NIEUWE
Ms 2394
Vrijdag 7 Februari 1896
21ste Jaargang
Voorheen en thans.
""buitenland.
Per S maanden voor Haarlem. 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het buitenland 1,80
Afzonderlijke nummers 0,03
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
BÏÏBEAÏÏ: St. Janstraat Haarlem.
Van 16 regels 50 Gents
Elke regel meer7Vs
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie i» Contant.
Advertentiën worden uiterljjk Maandag-, Woensdag
ss V r ij d a g-a vond voor 6 uur ingewacht.
R e d s c t e u r-Uit ev er, W. KüPPERS.
De schoone woorden van «patroon en
gezel» nit de Middeleeuwen afkomstig, zijn
in onze dagen vervangen, door de benaming
van «werkgever en werknemer.» Maar 't
is waar ook, de Middeleeuwen waren znlke
duistere en domperige tjjden De verlichte
mannen van de hoog-verlichte negentiende
eeuw, wenschen de herinnering aan die
dnistere en domperige tjjden alterminst
levendig te honden, en daarom hebben zij
alles, wat uit die tjjden afkomstig is, zoo
veel mogeljjk afgeschaftZiedaar de
logische gang der redeneering, welke uit
de daden der tegenwoordige toongevers,
die den maatschappeljjken toestand be-
heerachen, spreekt en luide weerklinkt.
Wij echter vinden de namen van «patroon
en gezel» heel wat rjjker aan inhoud en
aan warmte, dan de ijskoude en dorre be
namingen van «werkgerer en werknemer.»
Zeker, deze laatste benamingen worden
tegenwoordig door iedereen begrepen men
weet, wat daarmede wordt bedoeld, want
het zgn gegkte termen geworden. Maar de
uitdrukkingen «patroon en gezel», ,die in
den laatsten tjjd met geweld zijn verdron
gen, geven, dunkt ons, oneindig veel beter
de juiste betrekking aan, welke er bestaan
moet en welke ook in de Middeleeuwen
inderdaad bestond, tnsschen den werkman,
die arbeid te verrichten heeft, en tnsschen
den patrooD, die den arbeid laat verrichten
en daarvoor het bepaalde loon uitbetaalt.
Volgens de leer van de mannen der zoo
genaamde Manchesterschool echte
vijanden van de domperige Middel
eeuwen is arbeid niets anders dan
koopwaar. Wanneer de koopwaar betaald
is, dan is de kooper geheel vrjj. De patroon,
of liever de werkgever, volgens de heden-
daagsche benaming, behoeft geen acht
te slaan op den levenstoestand van zjjn
«werknemer»; behoeft er geen acht op te
slaan, of deze naar behooren zgne gods
dienstplichten kan vervullenbehoeft er
geen acht op te slaan, of de werkman in
de werkplaats of fabriek niet bedreigd
wordt met schade te ljjden aan zgne zede
lijkheid. De «werkgever» betaalt eenvoudig
aan den «werknemer» het loon nit, waar
voor zij met elkander zgn overeengekomen,
en daarmede is de zaak ten einde. Ziedaar
de toepassing van het devies der Man
chesterschool <laisser aller.
Hoe geheel anders behoort de verhouding
te zpn tasschen den patroon en den werk
man En hoe geheel anders was die ver
houding inderdaad in de Middeleeuwen,
FEUILLETON.
Eene moeder en haar kind.
7.
toan de benamingen «patroon en gezel»
nog in zwang waren, to3n het gildewezeu,
door de rampzalige revolutie voornamelijk
verwoest, nog in hoogen bloei was en toen
dat gildewezen onder den zsgenrgkeu in
vloed der Kerk ervoor waakte, dat de
werkman niet verlaagd werd tot slaaf,
maar werd gewaardeerd en behandeld als
mensch
Toen werd de arbeid niet beschouwd
als koopwaar. Toen had de patroon nog
méér te doen daa enkel het verdiende loon
aan zijne werklieden te betalen hg moest
waken voor de zedelijkheid zgner onder-
hoorigen, hg moest er voor zorgen, dat
zijne gezellen naar behooren hunne gods
dienstplichten vervulden.
En zoo behoort het te zgn. Zoo moet het
wederom worden, indien men ten minste
verlaDgt eene bevredigende oplossing te
geven aan de tegenwoordige sociale vraag.
De verhouding tasschen patroon en gezel,
tasschen werkgerer en werknemer, moet
naar onze meening zijn beiden, patroon
en werkman, hebben dezelfde belangen bg
den arbeid. Het deugdelijk werk van den
werkman strekke den vervaardiger tot voor
deel, doch zjj ook voordeelig voor den
patroon. De verbeteringen, hetzg in da
werkplaatsen of in da fabrieken, hetzg aan
de te gebruiken werktuigen en instrumen
ten, zgn onmiddellijk in het voordeel van
den patroon, van den z. g. werkgever,
maar middellijk ook in het voordeel van
den gezel of den z. g. werknemer. Aldus
wordt inderdaad bewaarheid de uitdruk
king Het kapitaal heeft den arbeid noo
dig, maar de arbeid heeft ook behoefte
aan het kapitaal. Alzoo, geen onverzoenlijke
houding van den patroon tegenover den
werkman, geen onverzoenlijke strijd tus-
schen arbeid en kapitaalmaar eendrach
tig samenwerken tot onderlinge harmonie.
Gelijk in het menscheljjk lichaam, bg alle
verscheidenheid van JedemateD, in de we-
derzgdsche verhoudingen van die ledematen
eenheid en eenstemmigheid worden gevon
den, zoo moeten ook in het groote lichaam
der maatschappij of samenleving de ver
schillende ledematen in eendrachtige be
trekking tot elkander staan eu een zeker
onderling evenwicht bewaren. Het kapitaal
zonder den arbeid is tot niets in staat,
maar nog minder de arbeid vonder het
kapitaal. Het kapitaal heeft den arbeid
bepaald noodig, maar ook de arbeid heeft
dringende behoefte aan het kapitaal. Da
noodzakelijke voorwaarde van alle orde is
de eendracht. Zonder eendracht komt men
tot strgd, en een voortdurende strjjd ver-
oorzaskt jammerljjke verwildering en ver
warring.
Ten duidelijkale blgkt dit in ODze dagen.
De revolutie heeft afgebroken, vernield
maar tot opboawea, tot herstellen, daartoe
ie zjj niet in staat. Eeuwenoude instellin
gen zgn onder den vernielenden moker
slag der revolntie gevallen, en op die pninen
is niets, hoegenaamd niets wederom op
gebouwd. Vandaar neemt de wanorde, de
verwildering, niettegenstaande onze moderne
wetgeving zich met alles bemoeit, met den
dag toe. Vandaar ook doet zich hoe lan
ger zoo meer eene dringende behoefte ge
voelen om terug te keeren tot de tijden
van weleer toen die heerljjke instellingen,
als bjjv. de gilden, zich in zoo'n hoogen
bloei mochten verheugen en de maat
schappij daar zich wel bjj bevond.
Mogen die dringende behoefte in de
naaste toekomst worden bevredigdwg
allen znllen daarmede gebaat zgn
Frankrijk.
Dageljjks worden in Frankrjjk na deze
dan gene gearresteerd wegens geldafpersing,
zwendel of het plegen van oplichterjj.
Het zgn geen gewone misdadigers, man
nen nit de heffe des volks, maar groothe
den die den toon aangeven in de Fraosche
republiek en die zich schuldig maken aan ge-
mees. bedrog.
Gisteren werd gevangen genomen Jac
ques de Civry, broeder van U 1 r i c
d e C i v r y, de redactenr van den Echo
de Varmie. Ook hjj is betrokken in de vuile
geldafpersing van het gestorven millioenen-
kind L e b a u d y.
Bulgarije.
Wat wii reeds van den beginne af ge
vreesd hebben heeft zich helaas bewaarheid.
Het kon niet anders. Door de karakter
loosheid van onzen tjjd en de valsche ver
draagzaamheid die niets dan verrotting
brengt in al wat nog eenigszins onaange
tast is, moest prins Ferdinand van Bul
garije in zgn karakterloos spel den weg op
die hem een afvallige van de Kerk heeft
gemaakt.
De eervergeten Coburger heeft door
zgn minister Stojilof in het Sobranië
den trenrigen moed gehad een manifest te
laten voorlezen van dezen in hond:
«Ter uitvoering van een belofte, gedaan
aan de natie, en om haar tevreden te
stellen na vervuld ta hebben de plich
ten minste eenige genegenheid, waaraan ik twij
fel, toedraagt, kunt komen bezoeken.
ten van earbied jegens hen van wie af
hangen zon het opheffen der moeilijkhe
den en na niet te hebben ontmoet daar
waar ik het verwachtte een begrijpen van
wat Bulgarjje verlangt, heb ik besloten
zelf nit eigen beweging alle belemmerin
gen uit den weg te mimen, en kondig
ik da bevestiging van Boris in het
Grieksch-orthodoxe geloof aan tegen 2
(14) dezer.»
Naar nit Weenen wordt gemeld, zal de
Gemalin van den aan hoogmoedswaanzin
lijdenden prins Ferdinand van Bulga
rije, met baar tweede zoontje C y r i 11 u s
en haar geheele hofstaat, weldra Sofia gaan
verlaten en naar het zniden van Frankrgk
vertrekken, om niet bij de herdooping van
den erfgenaam van den Bulgaarschea troon,
haren oadsten lieveling prins Boris, te
genwoordig te zgn. Diep beklagenswaardige
moeder, uw kind wordt door een wreed
aardiger] en plichtvergeten vader n van de
borst gerukt.
In onze dagen is alles mogelijk, immers
wanneer gekroonde hoofden, zich verlagen
schrik, verwarring en ellende te brengen
in hnn huisgezin en land, wat rest dan den
sociaal-democraat? De vorsten zgn meer
schnldig dan de volken. Wanneer Altaren
en tronen op hnn grondvesten schudden,
dan is God nit den Staat gebannen, dan is
het onderwijs vergiftigd èu de vrijheid èa
de stoffeljjke welvaart is ten grave gedaald.
Arme Ferdinand, diep beklagenswaar
dig land, dat door een afvallige wordt
geregeerd.
De schandelijke comedie die de vorste
lijke lafaard van Balgarjje heeft gespeeld
is aan velen eigen indien zjj maar eens
moesten kiezen tusschen het goud dezer
wereld en de plichtsbetrachting.Zoo'n gewe-
tenlooze Coburger als prins Ferdinand
zich doet kennen, dorft nog in zgn snood
werk een beroep te doen op den Koning
der Koningen opdat deze, zegt bjj, onzen
stap zegane en ons vaderland en ons hnis
bescherm», 't Is voor een oprecht katho
liek bepaald walgeljjk.
België.
Te Luik heeft zich eene eigenaardige
werkstaking voorgedaan. In de werkplaat
sen van Cockerill hebben 216 arbeiders het
werk gestaakt, omdat de directie weigert
hen nit te betalen voor werkuren, welke
zjj verzuimden, om de begrafenis van D e 1-
1 o y e bg te wonen.
Engeland.
H lIKLEHSf KE (tti KUT.
ABONNEMEKTSFBIJS
AOITE MA HON AGITATE.
PBIJS DEB ADVBBTENTIBN.
Vervolg
Heeft Mevrouw, zeide zij, de goedheid reeds
gehad, om iemand te zoeken die mij voor eeni-
ge dagen kan vervangen? Ik moet naar huis.
Ik moet! voedster, tot wie denkt gij, dat
gij spreekt? Daar gij het overigens waagt op dien
toon te spreken, is het beter om aan de zaak
maar dadelijk een einde te maken, en ik zegu
dus, dat gij op de reis niet moet rekenen ik
kan niet voor eenige dagen van kindermeid ver
wisselen, en indien ik eene andere nam, zou
zulks voor goed zijn.
Bij die woorden was het Sientje, alsof
een dolk haar in het harte sneed; men dacht er
aan haar te vervangen.
Ik had Mevrouw slechts om acht dagen
verlof gevraagdjuffrouw Laurence had mij in
dien tijd bij Jacob kunnen vervangen.
Wees zoo goed en zeg mijnheer Jacob, ik
houd niet van die gemeenzaamheid. Wat Lau
rence betreft, ik heb hare hulp noodigik kan
haar onmogelijk ontberen. Ik heb eene zwakke
gezondheid en moet dag en nacht opgepast wor
den er valt dus aan mijne kamenier niet te
denken.
Toen ik mijn dorp hebverlaten, merkte de
voedster zeer beschroomd aan, terwijl tranen in
hare oogen blonken, uit liefde voor uw kind,
terwjjl ik hen, die ik beminde achterliet, en
mijn kind spoedig speende, hebt gij mij gezegd:
Binnen drie, hoogstens zes maanden Sientje
zult gij de vrienden, die gij verlaat, wederzien;
wij zullen weder buiten gaan wonen. Reeds twee
jaren zijn voorbij, Mevrouwen gij spreekt niet
meer van vertrekken.
God beware mij er voorzeide Jenny. Ik
beb lang genoeg in die woestijn gewoond, om
nog te verlangen er weder te keeren. Toen ik
u aldus beb aangesproken, was bet slecbts om
u moed te geven en wat uwe opofferende lief
de betreft, waarvan gij zoo hoog opgeeft, zoo ge
loof ik, dat gij er goed voor beloond zijt ge
worden.
Mevrouw! sprak Sientje tot in het diepst
van haar hart gegriefd, wezenlijke genegenheid
kan niet betaald worden
Vervolgens zeer bleek wordende terwijl zij
een vast, een onbsroepelijk besluit nam, ant
woordde zij ik ben te lang in dit huis geble
ven, omdat gij geloofd hebt, dat het geld mij
hier gekluisterd hield.
Ik vraag u geen verlof meer, Mevrouw, maar
ik kondig u miju vertrek aan; ik keerweder naar
mijn dorp, naar mijn geluk, naar allen, van wie
ik al te lang beroofd ben geworden.
Gelijk gij wilt! antwoordde Jenny trots;
gij gelooft mij mogelijk in verlegenheid te bren
gen, door mij zoo spoedig te verlaten gij dwaalt.
Reeds morgen zal er een ander in uwe plaats
zijn en gij kunt het huis verlaten. Let wel op,
dat ik u niet wegjaag, dat gij in huis kunt blij
ven zoolang gij het noodig oordeelt, en dat gij
van tijd tot tyd uw voedsterling, als gij hem
Ach, Mevrouw riep Sientje snikkend uit
Zij snelde naar hare kamer, nam Ja
cob in hare armen,overlaadde hem met liefkoo-
zingen en bevochtigde zijn gelaat met hare tra
nen. Men vraagt of ik u lief heb, zeide zij
snikkende; ik heb u gevoed en dagen ennach-
ten bij uwe wieg gewaakt. Yoor u heb ik ver
geten dat ik moeder was, ik heb mijn dorp,
mijn echtgenoot, al hetgeen mij dierbaar was
verlaten
En zjj bleef weenen en omhelsde het kind
honderd malen. Op deze wijze eindigde de dienst
der brave vrouw. Mevr.Damfree verrukt van ha
re tegenwoordigheid ontslagen te zijn, verhaal
de aan haar echtgenoot, de eene of andere ge
schiedenis en deed vooral de edelmoedigheid
uitkomen, waarmede zjj de voedster uitgenoo-
digd had, dikwijls den kleinen Jacob te komen
bezoeken. Was Henri al of niet de dupe dier
geschiedenis, wij weten het nietdaar Sientje
echter geheel zijn vertrouwen bezat en hij
begreep, dat zoolaDg die goede en brave vrouw
bij zijn kind was, het geen gevaar liep, zoo be
gaf hij zich naar het vertrek waar zij zich met
het kind bevond. Hij drong vriendelijk bij naar
aan, om te blijven en het kind niet te verlaten.
Maar Sientje had haar besluit onherroepelijk
genomen. Zij had in baar laatste onderhoud met
Mevr. Damfree opgemerkt, dat die dame vast
besloten was zich van haar te ontdoen, zjj ge
voelde, dat haar verblijf, mogelijk tot meer ern
stige tooneelen zou aanleiding geven. De voed
ster was slechts een eenvoudig landmeisje, maar
Gisteren is het stoffeljjk overschot van
prins Heinrich Yac Battenberg
bezat veel gezond verstand. Zij had bjj de zus
ters met 't onderwjjs in den godsdienst belast,
zeer goede begrippen van plichtsbetrachting op
gedaan, en die begrippen waren sterk bjj haar
ontwikkeld. Dit gevoel van plicht, deed. haar
begrijpen, dat zij niet in een huis kon bljjven,
tegen den zin der meesteres, alleen on haar
heer genoegen te doendezelfde beweegreden
deed haar het stilzwjjgen bewaren, toen Henri
haar met vragen bestormde, om te weten welke
nieuwe grief haar noodzaakte te vertrekken.
Uw zoon heeft mjjne zorgen niet meer
noodig, was alles wat zjj antwoordde: en de
mijne, Mjjnheer vereischt mijne zorgen.
Zjj kwam zoo dikwijls" op datzelfde gezegde
terug, M. Damfree zag dat zjj zoo geheel ge
lukkig was weder naar huis te kunnen terug-
keeren, dat hij geen moed meer had verder bjj
haar aan te dringen. Hjj kwam, door haar mis
leid, op het denkbeeld, dat zij aan het heim
wee leed, bedankte haar voor hare opoffe
rende liefde, beloofde haar eeuwig dankbaar te
zjjn voor de zorgen zijn zoon bewezen, en slaag
de er dus in, zonder het zelf te weten, de ar
me bedroefde vrouw te troosten, en in haar
het verlangen, niettegenstaande de slechte be
jegening, waaraan zjj was blootgesteld geweest,
te verlevendigen, om dikwijls Jacob en zijn va
der, beiden waardig bemind te worden, te ko
men bezoeken. Sientje werd weldra door Miss
Aurora vervangen.
Wordt vervolgd.