N I E IJ W E
ïïagêlaó voor êföooró- en 3niió~<Xollanó.
Rotterdamsche Brieven.
No. 2674
Vrijdag 7 Mei 1897.
22ste Jaargang
BUITENLAND.
71/.
Het verlaten kind,
Oosten rij k-Hon garij e
Duitschland.
Frankrijk.
I
BIAmEHSCHECOnüHT.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem
Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p.
Voor het buitenland
Afzonderlijke nummers
Dit blad verschijnt
dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
/1,10
«1,40
«2,80
«0.03
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Van 16 regels50 Gents
Elke regel meer
AGITE MA NON AGITATE.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Red a e t e ur-U i t g e v e r, W. KüPPERS.
IX.
Men moet toch maar slag hebben van recla
me-maken! Dien «slag» hebben couranten
van zekere richting, ik bedoel, de zoo ver
derfelijke kleurlooze couranten, waartegen
in dit blad reeds zoo menigmaal en op zoo
welsprekende wijze is gewaarschuwd, maar
al te goed beet. Om maar eens een voor
beeld te noemen: een hier ter stede ver
schijnend, zoogenaamd «neutraal» dag
blad, terecht bekend om de gewetenlooze
sluwheid, waarmee het tracht zooveel mo
gelijk met alle partijen op goeden voet
te bljjven en op de eerste plaats den een-
voudigen man een rad voor de oogen te
draaien ter bereiking van eigen baatzuch
tige oogmerken, heeft hat plan opgevat
ter gelegenheid van Harer Majesteits zeven
tienden verjaardag een schitterend vuurwerk
«een heerljjke weelde van licht en vuur
tegen donkere avondluchten,» zooals het heet
in een adres aan den Burgemeester te
doen ontsteken. Prachtig uitgedachte re
clame, nietwaar? ZEd. Achtb. echter maakt
met het verleenen der gevraagde toestem
ming niet veel haast; doch op welken titel
is zoo iets nu te weigeren, 'tis immers
alles ter eere van Hare Majesteit? Neen,
dan bevalt die andere reclame mg beter,
waarvan we dezer dagen getuigen waren;
er lag zooveel naïviteit, zooveel eerlijke
zelfvoldaanheid in, ondanks het lachwek
kende van de vertooning. Een bekend kapper
vierde het vijftigjarig bestaan zjjner «gere
nommeerde affaire» en maakte tevens zijn
stadgenooten bekend, dat hjj deze gaat
verplaatsen. Dit deed de vindingrijke coif
feur op origineele wijze. Een sleeperswagen
rijk versierd met vlaggen en groen, groen-
slingers langs hooge, op den wagen geplaat
ste palen, en op die palen vroolijk wap
perende vlaggen en wimpels. Tusscben deze
leestelijkedecoraties twee mannen opscheer-
stoelen, 't witte kleed onder de kin, alsof
ze zoo aanstonds onder 't mes moesten,
bestellers met reclameborden en vooraan,
bij den bok, de eigenaar, onberispelijk in
't zwart, den hoogen hoed op, en met een
reusachtigen lauwerkrans om de schouders,
links en rechts groetend en glimlachend
bedankend voor de hem gebrachte luidruch
tige ovaties, gelijk een vorst, die zjjn fees-
teljjken intocht houdt. Strooibiljetten,waarop
in onvervalscht gelegenheidsrijm het ge-
FEVILLBT ON
door L. e. O.
35.
//Ik Z®1 afwachten vervolgde Selmar, wat men
tegen mij zal beginnenmaar nog heden zal
ik mjjn dochter opvorderen, hare woning in den
molen met dit hotel te verwisselen en in geval
van weigering zal freule van Sprangen, tegen
over den ouden brombeer in den molen en ook
tegenover de justitie mjjn'goed recht hebben te
bewjjzen. Zeg dat, als het u belieft aan uwe
hooggeëerde tante!"
De hand trilde om den greep van het zwaard,
maar Van Diependaal kwam weldra tot een beter
inzicht. Door ruw geweld zouden de moeilijk
heden eerder grooter dan geringer worden. //Dan
laat ik u aan uw noodlot over,// zeide hij, //gij wjjt
het zoo
Met eenetrotschehouding verliet hjj hethuis.
Dadeljjk begaf hjj^zich naar denjrechter-com-
missaris en deelde hem alles mede. Na lange
beraadslaging en overweging kwam deze tot het
besluit, dat slechts "door een spoedig huwelijk
eene gunstige ommekeer zoude te verkrijgen zijn
en de opvordering door den vader te voorkomen
was. Van Diependaal haastte zich naar Sieren-
berg om aan zjjne Jante den uitslag zijner zen
ding te gaan mededeelen, om daarna oogenblik-
kelijk naar den „Boschmolen// te snellen, ten einde
den molenaar te verwittigen in dejnoodige voor
zorgsmaatregelen te treffen, opdat Selmar hem
wichtige feit bezongeu werd, uitgedeeld
met kwistige hand, fladderden neer in
warreling van schelle kleuren overal, waar
de zonderlinge triumfwagen zich vertoonde.
Geen klein pleiziertje voor de Rotterdamsche
spes patriae! Wat ook tot de meest geliefde
amusementen, niet alleen van ons jeugdig
straatpubliek, maar meer nog van de élite
onzer aankomende jongelieden behoort is
de «meziek in 't Park» m. a. w. de zomer-
conceiten, welke het staf muziekkorps van
het reg. schutterij gewoon is te geven door
de leden der officieren-societeit. Bedoelde
leden beschikken over een kleine, door j
een hekje omringde ruimte in ons mooie
«Park» waar binnen een muziektempel
staat en een nogal onaanzienlijk socië
teitsgebouw. Daarbuiten, in de aangren
zende lanen en laantjes vermaakt zich het
publiek met luisteren naar de werkelijk
goede muziek och hemel neen: met
schreeuwen en draven, met luidruchtig
gekakel, brutaal opschetterend van de ban
ken, waarop de memchen zitten, dicht
opeengedrongen en de kinderen hangen
over de rugleuniugen, met het doen opstui
ven van oogverblindende, hóóg opwarre-
lende stofwolken, met het gieren en gillen
van rondslierende reien dienstmeisjes, die
haar «uitgaansdag» hebben, achtervolgd door
schaterende jongens. Zoo wordt op alle
mogelijke wjjze den societeitsleden het genot
van hun concert vergald.
Hier en daar staat, geleund tegen het
hekje, met het hoofd gebogen in de rich
ting van den muziektempel een ernstig
kunstliefhebber, wiens finantiëu hem niet
veroorloven zich een plaatsje daarbinnen
te verzekeren, den rug gekeerd naar het
plezierhebbend publiek, trachtend met
veel moeite alleen op te vangen de heer
lijke tonen, die uit het «heilige» maar
zwakjes tot hem doordringen, overstemd
als ze worden door 't lawaai achter hem.
Maar deze oprechte vereerders van «Frau
Musica» behooren hier helaas tot de uit
zonderingen en toch zijn zij het, aan wie
Rotterdam oorspronkelijk den naam van
eene «muzikale stad» te danken heeft.
Aan den overkant van den nabijzijnden
vijver is hel betrekkelijk stil. Dikke
kastanjeboomen beschaduwen daar de ronde
groene geverfde «familiebanken,» welke
om de stammen geplaatst zijn en waarop
moeders met gansche scharen kindereu,
met zuigelingen in sport- en kinderwa-
niet zoude kunnen overvallen.
Hier was echler iets voorgevallen, dat aan de
zaken eenen geheel anderen loop gaf. Frits was
aangekomen
Hij had zijne terugkomst lang voorbereid. Of
hjj hier blijven zoude, dat zoude er van afban
gen, of het hem in zjjn oud vaderland nog
zoude bevallen en of hij er zich naar zijn zin
konde vestigen. De molenaar had hem het
eerste gezien, toen hij het pad opkwam; en in het
eerst had hij hem niet herkend, maar toen had
hij hem met oprechte vreugde en trouwe wel
kom geheeten en had hem naar zijne vrouw en
pleegdochter geleid. Het was geen romantisch
tooneel van herkenning geweest, maar de harte
lijke begroeting van eenvoudige menschen
maar in de borst van den jongen man had het
hart toch vuriger geklopt toen hjj het kind,
aan hetwelk hij zoo dikwijls gedacht had, dat
hg al' zijn //popje" had verlaten, als een vol -
wassen maagd wederzag, die met tranen in de
oogen en hooggloeiende wangen hare hand in
de zijne legde eD hem //welkom// heette in het
vaderland. Wat hjj zich zeiven zoo menigmaal
voorgeschilderd had, stond nu in volle werke
lijkheid voor hem en het denkbeeld zjjner jeug
digeverbeelding, waarover hjj later menigmaal had
geglimlacht, keerde plotseling met overweldigende
kracht voor zijn geest terug. Met geweld moest
hij zich bedwingen om op het verlangen van
den molenaar, bedaard en verstandig te vertel
len, hoe het hem gegaan was. In den grond der
zaak was het slechts eene herhaling van wat hij
reeds geschreven had en het voor Klaassen zoo
vreugdevol resultaat was toch, dat hij een mole-
gentjes, den zomermiddag komen doorbren
gen. Als zij straks, tegen schemering,
zullen zijn huiswaarts gekeerd, leggen de
talrjjke, over de frisch-groene grasvlakten
heenwaaiende vettige papieren nog getui
genis af vau het gesmaakte genoegen en
van de muzikale sympathieën der Rotter
damsche huismoeders.
In een stil laantje zit een oud mannetjs,
den stok tusschen de knieën, het korte
pijpje in den mond, op een eenzaam bankje
naast «Tollens.» Óp de vraag, waarom
hij niet wat dichter bjj de muziek zich
een plaatsje heeft gezocht, antwoordt hg:
Och, ziet Uwé, ik zit hier zoo rustig,
ik heb hier heelemaal geen last van 't
jonge goed.
Maar je kunt hier toch de muziek niet
hooren
Welzeker, ik hoor dejmeziek wat goed
de groote trompetten en ds Turksche trom
en de bekkens en dan die groote
dingen, net jjzeren poken, daar ze op slaan
met trommelstokken hoe heeten ze
ook weer?
Pauken.
Net, daar hè je 't, pauken! Als ie
dicht bij staat, schrik ie, as de muzikant
er op slaat, je ken het in je maag voelen!
Nou, dat hoor ik hier allemaal, juustement
het mooiste van de meziek: wat heb ie
deran as 't zoo zachies gaat? Ik zeg
maar: meziek mi je kenne hooren: wat
zeit Uwé daarvan?
«Uwé» verzekerde natuurlgk het met
deze «kunstopvatting» volkomen eens te
zijn, als «Tollens» praten kon, zou hij
misschien bekennen, dezelfde meening te
zijn toegedaan deze veelgeliefde koopman,
gelegenheidsrijmer hield óok wel van
«kunst» in dat genre! 'tWas toch eene
goede gedachte van onze vroede vaderen,
hem daar neer te zetten in zijne entourage
van groen, waar hij van zijne hoogte kan
neerzien op en zich verlustigen in al dat
burgermans-plezierhebben aan zijn voeten.
Keizer Frans Jozef heeft de Koning
innen der Nederlanden in hun hotel te
Weenen bezocht. De Koninginnen gingen
Z. M. ter begroeting te gemoet. Een kwar
tier lang bleef de Keizer en bij zijn hean-
naar geworden was, al noemde men het daar-
giuds ook met een voornamen titel."
Het plan. dat Frits liet doorschemeren om
in Amerika zjjne bezittingen te verkoopeu en
zich hier ergens te vestigen, vond zijne volle
instemming, maar wat hij van zijn Amerikaansch
systeem, van water- en stoomkracht, machinerie
en zoo verder vertelde, dat hoorde hij vol wan
trouwen aan. //Het kan wel zijn,// antwoordde hij,
//maar ik ben er te oud voor zoo lang wij
leven, zullen wij het zóó wel stellen, niet waar
oudje
En nu moesten zij aan Frits vertellen.
Wat zij van hun eenvoudig leven mede te deelea
hadden, was al zeer weinig, maar natuurlijk sprak
de molenaarsvrouw daarbij over Sibylla's vreug
de bij de ontvangst van den brief uit Amerika
en Frits vroeg met stralende oogen of zjj hem
werkelijk niet had vergeten, waarop zjj hem
slechts met een langen, innigen blik kon ant
woorden. En toen stiet de molenaar zjjne vrouw
in de zjjde, dat het haar zeer deed.
Toen sprak de vrouw ook over de laatste da
gen en over den troep komedianten, die hier
alles in rep en roer hadden gebracht. Ook over
de ontmoeting van Sibylla met den man, die
zoo wonderljjk had gesproken en gedaan had,
alsof hij haar reeds kende van haren jeugd af
aan. Zjj had vandaag naar mijnheer den pastoor
willen gaan, om met hem over de zaak te spre
ken, want er kon toch wel eens iets van waar zijp.
Frits werd opmerkzaam en vroeg met zicht
bare onrust naar den vreemdeling. Hem kon
het niet dan hoogst onaangenaam zjjn, indien
het verleden zijn donkere schaduw zoude willen
gaan werd bij door de talrijke menigte
die zich voor het hotel, bewoog toege
juicht.
De Koninginnen ontvingen in den na
middag bezoeken van de aartshertogen
Rainer, Ludwig Victor en de aarts
hertogin Marie. Aartshertog Eng en gaf
zijn kaartje af. Hare Majesteiten reden
zelfs bij de Kroonprinses-weduwe Stefa-
nie voor, maar deze was niet thuis; zij
was juist uitgegaan om H.H. M.M. in haar
hotel te bezoeken. H.H. M.M. brachten
daarna een bezoek bij de Beiersche prin
ses Gisela te Schönbrunn.
Koningin Wilhelmina en hare Moe
der zien er welvarend uit.
Keizer Wilhelm zal dezen zomer met
zijn jacht de Hohenzollern Engeland be
zoeken. Het plan bestaat dat Z. M. den
27n of 28n Juli in de Solent aankomen;
waarschijnlijk gaat het keizerljjk jacht
naar Goodwood op den dag van den be
kerwedstrijd. De heele week van de Cowee-
regatta zou de Keizer met zjjn jacht in de
Roads big ven liggen, en op Osborne zou
den te zjjner eer een paar feesten gegeven
worden.
Omtrent de vreeseljjke ramp die den
weldadigheidsbazar te Parjjs in de vlammen
heeft doen opgaan, deelt men mede:
Het gebouw was geheel van hout en nu
de ramp heeft plaats gehad, begrjjpt men
niet hoe zelfs op particulier terrein een
zoo weinig voor waarborgen van veiligheid
aanbiedend gebouw tot openbaren bazar
is kunnen ingericht geworden.
Z. Em. de Pauseljjke Internuntius had
even voor het uitbreken van den brand
den bazar verlaten.
Nog verkeert men omtrent het cjjfer
der slachtoffers in onzekerheid terwijl het
aantal herkende lijken zeer gering is ge
bleven. Hieronder zijn die van twee repu-
blikeinsche gardes, die in den bazar op
post gestaan hadden. De verhalen der
ooggetuigen door couranten gegeven, ook
van enkele geredden, loopen voornameljjk
over den vreeseljjken vuurgloed, de vlug
heid waarmede het drama afgespeeld werd
en de ontzettende verbjjstering welke OTer
de verzamelden kwam op het eerste geroep
van brand. De oorzaak kan men slechts
werpen in het gelukkig heden. Want slechts
duisternis kon het verleden brengen, geen geluk
verspreidend licht. Terwijl vrouw Klaassen nog
sprak en Sibylla aanspoorde, haar gesprek met
den vreemdeling nog eeos nauwkeurig le vertel
len, viel haar de molenaar iu de rede met de
bemerking, dat hij den wagen van Sierenberg
zag aankomen. Allen stonden op en Frits snel
de de freule tegemoet. Zjj kwam echter niet
alleen. Haar neef ve'gezelde haar. De eerste
gedachte, die bij haar opkwam, toen zij Frits
zag, was //Daar staat de redder van Sibylla!//
Zjj begroette hem met hartelijkheid en sloot
het meisje, dat haar schuchter en angstvallig
te gemoet kwam, met innigheid in hare armen.
Den molenaar en zjjne vrouw reikte zij beide
handen. Nooit hadden zij de freule van Sieren-
berg zoo levendig, zoo opgewekt gezien. De
baron van Diependaal begroetten zjj als eenen
ouden bekende, van wiens terugkomst zjj door
Sibylla gehoord hadden- Zij traden in het huis.
"Wij hebben zaken van gewicht met elkander
te bespreken," zeide de freule //en ik beschouw
het als een oneindig geluk, als een bestiering
des Heeren, dat Frits gekomen is. De oplossing
eener zeer moeielijke zaak ligt waarschjjuljjk in
zjjne hand. Laat mij nog eerst een oogenblik
met hem alleen spreken.//
Dit onderhoud duurde kort en toen Frits
hen binnenriep, was hij even zeer in spanning
als de freule. Hjj had haar echter afgeraden,
voorloopig iets aan Sibylla mede te deelen en
haren vrede te verstoren.
Wordt vervolgd.)