NIEUWE l&agBlaó voor *3fioorö'on S£uió~éCollanó. No. 2644 Donderdag 1 April 1897 22ste Jaargang TOCCA SA\A. BUITENLAND, Het verlaten kind, 8. Óostenrij k-Hongarij e. Griekenland. LÏMSCMCOIRm. ABONNEMENTSPBIJfl Pei 8 maanden voor Haarlem. 1,10 Voor de overige plaatsen in Nederland fr p. p. 1,40 Voor het buitenland 2,80 Aiaonderljjke nummers 0,08 Dit blad verschijnt dagelijksbehalve Zon- en Feestdagen. B ÜBE ATI: St. Janstraat Haarlem. AGITE MA HON AGITATE. PBIJS DEB ADVEBTEÏTTIEN Van 16 regels 50 Cents Elke regel meer 7% Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie Contant. Redacteu r-U itgever, W. KüPPlBS. Een geneesmiddel tegen mond- en klauwzeer. Eenige dagen geleden werd in Italië melding gemaakt van een geneesmiddel tegen mond- en klauwzeer, dat in Italië is uitgevonden en daar onder den naam van «Tocca Sana» bekend is. Het is wel verwonderlijk, in ODzen tijd. van dagbladen en groote publiciteit, dat zulk een middel, hetwelk sedert eenige jaren in Italië met den besten uitslag wordt aangewend, dat duizenden en dui zenden stuks hoornvee gered en rnillioenen franks schade heeft voorkomen, nog zoo weinig bekend is en dat te meer wijl de uitvinder de zaak volstrekt niet geheim houdt, maar iu het belang van den boeren stand alles aanwendt om het zooveel moge- Ijjk bekend te maken en zelf overal lezingen houdt om de boeren er mede in te lichten. In het belang van onze veehouders willen wij hier mededeelen wat er van de zaak is. De uitvinder is de advocaat Mor and i, zelf groot eigenaar, die herhaalde malen, door het mond- en klauwzeer onder zijn vee, zware verliezen leed maar eindelijk een afdoend geneesmiddel vond in een plant, die in ons land ook algemeen voor komt, namelijk de Veldthym. (Thymus Serpyllum). Deze plant is een algemeen bekende plant, die op zand- duin- en heidegrond voorkomt en voor keukenge bruik ook in de tuinen wordt gebruikt en in gedroogden staat bij apothekers en drogisten te bekomen is. De Thym wordt (in de verhouding van 10 of 12 liters water voor een kilo thym) met kokend water overgoten, waarna men ze gedurende eenigen tijd laat trekken daarna wordt het water helder afgegoten en met dit thymwater behandelt men de door mond- en klauwzeer aangetaste dieren waarbij men op de volgende wjjze te werk gaat. Het aangetaste dier wordt goed in het licht gebracht, waarna men het den bek opent en deze met een spons met water goed van het slijm en de velletjes die van de zweren overblijven, reinigt. Vervolgens brengt men den hals van een flesch, waarin zich het thymwater bevindt, in den bek van het dier en besproeit dien vaD binnen er goed mede en laat het dier van het FS U1LLETON, door L. e. O. De freule liet stilhouden en riep hem bij zjjn naam tot zich, //Molenfrits,// zo i gaheeten naar den molen bjj het bosoh, die de //Bosch- molen// heette, was in de geheele streek bekend. «Nu, Frits, wie heeft je dat kind meegegeven?// vroeg de dame. „Dat, is toch zoo dwaas mo- geljjk I// //Wil u het het ben, freule?// antwoordde hij ruim vrjjmoedig. Zjj strafte hem voor zjjn onbehoorlijk ant woord met een gestrengen blik, wat echter wei nig indruk op hem maakte; want bjj liep naar zijn ezel, die op het punt stond het kind, dat weder angstig was geworden, af te werpen. Hjj nam het van het lastdier af en bracht het bjj de dame, welke ernstig en afkeurend op hem ne- derzag. «Niemand heeft mij het kind gegeven,// zeide hjj, vlug sprekend. //Ik heb het in het bosch gevonden het is zeker verdwaald geraakt ik kon het toch niet alleen laten; ik heb uit alle maoht geroepen, maar niemand verscheen en toen heb ik het maar meegenomen, omdat ik toch naar de stad moest. Aan wien het toebe hoort, weet het zelf niet. Zjj kan ook nog niet veel praten en weet niet eens, hoe zjj heet. «Popje//, zegt zjj en anders niets. Wat moet ik vocht ongeveer een kwart liter innemen. Daarna gaat men over tot de behande ling van de hoeven. Men plaatst het dier in een hoefstal of travalie of brengt het in een openstaande deur, waar men op geschikte hoogte (70 centim.) een balk heeft aangebracht. De poot wordt nu omhoog getrokken en aan den balk be vestigt, zooals men dat doet met een paard dat beslagen moet worden. De pooten of hoeven worden nu eerst met een spons met zeepwater goed schoongemaakt en met een spuit uitgespotenof wel men laat het water van zekere hoogte uit een gieter er op loopen. Wanneer er gebarsten stukken of doode gedeeltes aan de hoeven zijn, verwijdert men die met een mes. Nu droogt men den poot een weinig at en giet er het thymwater op. Dat is al wat er te doen valtmen brengt het dier nu weer naar den stal, waar men eerst voor droog en zuiver ligstroo heeft gezorgd en dit is een voornaam punt en wanneer alles met zorg is geschied: het bereiden van het water, het alwasschen der zieke deelen, het besproeien met het thymwater, het vernieuwen van het ligstroo, zal men spoedig de genezing zien intreden. Ge woonlijk is eene enkele behandeling vol doende, maar na twee of drie is de genezing verzekerd. Hierbij moet nog opgemerkt worden, dat het thymwater niet te oud moet zijn na twee dagen komen er soms al kiemen op, een bewijs dat het in bederf overgaat, en dan moet men het niet meer gebruiken hoe verscher het is, des te zekerder is het resultaat. Het middel is zoo eenvoudig en zoo goedkoop, dat een ieder het kan aanwen den en de uitkomsten in Italië zijn zoo verbazingwekkend, dat wij niet anders kunnen doen dan de veehouders aanraden om het terstond aan te wenden, wanneer de gevreesde ziekte zich vertoont, of ook als voorbehoedmiddel, wanneer zij in de nabijheid zich mocht vertoonen. Het «Tocca Sanais een waar wondermiddel en zijn naamgezondmaker, is waarlijk niet over dreven. Men neme er de proef mede; 't loont wel de moeite en kan voor veel nadeel behoeden. j|j Nu wij in het belang van den landbou- nu beginnen? Wil u het arme ding niet mee nemen naar Sierenberg, freule, tot de lieden ge vonden worden, aan wie het toebehoort?// «Dat is toch eene wonderbare geschiedenis,// antwoordde de dame. „Dat arme kind I Het is niet te begrijpen, hoe liet zoo zonder toezicht kan gebleven zjjn en verdwaald is geraakt, zoodat niemand meer te beroepen was, zooals ze zegt. Huil maar niet, kleine, men zal je moeder wel terugvinden. Breng haar maar in Gods naam naar de stad, Frits, en als je bij gelegenheid naar Sierenberg komt, kom mij dan maar eens vertellen, wat er van terecht is gekomen. Rij door, Godfried 1« De koetsier zette de paarden weder aan, de freule wierp uog een meewarigen blik op het kind en Frits dacht niet veel bjj - zonders van haar. Hjj streelde de vangen van zijne beschermelinge. «Laat ze maar gaau zeidg kjj- "Als je niemand hebben wil, dan blijf je bjj mjj, ik neem je mee naar den molen en je zult bjj mjj geen honger behoeven te ljjden. Heb je honger?// Hjj haalde een stuk brood uit zijn zak en deelde het met de kleine, <hie het dadelijk aan nam. Toen zette hjj ze weder op den ezel en reed voort, Weldra was de stad bereikt. Op de markt woonde de koopman, aan wien hij het meel mo st afleveren en Frits zag hem al met de pen achter het oor in de deur staan. Op de bank voor het hu.is zaten twee van de bjjzondere beschermers van den knaap, In deze kleine stad laig namelijk een escadron ruiterij in garnizoen en 'de officieren waren ge woon menig uurtje van ledigheid door te bren gen bjj den heer Koori^, den graanUooper. Ieder- wer aangaande het behandelen van het mond- en klauwzeer gesproken hebben, kunnen wij er een enkel woordje aan toevoegen over «Beschermende Rechten zoowel wat den landbouw als de industrie betreft. Nu in andere landen en in het naburige Duitschland niet het minst, alles in het werk wordt gesteld, om den landbouw en de industrie te beschermen, heeft ook het Comité tot bescherming van Nationalen arbeid, landbouw en nijverheid in ons land er op gewezen, bij de a.s. Kamer verkiezingen, de keuze te laten vallen op mannen, die bereid zijn het hunne er toe bij te dragen, om eene herziening en uit breiding te verkrijgen van ons tarief van invoerrechten. Onze regeeringsmannen het is niet aangenaam het te moeten zeggen laten den landbouw en de industrie aan zich zelve over. Ze doen wel iets, ze maken wetten, maar die wetten makerij helpt den landbouwer niet en drukt den industrieel. Door wettelijke voorschriften wordt wel gezorgd voor allen, die zich aan het onder wijs, aan de bureaucratie wijden, die een bur gerlijk of militair, een provinciaal of ge meentelijk ambt of baantje weten machtig te worden. Aanhoudend wordt op het aanbeeld gehamerd: <Meer personeel en ruimere jaarwedde!» Van de bevolking vordert men steeds nieuwe en hoogere belastingen. En zij, die van de hoogere belastingen op de eene of andere wijze profiteeren, en hun getal is legio, vinden alles heel fraai, en trachten door allerlei schoonklinkende drogredenen de ontevreden landbouwers en industrieelen tot zwijgen te brengen. De landbouwer en de industrieel mogen steen en been klagen, voor hunne klach ten blijft men doof. Zij moeten zich zelf maar helpen. Zij moeten zelf maar zorgen, dat zjj de concurrentie van het buitenland het hoofd bieden. Op protectie mogen zij zich niet verlaten. Maar steeds nieuwe belastingen moeten zij zich getroosten. En zij zijn het die deze moeten opbrengen. Zij alleen zijn de productieve krachten. Alle anderen teren op den Landbouw en de Nijverheid. Het is dan ook hoog tijd, dat deland- bouwer en de Industrieel de handen in elkaar slaan, om vóór de verkiezingen hun rechtmatig verlangen kenbaar te maken, een kende Frits van den Boschmolen, waar zij menigmaal op hunne uitstapjes een bezoek brachten, wijl hjj zoo schilderachtig gelegen was. De knaap was goed van den tongriem gesneden, wist altijd het rechte antwoord te geven eu liet niet veel over zijn kant gaan. Daarom was hij bij de officieren zeer gezien en meermalen schon ken zij hem het een of het ander. Een van de jonge officieren had hem zelfs eens voorgesteld als jockey in zijn dienst te treden, maar de molenaar die het gehoord had, was tusschenbeide geko men en had het beslist van de hand gewezen. Deze officier zat juist voor de deur en werd door zjjn kameraad er opmerkzaam op gemaakt, toen Frits met zijn ezel over de markt aankwam. «tijk eens naar je jockey, Diependaal. Wat is dat voor eene cavalcade?// «Hé, jongen,// riep de heer Koorn, die hem tegemoet ging, «Wat blijf je lang weg van daag? En wat voor een kind heb je daar bij je, bengel Voor alles nam Frits de kleine meid van den ezel. Zij werd bang voor de mannen en drukte zich tegen haar beschermer aan.„Dat is mijn kind, mijnheer Koorn!// antwoordde hij en de officieren met den koopman lachten, dat zij schaterden. //Kom hier Frederico riep Diependaal, een zeer net, jong heertje. „Stel ons mejuffrouw uwe dochter eens voor zij schijnt wel wat bleu te zijn.// «Wees maar niet bang, Popje, zij doen je niets,// zeide Frits geruststellend. //Als ik bij je ben, durft je niemand wat te doen.// «Ik wil naar mijne moeder," zeide zij zacht weenend. en bij de stembus eenparig samenwerken om die mannen te kiezen, welke een open oog en oor hebben voor landbouw en in dustrie, ten einde de welvaart te bevorde ren en den druk der steeds stijgende belastingen te doen verminderen. In den Oostenrijkschen Rijksdag heeft men Keizer Frans Jozef eene zeer on beduidende troonrede laten uitspreken. Wij zeggen zeer onbeduidende, omdat daarin nog gesproken wordt van het bezweren der gevaren in het Oosten Er is ook re den, heelt de Keizer gezegd, om te hopen, dat in de Kretenzer-quaestie, op eene on beraden wijze opgeworpen, door maatre gelen te nemen met onze bondgenooten het status quo, wat het grondgebied betreft, zal gehandhaafd kunnen worden. De Keizer meende dat Griekenland in zijn optreden niet kan rekeHen op de goed keuring der Groote Mogendheden en Turkije moet beter oppassen en niet volharden in de treurige misbruiken, die de kiem van voortdurende misbruiken in zich sluiten. Onbeduidender taal kan een Keizer van Oostenrijk op dit oogenblik, nu in bet Oosten pas 700 Armeniërs weer zijn ver moord en alles in vuur en vlam dreigt te slaan, al niet uitspreken. Toen de Kroonprins vergezeld van de Kroonprinses uit Athene zou vertrekken, stond eene groote menigte voor het paleis. Om de demonstratie van het opgewonden volk te ontgaan, werd na een plechtigen dienst onder leiding van Mgr. Prokopios, aartsbisschop van Athene, in tegenwoor digheid van de geheele koninklijke familie, het geraden geacht dat de Kroonprins en de Prinses door een poortje in het park van het paleis vertrokken. Voor zijn vertrek uit Athene had de Kroonprins een onderhoud met den Koning gehad, dat een uur duurde; nu sprak hij nog wel een uur lang, aan boord van het jacht, met Deliannis, die hem uit Athene gevolgd was. Op de kade heerschte 4e grootste geestdrift, en op vele balkons brandden vreugdevuren. Tegen één uur «Je moeder zal wel komen!// troostte hij haar en vertelde toen in enkele woorden, hoe hij aan het kind was gekomen. Dè officieren namen de zaak van d n vroolijken kant op. «Eene nieuwe Prescoza!// liep Diependaal. «Wat dunk je Holman, als wij ze eens als regimentsdochter aannemen? Vriend Koorn neemt ze voorloopig in den kost, zijn Koorn had het kind en den jongen wantrou wend aangekeken. Wel lachte hjj met de grap van zijne beste klanten, maar daarna zeide hij «Je hebt je zeker een slechte grap veroorloofd deugniet.// „Je hebt het kind zeker onder weg stilletjes meegenomen en nu zoeken zijne ouders er naar, half gek van angst?// Frits betuigde bij alles wat hem heilig was, dat hij de waarheid gezegd had en nadat de koopman aan zijn knecht het bevel had ge geven het meel af te dragen, wendde hij zich tot het kind aan wie de officieren te vergeefs getracht hadden, eenig antwoord te ontlokken. Hij streek haar de zwarte, verwarde haren uit het gelaat. Zij trilde toen hij haar aanraakte en vleide zich tegen den knaap aan, als om bescherming vragend. Met een zekeren trots sloeg dezen den arm om haar heen. «Ik wil naar mijne moeder,// snikte zij nu met werkelijk roerende stem. //Ja, ja, arm, klein ding,// zeide Koorn be wogen. «Wie is je moeder? Hoe heet ze dan?// Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1897 | | pagina 1