NIEUWE
HbagBlaó voor <3ïooró- en Suiè-éCollanè.
1 Januari.
Nieuwjaars-advertentiën
Verzekering.
No2568
Woensdag 30 December 1896
21ste Jaargang
a 25 cants,
7:
Moederliefde ontwaakt,
IIS lil
ABONÏÏE MEBTSPB1
Pei 8 maanden voor Haarlem. 1 1*1®
Voor de overige plaatsen in Nederland tr p. p. 1,40
Voor het buitenland 2,80
Afzonderlijke nummers0,03
Dit blad verschijnt
dagelijksbehalve Zon- en Feestdagen.
BUBEAÜ: St. Janstraat Haarlem.
AGITE MA HOW AGITATE.
PRIJS DEB ADVEBTEHTIHH.
Van 16 regels 50 Cents
Elke regel meer7%
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie Contant.
R e d a c t e u r-Uit g o v er, W. KAPPERS.
Om gelegenheid te geven tot het plaat
sen van de meer en meer gebruikelgke
zallen wjj, in het nammer verschijnende
op 1 Januari, de gelegenheid biervoor
openstellen en verzoeken we onzen lezers,
die volgens gewoonte eeue
aan Familie, Vrienden af Begunstigers
zoovel binnen alt buiten de stad) ia ons
Blad willen plaatseo, beleefdelijk daarvan
tijdige opgave te doen.
Tot de zaken, die zich in onzen tjjd
spoedig het burgerrecht hebben verworven,
behoort ook het vsrzekeringwezen. Men
kan zich tegenwoordig' tegen bjjna alles
verzekeren, dat wil zeggen, door het betalen
per jaar van zekere som vrg waren voor de
schade, welke door omstandiarhedsuj buiten
ons toedoen ons kannsn treffen.
Deze snelle ontwikkeling van het verze-
keringwezen behoeft geen verwondering te
wekken. Langen tjjd beperkte zich de ge
legenheid tot de verzekering slechts tot
enkele takken. Zoo meenen wij, dat de
brandassnrantiën de ondste zgn en vele jaren
achtereen dacht men er niet aan om den
waarborg der verzekering uit te breiden
tot andere schaden dan die men door hst
vnnr kan baloopen. Maar toen eenmaal de
aandacht was gevestigd op de mogelijkheid
om door veresnigiag van krachten het nadeel
dat den enkele door eene onvoorziene om
standigheid kaD treffen, door velen te doen
vergoeden, toen brak voor de verzekering
het ontwikkelingstijdperk aan. Op het ocgsn-
blik kan gezegd worden, dat deze zaak zich
op een aanzienlijk hoogtepant bevindt, ter-
wjjl het zelfs niet onmogeljjk is, dat het
verzekeringswezen zich nog sterker zal uit
breiden.
Over dien bloei zullen zeker allen zich
verheugen, wien het welzijn der menschheid
tor harte gaat. Het mag toch een verblij
dend feit hedten, dat door de bestaande
instellingen op verzekering-gebied veel
FE UIL LET ON,
DOOB
JULIUS.
Vervolg).
«Een klein ongeval mijnen Hans overkomen!//
Xk weet niet meer hoe ik de rechtszitting
heb gesloten, evenmin hoe ik naar huis ben
gekomen. Ik gevoelde een grenzenloozen angst,
die mij ongetwijfeld in dolle haast over de stra
ten heett doen g*»n. Thuis is alles hetzelfde, de
geopende vensters, de bloeiende boomen, de
blaffende hond, maar de dokier komt mij op
den drempel tegemoet. De oude man ziet er
ernstig uit, hij kijkt mij somber aan.
//Wat is er, dokter?// vraag ik ademloos en
wil naar binnen dringen. Hij houdt mij echter
bij den am vast.
//Beste vriend,// zegt hij, //vat moed, het geldt
heden te toonen, dat gij man zijt. Kr is een groot
ongeluk gebeurd.//
«/Hans is toch niet dood? O neen, Hans
ka* niet dood zijn!// riep ik. //Dokter wat
is er?//
Hjj heudt mij nog altijd vast.
„Wanneer u rnjj niet zegt, wat het eigenlijk is,
dan moet ik mij zelf oveituigen of ik word
waanzinnig."
//Beste vriend, het arme kind is een groot
ongeluk overkomen, de meid heeft het in een
goed» is tot stand gebracht, ook al zjju tal
van hen niet uitsluitend uit een philantro-
pisoh oogpnnt opgericht.
Wjj hebben wel eens hooren beweren,
en gelooven het gaarne, dat de meeste
Verzekering-Maalschappgen goede zaken
doen, hetgeen zeker ook wel hieruit blijkt,
dat legio personen in het verzekeringsvak
werkzaam zjjn of althans eene bg verdienste
vinden.
Maar indien wg de verzekering aanbe
velen, dan geschiedt dit slechts uit een al
gemeen maatschappelgk oogpunt. D voor-
deelen, welke de verzekering verschaft aan
enkelen, die er hna bestaan in hebben,
laten wg dan ook geheel buiten rekening.
Het zou zelfs in onze oogen een ideaal
wezen, indien er minder propaganda voor
de verzekering werd gemaakt uit winstbejag,
en meer uit de wezeolgk gevoelde overtui
ging, dat de verzekering mag beschouwd
wordeu als een middel ter bestrgdiug van
veel ellende en gebrek, -
Het ia vooral deze reden, die ons met zoo
veel sympathie heeft doen begroeten, wat
in het programma van Je Katholieke leden
der Tweede Kamer wordt gezegd omtrent
de verzekering. Daarin wordt als plicht van
den wetgever genoemd, dat hij onder meer
zijn aandacht heeft te wjjden aan de ver
zekering tegen ziekte, ongevallen, invalidi
teit en ouderdom. Voorts zeggen bedoelde
Kamerleden dat, terwjjl het recht van den
arbeider op een pensioen van staatswege
als zoodanig beslist wordt ontkend, even
beslist wordt erkend, dat het lot van dan
iavalieden en den ouden werkman met aan
de openbare weldadigheid zjj overgelaten.
Er wordt dus voor deze verzekeringeu
de medewerkieg, de stenn of minstens het
toezicht van de overheid gevraagd, en wij
zjja het hiermede volkomen eens. Op het
nut van de brandassurautie behoeft niemand
gewezen te worden. Een ieder, die dan ook
niet gaarne geheel ontbloot zon wezen van
zgn eigendom, indien het ongeluk" hem
mocht trefifdD, dat zijn huis verbrandt, zoekt
zich door verzekering hiertegen schadeloos
te stellen. Wie zich hiertegen niet verzekert,
heeft daar een zeer bjjzondere reden toe.
Maar de regel is, dat elk verstandig man
zgn huis en goed wel verzekert.
Anders is dit met de verzekering tegen
ziekte, ongevallen, invaliditeit en ouderdom.
Velen zien daarvan de noodzakelijkheid nog
kokend bad gezet, en ik zal het niet kunnen
redden..,.//
Mijn smart wijkt voor eeue vreeselijke woede
//Ruim dat vrouwvolk uit den weg,//schreeuwde
ik, //of ik sla het dood!//
Ik rukte mij van deu dokter los en snelde
naar de kinderkamer.
Is dat in windsels, gehulde, donkerrood vorm-
looze schepseltje mjjn kind? En het lijdt zoo
ontzaglijk veel.
Bleek en onbeweeglijk slaat Martha naast het
bedje, alle leven schijnt uit haar aeweken.
De aandoening is te sterk voor mij en bewuste
loos val ik neder.
Als het bewustzijn bij mij terugkeert, lig ik
op een rustbed in mijne werkkamer, Martha en
de dokter staan om mjj. Mijn eerste blik treft mijne
vrouw.
//Waarom zijt gij niet bij Hans?"
//Hans slaapt,// zegt de dokter, //zijne pijnen
zijn voorbij, dank God!//
Alles komt mij weder in zijne vreeselijke wer
kelijkheid voor den geest en eene ontzaglijke
woede maakt zich van mij meester bij Martha's
gezicht.
//Vrouw,// zeg ik, hoe langer hoe meer opge
wonden wordende, „waar waart gij? Waarom
hebt gjj het water voor het bad niet eerst na-
gezieu?//
„Ik was op mijne kamer en schilderde,//zegt
zij met eentonige stem, het hoofd gebukt. //Dood
mij, Arnold, ik ben er de schuld van! Ik wist
dat men Mathilde niets kon toevertrouwen en
toeh liet ik aan haar het kind over."
Met verachting zag ik haar aan.
niet in. Over het algemeen zegt men daar
van, dat komen die tjjden, dan komen die
plagen. Jonge, gezonde mensehen denken
niet aan ziek worden, aan ongelukken en
aan den ouden dag. Vooral bij den werk
man leeft men vaak zonder aan den dag
van morgen te denken, en das denkt men
nog veel minder aan den tjjd, dien men
nog zoo ver in de toekomst waant, dat zorg
daarvoor overbodig wordt geacht.
Daarom ondervindt deze verzekering nog
weinig ondersteuning bjj de belanghebben
den zei ven, en is het voor bijzondere per
sonen zoo moeiljjk om fondsen bijeen te
brengen, waaraitvoor bedoel le varzekering
zou kunnen worden geput. Ia de eerste
plaats is toch uoodig de medewerking der
personen, te wier bate de verzekering wordt
ingesteld. Zonder hun help en krachtige
medewerking mag naar ons inzien niet aan
deze verzekering worden begonnen. Aller
eerst moet daarom bg den werkman het
besef levendig worden, dat hg in zgn goede
dagen behoort t? zorgen voor de toekomst
die misschien minder rooskleurig voor hem
zal zgn.
Het gaat toch niet aan om, geljjk de
sociaal-democraten en radicalen verlangen
de noodige fondsen voor genoemde verze
keringen ait de Staatskas te halen. Het
lot van den invalieden en ouden werkman
mag wel niet aan de openbare weldadig
heid worden overgelaten, maar tosh moet
zooais da Katholieke Kamerleden terecht
verklaren het recht van den arbeider
op een pensioen van staatswege als zoo
danig beslist worden ontkend.
Evenmin als de Staat de zorg behoef»
op zich te nemen van het gezin van den
bankier, dia door een samenloop van om
standigheden zgn fortuin heeft verloren en
daardoor nog armer is geworden dan de
armste werkman, ka j van den Staat worden
geëiecht, dat hg den werkman en diens
gezin verzorgt, wanneer deza door werk
loosheid, door invaliditeit of door ouder
dom niet meer in staat is om voor zich
en de zjjnen het dageljjksch brood te ver
dienen.
Maar wat de Staat wel kaa doen is zjjn
hulp te verleenen bjj het tot stand brengen
van verzekeringen voor deu werkman. De
Staat heeft er belang bjj, dat de werkman
voor zgn oadea dag en voor tjjien van
ziekte en gebrek vooruit zorgt, omdat da
//Nu kant gij lezen en schilderen en musicee-
ren en novellen en verhalen schrijven, nie
mand heeft uwe liefde meer noodig, niemand
verstaat ge?//
De dokter neemt mij bij den arm.
„Bedaar, mijn waarde. Ge wilt toch eene on
gelukkige niet waanzinnig maken? Ziet u niet
aan haar gezicht welke zelfverwjjten zij zichzelve
maakt?//
Maar Martha heft zich fier op.
Doe geen moeite, dokter; mijn man heeft ge
lijk. Ik heb de heiligste liefde met voeten ge
treden ik ben geen liefde meer waard.// Dan
zinkt haar hoofd weder op baar borst en ver
laat zij met zware, sleepende schreden de kamer.
De dokter ziet mij afkeurend aan.
vU is ook al een van diegen?n, die den moed
geheel en al laten zinken, wanneer een ongeval
eenige stoornis in 's levens geluk veroorzaakt.
Wanneer men een groot kind huwt, zocals uwe
vrouw het nog kort te voren was, dan moet men
niet alles tegelijk vergen. U herstelt haar waar
schijnlijk haar geheele leven niet van dezen
slag//.
Ik geef toe, dat ik Martha te hard heb be
handeld maar wat weet de dokter van onze
samenleving, wat weten de menschen van onze
onderlinge gedachten, woorden of handelingen?
//Ik weet niet, wat ik doe,// stamel ik, de
oogen met de hand bedekkende.
//Neen, gij zijt het u niet bewust. Uwe smart
is te groot, het was zulk een flinke jongen.//
Mijn jongen! In vertwijfeling weende ik luide.
Mijn kiud, dat ik zoo onbeschrijfelijk had lief
gehad, had ik geen verlichting van zijne ver
ellende en de behoeftige omstandigheden
van den enkele niet bevordeljjk zjjn aan
de welvaart en den voorspoed van het
algemeen.
Bovendien moet de Staat de economisch
zwakken eecigszins steanen. Hg moet het
gemakkeljjk maken, dat da werkman zelf
gaat zorgen voor tgden van tegenspoed
en gebrek. De Staat mag het niet als een
onverschillige toezien, dat de werkman,
die bg eenige voorzorg een onbezorgden
ouden dag kan hebben, er maar op los-
leeft en later ten laste komt van de ge
meenschap.
Deze taak is voor de Overheid geen ge
makkelijke, omdat [verschillende klippen
moeten vermeden worden, waarop deze
verzekering kaD stranden. In het bgzonder
wjjzen wg op het streven van het radica
lisme, deze verzekering geheel ten laste
van den Staat te doen komen. Daarop
heeft de arbeider geen rechtwant in dat
geval zou men onrecht doen aan zoovele
anderen, die niet in aanmerking kwamen
voor eene ondersteuning van staatswege.
En boveadien most de werkman niet het
bessf krjjgen, dat de Staat in alle gevallen
waarin hjj zelf niet in zgn onderhoud kan
voorzien, verplicht zou wezen voor hem
te zorgen. Dit zou eene desorganisatie van
onze maatschappelijke toestanden en ver
houdingen veroorzaken, Waarvan de gevol
gen niet zjj i te overzien.
Al kan de werkman niet zonder hufp
van andere zjjde tot de voor hem zoo ge-
wensebte verzekeringen komen, hg mag
daarom den last hiarvan niet geheel op de
schouders van anderen wentelen. Wg zgn
er zsker van, dat van vele kanten krach
tige medewerking zon worden gesohonken
aan zulke verzekeringsfondsen wanneer in
de allereerste plaats de werklieden de eigen
lijke belanghebbenden, de handen ait de
moaw staken om aan het tot stand komen
or van te arbsiden-
Wat wg daarom van harte zonden wen-
scbeo, is dat het denkbeeld der verzekering
onder de arbeidende klassen meer ingang
vond en tevens de overtuiging Werd ge
boren, dat daarvoor wel eènige opoffering
getroost mocht worden. Bg algemeene mede
werking van den kant der werklieden zijn
wg er zeker van, dat bg niet te hoog ge
spannen verwachtingen veel gedaan zon
kannen worden om den ouden en ziekeu
schrikkelijke pijnen kunnen schenken, niet van
zijn ellendigen dood kunnen redden.
Ik vermag niet te schetsen wat ik leed.
Dat zoete wezen! Wat was mij nog de wereld
met hare belangen? Ik had een gevoel, alsof ik
met Simson de pilaren, welke mijn eigen le
vensdak droegen, moest omverrukken, om mjjzelf
daaronder te begraven.
Roerloos bleef ik den ganschen dag allee*.
Alles mag gaan, zoo het wil, mijn hart is dood
en koud, want het vuur is er in uitgedoofd ge-
I worden, geen vonkje meer overgebleven. Wat
gaat ons het leven aan, wanneer onze beste ver
wachtingen vernietigd zijn?
i Het huis is stil, als uitgestorven. Soms hoor
ik schreden en fluisterende stemmen; op zekeren
morgen zie ik een groep mannen, gekleed in
het zwart en hoor eene koets aanrollen
Ik zal Hans nooit meer zien.
Het is een mooie zomerdag en juist nu voert
men hem weg. De lucht is zoel en weldoend.
Daar onder de linde staat zijne kleine tafel en
het sierlijke tuinstoeltje, dat ik onlangs voor
hem kocht. Een vogeltje is er op gevlogen en
pikt de kruimpjes op van zjjn laatste maal.
Een smartkreet ontsnapt mij het is alles
gedaan, alle liefde, al het zoete, dierbare
//Arnold?// zegt iemand aan de deur.
Daar staat zij schuchter, deemoedig, het hoofd
gebukt en draagt ee* glas krachtigen wijn en
eenige verfrisschingen.
Wordt vervolgd.)
i