NIEUW Woensdag 9 October 1895 20ste Jaargang Gezelligheid. B UI T E IM L A ImTk Se. 2343 Pei 3 maanden voor Haarlem. t 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het buitenland 1,80 Afzonderlijke nummers0,03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG, BUREAU: St. Janstraat Haarlem. Van 16 regels .50 Gents Elke regel meer 7V» Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.. Dienstaanbiedingen 25 Gents per advertentie A Contant. Advertentiën worden niterljjk Maandag-, Woensdag- an V r jj d a g-a vond voor 6 uur ingewacht. Redacteur-Uitgev or, W. K P P E R 8. De gezelligheid, is de wereld uit; het kan zjjn, dat velen verwonderd zullen staan over zoo'n verklaring en uitroepen «Maar 't is nog nooit zoo gezellig ge weest, doet men dan niet alles om het den menschen prettig en gezellig te maken Altijd maar nieuwe fees ten, nienwe pretjes, nieuwe uitvindin gen, waarvan het eenige doel schjjut de gezelligheid te verhoogengen da<nogj niet gezellig, hoe ondaakbaar En 't is toch zoo, de gezelligheid en met haar, haar miu of meer Duitscbe zuster de gemoedelijkheid, zjjn verdwenen. Maar zien wjj eerst, wat is gezelligheid dan toch eigenljjk? 't Woord gezellig is thans in ieders mond bestorven, als iets niet leuk heet, dan is 't bepaald gezellig, maar dat zjjn van die modewoorden, waar van niemand de rechte beteekents meer weet. Het wezen der zaak is ons zoo goed als vreemd geworden. Gezelligheid is een zeker soort van be- hageljjkheid, dat ons overkomt, wanneer onze uiterlijke omgeving met ons innerlijk gevoel in harmonie is. Een warme kamer, prettig gezelschap, een goed maal, een mooi boek, kannen alle bijdragen tot de gezelligheid, maar zjj bljjven zonder uitwerking op ons wanneer wjj ons niet io de stemming bevinden om van dat alles te genieten. Wanneer dns gezelligheid ontbreekt dan komt het omdat de buitenwereld en ons eigen gemoed niet daartoe willen samen werken, de harmonie ontbreekt tnsschen beiden, de instrumenten zjjn slecht ge stemd zjj brengen den gewenschun toon niet voort. Nauw met de gezelligheid hangt de ge moedelijkheid volgens sommigen een leelijk germanisme, maar, laten zjj er een beter woord voor vinden samer. Onze Doitsche haren hebben het woord «gemüthlicb» voor alles en nog wat bjj de handhoe 't bjj hen onder dit opzicht thans gesteld is, zullen wjj maar niet onderzoeken, wjj hebben aan onze eigen omgeving genoeg. Gemoedelijk is ook al een eigenschap die bjj ons onderwetsch en scbaarsch be gint te worden en 't was toch zoo'n echt Hollandsch producter ligt iets goedigs, iets hartelijks, iets rustigs en vriendeljjka in. Vroeger was alles bjj or s gemoedeljjk, de lange Gondsche pjjp bleef er lang het symbool van en moeders breikous en kof fiekan hooiden er bjjgemoedelijk was net FE U1LLETON. Nog bijtijds. Fenolg.) 23. Mijnbeer Eduard Gerald's vader, de chef der firma, lag sinds jaar en dag reeds aan lamheid lijdende, maar had de zaak nog niet aan zijn zoon overgedragen. Deze leidde evenwel de heele onderneming. Sir Eduard moest dus ook een volmacht hebben en had na weinige minuten reeds zijne schikkingen getroffen. Nu voorwaarts, bid ik u Sir, sprak hij terugkeerend. Weldra reed de koets met de beide heeren naar Palmer's huis, het oude handelsgebouw. Mijnheer Erancis stond met het hoofd op de hand geleund voor zijn lessenaar. Ge moet aanstonds afreizen, Sir! zei Pal mer, hem de hand op den schouder leggende; hier, mijnheer Gerald, zal uw reisgezel wezen. Gij, Gerald? vroeg Erancis verbaasd, hebt gij de Jockey-Club vergeten. Plicht boven alles, waarde vriend, riep Gerald, laten we geen woord meer verspillen. Mijnheer Palmer had de goedheid, mij het dreigende verlies, waarin ook wij zouden dee- len, mede te deelen. Ik heb dadelijk tot de afreize besloten, daar twaalf uren vroeger of later den uitslag heelemaal zou kunnen veran deren. Zoo schat ook gij eenige guldens winst huiseljjk leven, het uitgaan, het pleizier- maben, de lectuur, de kuust, de omgang in vroegeren tjjd en daar het gemoedeljjk was, werd het ook gezellig. Men voelde zich tevreden met weinig, nam het leven zooals het was, pochte nog niet op zijn verbazende wjjsheid als thans, onderzocht en doorwoelde niet alles, men wist nog te genieteD, te bewonderen, te werken, te lachen, te schreien zelfs, zonder nagedachte, in een woord men kon nog leven, eeuvou- diger, kalmer, maar zeker prettiger dan thans. Ja, wij weten 't wel, een leven als dat onzer voorvaders, als dat onzer grootou ders zelfs, doet ons thans huiveren-, wjj bunnen ons het bestaan niet meer voor stellen onder da omstandigheden, waaronder zjj het leidden. Een leven zonder gestadige afwisseling, zonder onzen hoop couranten 's morgens en 's avonds, zonder dageljjksche telegrammen van alle uithoeken der we reld, zonder beursberichten, zonder groote reizen in een minimam van tjjd, zonder electrisch of gasgloeilicht, zonder telephoo n, zonder reusachtige café's en congressen en tentoonstellingen, zonder elk uur een an deren indruk, mjjn hemelhoe hielden die goeie menschen het uit. En zp hielden hst uit en zeer bestook; zjj waren tevreden en gelukkig, veel meer hoogstwaarschijnlijk dan wjj; zij namen het leven gemoedelijk op en leefden gezel lig, maar wij? Het heele leven tegen woordig van hoog tot laag is één en al jagen naar afleiding, naar genot; en toch is niemand voldaan, hoe komt dat? Een voudig omdat de gezelligheid ontbreekt; men zoekt haar, maar als men haar zoekt is hot reeds te laat, men moet haar als van zelf vinden, haar genieten zonder erg, zonder er bewustzjjn van te hebben. Rede neert men er over, weg zija dan reeds alle gezelligheid en gemoedelijkheid. Om het elkaar gezellig te maken, moet men beginnen met elkaar goed te verstaan en nu, vragen wjj, wie doet tegenwoordig zjjn best om zjjn buurman te begrijpen en dientengevolge te handelen? Er is nooit zoo veel gepraat en nooit zoo geschermd met groote woorden als thans, nooit heeft men er zoo 'n behoefte aan gevoeld zjjn innigste gevoelens te ontleden en er mede te koop te loopen en toch heelt nooit nog ieder mensch zoo op zich zelf gestaan als thans. «Ze begrjjpen mjj niet,» is een onop- houdeljjk terugkeerende klacht. Neen, men kan of wil mekaar niet begrjjpen en hoe zal er dan gezelligheid ontstaan? hooger dan de eer! riep Francis opgewonden. Ik vraag wel om verschooning, Sir, wendde hij zich tot Palmer. Mijnheer Gerald kan ge rust op reis gaan; ik echter ben gehouden door het gebod der eere. Dwaasheid, Sir! hernam Palmer onge duldig. Dus kan ieder zwetser mij door eene verzonnen geschiedenis terughouden van het vervullen mijns plichts. Ik, uw chef, sta er op, dat ge afreist. Laten we een middelweg kiezen, Sir, sprak Gerald, die met bezorgdheid de toene mende verbittering en het doodsbleeke gelaat des correspondents bemerkte. Ik weet uwe re denen zeer goed te waardeeren, daar ik u zelf de uitdaging gebracht heb. In dit geval even wel, moet ik sir Palmer gelijk geven,vooral daar de lasteraar een onbekend indringer geweest is. "Wijl ik bij die eerezaak ook voor een deel be trokken ben, stel ik voor, mijnerzijds eene verklaring te schrijven, dat dringende ambts plichten onze afreize naar het vaste land eischen en wij derhalve de opheldering dezer zaak eenige dagen moeten uitstellen. Deze bondige verklaring zal sir Palmer in persoon dezen avond in de Club overreiken. Zoudt ge dat werkelijk doen, sir vroeg Erancis, twijfelend. Ik geef u mjjn woord van eer, mijnheer Erancis, hernam Palmer plechtig. De correspondent zweeg en keek nadenkend in 't leege rond. De gedachte dat tjjdens zijne afwezigheid de Amerikaan 't veld behouden en Alice naar 't altaar geleiden zou, kwelde hem tot waanzinnig wordens toe. En dan hjj Oaders ea kinderen gaan vreemd naast elkander, da denkbeelden, weuschen, idealen der ouderen zijn niet meer die der jonge ren, een kloof gaapt tu schen hen en maakt het huiseljjk leven niet tot een toon beeld van gezelligheid. Reizigers, die el kander ontmoeten, gaan ieder zjjns weegs, hoe minder men zich met zjjn kameraad bemoeit, hoe beter het staar. Vroeger reisde men niet zoo veel, niet zoo gemak- keljjk, maar hoeveel gezelliger! Wat aar dige kennismakingen en ontmoetingen, wat prettige avontuurtjes! Men gaat nu uit voor veel geld, bjjna dageljjke, 't is een onontbeerlijke behoefte geworden, vroeger deed men het zelden, maar dan ook goed, gezellig. Op de feesten ging het er vrooljjk, hartelijk toe, niet zoo deftig en weelderig maar noeveel gemoe delijker Nu komt men bjj elkander en weet niet wat te zeggeD, er zjjn zoovele punten waar over men liever zwjjgt. Op godsdienstig, staatkundig,artistiek, maatschappelijk gebied gapen zooved kuilen van maeniDgverschil, liggen zoovele voetangels en klemmen dat men liever over zulke meer of minder ver heven onderwerpen zwijgt en over gewone, dageljjksche dingen een gemoedeljjk praatje te houden? Neen, daar staat men te hoog voor. In de kunst hetzelfde verschjjnsel, kunst is zoo iets verbazend hoogs en voor naams geworden dat gewone doorsnee men schenwaarnitde maatschappij toch hoofd zakelijk bestaat er geen woord meer over dnrven zeggen. Kunst ia éénzelvig en zonderling gewor den, en daardoor ook vervelend, onbegrjj- peljjk. Zie maar de schildergen op ten toonstellingen, hoe weinigen spreken tot ons gemoed,ja, zelfs tot ons verstand, wjj zjjn verplicht die vormelooze massa's verf, die afschnweljjke karikaturen van menschen mooi te vinden, op straffe van voor onbe schaafd en slecht ontwikkeld door te gaan, maar öf die kunst ons doet genieten, wie zal in alle oprechtheid hier, ja, op kunnen zeggen En is er bjj uitzondering iets wat ons aan trekt, wat ons prettig of aaridoenlgk stemt dan is er dadeljjk een wjjzer bjj de hand om te glimlachen over onze naïveteit en ons beschaamd te doen staan over orizen ongeoefenden smaak. En 't is hetzelfde met de andere knnsten en de literatnurhoe zelden worden onze ooren gestreeld door echt aangename maziek of het moeten ou- derwetsche zoogenaamde afgezaagde stuk ken zijn. Hoe zelden lezen wjj nog een boek, dat pakt, dat boeit, dat doet lachen, waarin streek haastig met de hand over 't voorhoofd, om die dwaze gedachten te verdrijven, wat bekommerde hij, de ondergeschikte haars vaders, zich er om, of de koele, trotsche miss een misdadiger huwdel Had zij, de hardvochtige, het niet verdiend? En kon hij waarschuwen zon der bewijzen? Hij zuchtte en keek onvoldaan om zich heen. Mijnheer Gerald had gedurende zijne droome- rij de verklaring neergeschreven en voorgelezen zonder dat Erancis er deel aannam of een woord er van aanhoorde. Zoo, mijne heeren, zei Palmer bevredigeud 't papier dichtvouwende en in de zak stekende ik zal uwe zaak in de Club behartigen en u thans in mijn rijtuig meenemen. Zoo weinig mogelijk reisgoed en ras naar 't station. Francis stemde toe, en schreef nog gauw en kele regelen op een klein vel papier, stak het in eene enveloppe en zette 't adres er op. Zou ik. u 't briefje bezorgen, Sir? vroeg Palmer hem beschouwende. Dank u, Sir! hernam Erancis blozend, ik heb nog wel tijd om het zelf te doen. Na weinige minuten verlieten de drie heeren 't huis en rolden in mjjnheer Palmer's rjjtuig heen; onderweg nam men Erancis' en Gerald's reisgoed op. Palmer bemerkte zeer wel, dat de correspon dent aan 't station zijn briefje in een brieven bus wierp. Toen de trein heenrolde, ademde de oude heer veel vrijer. Zoolang de damp nog opsteeg, keek hjj den trein na; dan verliet hij 't station en wilde in zijn rjjtuig stappen, als hjj plotseling zjjn wjj' opgaan zonder dat wjj ons behoeven te scbamsn over onze aandoeningen, en onze bewondering? 't Zjjn alle nare perso nen, afschnweljjke principes, onbegrjjpe- ljjke stijl Alles wordt afgebroken en het gevolg is dat er bitter weinig overbljjft, wat nog der moeite van het genieten waard is zoo dat reeds van te voren ons pleizier bedor ven is. Een jacht naar afleiding, een wed ren om geld, een zoeken naar nienwe sensaties, ziedaar, wat men van ons leven gemaakt heeft, maar intnsschen is de kost bare deugd van gemoedeljjkheid, en daar mede het zoo onschatbare gevoel van ge zelligheid verdwenen. Misschien ook zjjn nog vele kostbaarder bezittingen daarmede verloren gegaaD. Helaas Italië. Da Italiaansche wapenen in Oost-Afrika, hebben geen geluk. Io het opperhoofd Ras Mangasche hebben zjj een geduchten tegenstander aangetroffen, hjj is met 5000 man de rivier Ariba overgetrokken en lokt de Italianen nit tot den strjjd. De Minister van Oorlog, generaal M o- c e n n i, is dan ook in allerjjl naar Napels vertrokken, om maatregelen te nemen tot het zenden van wapenen en ammunitie naar Massowah. De Italiaansche bevelhebber generaal B a r a t i e r i bevindt zich te Adigra, waar hjj zich in een kamp heeft gelegerd, sterk genoeg om den vjjand te weerstaan. Hjj schjjnt zich echter te zwak te gevoelen, om Ras Mangasche's leger aan te vallen. Dit is een treurig nieuws voar Italië. Spanje. Volgens de Indépendance Beige heeft de Spaanscbe regeering eeoe overeenkomst ge sloten met de Banque de Paris et des Pays- Bastot het aangaan eener leening. «Deze bank aldns heet het zal der Spaan- sche regaeriog een voorschot verschaffen van 50.000.000 peseta's in goud. Als on derpand daarvoor zullen dienen de Cubaan- sche bons van 1890, onder waarborg van den minister van financiën.» Te Glasgow zjjn zeven kanonneer- booten voor de Spaanscbe regeering ge bouwd, bestemd voor den dienst in de Cu- baansche wateren. Het contract werd 1 Juli geteekend, en het zevende schip was 1 October voltooid. Ook zjjn 2 oorlogssche pen, de kruisers Alphome Xll en de Mar- naam achter hem hoorde roepen. Ei, mjjnheer Benètt, wat voert u hier heen? -Een stuk verloren reisgoed, Sir! antwoord de Benett, nergens te vinden, het was mjj van zooveel waarde, dat ik zelf eens wilde onder zoeken. Ik betreur uw verlies, Sir. Wilt ge van mjjn rjjtuig gebruik maken? Dank u, Sirl Ginder wacht mjjn huurkoets; morgen zal ik de eer hebben, mejuffrouw Pal mer en miss Alice een bezoek te brengen. Dan verwacht ik u ten diner, knikte Pal mer, hem de hand drukkende. Hebt ge vrienden naar 't station bege leid, Sir? vroeg Benett groetend den hoed af nemende. Mijnheer Erancis en mjjnheer Gerald, die door een telegram plotseling naar 't vasteland reizen moeten. Zoo, als oorlogs-correspondenten misschien? riep Benett lachend. God beware ons; naar Bellijn, Sir! lachte ook Palmer, den hoed afnemende. Weg rolde het rijtuig. Kentstraat! riep Benett zjjnen koetsier toe; maar gauw, man, ik betaal dubbel! Hij sprong in de koets. De koetsier deed de zweep klappen, ten einde 't dubbele loon te verdienen. Naar Berlijn dus, mompelde Benett. Zoo gaat het goed! Het lot schijnt me overal't pad te effenen. Wordt vervolgd.) HIARLEMSCHEC0ÜR1VT. ABONNEMENTSPRIJS AQTTE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIEH

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1895 | | pagina 1