N 1 E li YY E agBlaó voor *5föooró* on Sui&J'Coiland. No, 2527 Dinsdag 10 November 1896 21ste Jaargang Moderne liefheid. B U IT L A De wraak van den jood. Frankrijk. Duitschland. a r*TTtit> fnWKrnr^TïfUff ABONNEMENTSFBJ.!1'} Pei «J maanden voor Haarlem. Voor de overige plaatsen in Nederland fv p. p. Voor het buitenland Afzonderlijke nummer» Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen. B U B E A 0: St. Janstraat Haarlem. t 1,10 1,40 2,80 0,03 AGITE MA NOW AGITATE. PB.IJS DEB ADVEBTENTIXN Van I6 regels Cent» Elke regel meer^V» Groote letter» worden berekend naar plaatsruimte Dienstaanbiedingen 25 Cents per aavertent.e k Contant. E e d a c t e u r-Uit g e v er, W. K P P E R 8. Er zweeft over de aarde een geest van vrede, zachtheid, goedheid of neen eigen lijk geen van al die heerlijke dingen maar iets wat sprekend op een daarvan of allen gelijkt en het toch niet is, maar wat men 't best zou kunnen vertolken met dit eene woordliefheid. Lief is de tegenwoordige wereld in de hoogste mate, lief tegen anderen, lief tegen zwakken, lief tegen schuldigen, lief tegen dieven, lief tegen zichzelf! Liefheid is mode, geen wonder dus dat ieder zijn best doet om zooveel mogelijk lief te zjjn of lief te doen. Couranten, boeken vloeien over van lief heid en van dat zoogenaamde Russische me delijden, door T o 1 s t o vooral in de mode gebracht: zeker een vreemd artikel om geëx porteerd te worden uit het land derSiberische beulen en knoetzwaaiers. Men vindt reden om lief te zijn en te beklagen een ieder, die maar «enigszins ondervindt dat deze wereld een tranendal is. Men is lief voor dronkaards, die den moed niet hebben hun hartstocht te beteu gelen men is lief voor dieven, voor moordenaars, voor gevallenen. Er is nie mand zoo slecht, zoo diep gezonken voor wie men geen medeljjden, geen liefde eischt. De oorlog is een gruwel, galg en scha vot even afschuwelijk als voorheen brand stapel en rad; de gevangenissen zijn het scheelt bitter weinig lusthuizen en geestelijke herstellingsoorden geworden in de hospitalen geschiedt alles pijnloos; men doet voor niets zoo zijn best dan om den menschen pjjn, verdriet, last te besparen sn dat enkel en alleen uit liefheid. Zou men dan niet zeggen dat eindelijk de gouden eeuw, waarvan «reeds de oude dichters zongen, aangebroken was voor deze wereld, dat haat, ujjd, afgunst, wraakzucht voor goed haar ontvloden zijn Helaas Helaas En toch klaagt iedereen over bet leven dat thans zooveel moeilijker en zwaarder is dan vroeger, over het ge brek aan vertrouwen, over de diefstallen op grooter schaalover onmeedoogen- de staatkundeover onmenschelijke moorden, over verdrukking van het werk volk, over het gebrek aan liefde tusschen echtgenooten, tusschen ouders en kinde ren, tusschen vrienden en verwanten, tusschen broeders en kinderen, tusschen burgers van een land, van een »tad. FEUILLETON 26. Vervolg.) Het joodsche meisje had er wel aan gedacht, haar broer ran zijn plan af te brengen, maar ze begreep, dat het haar toch niet zou geluk ken en dat eene poging van haar kant hem nog meer zou verbitteren. Zij had zijn wraakzuchtig, hardvochtig karakter in al zijn laagheid leerm kennen, en zjj wist, dat Samuel voor niets zou terugdeinzen om zjjn haat te bevredigen. Het moest toch wel een gloeiende haat zijn, die hem bezielde, dat hij tot zulk een uiterste ging. Wat mocht toch de reden daarvan zijn? Hon derdmaal was deze gedachte bij haar opgekomen, herhaaldelijk had zij zich afgevraagd, welk ge heim er achter school. Telkens kwamen haar de woorden haars broeders weer voor den geest, dat ze eenmaal zijn haat zou deelen. Doch hoe meer ze nadacht, hoe raadselachtiger haar alles werd. Soms maakte ze het voornemen, Samuel te vragen wat het was, maar ze schrikte er voor terug, ze was huiverig het te weten. Hij was en bleef altijd haar broer, maar zijn haat zou ze nooit kunnen deelen. Ook had ze Samuel willen meedeelen, dat zij op het pnnt stond, zich tot het catholicisme te bekeeren. Het scheen haar eene lafheid toe, hem dit geheim te houdeD, toen haar besluit een maal onherroepeljjk vaststond. De pastoor had Liefheid heerscht overal,liefde ontbreekt,eu liefheid isde nasmaakder grootste en schoonste der goddelijke deugden of het moest zijn de lief de tot zich zelf,die misschien juist de moeder van die liefheid jegens iedereen en in den grond eigenlijk niets anders is dan inner lijke zwakte, onmacht. Men is lief voor anderen omdat men zelf zooveil liefheid noodig heeft, omdat men niet meer sterk kan zijn; daarom verbergt men alle tekortkomingen van zijn karakter alle gebreken van zijn aard, alle machte loosheden van zijn wil onder het zoo aan trekkelijke vernis der liefheid. Men is lief voor zijn kinderen, omdat men de kr.icht mist streng te zijn, hen te leeren te verbieden en te straffen, waar het moet men voelt zich niet meer opgewassen tegen de jeugd, die nog niet mee doet met de mode en nog niet geleerd heett lief te zijn en lief te doen en zich intusschen schadeloos stelt met ouders en meesters het gewicht van hun gebrek aan liefheid zwaar te doen voelen. Ook meesters is het tot plicht gesteld hun leerlingen lief te behandelen; want liefheid kan nooit kwaad. Door lief te zijn wint men het hart der ouders en nog meer dat der kinderen. Strengheid, niet toege past door een rechtvaardigen geest en vaste hand zou de treurigste gevolgen kunnen hebben, opstand en tegenweer kunnen uit lokken. Leve dus de Helheid, dat is gemak kelijker en veiliger. Aandoenlijk is ongetwijfeld ook de lief heid jegens zondaren en vooral zonda ressen. Men ziet zelfs 't is te ergerlijk en te profaan haast om er van te gewa gen dat het Evangelie nog tot steun geroepen wordt. Menschen, die van Chris tenen niets hebben, zelfs nauwelijks den naam, halen bet voorbeeld aan van den «Grooten Profeet van Nazareth» die zoo barmhartig was jegens de verdoolden om hun eigen' houding tegen schuldigen te verscboonen en toch vergeten zij een groote bijkomende omstandigheid. De god delijk Zaligmaker vergat M a g d a 1 e n a, Hij nam den verloren Zoon in genade aan, nadat zij hun schuld bekend, hun berouw ge toond hadden, maar de tegenwoordige barui- hartigen verontschuldigen de fout, of de zoude van zeer onboetvaardigen misschien om hun eigen gedrag te vergoelijken, mis schien ook omdat zij niet inzien waarin eu waarom de anderen misdeden. alle moeite hear le grooten ijver te matigen en haar te overtuigen, dat het voor het oogenblik beter was, haar broer, die zich tegen haar be sluit ongetwijfeld heftig zou verzetten, in zijn onwetendheid dienaangaande te laten. Toen Eoosje met het koperen kruisje in de hand, dat haar nooit verliet, tot God om uit komst voor Lucie, om sterkte voor zich zelf bad, werd plotseling ce deur geopend en trad haar broer binnen. //Eoosje, kom eien mee, ik heb je iets be langrijks te zeggen.// van l'raag scheen hiervan zoo vervuld, dat hij niet merkte, hoe zijne zuster haastig het kruisje wegborg, en van kleur ver schoot. Zij begreep uit zijn van haat en duivel achtige vpldoening tintelende oogen, dat hjj haar thans het geheim ging meedeelen. //Iets belangrijks, Samuel vroeg ze, ten einde tjjd te winnen en zich te kunnen herstel len. //Al» h<t maar wat goed is// //Zeker, dat is het.// hernam de jood, //maar kom mee, want hier kan ik het niet zeggen." Over een half uur zou Van Praag naar Van Palen gaan, om het antwoord op zjjn aanzoek te vernemen. Hij kende Van Balen, hij wist dat deze niet zou weigeren, en hij veronderstelde ook, dat Lucie uit medelijden voor haar vader en om dezen van een wissen ondergang te red den, voor den aandrang van hem en haar broers zou gezwicht zijn. Hij wist dat het jonge meisje een afkeer van hem had, dat het aannemen van zijn voorslsg het grootste offer zou zijn, dat ze kon brengen; maar dit juist verlangde hij. Hoe meer zjjne slachtoffers leden, hoe dieper hij ze kon vernederen, hoe ongelukkiger ze zich voel- Don grootsten misdadigers scheldt men de straf vrij. Och ja! de armen zij zijn im mers ontoerekenbaar. Hun fout is die van de maatschappij, van hun omgeviug, van hun grootouders misschien.'t Is geen zonde, maar erfelijke belasting. Een andere liefheid, hoogst modern is het koketteeren met het volk; de christe lijke barmhartigheid tracht de armoede te ledigen, de zielen te genezen maar ook de harten te veredelen; zij vleit hen ech ter niet met onmogeljjke droombeelden, zij geeft hun geen ontwikkeling, die hen on geschikt zou maken voor hun maatschap pelijk lot; zij leert hen zich schikken om zooveel mogelijk tevreden te zjjn in hun stand maar spiegelt hen geen onmogelijke gelukstaat vóór, alleen mit louter liefheid dat wil zeggen uit zwakte en onmacht om meer voor hen te doeu. Eindelijk de liefheid jegens de dieren die flooitzulk een omvang heeft aangenomen als in onze dagen van dierenbescherming, van bonden tegen gruwelmodes, vivisectie, en wat al niet meer.Zou zij echter niet voort komen uit het besef dat men zelf zoo veel meer met is als het dier, uiteen soort verachting van zijn medemenschen, die men stelt beneden het redelooze vee Wat er van die fiefheid blijft als zij op de proef gesteld wordt, men kan het dage lijks zien. Was er ooit grooter winstbejag, brutaler ga-daar-vandaan-opdat-ik-er-zit- politiek dan thans Wanneer werd ooit de strijd om het bestaan zoo fel en zoo bitter gevoerd als thans Broeit onder dat masker van liefheid niet dikwijls een haat, die doet huiveren Zal de liefheid waarmede men den wrok der volksmassa's tracht te bezwe ren, sterk genoeg zijn om een uitbarsting te voorkomen zoo hevig als de wereld er nog geen zag De Helheid, die thans op het oog zulk een aaugenamen, weldadigen indruk maakt, is nader beschouwd, krachteloos, hol ja dik wijls zelfs bedriegelijk. En waarom Eenvoudig omdat zij het kwaad niet van het goeJ, den zondaar niet van de zonde weet te onderscheiden, omdat haar inner lijke vastheid ontbreekt, omdat zij voort komt uit gebrek aan beginselen, uit gemis aan eigenwaarde. Slechts hij die sterk is kan zacht zijn en liefheid is slechts een namaak van zachtheid. Men is alleen Hef omdat men zich inwendig zwak voelt en den, boe aangenamer het hem was. Zijn snoode ziel juichte bij de gedachte aan al de ellende, die hij in volle stroomen over de Van Bnlen's had uitgestort. Nu zou bij getuige gaan zijn van de groots'.e vernedering, van de bekroning zijner wraak. Maar alvorens wilde hij Eoosje van alles op de hoogte brengen. Nu mocht, nu moest ze het weten, zijn taak was volbracht, de laa ste wil huns vaders uitgevoerd. Samen gingen ze de trap af, hij met zijn overmoed, zij met vrees in het hart. Eoosje be greep dat thans het oogenblik drr verklaringen gekomen was, oik van haar kant. Nu nog broe/ en zuster, zouden ze straks als vreemden, als vijanden van elkander gaan. Zij kon niet an Iers, God riep haar en om Hem zou ze haar broer moeten verlaten. Maar dit zou strijd, zwaren strijd kosten, en in een schietgebedje smeekte de e ongedoopte Christin om Gods hulp. «Eoosje//, zei Van Praag, toen ze in zijn kamer was, //thans, nu ik mijn doel bereikt heb, acht ik het oogeublik gekomen om je te zeggen, wat mij al wel honderdmaal op de lippen ge brand heeft. Je hebt recht om te weten hoe ik onzen vader gewroken heb, en als je dat weet, zal je zooals ik je gezegd heb, den haat deeltn, dien hij mij als erfgoed heeft nagelaten." Ontsteld hoorde Eoosje hem aan. Had ze hem wel goed verstaan Onzen vader wreken, had hij gezegd. Wat bedoelde hij daarmee P Had dan Van Balen iets tegen haar vader misdreven? Zon Samuel reden hebben om hem te haten? Al deze gedachten vlogen haar door het zwakheid is de kwaal waaraan onze maat schappij ten gronde gaat. Niet minder dan twee duizend Armeen- sche uitgewekenen bevinden zich te Parijs, de meesten in erbarmelijke omstandighe den. Zij zijn door de bloeddorstige Maho- medanen van alles beroofd en hebben slechts hun leven kunnen redden door eene overhaaste vlucht. Wat nu met die ongelukkigen gedaan moet worden, weet de Figaro. Het blad wil, nu de slachtoffers der Turksche wreed heid niet in Parijs kunnen bljjven, die menschen naar Tunis, Ma agaskar, Alge- rië of Tongkin zenden, waar ze nuttig kun nen zijn. De jeunesse royaliste te Parijs heeft naar aanleiding van het huwelijk vau den Hertog van Orleans in de Madeleinekerk te Parijs eene H. Mis laten opdragen in tegenwoor digheid van al de voorname royalisten, eene talrijke schare van markiezen, graven en vicomtes. Na afloop van de plechtigheid werden 10,000 bons voor brood uitgedeeld onder de armen, en aan het volk buiten de kerk werden duizenden portretten van den Hertog van Orleans en royalistische bro chures uitgereikt. Den nacht te voren had den dezelfde jongelieden op openbare ge bouwen, standbeelden en fonteinen portret ten van den Hertog aangeplakt, die natuur lek spoedig verwijderd werden door de politie der Fransche Republiek. De Fransche kroonpretendent zal zich naar Brussel begeven, daar deputaties van royalistische vereenigingen ontvangen en een manifest richten tot het Fransche volk. De moordenaar van den ingenieur Sie p- m a n n, luitenant Brüsewitz, wordt zeer netjes behandeld, hij staat niet openljjk, maar in 't geheim terecht, en, het wordt reeds nu zoo goed als zeker beschouwd, dat de laffe moordenaar er met eene bespot telijke lichte strat zal afkomen. Dat zou een openbaar schandaal zijn en wij ver trouwen dat moeder Justitain bet Duitsche rijk dèn moordenaar zal toekennen wat hij heeft verdiend. hoofd. Vragend keek ze haar broer aan. „Ik begrijp, dat je verwonderd bent over mijn woorden, Roosje,// zei deze, „dat je ze vreemd vindt, Maar lees dit stuk, dat je vader op zijn sterfbed geschreven heef', en al'es zal je duidelijk woricn." Sidderend nam Roosje het testament haars vaders aan en begon te lezen. Met flikkeiende oogen volgde de jood haar om de uitwerking na te gaan, die de lezing op haar zou hebben. Met afschuw las Roosje het stuk ten einde en gaf het toen werktuiglijk aan haar broer te rug. Wat ze daar gelezen had, was vreeseljjk. Zij begreep alles, den duivelachtigen bant van Samuel, de vervolgingen, die hij de VanBalen's had aangedaan. Zjj dacht aan den ouden Van Balen, die vermoord was, aan Lucie, die haar vriendin was.... Walging vervulde baar ziel. Geen oogenblik langer wilde ze in dit huis blijven, waar zoo snoode plannen waren beraamd. Zij moest Lucie waarschuwen, haar alles zeggen, zij wilde niet medeplichtig zijn aan zooveel misdaden. En als ze dat gedaan had, zou ze heengaan, ver weg, heen met haar schaamte en haar sijhan 'e. //Je zegt niets, Eoosje,// zei Van Praag, ver wonderd over haar zwjjgen. //O Samuel,// aatwoordde zij, //wat ik gelezen heb, vervult mij met zo veel afkeer, ik schaam mij zoo, dat ik wel zou weusehen dood te zijn.// Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1896 | | pagina 1