NIEUWE Louis Pasteur. Me 2355 Woensdag 6 November 1895 20ste Jaargang BUITENLAND. ABONNEMENTSPRIJS Pei 8 maanden voor Haarlem. t 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het buitenland 1»80 Afzonderlpke nummers0,03 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. BUEBAïï: St. Janstraat Haarlem. PRIJS DER ADVERTBNTIBN, Van 16 regels Elke regel meer 50 Cents 7V« AGITE MA NON AGITATE. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie A Contant. Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensd ag- ea Vrjjda g-a vond voor 6 uur ingewacht. R e d a c t e u r-U i t g ev e r, W. KüPPERS. 1822—1895. Na de laatste galm der doodsklok is weggestorven, die over het graf werd gelnid van den sympathieken geleerden wiens naam wij hierboven plaatstennu in couranten en tijdschriften de universeele loftrompet, over den grooten chemicus opgestoken, lang zamerhand is gaan zwjjgen; nu de naam van Lonis Pasteur niet meer als voor drie weken door het leesgrage publiek wordt verslonden; nu lust het mg nog eens de daden en dengden van den koning der we tenschap op te sommen of ze althans te resumeeren. Het was in den jare 1855. Pasteur, de nu zoo gewaardeerde en gevierde 'man, was nog slechts drie-en-deitig jaar. Zjjne voornaamste bezigheden bestonden toenter tijd in zeer wetenschappelijke en tamelijk ingewikkelde proefnemingen met betrekking tot de polarisatieve verschijnselen van ver schillende kristallen. Hem was het duideljjk geworden, dat er twee wjjnzaren bestaan, die, beide tot een derde lichaam verf enigd, elkander wederkeerig nentraliseeren. Het resultaat van zgn ernstige stadie toonde hp zijn leermte3ter B i o t. Deze, de bladen hebben het gemeld, volgde met de meeste oplettendheid de proeven van den jongen veelbelovenden geleerde en toen, hem op den schonder kloppende, zeiae hp«Voyez- vous, mon enfant, j'ai tellement aimé la science dans ma vie que cela me fait battre le coeur.» Ik heb in mijn leven zoozeer de wetenschap bemind, dat dit mjjn hart doet kloppen. Thans kunnen wjj allen getnigen, hoe veel de wereld aan Pasteur is verplicht. heeft de hondsdolheid overwonnen en Frankrijk'* veestapel beschermd tegen het miltvuur, zooals ook de Franscbe zijlerup- sen tegen de pebrine. Zjjne werkzaamheid is dus wel van een zeer groot practisch nut geweest, iets, wet de wereld hoogelijks waardeart. Zij eischt resnltatan en richt daarnaar haar oordeel in over de groot heid van wetenschappelpken arbeid. In de wetenschap zelve bestaat een an dere maatstaf. Daar geldt het mooie woord van Biot: «j'ai tellement aimé la science dans ma vie Is het niet verheven zich op te offeren voor het vermeerderen van de intellec- tueele schatten der menschheid, de schatten, die door niemand ooit kunnen worden af genomen? Zijn gang te gaan te midden FEUILLETON. •Nog bijtijds. 35. Fenolg.) Francis en Gerald wisselden een beteeke- nisvollen blik met elkander. Ik moet den politiedienaar spreken, zei Francis, haastig zijn hoed grijpende. Kunt ge mij niet zijne woning wijzen, vader? Ik wil je daarheen brengen, nikte de ge neesheer wijl ik in de buurt eenen zieke heb. Cilly bracbt hem aanstonds hoed en stok, waarna de oude heer met een lachenden blik op 't jonge bruidspaar ras den zoon volgde, die reeds met gejaagdheid het huis verlaten had. Laten we Gerald en Cilly hun liefdesgeluk gemeten om 't onderhoud met den politiedie naar, dien Francis gelukkigerwijze thuis vond, bij te wonen. Petersen was, zooals we reeds in den aanvang van ons verhaal leeren kennen, een kloek jong man, die met de hoogste verbazing het portret bekeek, dat Francis hem voorhield. Kon ik nu maar van den heer Burge meester verlof tot opgraving van 't lijk erlangen, bemerkte deze, als de politienaar de gelijkenis met den doode geconstateerd had, Dat is overbodig, mijnheer Franzenius, sprak Petersen, een kast opende en daaruit een portret te voorschijn halende. Kijk eens van den wervelwind der meeningen van éenen dag, onderzoekende, zonder zich te bekommeren over den afloop, in vrgheid des geesten. De waarheid te beminnen en pogingen aan te wenden haar zoo nabij te komen als bjj de beperktheid van het men- schelgk kannen en weten mogelijk is. Te werken zonder ophouden, niets gerend om het oordeel der wereld. Dan alleen kan men deze voorbijgaande dingen aanzien, kalm en onbevangen. Het spel der mensche- ljjke hartstochten wordt dan duidelijk: de eerzucht, die voortdringt naar eene in 't oog vallende plaats, die bleske nijd, die zich zelve verteert. Welk eene overwinning, als men den begeerden titel verkrijgt en heerschen kan over een deel van zijne me- demenschen, krachtens het recht vau den sterkste. Een korte triomf dikwijls en een armzalige triomf somtijds, gekocht tot den hoogsten prijs: eene ziel. Want de we reld, zjj is de ware Mephisto, met wie men contracten sluit om door haar gediend te worden tot den prgs van zgn gansche ver stand en gemoed. De besten, de groolsten van ons staan daarboven. Zjj hebben hunnen strgd. Zg ken nen de teleurstelling, den haat van de klei neren, die hen niet bezoedelen, maar wel belasteren kunnen. Of is het niet waar, naar hetj eenstemmig oordeel der Fransche pers, dat de hevige strgd, dien Pasteur verplicht was te strjjden tegen afgunstige tegenstanders de kern van de kwaal, waar aan hg leed, aanmerkelijk heeft ontwik keld en zgn einde verhaast? Zelfs het licht van de wetenschap wordt soms verdnisterd. Maar mannen als Pasteur hebben zooals Biot zegt, de liefde, die alles overwint. Dat is hunne kracht en dat is benevens het nut, dat zg stichten, hunne grootheid. Schoon is het te kunnen zeggen: «j'ai tellement aimé dans ma vie.» En P a s t e u r is groot omdat bjj zoozeer de wetenschap heeft lief gehad. Nog iets anders heeft hg vnrig bemind. Dat was zgn geloof. Pasteur heeft on wrikbaar de stelling van Carbouelle vastgehouden: Nulla unquam inter fidem et rationem vera dissensio esse potest. Tus- schen geloof en rede kan nooit een wer- keïgk verschil van gevoelen bestaan. In hoeverre we die stelling beamen? Het iade plaats niet daar hier over uit te wijden. Zeker is het, dat zijn geloof hem niet ver hinderd heeft een coryphee te worden der wetenschap, want diepingrijpender kennis, verhevener genie dan die van Pasteur zjjn moeiljjk denkbaar. Hg heeft elk gene- ratio spontanea, elke heterogenesis voor Met een kreet van schrik greep Francis naar dat beeld, 't portret van 't lijk. Vroeger heb ik veel gedaan aan photogra- f eeren, vervolgde Petersen rustig, de noodige ■werktuigen zijn nog in mijn bezit. Deze akelige misdaad was ongetwijfeld in staat, de rechterlijke macht in opschudding te brengen. Daarom ver oorloofde ik mij, mijne kunst nog eens te be proeven, voordat de tijd het lijk zou geschon den hebben. Ik dank u daarvoor, heer Petersen, her nam Francis die vergeefs zijne diepe ontroering bij het aanschouwen van den doode trachtte te onderdrukken. Gij zijt een zoo verstandig beambte, dat ik u mijn volle vertrouwen schen ken wil. Hebt ge op 't oogenblik nog andere bijzonderheden, die tot eene aanhouding dienen kunnen worden opgemerkt? Niets bijzonders, mijnheer! Papieren wa ren er niet, ook geen uurwerk; geene beurs; uit hemd en zakdoek was de naam geknipt, zelfs uit den hoed was de naam der firma verwijderd. De wonde was toegebracht, zooals uw heer vader verklaarde, door een spits wapen. Ook zag men tweeërlei voetstappeD; in de een paste de laars des vermoorde juist. De heer Burgemeester meende, dat het een tweegevecht zonder getuigen kon geweest zijn. En gij? vroeg Francis. Wat is uw meening daarover heer Petersen? Ik geloof, dat de jongeling aan dit een zame strand gelokt en daar vermoord gewor den is. Francis nikte diep zuchtend. Natuurlijk heb ik ook de andere voetstap- goed onmogelgk gemaakt en het Darwinisme den nekslag gegeveD. Na dezen onnavolg- baren geleerde zal men wel niet meer trach ten de Batbybius Haeckelii ooit weer van den dood op te wekken of nieuwe vissche- rjjen naar zeeslib te beproeven. En alles wat bjj deed verrichtte hij met eene sober heid, die het ware kenmerk der echte we tenschap is. Eenvoudig tot zjjne minste handelingen, was bij bemind bij ieder, die den grooten man slechts eren kende. Zoo is het onszelren vergaan, wjj, die voor rgf jaren den beroemden chemicus eenige malen in zgn laboratorium te Pargs hebben gadege slagen. Daar was zgn vaste woonplaats, daar leefde hg op te midden van bacillen en bacteriën, waarvan de minste vaak oor zaak kon worden van een ontgdigen dood. Pasteur alleen zag dat gevaar niet. Ia belang van jde wetenschap, in belang der menschheid, die hg heeft liefgehad, werkte bjj rusteloos en onrerpoosd voort, nooit tevreden met de verkregen resnlta- ten, altjjd zoekende naar nieuwe vindingen. Met een onwrikbaar vertroawen op de toe komst wierp bjj alle scepticisme ver vao zich af. Hoor het slot van zij a rede bg zijn zeventigjarig feest: «Ik geloof onverzettelijk, dat de weten schap en de vrede over de onwetendheid en den oorlog zullen triomfeeren, dat de volkeren zich te zamen verstaan zullen aiet om te vernielen maar om op te Vouwen, en dat de toekomst zal behooren aan hen, die tet meest zullen gedaan hebben voor de ljjdende menschheid. «Jonge lieden, jonge liedeD, maakt u ver trouwd met die zekere, machtige methode waarvan wjj nog slechts de eerste gehei men kennen. Eu gg allen, laat, wat ook nw loopbaan moge zgn n niet aantas ten door verlammend en onvruchtbaar scep ticisme, laat q niet ontmoedigen door de droefeuissen van enkele aren die heen gaan over eene natie. Leeft in den reinen vrede der laboratoria en der bibliotheken. Zegt allereerst tot uzelven Wat heb ik gedaan voor mgne ontwikkeling Dan, naarmate gij vordert: Wat heb ik gedaan voor mgn land tot op het oogenblik, dat gij mis schien dat onmeteljjk geluk zult kunnen smaken van te denken dat gg in eenig opzicht hebt bijgedragen tot den voor uitgang en het welegn der menschheid. Maar of het leven uw pogingen al meer of minder ganstig moge zjjn, men moet, wan neer men het groote doel nadert, recht hebben tot zich zelf te zeggen «Ik heb gedaan wat ik kon.» Hg, die deze gulden woorden uitsprak pen gemeten en de maat opgeteekend, ging Petersen voort. Zeer juist. Weest zoo goed, mij dat na derhand mee te deelen. Gaarne. Hoor nu oplettend toe, heer Petersen! Ik vertel u eene geschiedenis, die met dezen ar men vermoordde in nauwe betrekking staat. Francis vertelde den opmerkzaam toeluis terenden beambte zijne geschiedenis uit Indië en kwam ten slotte op sir Horatio Benett in Londen, zonder echter den laster van den geheimzinnigen doctor M'Lean aan te stip pen. En u gelooft werkelijk dat die Indische moordenaar en spion met dien Amerikaan een en dezelfde persoon is? vroeg Petersen ver baasd. Daarvan ben ik vast overtuigd, nikte Francis, en eveneens durf ik verzekeren, dat die schurk de moordenaar is van mijn vriend Donaldson. Zcidet gij mij niet, dat die Benett de erf genaam is van een millionnair uit New-York? vroeg de beambte bedenkelijk. Tenminste sir Palmer, wiens dochter hij huwen wil, houdt hem daarvoor. Zou uw vriend onze doode wellicht die ergenaam hebben moeten zijn? Francis keek hem verstomd van verras sing aan. O, dat ik zulks tot hieraan vergeten kon! riep hij in opgewondenheid opspringende. Het lag mij in Londen zoo dof ik 't geheugen; immers was het mij, alsof ik den naam Benett reeds is nu voor altijd heengegaan. Zgn stoffe lijk omhulsel met koninklgke praal graf waarts gedragen rust voorloopig in het in- situut, dat zgn onsterfelgken naam draagt. De minister P o i n c a r hield namens regeering en* natie de ljjkrede te midden van duizendej en nog eens duizende toe hoorders. Was dat hier de rechte man op de rechte plaats Had die andere Condé, die daar zgn zoeten doodslaap sliep, had die wetenschappelijke wereld veroveraar niet gewekt moeten worden uit zgn laatsten sluimer, door de donderende tonen van eenen B o e s n e t, breed opgolvend langs de hooge gewelven der eeuwenoude Notre-Dame? Had het exorduim niet moeten weerklinken vol rhetorische pracht: «Celai qai règne dans les cieux et de qui relè/ent tousles empi res Daar in de donkere diepten van dat geniaal kunstgewrocht der middeleeuwen zon dat woord een machtiger weerklank hebben gevonden in de harten der ontzet tende menigte dan de profane volzinnen met academische juistheid door een van Frank- rjjk's ministers genit. Daar zonden zelf de sceptici en de adepten der nieuwere weten schap met den zoeten zanger De Musset geneigd zgn geweest uit te roepen O toi que nul n'a pu connaitre Et n'a renié sans mentir, Réponds-moi, toi qui m'as fait naitre, Et demain me feias mourir 1 Puisque tu te laisses comprendre Pourquoi fais-tu douter de toi Quel triste plaisir peux-tu prendre A tenter notre bonne foi? Hg, die daar neerlag, koud en onbewe gelijk beeft nooit de folteringen van dien twjjfel gekend. Welk ook het standpunt zg van hen die dit artikel zullen lezen ten opzichte van geloof en wetenschap, eerbied voor den man, die zgn leven heeft veil gehad voor ODze belangen, voor ons geluk, voor het heil der geheele menschheid. Salvator. Italië. De aardbeving te Rome heeft grooten schrik onder de bevolking teweeg gebracht, 'e Morgens omstreeks half vjjf begon zg met eene zachte golvende beweging van het Noorden nit in znidelgke richting en herhaalde zich na twee seconden met vrjj sterke schokken. De blokken op hetobser- had saamgehoord met Horatio. Arme, arme vriend! Nu herinner ik mij eensklaps dat uur, waarin hij mij vertelde van zjjn vader, die eens een anderen naam gedragen had, en zich daar in Indië onder den naam zijner gemalin ophield als mijnheer Donaldson, totdat hem de dood wegrukte. O, nu herinner ik mij alles; ook, dat hij mij van zijn oom John Benett de geld- koning uit New-York vertelde, die hem tot erfgenaam zijner millioenen wilde benoemen, zoo hij koopman zou worden en weer zijns va ders naam aannemen. En kende hem die oude oom niet? vroeg Petersen gespannen. Nooit had hij hem gezien. Dan neemt de zaak reeds gedaante en leven aan, riep de politiedienaar. Drommels, heer Franzenius, dat is eene sluwe kerel. Hoog tijd is het, de Londensche politie een wenk te geven, voordat hij miss Palmer huwt en met de rijke huwelijksgift de wijde wereld intrekt. Wilt gij mij helpen om den booswicht te ontmaskeren, heer Petersen? riep Francis hem de hand reikende. Gij zult dus de goedheid hebben van dadelijk mee te gaan naar den Burgemeester, die hoofd van politie is. En dan? Dan reis ik dadeljjk met u naar Londen. Met dit portret. Gewis. Ik dank u, mijn kloeke vriend! riep Ha- rald. Beiden begaven zich vervolgens naar den Burgemeester. {Wordt vervolgd.) IEIHS COÜRMT.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1895 | | pagina 1