N I E W E
2)ag6laó voor <31 ooró- en Suió-<3Collanó.
Rotterdamsche Brieven.
No. 2687
Zaterdag 22 Mei 1897.
22ide Jaaigaiig
BUITENLAND,
F s 17 illeton
Het Gezin van den Dokter.
Rusland.
Engeland.
Amerika.
HltRiniSIUUiilHin.
ABONNEME NTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem
Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p.
Voor het buitenland
Afzonderlijke nummers
Dit blad verschijnt
dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
/1,10
1,40
c 2,80
«0.03
AGITE MA WON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Van 16 regels50 Cents
Elke regel meer71/»
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Redaeteur-Uitgever, W. KüPPERS
X.
Een paar jaar geleden zijn we bier al
eens doende geweest om de kermis af te
schaffen; een commissie van onderzoek
heeft toen het zondenregister der Rotter
damsche kermis opgemaakt, haarfijn, tot
in de kleinste bijzonderheden; we hebben
adressen geteekend en de uitkomst was
«Kermis zal er wezen,
Kermis zal er zijn!//
zooals het pretlievende publiek zong. Maar
de tegenstanders van dit zoo jammerljjk
verbasterd volksfeest gaven den moed niet
op en nogmaals is door eenige raadsleden
een voorstel tot afschaffing ingediend. Nu
moest het maar eens en voorgoed uit zijn,
meende de Burgemeester, het gold dus
thans eene definitieve beslissing en de
voorstanders met onzen Burgervadei aan
het hoofd behaalden de overwinning. Al
onze adressen er waren er indertijd
meer dan twintig hebben ons dus niets
geholpenOf we dan de kermis zoo graag
voorgoed zouden zien verdwijnen? Voor
zeker. Van de Haarlemsche kermis kan
ik niet uit eigen ondervinding meespreken
en ik zal me dan ook wèl wachten, iets
ten haren nadeele te zeggen, te meer,
daar eene Haarlemsche jonge dame me
laatst de verzekering gaf, dat ze (de ker
mis meen ik) althans op sommige dagen,
allergezelligst is en men er heel goed kan
heengaaneene verklaring, die rngns inziens
eene gunstige getuigenis aflegt van den te
Haarlem heerschenden volksgeest. Maar
de Rotterdamsche zij is wel, zooals
een raadslid het uitdrukte, «een bron van
zonde, losbandigheid, onzedelijkheid, dron
kenschap.» Dat ze tevens een bron van
inkomsten is voor de gemeente een en
ander levert te zamen een sommetje van
om en bij f 12.000 op zal er ook wel
eenigszins toe hebben bijgedragen, om haar
in stand te houden.
De kermisliefhebbers mogen dus den
heer Burgemeester wel dankbaar zjjn, die
«met zijn hoogen ernst, die altijd indruk
maakt, de kermis verdedigde,» zooals een
kermisgezind dagblad opmerkte. Voorde
gemeente is alzoo een aardig voordeeltje
behouden gebleven en niet minder voor
de houders van de zoogenaamde theetuinen,
die hier aan den weg naar Hilligersberg
11 Vervolg
//Ge hebt je toch geen uur opgesloten, zoo-
dat ik je niet eens een kop koffie kon brengen,
enkel om ove* de inrichting eener kamer te
praten.//
//Hij stelde daaT anders erg veel belang in. Wij
hebben ook nog over andere dingen gesproken
over mijn werk, over de politiek, over kranten
z/Frits!// Haar stem klonk werkelijk boos.
,/Watblief, vrouwtje
//Maar Frits is dat nu aardig van je. Getrouw
de lui moeten eerlijk en oprecht met elkaar
omgaan, en elkaar vertrouwen schenken!//
Frits verzekerde lachend, dat zij zich tot nu
toe op dat punt niet over hem had te klagen,
waarop zü pruilend hernam, dat zjj zich zijn
vertrouwen altjjd waardig getoond had, en dus
niet begrijpen kon, W8srom bij heden op de
bestaande regeling een uitzondering wilde ma
ken. Haarman hield echter vol, dat hij volstrekt
geen uitzondering maakte, doch haar werkelijk
niets mede te deelen had. Haar vriendelijke
stem werd nu toch een weinig scherper, en zjj
vroeg haar man, of hij zjjn vrouw voor zoo on-
noozel hield, waarop hjj met het onschuldigste
gezicht der wereld verzekerde zjjn vrouw niet
voor onnoozel te houden.
En toch moest het zoo zjjn, hernam zij, nu
inderdaad boos. Want hij kon haar toch niet
wjjsmaken, dat die oude zonderling, die nooit
n zijn; inrichtingen, waarover de
commissie zich in haar rapport allesbe
halve gunstig heeft uitgelaten. Dit is
zeker, dat ons achtbaar college van Bur
gemeester en Wethouders het beste voor
heeft, met die in gewone tijden heel on
schuldige gelegenheden tot ontspanning
en er zelfs een beetje reclame voor helpt
makentoen dezer dagen een aantal nieuwe
straten van namen moest worden voorzien,
werd een daarvan, welke aan een «thee
huis» grenst, «naar een der voorwerpen,
die thans in dien tuin in 't oog vallen»
Schommelstraat genoemd. Nu is het heel
wel mogelijk, dat er voor onze edelacht-
baren liefelijke herinneringen uit de kin
derjaren aan die «theetuinen» verbonden
zijn en in 't bijzonder aan het schommelen
(of «schoppen,» zooals de Haarlemmers
zeggen) of zouden onze plaatselijke levende
en doode celebriteiten, naar wie gewoonlijk
de straten genoemd worden, zoo langza
merhand beginnen «op» te raken? Met
dat al zijn nu die Schommelstraat en nog
een groot aantal dergelijke, oorzaak,
dat den Rotterdammers hun weinigje na
tuurschoon stukje voor stukje wordt ont
nomen.
Waar voor eenige jaren nog frissche
grasvelden, groentetuinen en bloemkwee-
kerijen zich uitstrekten, waar welgestelde
handelaars of fabrikanten en rijkgeworden
kruideniers hun geriefelijk-eenvoudig bui
tentje hadden, ziet men nu wanhopig
banale huizenreien in tergende eentonig
heid zich uitstrekken, en de eertijds zoo
beroemde «Bergweg» waarlangs op Zon
en heiligdagen de Rotterdammer gewoon
was met vrouw en kinderen naar «den
Berg» te wandelen, zich verlustigende
in het ter weerszijden onbelemmerde uit
zicht over frisch, jong groen, heeft nu bijna
al zjjn aantrekkelijkheid verloren. Waar
vroeger de omnibus of «bolderwagen» be
daard voortsukkelde, waarmee men des
avonds vermoeid maar in de vroolijkste
stemming huiswaarts keerde, rijdt nu de
tram en maakt met het groot aantal wiel
rijders en rijdsters den toch al niet breeden
aan weerszijden door sloten begrensden
weg hoogst onveilig en dus tot eene
nuttige wandeling volkomen ongeschikt.
Ook de van ouds, ver in den omtrek be
faamde «theetuin van Vrouw Romeijn,»
waar de Rotterdammer 's zomers «op de
plas» ging roeien en 's winters zjjn schaat-
ergens bezoeken aflegde, alleen daarom bjj hem
gekomen zou zijn, om «ver japansche vazen,
kranten en politiek te praten. Ook meende zij,
toen zij //toevallig// de deur //voorbij was gegaan//,
meermalen den naam harer zuster Adèle verno
men te hebben.
Bij deze laatste woorden keek zij haar man
zegevierend aan, doch alhoewel deze toegaf, dat
de naam van Adèle in het gesprek genoemd
was, hield hjj zich hardnekkig bij zjjn vroegere
bewering.
Na nog eenige vergeefsche pogingen om iets
naders van haar echtgenoot te vernemen, be
proefd te hebben, verliet het verontwaardigde
vrouwtje zonder nog een woord te spreken, de
kamer. Om haar boosheid te luchten, trok zij de
deur zoo hard achter zich toe, dat Vollmer
later beweerde, zonder het echter te kunnen
bewijzen, dat er een beeld van den muur ge
vallen was. Zij sloot zich in haar kamer op en
verwachtte niets anders dan dat hij, gelijk dat
in dergelijke gevallen gewoonlijk gebeurd was,
aan de deur zou komen kloppen en vrede zou
komen sluiten. In plaats daarvan echter hoorde
zij hem spoedig, luidruchtig en vroolijk de wo
ning verlaten. Zij meende zelfs, dat hij een lustig
wijsje zong.
In dit droevig uur voelde zij zich voor het
eerst in haar huwelijk ongelukkig, en de gedachte
rees bij haar op ,<lat de mannen de liefde hunner
vrouwen eigenlijk met verdienen.
De dichter, die natuurlijk niets van deze
slechte gedachten vermoedde, wandelde, verge
noegd lachend, eenige straten door, en betrad
spoedig een van de voornaamste koffiehuizen der
sen ging aanbinden, is thans in eene fin-
de-siècle buitensocieteit herschapen: de
lage boerengelagkamer met de zoldering
van zware, zwartberookte balken, het lompe,
onderwetsche biljart, het buffet met de
dikke, op boeren vingers berekende glazen en
likeurflessehen (waarboven in lijst een ta
fereel van de overwintering op Nova-
Zembla) de automatische muzikanten iu
een glazen kast, die tot groot vermaak
den bezoekers voor weinige centen een
deuntje ten beste gaven en daarbij zoo
grappig hoofd, armen en beenen bewogen,
dat alles is nu voorgoed verdwenen: nu
vindt men er een conversatie- en een con
certzaal en geschilderde plafonds en elec-
trische verlichting maar de burger
man, die van al dat moois niet gediend
is, betreurt zijn «Vrouw Romeijn.»
Met dat al zou ik, zoo doorpratende,
de mij toegestane ruimte in de Nieuwe
Haarlemsche verre gaan overschrijden
en dan was ik nogal van plan van de ten
toonstelling van het St. Franciscus-gast-
huis te gaan vertellen en van professor
de Groot's openingsrede Nu, dit
een volgenden keer.
Te St. Petersburg heeft eene zeer inte
ressante bekeering plaats gehad.
De dezer dagen overleden prinses Wol
kon ska, echtgenoote van den voormaligen
minister Wollonski, verlangde op haar
laatste ziekbed in het R. K. geloof te ster
ven. Zij behoorde gelijk haar man, tot de
orthodox-Russische kerk. Daar nu aan
zulke orthodoxen de overgang tot het Ka
tholicisme en Protestantisme in Rusland
verboden is, durfde de huisvader den Ka
tholieken priester, naar wien de stervende
verlangde, niet te ontbieden. Maar de
oudste zoon stoorde zich niet aan het ver
bod en bracht den priester aan het ziek
bed zijner moeder. De Prinses had nog
den tijd om zich te bekeeren. Haar stof
felijk overschot werd na eenige dagen op
het R. K. Kerkhof begraven en eene plech
tige lijkmis werd gehouden ïd de R. K.
hoofdkerk.
Opmerkelijk is daarbij, dat de hoogste
waardigheidsbekleders van het Russische
Rijk de plechtigheid bijwoonden, en dat de
stad, waar hij gewoon was dagelijks eenigen tijd
door te brengen in gezelschap van tooneelspelers,
dagbladschrijvers, kunstenaars en eenige officieren.
Toen hij binnentrad zaten reeds verscheidene
heeren rond de tafel. Hjj werd vroolijk begroet,
en men vroeg den altjjd gezelhgen kameraad
naar zjjn arbeid, of het blijspel al klaar was enz.
//Jongeus!// zeide de dikke joviale luitenant
Hammerstein, //wat zullen wij klappen, als het
stuk van onzen vriend voor het eerst opgevoerd
wordt in onzen schouwburg. Ik klap mijn hand
schoenen stuk.
i/Dan zult ge eindelijk eens een paar nieuwe
koopen!» spotte zijn vriend Prehn. //Die ge nu
hebt vieren haast hun zilveren waschbruiloft!"
«/Ja, maar dan moet Vollmer ze betalen
hernam Hammerstein en keek weemoedig de
voor hem liggende handschoenen aan.
//Als mijn treurspel eindelijk opgevoerd wordt,»
sprak een magere heer met een zwaarmoedig
gezicht en een langen blonden knevel, dan koop
ik u wel een dozijn paar handschoenen.//
//Nu, eer het zoover komt kunt ge wel generaal
majoor zjjn,// sprak Prehn.
//Och ja, het is tegenwoordig zoo lastig naam
te maken. Men speelt lichte weinig beteekenen-
de stukken, zoo zjj slechts in den smaak van
het publiek vallen is het goed. Maar ik schik
mij daar niet naar, ik wijk niet van mjjn idéaal
af,// zeide de magere en ledigde, als om zijn
woorden kracht bjj te zetten, zijn bier. Hij was re
dacteur van het //Dagblad», en schreef versla
gen over de tooneelroorstellingen, en was dus
als zoodanig een collega en tevens concurrent van
Vollmer.
Czaar persoonlijk heeft gelast, in deze aan
gelegenheid geen onderzoek in te stellen
en dus ook niet de strafbepalingen toe te
passen.
Te Londen heeft zekere Ja mes Down-
ton een laaghartige streek uitgehaald die
hem duur is betaald. Hij kwam terug van
de wedrennen te Harlow en vertelde «voor
de aardigheid» aan de vrouw van zjjn
buurman Wilkinson, een tapper, dat
haar man een ongeluk had gekregen. Hij
beschreef haar uitvoerig hoe vreeseljjk
de arme man gewond was en zei, dat zij
ten spoedigste naar een aangeduid gast
huis moest gaan, als zij hem hem nog le
vend wilde zien.
Hij had wil van zijn «grap». Juffrouw
Wilkinson viel flauw van schrik en
droefheid; maar een oogenblik later snelde
zij de deur uit, om naar het gasthuis te
rijden, en toen zjj haren man daar niet
vond, reed zjj den geheelen nacht van
het eene ziekenhuis naar het andere. On-
dertusschen zat haar man, die een paar
minuten na haar vertrek thuiskwam, in
doodeljjke ongerustheid op haar te wachten.
Wilkinson en zjjne vrouw, die de
grap alles behalve aardig vonden, dienden
een aanklacht tegen Down ton in, en de
rechter wien hjj de welslaagde grap in
kleuren en geuren vertelde bleek al even
weinig gevoel voor «humor» te hebben.
Hjj noemde de «grap» een laaghartige
leugen, waardoor D o w n t o n het echtpaar
Wilkinson zeer geschokt en de gezond
heid der vrouw werkeljjk benadeeld had,
verklaarde, «dat zulk eene handelwjjze niet
streng genoeg gelaakt en gestraft kon wor
den,» en veroordeelde Downton tot eene
maand gevangenisstraf, f120 boete en
f 1200 schadevergoeding aan het echtpaar
Wil kinson.
Het is algemeen bekend, dat de Ame
rikanen veel geld in Europa brengen.
Het aantal touristen, die dit jaar uit de
Nieuwe Wereld naar Europa trekken, zal
buitengewoon groot zijn. Er vertrokken
reeds 2000 reizigers uit New-York, en
men verwacht, dat e« wel 80.000 zullen
gaan, om de Brusselsche tentoonstelling
en Parijs te bezoeken of het feest van
Koningin Victoria bij te wonen.
//Stumpf heeft geljjk,» lachte Prehn, //die
directeuren moesten zelf maar een tooneel pach
ten. Gij hebt zeker uw treurspel weer terug
gekregen, waarde Stumpf?//
De magere redacteur knikte bevestigend.
*Ja, mijne heeren, dat wederzien van mijn
geliefd treurspel is altijd roerend. Ik weet niet
wat ik aan zou vangen wanneer het welbekende
manuscript op zekeren dag eens niet meer terug
kwam.//
//Nu, daar behoeft ge vooreerst niet bang voor
zjjn viel Vollmer in.
„Zwijg, bederver van den goeden smaak, gjj
schikt u naar het publiek, maar ik, ik veracht
het!// riep de magere treurspeldichter en dronk
het pasgevulde glas weer ledig. Zwaarmoedig
staarde hij in het ledige glas en zeide: //Zelfs
de brievenbode, die mjj zoowat om de drie of
vier weken het pakket terugbrengt, kent den
inhoud reeds.
Gij hebt het den ongelukkige toch niet voor
gelezen? vroeg Vollmer.
//Neen, maar hjj kent den titel van het stuk,
en het formaat van het pakket, en iederen keer
dat hjj het bjj mij terug brengt, zegt hjj//Ach
ach, mjjnheer, daar stuurt men u het mooie
stuk alweer terug!// Hjj vindt dit jammer, of
schoon hij toch iederen keer een drinkgeld krijgt.
Ziet ge, zoo wjjd is het nu met de kunst ge
komen, dat een eenvoudig man uit het volk
de eenige is, die een ernstig werk waardeert,
ofschoon hjj den inhoud niet kent. Dag heeren!//
{Wordt vervolgd.)