat zjj
betooverd en verblind worden door eenige
//Niet alle onderbrak Stadaux den spreker,
//zie naar den overkantEen ervan is nalatig
mijne wenschen te eerbiedigen. Deze eene is de
dichtste buur van het raadhuis. Hij zal er ech
ter voor boeten
//Laat den armen Faber zijns weegs gaan Kuno!
Hij zal zichzelf later bitter beklagen
//Hjj is mij een doorn in het oogmijn ge
heele leven lang!//
//Gij ziet toch ook, dat zijne huishouding den
kreeftengang gaat. Met ieder jaar gaat hij meer
en meer achteruit. Hij geraakt, wanneer hij niet
verandert, spoedig tot den bedelstaf en zijne
brave vrouw
//Dat heeft zij zelf gewild!// riep Kuno hef-
tig.
//Kunt gij het dan de vrouw van Faber nim
mer vergeven
//Nooit! Nooit! Doch spreken wij over
het feest, vriend RiggAlzoo het onthaal
der kinderen is dit keer geheel mijne taak. Ik
zal niet karig zijn, want ik begroet deze nala
tigheid als eene welkome gelegenheid, mijnen
kiezers den dank, mijnen tegenstanders de
vergiffenis op eene onschuldige wijze uit
te drukken
//Goed, Kunozeer, zeer goedEen ieder
weet, dat gij een edel man zijtDe geheele
stad zal van uwe grootmoedigheid spreken.
Maar ik verzoek u, laat allen zonder onder
scheid deelen in de geschenken en de vreugde.//
//Gij hebt een zoo weldadig gemoed, eene
zoo verdraagzame beschouwing der zaken, om
mij hierin te kennen
//Deze beschouwing gaathij mij niet alleen
uit van verdraagzaamheid, maar ook van over
leg. Gij weet toch ook, dat ik, om dezelfde
j uitdrukkingen, zooals b.v. vooruitgang, ver
lichting, vrgheid, beschaving, moderne tijd
geest enz. dat zij verschrikt worden
door andere uitdrukkingen, zooals b.v. on
wetendheid, domperleer, kloosters, Jezuïeten,
inquisitie, middeleeuwen, onverdraagzaam
heid enz. Laten dezulken liever bekennen,
dat zg weerhouden worden door het man-
schelgk opzicht, door menschenvreesdat
zg vreezen anders de gonst der menschen
te znllen verliezen. Want dan zeggen zg
de waarheid.»
O, wat al onheilen en rampen zijn er
teweeg gebracht door de slechte couranten
en bladenOp de slechte dagbladen kannen
de woorden toegepast worden van den ge-
nialen B o s s u e t«Wanneer men eenmaal
het middel gevonden heeft om de menigte
door het lokaas der vrgheid te veroveren,
dan volgt die menigte blindelings en zg let
er niet op dat zij de slavernij tegemoet
gaat.» Alsook deze woorden«Zoo waar
is het, dat alles tot opstand en oproerige
gedachten wordt vervoerd, wanneer het
gezag van den godsdienst wordt verdelgd.»
België.
Het Belgische ministerie heeft eene ver
andering ondergaan en is nu weer vol
tallig. De Moniteur Beige deelt de benoe
ming mede van den heer DeB u r 1 e t tot mi
nister van bnitenlandsche zaken, de heer
Schollaert tot minister van binnen-
landsche zaken en de heer N y s s e n s
tot minister van openbare werken ev arbeids
zaken.
Het Ministerie is na aldus samengesteld:
De Bariet, minister-president en bai-
tenl. zaken ;Schollaert, binnenl. zaken;
Begerend, justitie de Smet de
Naeyer, financiën; d e B r u y n, land
bouw B r a s s i n e, oorlog V a n d e n
Peereboom, spoorwegen en N y s s e n s,
openbare werken.
Volgens de Indépendance zal de gift-
mengster Joniaux over eenige dagen
op baar verzoek, naar de gevangenis te
Bergen in Henegouwen worden over
gebracht.
Duitschland.
De Pruisische generaal Von Barse-
k o w is op 86-jarigen leeftgd te Naumburg
overleden. Deze generaal, wiens naam be
kend is uit de geschiedenis der oorlogen
redenen, waarom gij Julia Faber haat, haar zoo
mogelijk bereid ben bij te staan Het zou mij
genoegeu doen, dat gij eindelijk eens vergat en
vergaf!//
Mijnheer Stadaux zag het raadslid met fon
kelende oogen aan. //Herbert Rigg Gij zijt een
dweperEn nu voor heden daar genoeg
overzeide hij tot zijn kleinen, goedig uit-
zienden vriend.
Intusschen had de bode van het raadhuis,
Klein, zich naar het huis van den parapluiefa-
brikant Faber begeven. Den winkel binnen
gaande, kondigde een schel den bezoeker aan.
Hoofdschuddend keek hij rond en sprak bij
zichzelven. //M'en lieve tijd, wat ziet het er hier
ontroostbaar uitEenige parapluies, die gere
pareerd moesten worden, waaraan echter niet
het water voor de soep verdiend wordt, ver
bleekte, door den tijd oud geworden artikelen,
die niemand meer koopen zal en de winkel
kasten bijna leeg. Waar deze menschen van le
ven, is mij onbegrijpelijk en ik ben toch vol
strekt niet verwend
Daar niemand zich in den winkel bevond,
sloot hij de deur en ging de trap op,
die naar de huiskamer leidde, aau welker deur
hij aanklopte. Deze werd, nog voor het //bin
nen// zich liet hooren, haastig geopend. Een
tenger meisje, van ongeveer 16 jaar, stond voor
hem. Eenigszins verrast keek zij hem eene wijle
sprakeloos aan en sprak dan: //Vergeef, mijn
heer Klein, als ik u eenige oogenblikken moet
laten wachten, want er is volk in den winkel
gekomen; spoedig kom ik echter bij u."
Wordt vervolgd.)
ABONNEMENTSPRIJS
AGITE MA NON AGITATE.
PBIJS DEB ADVEBTENTIEN.