N I E U W E Me. 2309. Vrijdag 19 Jnll 1815 20ste ianrgang Lectuur. BUITENLAND. Zij zoekt den schuldige. Bulgarije. ABONNEMENTSPRIJS Pei 3 maanden voor Haarlem, t 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het buitenland 1,80 Afzonderlgke nummer» t 0,03 Dit blad varschgist eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG, B TT R E A TT: St. Janstraat Haarlam. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 16 regels Elke regel meer 50 Cente 7% AGITE MA NON AGITATE. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per aavertentie k Contant. Adfertentiën worden uiterlgk Maandag-, W o e n s d ag 6n V r jj d a g-a rond voor 6 uur ingewacht. Redacteu r-U i t g o v e r, W. K. P P JS R S. Niet genoeg ban er op gewezen worden in onzen tjjd van leeszacht, toch nauwkeu rig toe te zien, welke persproducten ons huis worden binnengeloodst, of liever bin nengesmokkeld. Want aangezien de zucht om te lezen, om boeken en geschriften als 't ware te verslinden, tegenwoordig met den dag toeneemt, ontbreekt het allerminst aan producten, ciie aan bovengenoemde zucht bevrediging trachten te verschaffen, ontbreekt het allerminst aan voedsel, dat dien honger poogt te stillen. O' het altpd gezond, versterkend voedsel is, dat wordt aangeboden? Ware dit zoo, dan zonden we van binnensmokkelen niet behoeven te spreken. Helaas, het moet rondborstig en openljjk getuigd: van do persproducten, die heden ten dage Ier markt worden ge bracht om voedsel aan te bieden aan den schier a'len kwellenden leeshonger, zgn de meeste, verreweg de meeste bedorven spij- zen, die in veie gevallen vvè! worden aan geboden op zuivere schotels, maar die daar om niet minder sehadeljjk zijn voor den verbruiker.Integendeel, juist omdat het uiter lgk zoo heerlijk eruit ziet, juist daarom wordt het aangebodene des te gretiger aan genomen, maar helaas niet om den hon ger te stillen, maar om te vergiftigen. Vooral de jeugd is het slachtoffer van die vergifti ging. Het is een treurig feit, maar openlgk moet het gezegd: het ontbreekt niet aan ongelukkige onvoorzichtigen, die durven be weren, dat de lectuur van een jongmensch niet behoeft nagegaan te worden. Volgens het beweren van dusdanige wijsboofden oefent de lectuur, het lezsn geen invloed nit op de kalme en verstandige naturen. Volgens hen zonden zelfs onzedelijke en zedelooze werken, in plaats van smaak voor de ondeugd, wansmaak en afkeer van het kwaad veroorzaken. Volgens hen, zon dege ne, die neiging en lust voor het goede én schoone bezit, omnogelgk door een lieder lijk boek kunnen worden meegesleept en bedorveü. Tegenover deze bewering, die misschien van waanwijsheid, maar allesbehalve van voorzichtigheid de moeder der wgsbeid! het bewijs levert, Btelleo v?g hier de volgende algemeene stelling: Men kan niet te voorzichtig wezen. Leg een brandende lont naast een vat krnit, wat zal daarop volgen? Runt gij nw band in het water ste ken, zonder dat die hand vochtig wordt Alwie met pek omgaat, wordt daarmee besmet, zegt het spreekwoord. En de waar heid hiervan wordt bovendien bevestigd FEUILLETON. Vervclg). 14. „Hij is het. Ik zag boe hij mijn man aanviel, boe bij weer vlug opsprong, bet raam van het portier opende en naar buiten sprong. Ik was zoo van schrik en angst bevangen, dat ik eerst op dat oogenblik om hulp roepen kon. Daar men mij niet hoorde, herbaalde ik mijn roepen en trok toen aan de noodrem. Nauwelijks was dit gebeurd, of bet portier werd opengerukt; Benno Treuenfeld trad binnen. Bij zijn onver wacht verschijnen viel ik in bezwijming./' „Benno Treuenfeld is een speelgenoot uit uw jeugd?// vroeg de Hechter. Erna bevestigde dit met een zacht hoofd knikken. //Gij herkendet hem aanstonds?// „Ik zou hem onder duizenden bij den eersten blik herkend hebben,// gaf de jonge vrouw ten antwoord, terwijl een zacht rood bare bleeke wangen kleurde. Voor den Rechter van instructie was dit ant woord een zwaar bewijs; hij onderzocht echter niet verder naar hare vroegere betrekkingen tot Treuenfeld, maar vroeg of zij wel eens gedacht had, wat de oorzaak van dezen moord kon ge weest zijn. „Er kan maar een motief zijn, en wel roof.// „Daartegen getuigt alle schijn, de doode is niet beroofd geworden. Hier zijn zijne ringen, door eene andere spreekwgze van godde- ljjken, das onfeilbaar zekeren oorsprong: «Wie het gevaar bemint, zal iu het gevaar omkomen». Alzoo: laat de natuur nog zoo kalm, nog zoo verstandig zijn; laat de neiging, de lost voor de deugd en voor hit schoone nog zoo krachtig en sterk wezen; wordt die natuur onvoorzichtig bloot gesteld aan een bedorven atmosfeer, zij zal worden verpest, tot in den hartader be dorven; de neiging, de lust voor deugd en voor het schoone zal ontaarden, zoo zeker als tweemaal twee vier is. Wie met pek omgaat wordt daarmee besmet. Wie bet gevaar bemint, zal in het gevaar omkomen. Wjj laten voor eene wg!e den liederlijken romau ter zjjde wij bepalen ons bij het eenvoudig feuilleton, waarin zelfs het fat soenlijke wordt gt ëerbiedigd, de eerbaarheid niet wordt gekwetst. Hoevete lezers zullen eokol en alleen dat gedeelte van de cou rant lezen, hetwelk ingenomen wordt door het feuilleton Vol ongeduld baken zjj naar het vervolg. En o, wee den redacteur, war neer somtijds het feuilleton geheel of ge deeltelijk is opgeofferd aan nieuwsberichten, aan polemiek of anderszins! Men ziet daar nn zooveel kwaad niet in, maar wanneer nu de meeste msnschen zich zoo gaarne en bg voorkeur bezighouden met het lezen van romautische en dramatische verhalen, daar door zoozeer worden geboeid en meege sleept, dat zij zich in eeoe andere wereld overgeplaatst golooven en bjjna tranen stor ten over het ongeluk van een denkbeeldi- gen held daü zijn de onheilen der lezers niet te overzien, indien dergelijke boeiende en meesleepende verhalen, in plaats vaD htt fatsoenlgke en eerbare te eerbiedigen, enkel en alleen erop aangelegd zgn om de booze hartstochten op te wekken en aan te prikkelen, om deugd en zedelijkheid een kaakslag toe te dieren, om de meest be rispelijke z wakheden en lage kunstgrepen des menschen te verheerlijken en te ver goden en te bewierooken. En dan zou men ons nog willen doen geiooven, dat jongelieden, die pas het leven zgn ingetreden en vaak alleen de aange name zgde van het leven bezien, zjj wier hartstochten aan h6t broisen en gisten zgn, gsece geweldige en diep gevoelige indruk ken zouden ontvangen van schrgvers, wier eetige toeleg het is, Diet om het goede te onderwijzen, niet om te verheffen, niet om te veredelen, maar wier eenige toeleg is onderricht te geven in het kwaad, te vernc- dereu, en te verlagen Er ie meer. Men neemt niet enkel zijn hier is zijn horloge en kettiDg, en hier ook zijne geldbeurs,// antwoordde de Rechter, terwijl hij de voorwerpen, die op een tafel onder een doek verborgen lagen, te voorschijn haalde en haar overreikte. Huiverend herkende zij den trouwring, dien zij den vermoorde eerst voor eenige weken overreikte, het medaillon aan de horlogeketting, dat hare photog-raphie inhield en een oogenblik was hare ontzetting zoo sterk, dat zij haar oogen afwendde. „Gij erkent du3 dat hier geen roof gepleegd is Deze vraag des Rechters, op een onder zoekenden toon gesproken, gaf Erna weer hare kalmte terug. Meer met haar hart dan met hot verstand begreep zij wat hier op het spel stond. „Ik vermis de brieventasch van mijn man," sprak zij kalm, „is die dan niet gevonden?// „Eene brieventasch? Hoe zag die er uit?" „Zij was van bruin juchtleder, had een zil veren beslag en droeg in zilver de initialen Ch. v. R.» verklaarde Erna met de grootste ze kerheid. De Rechter was verbaasd; deze verklaringen dreigden het geheele gebouw te doen instorten, dat hij reeds in gedachten voltooid zag. „Weet gij ook, wat de brieventasch inhield?// „Niet nauwkeurig, maar ik weet stellig, dat de heer Von Rehfeld, daarin eenige brieven, zijne legitimatiepapieren en eene groote som geld be waarde.// „Maar Erna!// riep plotseling vrouw Göldncr die vreesde, dat hare dochter zich om Benno te redden, tot valsche getuigenis liet verleiden, „hoe zou dan nw echtgenoot aan zulke groote som geld gekomen zijn? Gij kwaamt immers toevlucht tot ongebonden en verderfeljjke lectuurom bovengenoemd onteerend doel te bereiken maar om des te zekerder doel te treffen, spreekt men vooral tot de oogen. Vuile, liederlijke, zedelooze platen en afbeel dingen worden ten toon gespreid om aldus de zedeloosheid nog duidelgker voor te stellen. Op die wijze wordt er naar gestreeld de deugd, de eer, de toekomst te verwoes ten van het leesgrage publiek, een geslacht op te kweeken voor misdaad en ondeugd, een geslacht noodlottig voor zich zelve, maar dat niet alleenook noodlottig voor anderen, noodlottig voor geheel de maat schappij. Het ware te wenschen, dat de openbare macht, die zich zoozeer begvert met gestrengheid op te tredon bijv. ter be scherming van dieren en hierin soms tot bespottelijkheden, tot eentimenteeie vertoo ningen overgaat, met wat grooter ijver zich kweet van een veel dringender, veel noodzakelijker plichtn. 1. dergeljjke on heilen, geheel de maatschappij bedreigend, met kracht door groote straffen af te weren. Want het geldt hier een vgand, die mis schien de verschrikkelijkste aller vgandeu is. Hst geldt hier te waken en te zorgen voor de zielen en do gezondheid van het lichaam van den menschen wie zal dur ven ontkennen, dat de gezondheid der ziel verre verheven is boven die des licbaams Van het grootste belang derhalve moet het geacht worden, met nauwkeurigheid acht te geven vooral op de lectuur van de jeugd. Zegevierend is deze stelling ge handhaafd door groote schrgvers, reeds uit dec grgzen voortgd zooals Socratep, Xöuophor, Cicero. Gencemde schrg vers bevalen der jeugd ten dringenste aau, dat zij de ziel toch niet zou bezoedelen door smerige lectuur. En dit waren hei denen Eu J e a n-J acques Rousseau, de ellendeling, die zgn wonderbaar, niet te miskennen talent zoo deerniswaardig en jammerlijk beeft misbruikt, hjj scbrjjft in zpjne Confessions «Ik kan geen mgDer boe- keD, zonder te huivereD, aanzien. In plaats van te voeden, vergiftig ik in plaats van te onderrichten, bederf ik eu metalmgoe schoone woorden ben ik niets dan een mic- dadiger.» Dezelfde schrgvtr zegt iu zijne voorrede van La nouvelle Heloise: «Wee de jongedochter, die mg zal lezen! Zg is onherstelbaar aan de oneer prijsgegeven!» De zedelooze schrijver en vertrouwde vriend van den godloochenaar Voltaire, Di derot sloot zjjne romans met de grootste zorgvuldigheid weg cu verbood zjjnedoch ter ten strengste om die romans te lezen. van de reis terug. Gij vergist u.// De Rechter, die eerst de oude dame elke in menging in 't gesprek wilden verbieden, liet haar nu begaan; zij kwam hem immers te hulp. Hij hoopte, mevrouw Von Rehfeld in de verlegen heid te zien, maar hij bedroog zich; zonder een oogenblik te talmen, verklaarde zij: „Rehfeld heeft te Weenen voor graan de som van twintig duizend gulden in ontvangst geno men en droeg het geld aan bankbiljetten in zijn brieventasch.// „Daarvan heeft Dorothea mij niets gezegd!// riep de Rechter vol ontzetting. Erna verhief zich en vroeg op trotschen toon. „Is hét u opvallend, dat ik daarover beter in gelicht ben, dan mijne kamenier?// „Ik zal een onderzoek naar deze brieventasch laten doen,// antwoordde de Rechter iets zachter. „Herkent u dit?// vervolgde liij, terwijl hij de jonge vrouw een klein ivoren doodshoofd voor hield. Zij schudde ontkennend 't hoofd. „Wat is dat?//. „Misschien een breloque van 't horloge van den moordenaar, hetwelk de vermoorde vastge grepen heeft; wij vonden het tusschen de ver stijfde vingers van den doode." Erna nam het nietige speeltuig in de hand en bekeek het van alle zijden. „Eene vingerwij zing, Goddank, een wenk!// zuchtte zij diep. „Hier is nog een ander veel duidelijker tee- ken," antwoordde de Rechter van instructie, de moordenaar heeft het wapen laten vallen, waar mee hij den doodelijkcn stoot gaf." Hij haalde den dolk te voorschijn. Ous dunkt, hier inderdaad, hier is alle commentaar overbodig. Wg eindigen dan ook met de woorden eens dichters, die ge zegd heeft«Het hart van den maagdeljj- ken mensch is een diepe \aas: wauneer het eerste water, dat men daarin stort, onrein is, dan kan zelfs de zee het onreine niet wegwisschen want de diepte is on peilbaar, en het onreine ligt op den bodem.» De gewezen minister-president van Bul garije de beer Stam boeloff kwam eergisteren met zgn vriend Pet ko ff uit hit sociëteitsgebouw «Da Unie» te Sofia, om in zgn rgtuig gezeten huiswaarts ts keereü, toen drie of vier parsonen met revolvers eu mossen gewapend het igtoig staande hielden en hem aanvielen. Zgn bediende vuurde met zgn revolver om zija heer tegen j de aanvallers te beschermen, maar bleek een zeer slechte schutter te zgn, omdat hij geen der aanvallers heeft geraakt. De heer Stamboeloff verliet met zjjn vriend het rgtuig en ontving toen onmiddellijk een diepen messteek ter hoogte van de borst. Onderwgl hg zich verweerde, werden hem de beide poleen tan naastenbij afgesneden. Iu bet hoofd kreeg bjj een tweeden dolksteek en een revolverschot wondde hem in den rug. Hjj viel toen neder, nog twee dolksteken ontvangende. De aanvallers jongelieden gingen toen hulp kwam opdagen op de vlucht. Mevrouw Stamboeloff ontzegde de politie en de gendarmen den toegang tot haar huis en beschuldigden deze vau mede- pliett'gbeid. Dd Berlpnscbe per* spreekt hare ver achting uit over dezen moordaanslag in woorden van de diepste minachting voor prins Ferdinand, den Vorst van Bul garije, dien bv. de Vössische en National Zt. kortweg als moreel medeplichtig aan dezen politieken sluipmoord betitelen. Met onbe grensde verachting spreken zjj over den Vorst die op het oogenbiik te Karlsbad vertoeft, terwijl de Bulgaarsche regeeiing den zwaar zieken Stamboeloff het verlof om daarheen to reizen snood gewei gerd heeft. Ferdinand zou steeds wegeos persoonlijke lafheid voor iedere «groote gebeurtenis» naar het buitenland gevlucht zijn om daar af te wachten, hoe de zaak uitliepzoo gebeurde het ook thaDS. Een ding moet echter gehoopt worden, nl. dat Erna was doodsbleek en staarde met stomme verbazing op den dolk; vrouw Göldner echter riep: „De dolk. Zij kon niet verder spreken; hare dochter was bijgesprongen en legde haar de hand op den mond. Zwijg moeder, om Gods wil zwijg!// smeekte zij. „Dit verbod zegt genoeg//, sprak de Rechter van instructie die zonder medelijden hernam „de dames hebben ook den dolk herkend." „Hier baat ge$n loochenen en verduisteren, kind," zei vrouw Göldner, snikkend. „Neemt het haar niet kwalijk, heer Rechter; wanneer gij alles weet, zult gij het begrijpen." De Rechter schudde bevestigend het hoofd en vroeg: „Gij herkent den dolk?// „Ja," antwoordde vrouw Göldner, zonder zich aan de waarschuwende wenken harer dochter te storen. „Het is een erfstuk in de familie Treuenfeld; Benno's grootvader heeft hem mee gebracht uit Italië. Toen Benno zich op zijn groote reis begaf, vroeg hij mijn overleden echt genoot die zijn voogd was, hem het schoone zeldzaam stuk mee te geven; o, wie had toen gedacht, waartoe het dienen zou!" „Benno is geen moordenaar!" riep de vrouw van Rehfeld. „Ook gij herkent den dolk als zijn eigendom?" vroeg de Rechter. Zij liet het hoofd zinken. „Te oordeelen naar deze bewezen is er geen twijfel meer mogelijk.// Wordt vervolgd.) '.SDSCit

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1895 | | pagina 1