NIEUWE ïï)ag6laó voor <Stïooró*en 3iuió*<Xollanó. Harde waarheden. No, 2642 Dinsdag 30 Maart 1897 22ste Jaargang BUITENLAND. Wij hoorden niets, 't was alles stil en toch het bruist en bralt in 't donker. Van uit de verte, uit het zuiden van ons land komt de De Nieuwe Koerier onder den titel «Harde waarheden» ons een overzicht geven van de derde aflevering van De Katholieke Gidsmaandschrift voor het Katholieke Neder! andsche volk, uit gever W. Küppers Haarlem. FEUILLETON Het verlaten kind, Frankrijk. Engeland. Duitschland. Denemarken. lillllSMKIIIDItlT. ABOHNEMEBTSPEJJj Pei 8 maanden voor Haarlem. 1,10 Voor de overige plaatsen in Nederland fr p. p. 1,40 Voor het buitenland 2,80 Afzonderlijke nummers0,03 Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen. BÜBBAÏÏ: St. Janstraat Haarlem. AGITE MA 3SOW AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIE». Van 16 regels 50 Cents Elke regel meer7*4 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie k Contant. Redacteu r-ü itgever, W. KfiPPERS. De Recensent heelt met zeer veel be langstelling het Maart-nummer van De Katholieke Gids gelezen, er komen zegt hij, zeer lezenswaardige, met zorg bewerkte opstellen in voor. De heer A. Nuyens voltooide daarin zijn degelijk artikel over de doodstraf. Pastoor Konings, geestelijk adviseur van het Centraal Bestuur en de aldeeling Amsterdam van den N. R. K. Volksbond, zet zijne beschouwingen voort over een brandend vraagstuk van den dag, over vakverienigingen. Professor vandenGoor schreef daarin een paar uiterst interessante stukjes in dichtmaat over de redelijke ziel en de on sterfelijkheid. De ZEw. heer P. M. Bots zet de schet sen voort der Viri Venerabili en teekent het leven en werken van Mr. F. J. A. Leesberg f 1889. Dan krjjgen we eene van veel belezenheid getuigende letterkun dige schets van H élène S warth, onder teekend M. E. en, last-not-least, eene flinke terechtwijzing van Lode wijk van Deyssel, naar aanleiding van diens «Tweede Bundel verzamelde opstellen» door Norbert Van Reuth. Met een enkel woord willen wij voor heden meer bepaald de aandacht onzer lezers vestigen op de studie van den heer Norbert Van Reuth. Jaren geleden heelt Dr. Schaepman zich in «Onze Wachter» eens de moeite gegeven, den brutalen kwajongen, die den pseudoniem Lodewijk van Deyssel had aangeno men, wat «voor de broek te geven» met de bedreiging, dat de dokter het aan Vader zou zeggen, indien de ondeugende jongen zich nog eens te buiten ging of een der- Dit zeer belangrijk en met kennis van zaken bewerkte artikel is in Brochure-formaat uit ge noemd maandschrift overgedrukt, om onder de Leden van den Ned. R. K. Volksbond te word"n verspreid. Red. door L. e. 0. I. De nacht spoedde ten einde. Nog lag er eene dikke duisternis in het beukenwoud, maar boren de rnischende kruinen der lagere berken struiken, welke de Oostzijde van het bosch be grensden, begon de hemel zioh een weinig te kleuren. Nog fonkelden de sterren in vroolij- ken glans. Er begon beweging te komen in de twjjgen, de bladeren fluisterden, eerst zacht maar weldra duidelijk hoorbaar. De morgen wind was ontwaakt en wekte hen met zijne lrissche koelte. Ook de stemmen van enkele vogels lieten zich hooren en riepen door het dichte bosch. In de onzekere schemering vloog een stuï wild door de struiken, dat zich op maakte naar het veld om voedsel te zoeken. Het was Lente, maar de morgenlucht was nog koel. Op eene kleine hoogte, midden lm het bosch, niet ver van den straatweg, die er doorheen ging, stond een oud gebouwtje. Het was het overblijfsel van een kapel of van een oud kerkje; dat zag men aan de bouworde van het geen er was blijven staan. Die oude ruïne heette //de Horst,// en verder wist men er niets van. Hoe dezen naam in verband kon gebracht worden met de vroegere godsdienstige bestem ming, daarom bekommerde zich niemand; al kon mtn niet ontkennen, dat dit gebouwtje gelijken onbeschoften toon durfde aanslaan. Sedert die jaren is veel gebeurd. Vader is gestorven; de nieuwe Gids werd opgericht en verdween ook weer; de «jonge bende» die alle verstandige en eerbied waardige lui in den lande wilde bespotte lijk maken, die alles wilde afbreken, maar niet in staat was, iets degelijks op te bou wen, liep uit elkander en liet weinig meer van zich hooren. «Liefde vordert geheele, volle toewijding zonder bijoogmerken, liefde is iu zich zelf liefde, en kent geen eigenbaat. Doch het zich voordoen, het zich opdringen, het zich-zelf uitschreeuwen voor genieën, het zich belangwekkend maken a la Multatuli door tentoonstelling achter glazen uitstal ramen van zijn eigen keutelachtig ik, het schimpen op het ernstig-zelfbewuste, po chende woorden missende streven van an deren daarmede vlecht zich een bent geenszins den lauwer der onsterfelijkheid zegt de heer Van Reuth. «Zullen wij,» aldus gaat hij voort, «dan nooit afleeren, de Chineezen van het Westen te zijn? Van woede balt zich de vuist bij het lezen der ellendige klaagtonen van een onmanne lijk pessimisme, bij het hooren van het mystiek en hysterisch gekral van een im potent dichterkoor, welks klanken zonder zin, welks opvattingen zonder grootschheid, welks vervoeringen zonder goddelijken gloed zijn. Groote woorden, woorden, niets dan woorden, veel geschreeuw weinig wol. In 1882 riep Lodewijk van Deyssel uit: «Wij bezitten thans, naast talentvolle Hellenen eu archi-kosmopolieten, werkelijk geen gering aantal middelmatige dichters in Nederland. Waar blijft, waar blijft de man, die zijn tijd en zijn Neerland begrijpt, waar zal de echo geboren worden, die, in de taal der nazaten van den koloriet Rem brandt en van den held De Ru ij ter, den eeuwkreet doet schallen in de lage landen bij de wilde zee?» In 1884 klonk zijn bazuingeschal: «Wij willen Holland hoog opstooten midden in de vaart der volkeren Want bij God, bij God, daar zal een hartstocht en een geestesstorm wezen, zooals zelfs de ouden van dagen het nog nooit gezien hebben. Wij zijn menschenbegrijpt gij dat, suffe broekjes van de vorige generatie; wij zijn menschen met groote, diepe, hef- mogelijk tot kerk had gediend. Men zag het immers duidelijk aan de overblijfselen van het altaar en aa i de steenen doopvont, die nog duidelijk zichtbaar waren, hoe zeer ook het ge heel bijna tot een puinhoop was vervalleD, en met klimop en wilde wijnranken was omsponnen. Was derhalve in oude tijden deze eenzame plaats in het woud bezocht geworden door menschen, die aan den voet van het Kruis en der H. Moedermaagd in het gebed kracht kwa - men zoeken in den strjjd des levens, nu scheen zij dikwijls tot schuilhoek te dienen van hen, die, lichtschuw hunne daden willen onttrek ken aan der menschen blikken en wetten. De j houtvester ten minste, wiens woning een half uurtje verder in het hoogste gedeelte van het bosch lag en ook ds molenaar, wiens molen wieken draaiden aan de andere zijde der horken, beweerden, dat menigmaal menschen In //de Horst" hun nachtleger hadden opgeslagen', al hadden zij ook nooit één van die menschen gezien. Hadden zjj echter heden goed uitgeke ken, waarschijnlijk hadden zij dan wel iemand, bemerkt. De kruinen der hooge beuken straalden nu met een rooden glans door de ee;rste stralen dsr zon overgoten. Ook in het woud begon het licht te worden eu de dierenwereld w;js ont waakt. Vogels fladderden en zongen in de twijgen, de insecten omfladderden boomen en bloemen en leefden hun kortstondig mmar be drijvig leven; een vos stak zijn spitsen kop door de struiken in de nabijheid van //de Horst,// snoof een oogenblik lucht op en verdwee n blik semsnel als had. hij in de nabjjheid een vijand tige aandoeningen; wij schrijven onze zielen op vellen papier, ze worden gedrukt, ze komen uit.» Maar van alles wat Lodewijk zich voor gesteld heeft, is niets verwezenlijkt ge worden. Elke hersenschim, elk luchtkasteel werd hem wreed ontnomen, moest hem ontnomen worden. Dit ziet bij nu duideljjk in; dof en terneergeslagen klinken zjjne woorden, als hij zegt: «Het is mrj als een ver verleden, het heugt mij als een auder leven, want er is in dien tijd sedert '80 zooveel gebeurd, maar hoe roemrjjk is de her innering Wij verschilden allen zeer van elkander, wij hadden allen het negatieve, bet ver zet, gemeen. Dat was de reden van onze kracht. Want de achterzijde van ons verzet was het gemeenschappelijk besef van het echte schoone, dat in ons land nagenoeg geheel was verloren gegaan.» Tot slot nog eene enkele aanhaling: «De taal van Van Deyssel is quasi- zangerige taal zonder zin. Er zit geen houvast, geen stavast, geen wezen in 't Gaat niet boog, 't gaat niet diep; 't neemt er wel den schijn van aan door de kunst, aan bet woord ten koste gelegd 't echt Nederlandsch burgerlijke komt uit de plooien van het would-be-aristocratische gewaad gluren.» Men ziet het, de heer Van Reuth neemt geen blad voor den mond; harde waarheden krijgt Lodewijk van Deys sel te vernemen; maar het is ook meer dan tjjd, dat er voor goed eeu einde komt aan de dollemanstaai, die door Van Deyssel en zijne bentgenooten jaren lang is uitgeslagen. Nog eens, het was ons een waar genot, de laatste aflevering van *De Katholieke Gidste lezen eu vooral het opstel van Norbert van Reuth. Uit Parijs wordt gemeld, dat Lord Salisbury, vergezeld van den Britschen Ambassadeur den President der Fransche Republiek heeft bezocht. Ook heeft de Engelsche Staatsman den Minister van Buitenlandsche Zaken Hanotaux bezocht bemerkt. Daar, onder die groep boomen, tot reuzen uit. hunne wortels opgeschoten, stond eene menschelijke gestalte; van het hoofd tot de voeten in een grauw, wijd kleed gehuld. Niemand zoude hebben kunnen zien, of het een man was, of eene vrouw. De gestalte stond daar en had het kleed ook om het aangezicht getrokken, zoodat niets zichtbaar was dan de oogeD, waarmede zjj onafgebroken naar de oude muren staarde. Eensklaps beefde zij, zjj deed een paar schreden en stak het hoofd luisterend vooruit maar het was niets; het jagende bloed in hoofd en hart had haar bedrogen. Met een diepen zucht, die als uit een door smart verscheurden boezem scheen op te stijgen wendde zij zich eindelijk haastig om en ver dween achter de dikke stammen van het woud. In de kapel was het intusschen licht gewor den. Een zonnestraal, die door het dichte ge bladerte geslopen was, verlichtte tussches die oude muren een wonderbaar liefelijk beeld. Daar, waar de ronde uitgeholde steen, die vroeger misschien de doopvont geweest was, naast de verweerde brokken muur stond, die vroeger waarschijnlijk de altaarmis hadden omgeven en het beeld van den Verlosser of van Zijne Heilige Moeder hadden gedragen, lag op eenig mos een slapend kind. Het was een klein meisje van hoogstens drie jaren, armelijk gekleed in grof linnen. Haar schortje lag onder haar hoofd en zij sbep zoo zoet, als lag zij aan de borst der moeder. Het scheen, dat een vriendelijke droom hare verbeelding bezig hield, want zij lachte in den slaap en de melkwitte tandjes blonken tus- De heer Hanotaux ging Salisbury, die door den heer Mouson werd voorge steld, te gemoet. De laatste trok zich daarna terug. Het onderhoud, dat een uur duurde, was zeer hart.eljjk. De Heeren hadden het over Kreta en nog wat. In het Engelsch Parlement wilde de afgevaardigde Mor ley wel wat naders vernemen omtrent de autonomie op Kreta. De Minister-president verklaarde, dat de Mogendheden, welke de taak op zich had den genomen om vrijheid aan Kreta te schenken, zich alleen zouden laten leiden door haar eigen inzichten en zij zullen die taak, waarvan de Kretenzer-quaestie slechts eeu fragment is, ook vervullen. De politiek der Mogendheden omtrent Oostelijk Europa kan alleen worden be schouwd als zijnde een deel van een groo- tere en veel belangrijker quaestie. Ook verzocht de Minister geen nutte- looze kritiek uit te lokken. Een aantal oproerlingen die door de Spaanscha autoriteiten te Barcelona achter slot en grendel zijn gezet als verdacht van medeplichtigheid aan anarchistenaanslagen, hebben een schrijven gericht aan de Frankf. Zeitung, In dat schrijven, vol hartverscheurende jammerklachten, beweren zij onschuldig te zijn opgesloten. Daar zich onder de gevangenen drie Düitschers bevinden, dringen zjj aan op de tusschenkomst der Duitsche Regeering. Het gaat met den ouden heer Von Bismarck iets beter, hij heeft het bed kunnen verlaten. Het ziet er op het gebied van het fa briekswezen in Denemarken treurig uit. Er heerscht door de oproerige beweging der werklieden een algemeene stilstand. De fabrikanten te Kopenhagen hebben te vergeefs getracht den strijd bij te leggen, die in de fabrieken onder het volk over het loon is ontstaan. De èischen der werklieden gaan alle perken te buiten, dientengevolge is het den fabrikanten beginnen te vervelen. Zij hebben hun fabrieken gesloten en het ge- scheu de koraalroode lippen door. Maar het ge zichtje van het kindje was bleek; slechts de sluimering had het rosig getind. Het zwarte haar krulde zich om voorhoofd en slapen; opvallend en zeer Tegelmatig getrokken wenk brauwen lieten de bleekheid van het gelaat nog meer uitkomen; de oogen waren vast gesloten en hunne lange, donkere wimpers rustten op de wangen. Naast het kind lag eeu stuk brood en op zjjue borst een paar frissche woudbloe men, die pas geplukt schenen. Een zonnestraal trof het aangezicht en wekte het kind. Langzaam sloeg het dp oogleden op en nog half door den droom bevangen, keek het naar den blauwen hemel op, waar het wel licht de engeltjes zo<ht, die het in den slaap had zien zweven. Plotseling richtte de kleine zich geheel en al op, keek naar alle kanten ons en riep//moederP» half klagend, half vra gend. Geen troostend antwoord, klonk het te gemoetslechts het geschreeuw van den woud vogel weerklonk door de oude kapel. Nog eens en nog luider riep het kind om zjjne moeder, en ware zij in de nabijheid geweest, dan had zij geen hart moeten hebben, indien zjj niet bjj het hooren van dien kreet ware toegesneld om haar angstig kind aan het hart te drukken en tot rust te brengen. Maar er verseheen geene moeder en de kleine stond op van haar mos- leger, weenend en roepend van angst. De bloe men vielen ter aarde, het kind lette er niet op, maar liep haastig naar buiten in het woud, niet wetend, waarheen. Het riep voortdurend om de moeder, die het alleen gelaten had. Wor dt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1897 | | pagina 1